direct naar inhoud van Regels
Plan: Ossenwaard 13
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0352.bgbossenwaard13-bva1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Ossenwaard 13' met identificatienummer NL.IMRO.0352.bgbossenwaard13-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de bij dit plan behorende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf en webwinkels zonder afhaalmogelijkheid, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 Aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 Aan- en uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.6 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Aardkundige waarden:

geologische, geomorfologische en bodemkundige verschijnselen, die representatief zijn voor de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van het landschap, zoals hoogteverschillen of variaties in de samenstelling van de bodem.

1.9 Afhankelijke woonruimte:

een gebouw bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 Agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is ingericht voor zowel de grondgebonden als niet-grondgebonden activiteiten: het telen van gewassen, boomteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren, één en ander ten behoeve van het voortbrengen van producten.

1.11 Agrarisch bouwvlak:

aaneengesloten terrein voor een agrarisch bedrijf, waarbinnen bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, bedrijfswoning(en) met bijbehorend erf en tuin, andere bouwwerken zoals hooibergen, voersilo's, kuilvoerplaten, mestopslag, erfverharding, parkeervoorzieningen en erfbeplanting zijn geconcentreerd.

1.12 Archeologische verwachting:

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.13 Archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.14 Bebouwd oppervlak:

De oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

1.15 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.16 Bed & breakfast:

overnachtingsaccommodatie, in een (bedrijfs)woning of daarbij behorend bijgebouw of bedrijfsgebouw, geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende woning, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.

1.17 Bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening.

1.18 Bedrijfswoning:

een woning in of bij een (agrarisch) bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.19 Begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.20 Bestaand:
  • met betrekking tot bebouwing: legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik: het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;
1.21 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.24 Bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 Boogkas:

een in hoofdzaak uit plastic of andere transparante materialen bestaand bouwwerk, ten behoeve van het kweken en telen van gewassen.

1.26 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.27 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.28 Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen.

1.29 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 Bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.31 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.32 Bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.33 Buitengebied gebonden bedrijf:

een bedrijf dat naar de aard van zijn activiteiten is gebonden aan het buitengebied of waarvan de activiteiten zijn gericht op het buitengebied.

1.34 Cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.35 Daghoreca:

Horeca in categorie 1B2 van Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten, die ondergeschikt is aan de, in de regels nader omschreven, (agrarische) hoofdfunctie en die tot doel heeft het verstrekken van etenswaren en dranken. De oppervlakte van bebouwing en terras bedraagt gezamenlijk niet meer dan 100 m². De horeca is uitsluitend overdag geopend tot 20.00 uur. Het houden van feesten en partijen valt niet onder daghoreca.

1.36 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel of webshop wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaat ter plaatse producten af te halen.

1.37 Dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren.

1.38 Ecologische hoofdstructuur (EHS):

een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Het netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe nog te realiseren natuurgebieden en verbindingszones tussen de gebieden. Enkele beheersgebieden, landbouwgebieden waar agrarisch natuurbeheer wordt ingezet om een bijdrage te leveren aan de biodiversiteit en aan het functioneren van de EHS maken ook onderdeel uit van de EHS. Binnen de EHS liggen ook Natura 2000-gebieden. Deze worden planologisch niet anders behandeld dan de rest van de EHS. De Natura 2000-gebieden zijn van Europese betekenis en worden ook beschermd door rijkswetgeving.

1.39 Erkende partij:

Een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.40 Evenementen:

voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals periodieke en/of incidentele (sport)manifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en markten.

1.41 Extensief recreatief medegebruik:

extensieve vorm van recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Onder extensief recreatief medegebruik wordt onder andere verstaan fietsen, wandelen, (sport)vissen, kanoën, boerengolf en daarmee gelijk te stellen activiteiten, zulks met uitsluiting van gemotoriseerd vaarverkeer.

1.42 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 Glastuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf, gericht op het telen van gewassen, waarvan de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen.

1.44 Grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt en waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Het betreft akkerbouw, vollegrondstuinbouw, fruitteelt en boomteelt en rundvee-, paarden-, schapen- of geitenhouderij voor zover bij deze veebedrijven het benodigde ruwvoer (gras, snijmaïs) geheel of vrijwel geheel afkomstig is van structureel bij het bedrijf behorende gronden.

