direct naar inhoud van 2.1 Toetsing wijzigingsvoorwaarden
Plan: Wijzigingsplan Davelaar 6
Status: onherroepelijk
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.WZ2011bgbdavelaar6-oh01

2.1 Toetsing wijzigingsvoorwaarden

In deze paragraaf wordt het initiatief om het bouwvlak Davelaar 6 uit te breiden getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de twee wijzigingsbevoegdheden.

Landbouwontwikkelingsgebied

De uitbreiding van een bouwvlak waarop een intensieve veehouderij is of wordt gevestigd is uitsluitend toegestaan in de gebieden die zijn aangeduid als verwevingsgebied of landbouwontwikkelingsgebied. Het bouwvlak Davelaar 6 is in een landbouwontwikkelingsgebied gelegen waarmee voldaan wordt aan deze voorwaarde.

Maximale oppervlakte bouwvlak

De oppervlakte van het bouwvlak bedraagt in de huidige situatie 0,8 ha. Met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ontstaat in de nieuwe situatie een bouwvlak van 1,3 ha. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde dat de oppervlakte van het bouwvlak na vergroting niet meer dan 2 ha mag bedragen.

Met betrekking tot de omvang van het bouwvlak is een advies van de reconstructiecommissie Gelderse Vallei/Utrecht-Oost nodig. De reconstructiecommissie heeft op 12 augustus 2011 (brief met kenmerk 01108-20; zie bijlage 1) een positief advies gegeven met betrekking tot de uitbreiding en vormverandering van het bouwvlak Davelaar 6 en extra aandacht gevraagd voor de landschappelijke inpassing van het bouwvlak.

Volwaardigheid en doelmatige bedrijfsvoering

De bedrijfsomvang van agrarische bedrijven wordt uitgedrukt in nge (nge staat voor Nederlandse Grootte Eenheden en is een maatstaf voor de economische omvang van een agrarisch bedrijf; door het hanteren van een dergelijke maatstaf wordt het mogelijk verschillende agrarische sectoren of verschillende takken binnen één agrarisch bedrijf met elkaar te vergelijken). Tot een omvang van 32 nge wordt gesproken van een klein bedrijf. De categorie van 32 tot 50 nge zal alle zeilen moeten bijzetten om volwaardig te worden, de categorie 50 tot 70 nge zal moeten investeren om volwaardig te blijven. Streefwaarde voor een volwaardig hoofdberoepsbedrijf is tenminste 70 nge.

In de huidige situatie heeft het bedrijf aan de Stationsweg Oost een omvang vancirca 115 nge (52 melkkoeien, 40 jongvee, 8.335 slachtkuiken ouderdieren; berekening van aantal nge's op basis van KWIN 2010-2011). De gevraagde verruiming van het bouwvlak Davelaar 6 is gebaseerd op een (doorgroei naar een) bedrijfsomvang van 120 melkkoeien met 85 stuks jongvee en 18.000 slachtkuiken ouderdieren (omvang circa 250 nge; bron KWIN 2010-2011).

Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf.

De bedrijfsverplaatsing wordt begeleid door een gespecialiseerd, professioneel adviesbureau (Rijnvallei Adviesdienst) waarbij gedurende het verplaatsingstraject financiële (rentabiliteit) en praktische zaken (indeling perceel) zijn meegewogen. De voorgestelde omvang van bebouwing en bouwvlak staat in verhouding tot de aantallen te houden dieren en is noodzakelijk om op een verantwoorde en doelmatige wijze het bedrijf te exploiteren.

Met betrekking tot volwaardigheid en noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is een advies van een agrarisch deskundige nodig. De Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen heeft op 4 mei 2011 (brief met kenmerk OPR012; zie bijlage 2) een positief advies gegeven en geconcludeerd dat de gevraagde uitbreiding en vormverandering van het bouwvlak noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

Waterhuishouding en waterkwaliteit

De verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten van Stationsweg Oost naar Davelaar 6 hebben tot gevolg dat het verhard oppervlakte aan de Davelaar toeneemt met tenminste 6.500 m2 (circa 5.000 m2 voor de stallen en circa 1.500 m2 voor erfverharding, kuilvoerplaten/sleufsilo's). Het gebied in de omgeving van Davelaar is relatief nat. De toename van bebouwing en verharding zal leiden tot een versnelde afvoer van hemelwater op de omringende sloten. In beperkte mate kan het hemelwater opgevangen en geïnfiltreerd worden.

