Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hoogstraat 28A Wijk bij Duurstede
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0352.Wbdhoogstraat28a-bva1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hoogstraat 28A Wijk bij Duurstede met identificatienummer NL.IMRO.0352.Wbdhoogstraat28a-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aan huis verbonden bedrijf:
het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), de uitoefening van een bedrijf zoals is opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van aan huis verbonden bedrijf; als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze diensten en/of bedrijvigheid, en webshops, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend;
 
1.6 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.7 aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
 
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.9 begane grondvloer:
het met de straat gelijk liggende gedeelte van een gebouw;
 
1.10 bestaand:
  • met betrekking tot bebouwing:
    legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik:
    het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.

1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.13 bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
 
1.14 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.16 bouwgrens;
de grens van een bouwvlak;
 
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.22 dienstverlening:
het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;
 
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.24 geluidzoneringsplichtige inrichtingen:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
 
1.25 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.26 horeca:
een bedrijf of instelling zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van Horeca activiteiten', waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
 
1.27 huishouden:
de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:
  1. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
  2. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband van maximaal 3 personen, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  3. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.
1.28 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
 
1.29 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.30 mantelzorg:
tijdelijke zorg die niet in het kader van het bedrijfsmatig bieden van zorg wordt geboden aan hooguit twee hulpbehoevenden door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
 
1.31 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven;
 
1.32 peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.33 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
 
1.34 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan;
 
1.35 risicovolle inrichting:
een inrichting waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
 
1.36 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:
  1. seksclub:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  2. seksautomaat:
    een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  3. sekswinkel:
    een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  4. prostitutiebedrijf:
    een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.37 vloeroppervlakte:
totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen;
 
1.38 volkstuin:
een particuliere tuin die niet bij de eigen woning ligt;
 
1.39 voorgevel:
de naar de weg of de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw; indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, dient de smalste gevel als voorgevel te worden aangemerkt;
 
1.40 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
 
1.41 wonen:
het gehuisvest zijn in een (bedrijfs)woning;
 
1.42 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.43 zijdelingse bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelgrens.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  2. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. dakkapel en goothoogte:
    bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de karakteristiek van het schuine dak behouden blijft;
  4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen;
  5. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  6. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
    tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
  7. de oppervlakte van een bouwwerk:
    maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatiekanalen, schoorstenen, balkons, antennes, kroonlijsten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, luifels, liftschachten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de horizontaal uitstekende delen niet meer bedraagt dan 0,5 m en de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,0 m.

2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
3.2 Bouwregels
  1. Overige gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van erkers aan het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    1. de diepte maximaal 1,0 m mag bedragen;
    2. de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de gevel mag bedragen;
    3. de maximum bouwhoogte 3,0 m bedraagt, dan wel 0,3 m boven de eerste verdiepingsvloer indien deze meer bedraagt.
  2. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. overkappingen zijn toegestaan met dien verstande dat:
      1. overkappingen ten minste 1,0 m achter de voorgevellijn van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw worden gebouwd;
      2. de maximum bouwhoogte 2,5 m bedraagt;
      3. de maximum oppervlakte 15 m² bedraagt;
    2. erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan met dien verstande dat:
      1. de maximum bouwhoogte maximaal 1,0 m bedraagt;
      2. de maximum bouwhoogte tot 1,0 m voor de voorgevel van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw 2,0 m bedraagt;
    3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,0 m bedraagt.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. mantelzorg;
met de daarbij behorende:
  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. tuinen, erven en paden;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
  1. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. overschrijding van de bouwvlakken is uitsluitend toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen zoals dakoverstekken en luifels tot een maximum van 0,5 m;
    3. hoofdgebouwen dienen aaneen te worden gebouwd, tenzij de hoofdgebouwen zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen of vrijstaand' dan dienen de hoofdgebouwen vrijstaand te worden gebouwd;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
    5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen of vrijstaand' dient de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van niet aaneengebouwde zijden van hoofdgebouwen ten minste 3,0 m te bedragen.
  2. Op deze gronden mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1,0 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
    2. de maximum goothoogte bedraagt 3,0 m;
    3. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,0 m, met dien verstande dat:
      1. de maximum bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen of vrijstaand' 6,0 m bedraagt;
    4. het maximum bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', bedraagt 50 %, met dien verstande dat het maximum oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 50 m² bedraagt;
    5. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 0 m of ten minste 1,0 m.
  3. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
      1. de maximum bouwhoogte voor de voorgevellijn bedraagt 1,0 m;
      2. de maximum bouwhoogte achter de voorgevellijn bedraagt 2,0 m;
    2. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de maximum bouwhoogte 6,0 m bedraagt;
    3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3,0 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf mag maximaal 40 % van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100 % van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m² vloeroppervlakte, met dien verstande dat:
  1. het gebruik niet mag leiden tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
  2. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dient te worden voorzien;
  3. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen of horeca mogen betreffen.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:
  1. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  2. de bouwwerken maximaal 2,5 m uit bestaande funderingen worden opgericht;
  3. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 0,5 m onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  4. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 100 m² (ongeacht de diepte van bodemingrepen).
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5 lid 2, indien:
  1. op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    11. het scheuren van grasland;
    12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  2. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    2. een oppervlakte van maximaal 100 m² hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
    5. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
    6. de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    7. ploegen;
    8. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
    9. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
  3. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein;
  4. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  5. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:
  1. De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' of 'Waarde - Archeologie 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze bestemming voldoende bescherming biedt voor de ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  2. De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte maximaal 3,5 m mag bedragen.
 
7.2 Afdekking gebouwen
Voor zover ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' goot- en bouwhoogten zijn aangegeven geldt de regel dat indien gebouwen worden afgedekt met een plat dak, de maximum bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'.
 
7.3 Goothoogte aan- en uitbouwen
Daar waar in dit plan het bouwen van aan- en uitbouwen is toegestaan, geldt in aanvulling op de regels dat de goothoogte van aan- en uitbouwen tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met maximaal 0,3 m mag bedragen.
 
7.4 Nutsvoorzieningen
Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze - indien het gebouwen betreffen - geen grotere inhoud hebben dan 70 m³ en geen grotere goothoogte dan 4,0 m, en - indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreffen - geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4,0 m.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan: 
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.

4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hoogstraat 28A Wijk bij Duurstede'