1.1 plan:
het bestemmingsplan Wijkersloot 17, Wijk bij Duurstede met identificatienummer NL.IMRO.0352.bgbwijkersloot17-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf en webwinkels zonder afhaalmogelijkheid, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bed & breakfast:
overnachtingsaccommodatie, in een (bedrijfs)woning of daarbij behorend bijgebouw of bedrijfsgebouw, geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende woning, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;
1.11 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
1.12 bestaand:
- met betrekking tot bebouwing:
legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- met betrekking tot gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.16 bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel of webshop wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaat ter plaatse producten af te halen;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 hoofdgebouw:
Een pand, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.26 horeca:
een bedrijf of instelling zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van Horeca activiteiten', waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.27 huishouden:
elke samenwoning van één of meer personen waarbij de intentie bestaat de samenstelling continu te laten zijn en er sprake is van onderlinge verbondenheid, waaronder mede wordt begrepen de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee personen;
1.28 inwoning:
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen onderling vrij toegankelijk zijn;
1.29 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een constructie van hellende dakvlakken;
1.30 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.31 nevenactiviteiten:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie van een bestemming, zoals bijvoorbeeld zorglandbouw, recreatie, agrarische kinderopvang, boerderij-educatie, agrarisch natuur- en landschapsbeheer en de productie en verkoop van streekproducten;
1.32 opgraving:
de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.33 overige bouwwerken:
bouwwerken, geen gebouw zijnde en geen bijbehorend bouwwerk zijnde;
1.34 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven;
1.35 peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.36 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- seksclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
- seksautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
- sekswinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
- prostitutiebedrijf:
een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.37 verblijfsrecreatie:
recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatieverblijven;
1.38 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de ruimten in een gebouw, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
1.39 voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.40 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;
1.41 woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 algemeen:
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- dakkapel en goothoogte: bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de karakteristiek van het schuine dak behouden blijft;
- de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen;
- de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
- de oppervlakte van een bouwwerk: de maten buitenwerks, waarbij dakoverstrekken tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 ondergeschikte bouwdelen:
Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatiekanalen, schoorstenen, balkons, antennes, kroonlijsten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, luifels en liftschachten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de horizontaal uitstekende delen niet meer bedraagt dan 1 meter en de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
- mantelzorg in de woning en/of bijgebouwen;
- ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bescherming en instandhouding van cultuurhistorische waarden;
Met de daarbij behorende:
- wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- (erf)beplanting, groenvoorzieningen en tuinen;
- nutsvoorzieningen.
3.2.1 Woningen
Op deze gronden mogen woningen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 600 m³, danwel de bestaande inhoud indien die meer dan 600 m³ bedraagt;
- woningen moeten gebouwd worden binnen het bouwvlak;
- de goothoogte mag maximaal 6,0 m bedragen;
- de bouwhoogte mag maximaal 10,0 m bedragen;
- de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van niet aaneengebouwde zijden van woningen dient ten minste 3,0 m te bedragen.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Op deze gronden mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1,0 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op ten hoogste 25 m afstand van de woning;
- de goothoogte mag maximaal 3,0 m bedragen;
- de bouwhoogte mag maximaal 5,5 m bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder c en d mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
- de maximum gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 175 m² bedragen;
- bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder f wordt niet meegerekend de oppervlakte van aan de woning aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie die gezamenlijk met de woning een inhoud hebben van niet meer dan 600 m³;
- de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van bijbehorende bouwwerken bedraagt 0 m of ten minste 1,0 m;
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan.
3.2.3 Overige bouwwerken
Op deze gronden mogen overige bouwwerken worden gebouwd en geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,0 m;
voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' de bouwhoogte maximaal 1 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken inhoud
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.1 sub a ten behoeve van een grotere inhoud van een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de inhoud van de (bedrijfs)woning mag niet meer bedragen dan 800 m³;
- de vergroting is alleen mogelijk voor rijks- en gemeentelijke monumenten en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- de vergroting dient binnen de bestaande monumentale of karakteristieke bebouwing te worden gerealiseerd.
3.3.2 Bijbehorende bouwwerken aan huis verbonden beroep en/of bedrijf
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.2 sub f ten behoeve van een grotere oppervlakte tot maximaal 75 m² ten behoeve van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf.
3.3.3 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.2 sub f ten behoeve van een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er is een bijbehorend bouwwerk aanwezig waarvan het ruimtelijk gewenst is dat deze blijft bestaan, dan wel in de bestaande of kleinere omvang wordt her- of verbouwd, ten behoeve van een passende ruimtelijke ontwikkeling.
- de oppervlakte bedraagt maximaal 200 m²;
- de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
- de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden worden niet onevenredig aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Woningen
- Ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' is uitsluitend het aangegeven aantal woningen toegestaan.
3.4.2 Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf
Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf bedraagt de maximale oppervlakte 75 m², waarbij maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het aan huis gebonden bedrijf betreft een activiteit uit de categorie 1 of 2 van Staat van bedrijfsactiviteiten of een daarmee gelijk te stellen activiteit;
- de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
- ondergeschikte detailhandel is alleen mogelijk ten dienste van het aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
- er vindt geen buitenopslag plaats;
- de activiteiten betreffen geen seksinrichtingen of horeca.
3.4.3 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- het uitoefenen van nevenactiviteiten voor zover afwijkend van de in artikel 3 lid 1 omschreven nevenactiviteiten;
- het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
- het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.
3.4.4 Bijgebouwen uitgesloten
Gronden met de nadere aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' worden niet aangemerkt als erf zoals bedoeld in artikel 1 bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht waarmee vergunningsvrije bouwwerken niet zijn toegestaan.
3.4.5 Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming '
Wonen' strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de twee woningen in het bijgebouw, voor zover niet binnen 12 maanden na de ingebruikname van dat gebouw voor bewoning uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 2 opgenomen landschappelijk inrichtingsplan. Tot deze inrichtingsmaatregelen wordt ook gerekend de realisatie van minimaal 9 parkeerplaatsen binnen het bestemmingsvlak '
Wonen'.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf: oppervlakte
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4.2 voor een beroep of bedrijf aan huis in een grotere oppervlakte dan 75 m², mits wordt voldaan aan de volgende aanvullende voorwaarden:
- de noodzaak uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
- de maximale oppervlakte voor de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten bedraagt 250 m²;
- de activiteiten vinden plaats in bestaande gebouwen;
- indien de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en voormalige bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 300 m² dient de extra oppervlakte gesloopt te worden;
- de voorwaarden uit artikel 3 lid 4.2 onder a tot en met h blijven onverkort van kracht.
3.5.2 Nevenactiviteiten: kleinschalige dagrecreatieve activiteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4.3 sub a voor nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalige dagrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- voor zover de activiteiten plaatsvinden in gebouwen bedraagt de totale vloeroppervlakte maximaal 75 m²;
- de nevenactiviteit vindt in beginsel binnen bestaande bebouwing plaats, nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt afgebroken;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
- het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
- ten behoeve van de nevenactiviteiten vindt geen buitenopslag plaats.
3.5.3 Verblijfsrecreatie: bed & breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4.3 sub b voor verblijfsrecreatie in de vorm van bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- bed & breakfast wordt binnen bestaande bebouwing gerealiseerd;
- maximaal vijf bed & breakfast appartementen ten behoeve van de overnachting van in totaal maximaal 10 personen zijn toegestaan;
- de oppervlakte per appartement maximaal 30 m² bedraagt;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
- het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van verhardingen en halfverhardingen met een grotere oppervlakte dan 200 m²;
- werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van landschappelijke karakteristieken;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige hydrologische-, natuur- en landschapswaarden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Verbodsbepaling
Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' een bouwwerk te slopen of anderszins de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen te verwijderen of veranderen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen of veranderen van een bouwwerk.
3.7.2 Uitzonderingen
- (sloop)werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
- (sloop)werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen of veranderen van een bouwwerk is verleend;
- (sloop)werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
- (sloop)werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten te beperken.
3.7.3 Criteria
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in
artikel 3 lid 7.1, kan alleen worden verleend indien, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, is gebleken, dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:
- de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- de bouwwerken maximaal 2,50 m uit bestaande funderingen worden opgericht;
- ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 0,50 m onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
- de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 500 m² (ongeacht de diepte van bodemingrepen).
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2, indien:
- op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen en ontgraven van de bodem;
- het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
- het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van bos of boomgaard;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- het scheuren van grasland;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
- betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 0,50 m onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
- een oppervlakte van maximaal 500 m² hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
- betrekking hebben op gronden waarvan op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
- het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
- onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
- de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- ploegen;
- dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
- worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.
- De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein;
- Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Bestaande bebouwing
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
- de goot- en bouwhoogte;
- de inhoud;
- de afdekking van gebouwen;
- de afstand tot de weg;
- de afstand tot de bouwperceelgrens;
- de afstand tot gebouwen,
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.
6.2 Ondergronds bouwen
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3,0 m mag bedragen.
6.3 Afdekking gebouwen
Voor zover ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' goot- en bouwhoogten zijn aangegeven geldt de regel dat, indien gebouwen worden afgedekt met een plat dak, de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'.
6.4 Goothoogte aan- en uitbouwen
Daar waar in dit plan het bouwen van aan- en uitbouwen is toegestaan, geldt in aanvulling op de regels dat de goothoogte van aan- en uitbouwen tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met maximaal 30 cm mag bedragen.
6.5 Nutsvoorzieningen
Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze - indien het gebouwen betreffen - geen grotere inhoud hebben dan 70 m³ en geen grotere goothoogte dan 4,0 m, en - indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreffen - geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4,0 m.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
- het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.
4 Overgangs- en slotregels
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wijkersloot 17, Wijk bij Duurstede'