Om de realisering van stallen en de aanleg van verhardingen mogelijk te maken is het noodzakelijk een ter plaatse aanwezige sloot te dempen. Ter compensatie wordt elders op het perceel een nieuwe sloot gegraven. Voor het dempen en graven van sloten is een vergunning van Waterschap Vallei & Eem noodzakelijk.

Een aanvraag om vergunning wordt door het waterschap getoetst aan enkele algemene doelstellingen:

  • voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
  • bescherming en verbetering van de chemisch en ecologische kwaliteit van watersystemen;
  • vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

De vergunning voor het dempen en graven van de sloten op Davelaar 6 is op 14 juni 2011 verleend. In het besluit dat hoort bij de vergunning is de volgende belangenafweging opgenomen: ´Door de aanpassing aan het watersysteem ontstaat er op het perceel ruimte voor de uitbreiding van de ontwikkeling. Het dempen en graven heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Uit de belangenafweging is gebleken dat bij honorering van de aanvraag, met inachtneming van de aan dit besluit verbonden voorschriften, de zorg voor de waterhuishouding voldoende wordt gewaarborgd.´

Voorts is in de vergunning als voorwaarde opgenomen dat materialen, zoals hout, metalen of kunststoffen, geen uitloogbare stoffen mogen bevatten. Gebruik van onder andere gewolmaniseerd hout, gecreosoteerd hout of verzinkte materialen is dan ook niet toegestaan.

De conclusie is dat de beoogde vergroting en vormverandering van het bouwvlak, door het nemen van maatregelen (graven en dempen van sloten) niet leidt tot een onevenredige aantasting van de waterhuishouding en waterkwaliteit.

Met betrekking tot de gevolgen voor de waterhuishouding en waterkwaliteit is het advies van de waterbeheerder nodig. Per mailbericht van 1 september 2011 heeft Waterschap Vallei & Eem aangegeven accoord te zijn met de ontwikkeling en de beschrijving van de gevolgen voor de waterhuishouding en de waterkwaliteit mits vermeld wordt dat de gebruikte materialen geen uitloogbare stoffen mogen bevatten. Deze aanvulling is opgenomen.

Landschapsstructuur

De vergroting van het bouwvlak Davelaar 6 mag de landschapsstructuur ter plaatse niet onevenredig aantasten.

In het bestemmingsplan Buitengebied 2010 zijn de gronden in de omgeving van Davelaar aangemerkt als Agrarisch; er is geen sprake van specifiek te beschermen landschapswaarden (anders dat het algemeen gewaardeerde groene agrarische cultuurlandschap).

Oostelijk van Davelaar 6, op een afstand van meer dan 300 meter, is de Grebbelinie gelegen; in westelijke richting zijn, evenwijdig aan Davelaar, twee wegen gelegen. De hoofdrichting van de wegenstructuur is noord-zuid (slagenlandschap); in de tussenliggende gebieden is sprake van een willekeurige verkaveling waarbij de scheiding tussen percelen gedeeltelijk wordt gevormd door lijnvormige landschapselementen.

Davelaar is een vrij smalle weg met aan beide zijde hoog opgaande wegbeplanting en een doorkijk naar de Grebbelinie.

Ter plaatse van Davelaar 6 is al sprake van bebouwing; de uitbreiding van het bouwvlak en de bebouwing vindt plaats in noordelijke richting, evenwijdig aan de weg. Het bouwvlak blijft compact en er is geen sprake van een diepe insteek in het achterliggende onbebouwde gebied. Het bouwvlak is aan de westzijde van Davelaar gelegen zodat het zicht op de Grebbelinie vanaf Davelaar niet wordt verstoord.

De bebouwing op het bouwvlak zal worden voorzien van een landschappelijke inpassing.

Er is, gelet op de omgeving, de situering van het bouwvlak en de (aan te leggen) landschappelijke inpassing, geen sprake van een onevenredige aantasting van de landschapsstructuur.

Met betrekking tot de mogelijke aantasting van de landschapsstructuur is het advies van een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige nodig. De analyse van de landschapsstructuur en beoordeling van het initiatief op dit criterium is uitgevoerd door een landschapsdeskundige van RBOI. De conclusie is dat het initiatief niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschapsstructuur.

Gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen

In de onmiddellijke nabijheid van het perceel Davelaar 6 zijn twee agrarische bedrijven gelegen (een bedrijf aan de overzijde van de weg en een bedrijf op een afstand van circa 130 meter). Het betreft grondgebonden agrarische bedrijven. Er wordt voldaan aan de vaste afstanden die gelden voor de (te ontwikkelen) bedrijfsactiviteiten tot de bestaande, nabijgelegen bedrijfswoningen.

Op een afstand van 175 en 210 meter van het perceel Davelaar 6 zijn volgens het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2010 twee burgerwoningen (Davelaar 8 en Davalaar 8a) gelegen. In de huidige situatie is voor het perceel Davelaar 6 op basis van vergunde rechten het houden van 25 melkkoeien en 20 stuks jongvee toegestaan. In de toekomstige situatie wordt de rundveetak van het bedrijf uitgebreid en wordt een intensieve veehouderijtak geëxploiteerd.

Voor het bedrijf is een 'V-stacks' berekening gemaakt uitgaande van de nieuwe situatie en uitgaande van een 'worstcase' scenario (emissiearme of traditionele huisvesting zonder chemische of biologische luchtwasser, alle omliggende woningen (inclusief eventuele bedrijfswoningen) aangemerkt als burgerwoningen). Uit de berekening blijkt dat het bedrijf Davelaar 6 in de nieuwe situatie geen belemmeringen ondervindt van de omliggende woningen en dat ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden. Zie voor de 'V-stacks' berekening bijlage 3.

Landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst

De initiatiefnemer is overtuigd van de noodzaak om het bedrijf landschappelijk in te passen. Gelet op de aanwezige lijnvormige beplantingselementen in het gebied ligt het voor de hand te kiezen voor lange lijnvormige beplantingselementen (streekeigen beplanting: rijen knotelzen), die zijn gekoppeld aan het slotenpatroon, de kavelranden en / of de ontsluiting.

Het plan voor landschappelijke inpassing is opgesteld in samenspraak met de landschapscoördinator van de gemeente Woudenberg. De omgevingsvergunning voor het kappen van een aantal bomen en houtopstanden is op 29 juli 2011 verleend. Aan deze omgevingsvergunning is een herplant plicht, overeenkomstig een plan voor landschappelijke inpassing, verbonden. De herplant zal worden uitgevoerd nadat de nieuwbouw is gerealiseerd.

Naar aanleiding van de opmerking van de reconstructiecommissie en de vereiste ruimtelijke kwaliteitswinst is, na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het kappen van 29 juli 2011, een aangepast en uitgebreider plan voor landschappelijke inpassing overeengekomen tussen gemeente en initiatiefnemers.

Het aangepaste plan voor landschappelijke inpassing is opgenomen in bijlage 4.

Met betrekking tot de landschappelijke inpassing is het advies van een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige nodig. Een beoordeling van het aangepaste plan voor landschappelijk inpassing is uitgevoerd door een landschapsdeskundige van RBOI. De conclusie is dat met het inpassingsplan voldaan wordt aan een goede landschappelijke inpassing.

Ruimtelijke kwaliteitswinst kan worden geboekt door in het gebied ruimtelijke meerwaarde te creëren door bijvoorbeeld aanpassing van de inrichting van erven, landschaps- of natuurontwikkeling of het herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden.

De locatie Davelaar 6 wordt ontwikkeld in samenhang met de sanering van de locatie Stationsweg Oost 199. Stationsweg Oost is een bebouwingslint met een mengeling van bedrijfsfuncties, agrarische bedrijven en burgerwoningen. De gronden aan de Stationsweg Oost worden in de toekomst naar verwachting aangewend voor woningbouw. Aan de Stationsweg Oost worden twee rundveestallen en twee stallen voor intensieve veehouderij gesaneerd. Daarmee wordt op de locatie Stationsweg Oost de noodzakelijke ruimtelijke kwaliteitswinst geboekt om de ontwikkeling op het perceel Davelaar 6 mogelijk te maken. Bovendien is de landschappelijke inpassing van het perceel Davelaar 6 gelet op de noodzakelijke ruimtelijke kwaliteitswinst en de opmerking van de reconstructiecommissie aangepast en aangevuld.

Landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn belangrijke voorwaarden voor het gemeentebestuur om medewerking te kunnen verlenen aan de ontwikkeling van het perceel Davelaar 6. Met de initiatiefnemers worden hierover bindende afspraken gemaakt (sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst).