Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Griffensteijn
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0355.BPGriffensteijn-VS01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Griffensteijn met identificatienummer NL.IMRO.0355.BPGriffensteijn-VS01 van de gemeente Zeist.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 andere bouwwerken:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.7 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
 
1.8 bedrijf aan huis:
het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
  1. die zijn genoemd in de bij deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis', danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  2. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, en
  3. die in de woning en de daarbij behorende bouwwerken worden uitgevoerd, waarbij de woonfunctie de hoofdfunctie blijft.
1.9 beroep aan huis:
het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, die in de woning en de daarbij behorende bouwwerken worden uitgevoerd, waarbij de woonfunctie de hoofdfunctie blijft.
 
1.10 bestaand:
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.16 bouwlaag:
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd.
 
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.22 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
 
1.23 dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN 5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting op die constructie en 33 dB, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.25 gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
 
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.27 huishouden:
persoon of groep personen die een gemeenschappelijke huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
 
1.28 kelder:
bergruimten, opslagruimten of stallingsruimten die beneden peil zijn gebouwd ten dienste van het boven peil gelegen gebouw.
 
1.29 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.30 meer aaneengebouwde woning (rijwoning):
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
 
1.31 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen.
 
1.32 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
 
1.33 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.
 
1.34 peil:
  1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.35 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een erotische massagesalon of een (raam)prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.36 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels.
 
1.37 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
 
1.38 wonen:
het verblijven van één huishouden in een woning.
 
1.39 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Meetregels
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten: 
  1. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  2. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  3. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  4. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  5. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  6. het bebouwingspercentage: de som van de oppervlakten van alle bouwwerken binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van dat vlak;
  7. horizontale diepte van een bouwwerk: de lengte van een bouwwerk, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
  8. verticale bouwdiepte: vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, de fundering niet meegerekend. 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. groenvoorzieningen;
  2. watergangen en waterpartijen;
  3. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen, en;
  4. overige bij de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend bij de bestemming behorende andere bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:
 
bouwwerkenmax. bouwhoogte
licht- en andere masten10 m
speelvoorzieningen5 m
beeldende kunst4 m
overige andere bouwwerken3 m
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. erkers en ingangspartijen;
  2. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen.
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.2.1, gelden de volgende eisen:
  1. van erkers en ingangspartijen mag:
    1. de diepte uit de betreffende gevel van de woning of het ander gebouw niet meer dan 1,5 m bedragen,
    2. de gezamenlijke oppervlakte bij elke woning niet meer dan 6 m² bedragen, en
    3. de goothoogte niet meer dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven: 
bouwwerkenmax. bouwhoogte
vlaggen- en andere masten5 m
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw2 m
overige erf- en perceelsafscheidingen1 m
overige andere bouwwerken2 m
Artikel 5 Verkeer
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. wegen met ten hoogste twee rijstroken;
  2. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;
  3. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen;
  4. parkeerstroken en -voorzieningen;
  5. fiets- en voetpaden;
  6. bermen, groen- en speelvoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, beeldende kunst.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd: 
  1. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
  2. andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair.
5.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 5.2.1, gelden de volgende eisen:
  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  2. van andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven: 
bouwwerkenmax. bouwhoogte
licht- en andere masten10 m
beeldende kunst8 m
hekwerk ten behoeve van sport5 m
overige speelvoorzieningen5 m
overige andere bouwwerken3 m
 
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de stedenbouwkundige, landschappelijke inpassing en ligging van bouwwerken.
 
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub a, van deze regels voor een open fietsenstalling met een maximale oppervlakte van 60 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. wegen, fiets- en voetpaden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  2. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;
  3. parkeerstroken en -voorzieningen;
  4. bermen, groen- en speelvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, beeldende kunst.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd: 
  1. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
  2. andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair.
6.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 6.2.1, gelden de volgende eisen:
  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  2. van andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven: 
bouwwerkenmax. bouwhoogte
licht- en andere masten10 m
beeldende kunst8 m
hekwerk ten behoeve van sport5 m
overige speelvoorzieningen5 m
overige andere bouwwerken3 m
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de stedenbouwkundige, landschappelijke inpassing en ligging van bouwwerken.
 