1.45 Grondgebonden veehouderij:

een agrarisch bedrijf waar vee gehouden en gefokt wordt in een omvang van meer dan 30 Grootvee eenheden met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt en waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Het betreft rundvee-, paarden-, schapen- of geitenhouderij voor zover bij deze veebedrijven het benodigde ruwvoer (gras, snijmaïs) geheel of vrijwel geheel afkomstig is van structureel bij het bedrijf behorende gronden.

1.46 Grootvee eenheid:


rekeneenheid voor het vaststellen van de veebezetting zoals vastgelegd door de Europese Commissie (EU 2009, L329/3).

Tabel GVE per diersoort

Runderen     Runderen < jr     0,4    
    Runderen 1-2 jr     0,7    
    Stieren > 2 jr     1,0    
    Kalveren > 2 jr     0,8    
    Melkkoeien     1    
    Overige koeien > 2 jr     0,8    
Schapen en geiten         0,1    
Varkens     Biggen < 20 kg     0,027    
    Fokzeugen > 50 kg     0,5    
    Overige varkens     0,3    
Gevogelte     Vleeskuikens     0,007    
    leghennen     0,014    
    Overig gevogelte     0,03    
1.47 Hoofdgebouw:

een pand, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.48 Horeca:

een bedrijf of instelling zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of het exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.49 Huishouden:

elke samenwoning van één of meer personen waarbij de intentie bestaat de samenstelling continu te laten zijn en er sprake is van onderlinge verbondenheid, waaronder mede wordt begrepen de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee personen.

1.50 Huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.51 Inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen onderling vrij toegankelijk zijn.

1.52 Kampeermiddel:

niet als een bouwwerk aan te merken tent, vouwwagen, kampeerauto, caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor tijdelijk recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.53 Kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.54 Kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een constructie van hellende dakvlakken.

1.55 Kas:

een agrarisch gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas en tunnelof boogkassen hoger dan 1,2 meter.

1.56 Kleinschalige dagrecreatieve activiteiten:

activiteiten gericht op een recreatieve dagbesteding, die in omvang en publieksaantrekkende werking niet als grootschalig zijn aan te merken.

1.57 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.58 Landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende elementen en levende natuur.

1.59 Loonbedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van civieltechnische en/of cultuurtechnische diensten of het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen.

1.60 Maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medisch, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur en openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.61 Maatvoeringsvlak:

geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid waar volgens de regels voor bepaalde bouwwerken een zelfde maatvoering geldt.

1.62 Mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.63 Natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge ecologische samenhang.

1.64 Nevenactiviteiten:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie van een bestemming, zoals bijvoorbeeld zorglandbouw, recreatie, agrarische kinderopvang, boerderij-educatie, agrarisch natuur- en landschapsbeheer en de productie en verkoop van streekproducten.

1.65 Niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.

1.66 Niet-grondgebonden veehouderij (intensieve veehouderij):

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden veehouderij.

1.67 Ondersteunende horeca:

Horeca die ondersteunend is en ten dienste staat aan een bepaalde hoofdactiviteit, bijvoorbeeld sportieve, educatieve of recreatieve activiteiten.

1.68 Opgraving:

De ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.69 Oppervlakte bebouwing:

Som van de oppervlakten van de verticale projectie van bebouwing.

1.70 Overige bouwwerken:

Bouwwerken, geen gebouw zijnde en geen bijbehorend bouwwerk zijnde.

1.71 Overkapping:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven.

1.72 Paardenfokkerij:

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.73 Paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan paarden (paardenpension) en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm, eventueel in combinatie met (en daaraan ondergeschikte) trainingsfaciliteiten ten behoeve van de paarden.

1.74 Paardenpension:

het bedrijfsmatig stallen en/of verzorgen van paarden en pony's van derden, niet zijnde een manege.

1.75 Peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.76 Permanente bewoning:

het gebruiken van een onderkomen als hoofdverblijf. Onder hoofdverblijf wordt in dit verband verstaan: de plaats die feitelijk het centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene. Van een hoofdverblijf is in ieder geval sprake indien de betrokkene gedurende een aaneengesloten periode van 180 dagen per kalenderjaar tenminste 2/3 van die tijd het adres van het onderkomen als woonadres in gebruik heeft.

1.77 Plattelandswoning:

een bedrijfswoning, behorend tot een agrarisch bedrijf, die tevens mag worden bewoond door derden, die geen relatie hebben met het binnen hetzelfde bouwvlak gelegen agrarisch bedrijf, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.78 Productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.79 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.80 Recreatieverblijf:

een onderkomen, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.81 Ruwvoer:

veevoer bestaande uit gewassen, zoals gras, maïs, voederbieten, luzerne, die in de volle grond worden geteeld.

1.82 Seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • seksclub:
  • een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  • seksautomaat: een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • sekswinkel:
  • een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  • prostitutiebedrijf:
  • een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.83 Statische opslag:

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden. Hieronder wordt o.a. verstaan de opslag van (antieke) auto's, boten en caravans.

1.84 Streekproducten:

producten die zijn voortgebracht op agrarische bedrijven gelegen in de gemeente Wijk bij Duurstede of in direct aangrenzende gemeenten.

1.85 Teeltondersteunende voorziening:

voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te verbeteren, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van de producten te verbeteren.

1.86 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende maximaal zes maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam waar ook de huisvesting plaatsvindt.

1.87 Veehouderij:

een agrarisch bedrijf waar vee gehouden en gefokt wordt in een omvang van meer dan 30 Grootvee eenheden.

1.88 Verblijfsrecreatie:

recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatieverblijven.

1.89 Vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte van de ruimten in een gebouw, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.

1.90 Voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.91 Voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.92 Vrijstaand bijgebouw:

Bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat niet tegen de woning is aangebouwd.

1.93 Woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.94 Wooneenheid:

woning.

1.95 Zelfstandige bewoning:

bewoning door een zelfstandig huishouden.

1.96 Zorgboerderij:

een boerderij waar zorg wordt geboden aan een specifieke doelgroep (met een zorgindicatie door een arts of erkende zorg leverende instelling), waarbij het meehelpen op de boerderij onderdeel uitmaakt van de behandeling en/of dagbesteding van de doelgroep.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde een veehouderij;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' tevens een grondgebonden veehouderij;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' een kinderdagverblijf als nevenactivieit;
  • e. statische opslag als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf binnen bestaande bebouwing waarbij de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de opslag niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bouwvlak;
  • f. voorlichting en educatie, gerelateerd aan landbouw, natuur en/of landschap, waarbij de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor voorlichting en educatie niet meer mag bedragen dan 75 m2 per bouwvlak;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. bedrijfswoningen;
  • i. aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • j. mantelzorg in de woning en/of andere gebouwen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bescherming en instandhouding van cultuurhistorische waarden;
  • l. nevenactiviteiten zoals in onderstaande Staat van nevenactiviteiten zijn aangegeven:
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding     Adres     Nevenactiviteit     Gebruiksoppervlakte in bestaande bebouwing (m2)    
Specifieke vorm van agrarisch - kaasboerderij     Ossenwaard 13, Cothen     Kaasmakerij en kaasverkoop     300    

Met de daarbij behorende:

  • m. wegen en paden;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. (erf)beplanting;
  • q. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • r. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een bedrijfsgebouw voor het houden van dieren bij een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt niet eerder verleend dan nadat de grondgebondenheid van het bedrijf is aangetoond. Aan de voorwaarde van grondgebondenheid wordt voldaan als minimaal aannemelijk kan worden gemaakt dat het bedrijf binnen een redelijke termijn over de voor grondgebondenheid benodigde gronden kan beschikken;
  • b. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van kassen en boogkassen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 500 m2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van koelcellen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1000 m2;
    • 3. de vloeroppervlakte van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' niet meer mag bedragen dan 500 m2;
  • c. de goothoogte mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 11 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van een boogkas maximaal 4 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van hooiberg- en trekkershutten maximaal 3,5 m mag bedragen;
3.2.2 Bedrijfswoningen

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen bedrijfswoningen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • b. de goothoogte mag maximaal 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van niet aaneengebouwde zijden van woningen dient ten minste 3 m te bedragen;
  • e. herbouw van een bestaande bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bouwvlak;
  • f. voor wat betreft het aantal toegelaten bedrijfswoningen moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 3.4.2.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op ten hoogste 25 m afstand van de bedrijfswoning;
  • c. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 5,5 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • f. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder e wordt niet meegerekend de oppervlakte van aan de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie die gezamenlijk met de woning een inhoud hebben van niet meer dan 600 m3.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • b. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde niet meer dan 10 m2 bedragen, met uitzondering teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 11 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van sleufsilo's niet meer dan 3 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken bouwgrenzen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 ten behoeve van het, in geringe mate, overschrijden van bouwgrenzen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de overschrijding bedraagt maximaal 10 meter aan één zijde van het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak is niet groter dan 1,5 hectare;
  • c. de overschrijding is noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de overschrijding leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • f. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. per bouwvlak kan slechts eenmaal een omgevingsvergunning worden verleend voor overschrijding van de bouwgrens.
3.3.2 Afwijken goothoogte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d ten behoeve van een grotere goothoogte voor bedrijfsgebouwen tot ten hoogste 10% van de in genoemde artikel aangegeven maximale goothoogte.

3.3.3 Afwijken bouwhoogte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder e ten behoeve van een grotere bouwhoogte tot ten hoogste 10% van de in genoemde artikel aangegeven maximale bouwhoogte.

3.3.4 Afwijken inhoud

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a ten behoeve van een grotere inhoud van een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van de (bedrijfs)woning mag niet meer bedragen dan 800 m3;
  • b. de vergroting is alleen mogelijk voor rijks- en gemeentelijke monumenten en ter plaatse van de aanduiding karakteristiek;
  • c. de vergroting dient binnen de bestaande monumentale of karakteristieke bebouwing te worden gerealiseerd.
3.3.5 Herbouw woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder e ten behoeve van het verplaatsen van de bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oude woning wordt binnen drie maanden na gereedmelding van de nieuwe woning gesloopt;
  • b. bij verplaatsing mag een aaneengebouwde of gestapelde woning niet omgezet worden naar een vrijstaande woning;
  • c. de woning mag op maximaal 20 m van de voormalige woning worden gebouwd;
  • d. met betrekking tot wegverkeergeluid wordt een aanvaardbaar woonklimaat gerealiseerd;
  • e. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • g. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.2.2.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Bedrijfsgebouwen

In bedrijfsgebouwen mag maximaal 1 bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren.

3.4.2 Bedrijfswoning

Per agrarisch bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.
3.4.3 Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf

Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf bedraagt de maximale oppervlakte 75 m2, waarbij maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aan huis gebonden bedrijf betreft een activiteit uit de categorie 1 of 2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten of een daarmee gelijk te stellen activiteit;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. het gebruik leidt niet tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • f. ondergeschikte detailhandel is alleen mogelijk ten dienste van het aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • g. er vindt geen buitenopslag plaats;
  • h. de activiteiten betreffen geen seksinrichtingen of horeca.
3.4.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het uitoefenen van een niet grondgebonden veehouderij;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', behoudens statische opslag binnen bestaande bedrijfsbebouwing tot een oppervlakte van 500 m2;
  • c. het opslaan van mest en kuilvoer buiten het bouwvlak;
  • d. mestvergisting- en verwerking;
  • e. het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de boom- en fruitteelt binnen een afstand van 50 meter van bestemmingsvlakken van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, met uitzondering van bestaand gebruik waarbij de bestaande afstand als minimale afstand dient te worden aangehouden. Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden verstaan alle functies waar geregeld en gedurende langere perioden mensen verblijven, met uitzondering van bedrijfswoningen behorende bij het bedrijf dat de fruit- of boomteelt uitoefent;
  • f. het aanleggen van waterbassins buiten het bouwvlak;
  • g. paardenbakken, met uitzondering van paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • h. het uitoefenen van nevenactiviteiten voor zover afwijkend van de in artikel 3.1 omschreven nevenactiviteiten;
  • i. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, tenzij uitdrukkelijk toegestaan in artikel 3.1;
  • j. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor zelfstandige bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning en met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg;
  • k. de bewoning van een bedrijfswoning uitsluitend door personen die niet werkzaam zijn op het bedrijf, waartoe de bedrijfswoning behoort.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Paardenfokkerijen en -houderijen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder f voor het bedrijfsmatig fokken en/of houden van paarden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • b. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • c. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • e. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. er is sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing
  • g. er mogen binnen het plangebied niet meer dan 4 omgevingsvergunningen voor een paardenfokkerij- of houderij worden verleend.
3.5.2 Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf: oppervlakte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.3 voor een beroep of bedrijf aan huis in een grotere oppervlakte dan 75 m2, mits wordt voldaan aan de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. de noodzaak uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de maximale oppervlakte voor de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten bedraagt 250 m2;
  • c. de activiteiten vinden plaats in bestaande gebouwen;
  • d. de voorwaarden uit artikel 3.4.3 onder a tot en met h blijven onverkort van kracht.
3.5.3 Zonnepanelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van de plaatsing van zonnepanelen op onbebouwde gronden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de zonnepanelen beslaan een totale oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • b. de zonnepanelen worden direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan, gesitueerd;
  • c. aangetoond dient te worden dat binnen het agrarisch bouwvlak of het bestemmingsvlak als bedoeld onder b, onvoldoende ruimte aanwezig is voor plaatsing van zonnepanelen;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • e. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van landschappelijke karakteristieken en landschapswaarden.
3.5.4 Mestvergisting en -verwerking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en 3.4.4 onder d voor de vergisting van mest en/of andere biomassa in vergistingsinstallaties en/of de verwerking van mest zonder vergisting, met dien verstande dat:

  • a. de activiteiten uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • b. de maximale omvang te verwerken mest en/of biomassa 25.000 m3 per jaar bedraagt;
  • c. de noodzaak uit oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en de economische uitvoerbaarheid is aangetoond;
  • d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.5.5 Spuitvrije zone

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder e voor een kleinere afstand tot bestemmingsvlakken, onder de voorwaarde dat het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast.

3.5.6 Paardenbakken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder g voor aanleg van paardenbakken buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een paardenbak dient direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan, gesitueerd te worden;
  • b. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de afscheiding rond de paardenbak mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • d. er mogen geen lichtmasten worden opgericht;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.5.7 Nevenactiviteiten: zorgboerderij

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder h voor nevenactiviteiten in de vorm van dagbestedingsactiviteiten al dan niet in combinatie met overnachting voor mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 300 m2;
  • b. de nevenactiviteit vindt in beginsel binnen bestaande bebouwing plaats, nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt afgebroken;
  • c. de totale vloeroppervlakte voor nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 300 m2 bedragen, exclusief de oppervlakte die voor statische opslag wordt benut;
  • d. de dagbestedingsactiviteiten hebben betrekking op de agrarische bedrijfsvoering en/of andere op het agrarisch bedrijf uitgeoefende nevenactiviteiten;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • i. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • j. er is geen sprake van permanente bewoning.
3.5.8 Nevenactiviteiten: agrarische en streekproducten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder h voor nevenactiviteiten in de vorm van het bewerken van agrarische producten en detailhandel van agrarische en streekproducten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten vinden uitsluitend plaats ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • b. de totale vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 300 m2, waarbij de vloeroppervlakte voor verkoop van producten maximaal 150 m² bedraagt;
  • c. de nevenactiviteit vindt in beginsel binnen bestaande bebouwing plaats, nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt afgebroken;
  • d. de totale vloeroppervlakte voor nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 300 m2 bedragen, exclusief de oppervlakte die voor statische opslag wordt benut;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • h. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • j. ten behoeve van de nevenactiviteiten vindt geen buitenopslag plaats.
3.5.9 Nevenactiviteiten: kleinschalige dagrecreatieve activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder h voor nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalige dagrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten vinden uitsluitend plaats ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • b. voor zover de activiteiten plaatsvinden in gebouwen mag de totale vloeroppervlakte maximaal 150 m2 bedragen;
  • c. de nevenactiviteit vindt in beginsel binnen bestaande bebouwing plaats, nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt afgebroken;
  • d. de totale vloeroppervlakte voor nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 300 m2 bedragen, exclusief de oppervlakte die voor statische opslag wordt benut;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • h. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • j. ten behoeve van de nevenactiviteiten vindt geen buitenopslag plaats.
3.5.10 Nevenactiviteiten: daghoreca

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder h voor nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalige daghoreca in categorie 1B2 van Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten vinden uitsluitend plaats ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • b. de totale oppervlakte, inclusief terras, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • c. de nevenactiviteit, met uitzondering van het terras, vindt in beginsel binnen bestaande bebouwing plaats; nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt afgebroken;
  • d. de horeca is geschikt voor maximaal 30 personen;
  • e. de totale vloeroppervlakte voor nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 300 m2 bedragen, exclusief de oppervlakte die voor statische opslag wordt benut;
  • f. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • i. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
3.5.11 Nevenactiviteiten: loonbedrijf

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder h voor nevenactiviteiten in de vorm van een loonbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten vinden uitsluitend plaats ter plaatse van de aanduiding bouwvlak en in de bestaande bebouwing;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor het loonbedrijf mag niet meer bedragen dan 300 m2;
  • c. de totale vloeroppervlakte voor nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 300 m2 bedragen;
  • d. buitenopslag voor de nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de verkeersbewegingen als gevolg van de nevenactiviteit zijn afgestemd op de feitelijkeontsluitingssituatie, waarbij aantal verkeersbeweging alsmede aard en omvang van de voertuigen in beschouwing worden genomen;
  • f. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • h. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast.
3.5.12 Verblijfsrecreatie: minicamping

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder i voor verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten vinden uitsluitend plaats ter plaatse van de aanduiding bouwvlak of aansluitend aan het bouwvlak;
  • b. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • c. uitsluitend in de periode 15 maart - 31 oktober mogen kampeermiddelen aanwezig zijn;
  • d. maximaal 5 hooiberg- of trekkershutten zijn toegestaan;
  • e. de oppervlakte per hooiberg- of trekkershut bedraagt maximaal 20 m²;
  • f. het totaal van hooiberg- of trekkershutten en kampeerplaatsen mag maximaal 28 bedragen;
  • g. de oppervlakte van voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie mag maximaal 100 m² bedragen;
  • h. de voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie worden in beginsel binnen bestaande bebouwing gerealiseerd, nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt afgebroken;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • k. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • m. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • o. ten behoeve van de verblijfsrecreatie vindt geen buitenopslag plaats;
  • p. er mogen binnen het plangebied niet meer dan 15 omgevingsvergunningen voor een minicamping worden verleend.
3.5.13 Verblijfsrecreatie: bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder i voor verblijfsrecreatie in de vorm van bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bed & breakfast wordt ter plaatse van de aanduiding bouwvlak en binnen bestaande bebouwing gerealiseerd;
  • b. maximaal vijf bed & breakfast appartementen ten behoeve van de overnachting van in totaal maximaal 10 personen zijn toegestaan;
  • c. de oppervlakte per appartement bedraagt maximaal 30 m2;
  • d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • f. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • h. er mogen binnen het plangebied niet meer dan 40 omgevingsvergunningen voor een bed & breakfast accommodatie worden verleend.
3.5.14 Plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder k voor gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de plattelandswoning;
  • b. aangetoond moet worden dat bewoning door personen die werkzaam zijn op het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort, niet meer nodig is ten behoeve van de bedrijfsvoering.
3.5.15 Huisvesting seizoensarbeiders

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder j voor de tijdelijke huisvesting van arbeidskrachten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de huisvesting is noodzakelijk in het kader van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf, waarbij het bedrijf kan aantonen dat het aantal te realiseren logieseenheden is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten;
  • b. de huisvesting wordt ter plaatse van de aanduiding bouwvlak en binnen bestaande bebouwing gerealiseerd;
  • c. uitsluitend werknemers worden gehuisvest die binnen het eigen agrarisch bedrijf werkzaam zijn;
  • d. huisvesting wordt uitsluitend geboden aan werknemers die tijdelijk, dat wil zeggen maximaal negen maanden per jaar, op het bedrijf werkzaam zijn;
  • e. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de huisvesting, mag niet meer bedragen dan 250 m2, waarbij de verblijfsruimte per persoon minimaal 12,5 m2 bedraagt;
  • f. de logieseenheden voldoen aan alle eisen uit het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening.
  • g. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse de aanduiding bouwvlak;
  • h. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • j. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • k. er is geen sprake van zelfstandige wooneenheden (dus geen toevoeging van woningen in het buitengebied);
  • l. er is geen sprake van permanente bewoning.
3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.6.1 Verbodsbepaling

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' een bouwwerk te slopen of anderszins de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen te verwijderen of veranderen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen of veranderen van een bouwwerk.

