direct naar inhoud van Regels
Plan: Amandelpark, Arnhemse Bovenweg 2, Zeist
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0355.BPArnhemseBovenwg2-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan Amandelpark, Arnhemse Bovenweg 2, Zeist met identificatienummer NL.IMRO.0355.BPArnhemseBovenwg2-ON01 van de gemeente Zeist.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.

1.8 bedrijf aan huis:

het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  • a. die in de van deze regels deel uit makende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 of 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  • b. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit of detailhandel in de vorm van een webshop, en
  • c. die in de woning en de daarbij behorende bouwwerken worden uitgevoerd, waarbij de woonfunctie de hoofdfunctie blijft.
1.9 begane grondlaag

het gedeelte van een gebouw, bestaande uit de eerste bouwlaag.

1.10 beroep aan huis:

het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, die in de woning en de daarbij behorende bouwwerken worden uitgevoerd, waarbij de woonfunctie de hoofdfunctie blijft.

1.11 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw en een zolder.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bruto vloeroppervlakte / bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, technische ruimten en overige dienstruimten, met uitzondering van gebouwde parkeervoorzieningen, gemeten (op alle bouwlagen) tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of de het hart van de scheidingsmuren.

1.23 buitenplaats

bij elkaar behorende gronden en opstallen die van oorsprong tezamen als buitenverblijf fungeerden en zijn ingericht met een landhuis, dienstwoningen, andere bebouwing ten dienste van het landhuis zoals een koetshuis of theehuisje, tuinen en al dan niet met parken, parkbossen, landerijen en bossen.

1.24 cultuurhistorische waarden

de aan een (bouw)werk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het relief, de verkaveling, het slotenpatroon, of de architectuur.

1.25 escortbedrijf

een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend (onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus).

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning, winkel of andere functie is gelegen.

1.28 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 horeca

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verstrekt en/of waar zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.

1.30 huishouden

persoon of groep personen die een gemeenschappelijke huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.31 kelder

bergruimten, opslagruimten of stallingsruimten die beneden peil zijn gebouwd ten dienste van het boven peil gelegen gebouw.

1.32 landschappelijke inpassing

de aanleg van landschappelijke elementen, zoals erfbeplanting, houtwallen, bosschages e.d. zodanig dat het voorgenomen gebruik of de oprichting van bouwwerken geen afbreuk doet aan de bestaande landschappelijke verschijningsvorm.

1.33 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door aardkundige, geomorfologische, cultuurhistorische en visueel- ruimtelijke waarden, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.34 landschapselementen

de verzameling van natuurelementen en landschappelijke beplanting.

1.35 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere dienstverlening en voorzieningen.

1.36 multifunctionele doeleinden

onder multifunctionele doeleinden wordt verstaan gezondheidscentrum, cultureel centrum, wijkgebouw, dienstverlening, kinderdagverblijf, sociale werkvoorziening, kleinschalige horeca, kleinschalige detailhandel, en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen functies en activiteiten, die bijdragen aan levendigheid en reuring op het terrein en ondersteunend zijn aan het dagelijks leven van de bewoners.

1.37 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biologische, hydrologische en bodemkundige elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.38 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren; onder normaal onderhoud van gronden met de bestemming 'Bos' of 'Natuur' wordt mede begrepen dunningskap en het uitvoeren van hakhout- en griendcultuur.

1.39 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.40 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.

1.41 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant maximaal 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.42 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.43 peil
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    • 1. de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    • 1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.44 prostitutiebedrijf

een persoon, een groep van personen of een rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, zich via openlijke of besloten prostitutie beschikbaar stelt of aanbiedt om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten.

1.45 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een erotische massagesalon of een (raam)prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar.

1.46 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

1.47 voorgevellijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de 'zijdelingse' perceelsgrenzen.

1.48 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, de tot de wegen of paden behorende vrijliggende fietspaden, alsmede de aan de wegen liggende parkeerterreinen.

1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.50 wonen

het verblijven van één huishouden in een woning.

1.51 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.52 wooneenheid

eenheid in de vorm van een woning.

1.53 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.54 zijgevellijn

denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en achterste perceelsgrenzen.

1.55 zorgwoning

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging en/of verpleging behoeven; verzorging en/of verpleging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging en/of verpleging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;
  • b. afstand tot de weg: de kortste afstand van een bouwwerk tot de meest nabij gelegen buitenste zijkant van de weg (inclusief fiets- en voetpaden), met uitsluiting van de bijbehorende berm;
  • c. afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
  • d. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • e. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, ondergrondse bouwdelen, zoals kelders, worden niet meegeteld;
  • f. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • g. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • h. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
  • i. het bebouwingspercentage: een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. ondergeschikte bouwonderdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen liftschachten de bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen met niet meer dan 2 meter overschrijden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen individuele balkons, gemeten vanaf de gevel, maximaal 1,25 meter uitsteken.
  • d.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanbrengen en instandhouden van beplanting;
  • b. het aanbrengen en instandhouden van beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, erven en verhardingen;
  • c. het aanbrengen en instandhouden van paden;
  • d. water, watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
  • e. de ontwikkeling van een woon- en verblijfsgebied met de ruimtelijke kwaliteit zoals beschreven in het bij deze regels behorende 'Beeldkwaliteitsplan Amandelpark', als opgenomen in 'Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Amandelpark';
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de ontsluiting van wegen en paden;
  • g. de ontsluiting van wegen en paden op openbaar gebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ontsluiting'.
3.2 Bouwregels

Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend bruggen worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van bruggen is 1,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor menselijk verblijf is niet toegestaan.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', uitsluitend uitsluitend zorgwoningen (wonen in combinatie met zorg);
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling' uitsluitend een fietsenstalling;
  • d. de ontwikkeling van een woon- en verblijfsgebied met de ruimtelijke kwaliteit zoals beschreven in het bij deze regels behorende 'Beeldkwaliteitsplan Amandelpark', als opgenomen in 'Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Amandelpark'.

alsmede voor:

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water(berging).
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. in afwijking op 4.2.1 a zijn balkons bij buurtkamers (gemeenschappelijke balkons) met bijbehorende constructie toegestaan buiten het bouwvlak, mits deze voldoen aan de regels uit het Beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen als Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Amandelpark bij de regels;
  • e. in afwijking op 4.2.1 a zijn luifels bij de entree toegestaan buiten het bouwvlak mits deze niet verder uitsteken dan de balkons bij de buurtkamers (gemeenschappelijke balkons).
4.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen

Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend geïntegreerd in het hoofdgebouw worden gebouwd, met uitzondering van een half verdiepte fietsenstalling ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling'. Voor de bouw van een fietsenstalling geldt:

  • a. dat deze binnen een bouwvlak moet worden gebouwd;
  • b. dat deze een maximale bouwhoogte heeft van 2 m ten opzichte van maaiveld.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden binnen het bestemmingsvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
erf- en perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw   2 meter  
overige erf- en perceelsafscheidingen   1 meter  
vlaggenmasten   6 meter  
lichtmasten   4 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  
4.2.4 Criteria voor het bouwen, uitbreiden en wijzigen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen en andere bouwwerken wordt slechts verleend, indien voldaan wordt aan:

4.2.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit zoals beschreven in het bij deze regels behorende 'Beeldkwaliteitsplan';
  • b. het woon- en leefklimaat;
  • c. de verkeerskundige situatie.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bijgebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 dat bijgebouwen en overkappingen uitsluitend geïntegreerd in het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:

  • a. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de buitenplaatsenzone niet onevenredig worden aangetast;
  • b. het bouwvlak per hoofdgebouw eenmalig wordt overschreden, mits de integrering van bijgebouwen en overkappingen in het hoofdgebouw niet passend is binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. het bouwplan niet onevenredig is met beeldkwaliteitsplan;
  • d. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt.

4.3.2 Hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 om hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te staan, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter bedraagt;
  • b. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de buitenplaatsenzone niet onevenredig worden aangetast.
4.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. op het dak van de gebouwen is een opbouw ten behoeve van warmte-koudeopslag en technische ruimten toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van de installatie niet meer dan 3 meter bedraagt.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. watergangen, waterpartijen, oevers en taluds;
  • c. waterberging;

alsmede voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen natuurwaarden;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals sluizen, kaden, oeververbindingen, bruggen, duikers, stuwen, faunapassages en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van 2 meter.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Water' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • b. het dempen van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, slaan van putten, draineren, afdammen, stuwen, etc.;
  • d. de aanleg van oeverbeschoeiing, kaden en/of aanlegplaatsen.
5.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 5.3.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • c. die éénmalig noodzakelijk zijn ter realisatie van de in het Beeldkwaliteitsplan Amandelpark opgenomen aspecten zoals o.a. het bruggetje en de verbinding van de nieuwe waterpartij in de bestemming 'Maatschappelijk' met de watergang in de bestemming 'Water' ten behoeve van de invulling van de waterbergingsopgave.
5.3.3 Toetsingscriteria
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' kan de in lid 5.3.1 genoemde vergunning slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de natuurwaarden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. zorgwoningen;
  • c. beroep of bedrijf aan huis;
  • d. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. de ontwikkeling van een woon- en verblijfsgebied met de ruimtelijke kwaliteit zoals beschreven in het bij deze regels behorende 'Beeldkwaliteitsplan Amandelpark', als opgenomen in 'Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Amandelpark';

met daaraan ondergeschikt:

  • k. multifunctionele doeleinden van maximaal milieucategorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – multifunctioneel' met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grondlaag;

met de daarbijbehorende:

  • l. tuinen, erven en terreinen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
6.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen

Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend geïntegreerd in het hoofdgebouw worden gebouwd.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden binnen het bestemmingsvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale bouwhoogte  
erf- en perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw   2 meter  
overige erf- en perceelsafscheidingen   1 meter  
vlaggenmasten   6 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  
6.2.4 Criteria voor het bouwen, uitbreiden en wijzigen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen en andere bouwwerken wordt slechts verleend, indien voldaan wordt aan:

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit zoals beschreven in het bij deze regels behorende 'Beeldkwaliteitsplan';
  • b. het woon- en leefklimaat;
  • c. de verkeerskundige situatie.
6.3.2 Geluidbelasting

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. elke woning beschikt over ten minste één gevel waar de geluidsbelasting (ten gevolge van de afzonderlijke geluidsbronnen) niet hoger is dan 48 dB, zijnde de in de Wet geluidhinder genoemde voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai;
  • b. Indien de woningen als niet-zelfstandige woonruimten worden gerealiseerd, kan van regel 6.3.2 a worden afgeweken als:
    • 1. op gebouwniveau ten minste 50% van de wooneenheden zijn gelegen aan een gevel met een geluidbelasting van maximaal 53 dB; én
    • 2. er één of meerdere gemeenschappelijke ruimten zijn, die door alle bewoners kunnen worden gebruikt, met een gevel met een geluidbelasting van maximaal 48 dB. De vloeroppervlakte van een dergelijke ruimte dient minimaal 4 m2 per bewoner te zijn.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 om hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te staan, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter bedraagt;
  • b. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de buitenplaatsenzone niet onevenredig worden aangetast.
6.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. op het dak van de gebouwen is een opbouw ten behoeve van warmte-koudeopslag en technische ruimten toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van de installatie niet meer dan 3 meter bedraagt.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Beroep- of bedrijf aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2.

6.5.2 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik moet in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 6.1 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn:

  • a. buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis, en
  • b. behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning.
6.5.3 Voorwaardelijke verplichting multifunctionele doeleinden

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming 'Wonen' wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het ter plaatse van de bestemming 'Wonen' gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden overeenkomstig de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – multifunctioneel' zonder te voldoen aan de parkeernormen zoals genoemd in het (dan) geldende parkeerbeleid.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
  • d. Het bepaalde onder a geldt niet voor oppervlaktematen voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
8.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  • b. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend worden gerealiseerd op gronden waar ingevolge de bouwregels van de betreffende bestemming uit hoofdstuk 2 hoofdgebouwen zijn toegestaan, en tevens ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling', met uitzondering van entrees, ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  • c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,20 meter boven maaiveld bedragen;
  • d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting of escortbedrijf;
  • b. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • c. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • d. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • e. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • f. het gebruik en/of laten gebruiken van bijgebouwen bij een (bedrijfs-/dienst)woning voor (zelfstandige) bewoning;
  • g. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • h. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor lawaaisporten.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Landschapstypen
10.1.1 Landschapstypen en waarden
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype landgoederen en buitenplaatsen' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het landgoederen- en buitenplaatsenlandschap, met de volgende landschappelijke en cultuurhistorische waarden:
    • 1. gradient van hoog naar laag, reliëf;
    • 2. aaneenschakeling van historische landgoederen, buitenplaatsen, parken, landerijen, zichtlijnen, sprengen, schaapsdriften met elk een eigen stijl;
    • 3. belangrijke 'groene vensters' tussen de verstedelijkte zones;
    • 4. de opbouw van elke buitenplaats van een representatieve voorzijde met bebouwing en representatief groen (oude bomen, gazons, hagen oprijlanen e.d.).
10.1.2 Regels

Voor de in lid 10.1.1 genoemde gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarbinnen deze gelden.

10.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
10.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn mede bestemd voor de bescherming van het intrekgebied en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater ten behoeve van de drinkwaterwinning, met de daarbij behorende voorzieningen.

10.2.2 Bouwregels

In aanvulling op het elders in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen, zijn op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in 10.2.1 aangegeven doeleinden toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding voor:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  • b. een afwijking van voorgeschreven maten, afmetingen, en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • c. geringe overschrijdingen van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een onnauwkeurigheid, een meetverschil of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, mits de grens of grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
  • d. het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 meter, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
  • e. de vestiging van een bedrijf dat niet is genoemd in de 'Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten' of daarin is genoemd in een naast hogere categorie, maar naar zijn aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de rechtstreeks toegelaten bedrijven.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, mits:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
  • b. geen van de grenzen met meer dan 2 meter wordt verschoven;
  • c. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de wijziging geen belemmering vormt uit een oogpunt van externe veiligheid.
12.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen:

  • a. het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Laad- en losruimte
  • a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
  • b. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
13.2 Parkeernorm
  • a. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers, zoals opgenomen in de toelichting onder 4.11 Verkeer en parkeren van het bestemmingsplan Amandelpark, Arnhemse Bovenweg 2, Zeist, op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
  • b. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
    • 1. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub a wordt gerealiseerd;
    • 2. voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoel in sub a in stand wordt gehouden;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en in de omgeving.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig krachtens een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende het plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Amandelpark, Arnhemse Bovenweg 2, Zeist.