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub a, van deze regels voor een open fietsenstalling met een maximale oppervlakte van 60 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
Artikel 7 Wonen
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. beroep of bedrijf aan huis;
  3. tuinen en erven;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterinfiltratievoorzieningen;
  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals in- en uitritten en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. woningen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen.
7.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 7.2.1 gelden de volgende bepalingen:
  1. binnen bouwvlakken mag het bebouwingspercentage 100% bedragen;
hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  2. binnen het bouwvlak mogen de volgende woningtypen worden gebouwd:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': gestapelde woningen;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': meer aaneengebouwde woningen (rijwoningen);
  3. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven hoogte;
bijbehorende bouwwerken 
  1. bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, op ten minste 3 m achter de voorgevel van de desbetreffende woning;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen bjibehorende bouwwerken toegestaan;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, mag bij elke woning niet meer dan 40 m² bedragen;
  4. van bijbehorende bouwwerken mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m en de dakhelling niet meer dan 60°;
overige bouwwerken 
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven: 
bouwwerkenmax. bouwhoogte
vlaggen- en andere masten5 m
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw2 m
geluidschermen, zoals bedoeld in lid 7.5.4 sub c 3 m
overige erf- en perceelsafscheidingen1 m
overige andere bouwwerken3 m
  
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan in een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing vanwege:
  1. de ruimtelijke structuur;
  2. een architectonische en/of ecologische ontwikkeling;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. het behoud van parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. de aansluiting op structurele groenelementen;
  6. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels in lid 7.2 voor: 
  1. meer vierkante meters bijbehorende bouwwerken ten behoeve van lichamelijk gehandicapten, met dien verstande dat:
    1. de bijbehorende bouwwerken achter de voorgevelrooilijn van de woning worden gesitueerd;
    2. het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken per woning, buiten het bebouwingsvlak, ten hoogste 100 m² mag bedragen;
    3. een bouwperceel, voor zover gelegen naast en achter het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak voor ten hoogste 50 % bebouwd wordt.
  2. de realisatie van balustrades, balkonhekken en balkonmuurtjes, met dien verstande dat de totale hoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Beroep of bedrijf aan huis
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en in ieder geval niet meer dan 100 m².
 
7.5.2 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik moet in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 7.1 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
  1. wonen in bijbehorende bouwwerken;
  2. buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  3. behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning.
7.5.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Ingebruikname van de woningen en bijbehorende bouwwerken, wegen en inritten als bedoeld in lid 7.1 is slechts toegestaan als in het plangebied is voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 45 liter per vierkante meter bebouwd of anderszins verhard oppervlak, die na 24 uur na een bui weer voor 90% beschikbaar is.
 
7.5.4 Voorwaardelijke verplichting geluid
Het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid 7.1 is uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat:
  1. de gevel van het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' uitgevoerd en in stand wordt gehouden als dove gevel;
  2. de karakteristieke geluidwering (uitwendige scheidingsconstructie) zodanig is dat de geluidniveaus in de woningen voldoen aan artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidscherm of een andere geluidwerende voorziening is gebouwd en in stand wordt gehouden, met dien verstande dat dit bouwwerk een bouwhoogte van ten minste 2,5 m heeft, goed gesloten is en een massa van minimaal 10 kg/m² heeft;
Het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing indien de maatschappelijke voorziening aan de Laan van Cattenbroeck 76 is beëindigd en het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen maatschappelijke voorzieningen meer toestaat.
 