3.6.2 Uitzonderingen

Het in artikel 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. (sloop)werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  • b. (sloop)werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen of veranderen van een bouwwerk is verleend;
  • c. (sloop)werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • d. (sloop)werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten te beperken.
3.6.3 Criteria

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 3.6.1, kan alleen worden verleend indien, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, is gebleken, dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor grondgebonden agrarische bedrijven is vergroting en/of vormverandering van het bouwvlak tot een maximale omvang van 1,5 ha mogelijk;
  • b. uitsluitend voor grondgebonden veehouderijbedrijven is vergroting en/of vormverandering van het bouwvlak tot een maximale omvang van 2,5 ha mogelijk;
  • c. er mogen binnen het plangebied niet meer dan 30 bouwvlakken met de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' worden vergroot of veranderd;
  • d. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • e. het bouwvlak dient een compacte vorm te behouden, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. de wijziging leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • i. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • j. er is sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. aangetoond dient te worden dat bij nieuwbouw van bedrijfsgebouwen voor het houden van vee gebruik wordt gemaakt van de best beschikbare technieken ten behoeve van het voorkomen van nadelige milieugevolgen als gevolg van stalemissie.

En tevens voor bouwvlakken groter dan 1,5 hectare de aanvullende voorwaarden:

  • l. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van het dierenwelzijn;
  • m. de uitbreiding draagt bij aan relatieve vermindering van de milieubelasting gerekend per dier en verdergaand dan de bestaande wettelijke normen aangaande milieubelasting;
  • n. de uitbreiding heeft geen negatieve effecten voor de volksgezondheid, waartoe maatregelen worden getroffen die uitstijgen boven de geldende wettelijke normen aangaande volksgezondheid;
  • o. de uitbreiding wordt gebouwd met gebruikmaking van de beste beschikbare technieken ten behoeve van het voorkomen van nadelige milieugevolgen. Aan deze voorwaarde wordt in ieder geval voldaan als een ontwerp-certificaat Maatlat Duurzame Veehouderij voor het te bouwen bedrijfsgebouw kan worden overlegd.
3.7.2 Ecologische hoofdstructuur

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen naar de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van de realisatie van de ecologische hoofdstructuur en/of ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

Artikel 4 Waarde - Aardkunde

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkunde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aardkundige waarden.

4.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het verwijderen, vernielen en/of aantasten van de aardkundige waarden.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    • 2. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
    • 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 2. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
  • c. Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aardkundige waarden.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  • a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • b. de bouwwerken maximaal 2,5 m uit bestaande funderingen worden opgericht;
  • c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  • d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 500 m2 (ongeacht de diepte van bodemingrepen).
5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2, indien:

  • a. op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    • 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    • 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 11. het scheuren van grasland;
    • 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    • 2. een oppervlakte van maximaal 500 m2 hebben en niet plaatsvinden binnen de aanduiding 'kinderdagverbijf' ter plaatse van de bestemming Agrarisch (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    • 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    • 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
    • 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
  • c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein;
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  • e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  • a. De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze bestemming voldoende bescherming biedt voor de ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • b. De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de wijziging noodzakelijk is ter bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • c. De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande bebouwing

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  • a. de goot- en bouwhoogte;
  • b. de inhoud;
  • c. de afdekking van gebouwen;
  • d. de afstand tot de weg;
  • e. de afstand tot de bouwperceelgrens;
  • f. de afstand tot gebouwen,

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

7.2 Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

7.3 Afdekking gebouwen
  • a. voor zover een bouwwerk wordt voorzien van een kap mag de dakhelling niet minder dan 15° en niet meer dan 65° bedragen;
  • b. voor zover bouwwerken worden afgedekt met een plat dak mag de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer mag bedragen dan de van toepassing zijnde maximale goothoogte.
7.4 Afstand tot de weg

De afstand van de voorgevel van hoofdgebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 20 meter.

7.5 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreffen- geen grotere inhoud hebben dan 70 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het bouwwerken, geen gebouw zijnde betreffen- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in dit plan voor het gebruik van gronden voor evenementen mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik per locatie blijft beperkt tot maximaal veertien dagen per kalenderjaar inclusief opbouwen en afbreken;
  • b. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
10.1.1 Parkeernormen
  • a. Een omgevingsvergunning voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functies kan alleen worden verleend indien in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, conform de op het moment van toetsing geldende gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Wijk bij Duurstede.
  • b. De onder a gerealiseerde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
10.1.2 Afwijken van de parkeernormen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.1, indien invulling wordt gegeven aan de voorwaarden voor afwijking, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Wijk bij Duurstede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Ossenwaard 13'.