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.2 sub a, ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, indien:  
  1. daarvoor dringende sociaal-economische redenen bestaan;
  2. vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft;
  3. het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding van de cultuurhistorische waarden van: 
  1. de stedenbouwkundige structuur bij het woningbouwcomplex Ridderschapslaan 1-43 (oneven), Ridderschapslaan 22-46 (even) en Jacoba van Beierenlaan 2-36;
waarbij de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'  voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.
 
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken
In afwijking van het elders in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen, mogen op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, andere bouwwerken ten behoeve van de in lid 8.1 aangegeven doeleinden worden gebouwd, zoals terreinafscheidingen en informatie- en aanwijsborden.
 
8.2.2 Aanvullende bepalingen andere bestemmingen
Het bouwen en gebruik krachtens andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 8.1 mag uitsluitend geschieden voor zover de cultuurhistorisch belangen dat toelaten en nadat ter zake een positief advies is afgegeven door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van de gemeente Zeist.
 
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische inpassing en ligging van bouwwerken.
 
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
8.4.1 Vergunningplicht
Behoudens het bepaalde in lid 8.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en in de in lid 8.1 bedoelde gronden de navolgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 
  1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 10 m²;
  2. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, anders dan normaal spit en ploegwerk, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  3. het ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder het aanleggen van geluid- en andere wallen;
  4. aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  5. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  6. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  7. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  8. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  9. het permanent opslaan van goederen.
8.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
  3. als bedoeld in lid 8.4.1 sub e, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist;
  4. als bedoeld in lid 8.4.1 sub f, voor zover daarvoor een vergunning is vereist op grond van de gemeentelijke bomenverordening;
  5. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen;
  6. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan;
  7. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.4.3 Toetsingscriteria
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1, zijn slechts toelaatbaar: 
  1. indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen,
    1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
    2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  2. indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:
    1. daardoor cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, en
    2. ter zake advies is ingewonnen bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van de gemeente Zeist.
3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Onderkeldering van gebouwen
Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:
  1. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  2. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  3. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,2 m bedragen;
  4. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 m uit de gevel worden gebouwd.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
 
11.1 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van:
  1. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  2. onbebouwde gronden:
    1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor:
  1. het afwijken van het tracé van wegen tot ten hoogste 3 m;
  2. geringe afwijkingen die in het belang zijn voor een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  3. het overschrijden van de voorgeschreven bouwhoogtes ten behoeve van lichtkappen, technische installaties en andere ondergeschikte bouwdelen;
  4. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  5. afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingsgrenzen voor zover die noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 1 m bedragen;
  6. het overschrijden van bouwgrenzen, indien dit noodzakelijk is voor de bouw van galerijen, ingangsportalen, trappenhuizen, balkons, dakoverstekken, en erkers tot ten hoogste 1.25 m;
  7. het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
  8. een overschrijding van de in de regels voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  9. voor het vergroten van een woning zo nodig met overschrijding van de eventueel gestelde eisen ten aanzien van de vloeroppervlakte van de betreffende woning, zulks ten behoeve van het treffen van voorzieningen voor gehandicapten, mits die bebouwing wordt uitgevoerd in één bouwlaag en de oppervlakte daarvan maximaal 24 m² bedraagt;
  10. de vestiging van een bedrijfsactiviteit die niet is genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis', maar naar zijn aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de rechtstreeks toegelaten bedrijven.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
13.1 Wijziging bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis' als volgt te wijzigen: 
  1. het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
13.2 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de ligging van bestemmingsgrenzen en van aanduidingsgrenzen voor zover die noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 3 m bedraagt.
Artikel 14 Overige regels
14.1 Parkeergelegenheid
  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  2. De omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in de 'Parkeerbeleidsnota Zeist' (d.d. 3 mei 2004). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  3. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
Met dien verstande dat de omgevingsvergunning voor het afwijken uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt.
  1. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, zoals opgenomen in de 'Parkeerbeleidsnota Zeist' (d.d. 3 mei 2004). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
14.2 Laad- en losruimte
  1. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
    1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
  2. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Griffensteijn'