direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Laagerfseweg 48-50
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.Laagerfseweg48en50-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Laagerfseweg 48 en 50 is een voormalige agrarische bedrijfslocatie aanwezig. Aan de Laagerfseweg 50 werden de gebouwen gebruikt voor opslag en caravanstalling. Aan de Laagerfseweg 48 was sprake van een melkveehouderij. De eigenaar heeft het voornemen opgevat de percelen een nieuwe invulling te geven. Hij wil overgaan tot functieverandering waarbij de voormalige, agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, de woning met huisnummer 48 op een andere locatie wordt herbouwd en op de achterzijde van de percelen twee nieuwe woningen worden gerealiseerd.

1.2 Ligging en begrenzing

De Laagerfseweg 48 en 50 zijn gelegen in het buitengebied van Woudenberg, enkele honderden meters ten zuiden van het bedrijventerrein ten oosten van de dorpskern. De percelen zijn kadastraal bekend als gemeente Woudenberg, sectie H, nummers 1255. Het plangebied wordt gevormd door de genoemde percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.Laagerfseweg48en50-vg01_0001.png"

Ligging in omgeving

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2010, in combinatie met de reparatieherziening daarvan: bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening). Het bestemmingsplan Buitengebied 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad op 23 september 2010. Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening) is vastgesteld op 27 juni 2013. Het plangebied heeft deels de bestemming Bedrijf en deels de bestemming Agrarisch.

Middels de bestemming Bedrijf wordt voorzien in een bedrijfsperceel. Op de bestemming rusten de functieaanduiding 'opslag' en 'caravanstalling'. Dit bepaald dat ter plaatse een opslagbedrijf en tevens een caravanstalling is toegestaan. Dat zij de enige, toegestane bedrijfstypen binnen de bestemming. Verder rust op het gehele bestemmingsvlak een bouwvlak. Binnen dat bouwvlak zijn in hoofdzaak een bedrijfswoning en maximaal 1000 m² aan bedrijfsgebouwen en overkappingen toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte voor die bouwwerken bedragen respectievelijk 4 en 5 meter.

Met de bestemming 'Agrarisch' wordt in grondgebonden agrarische bedrijvigheid voorzien. Voor de gebouwen op het perceel is een bouwvlak aangegeven. Hiermee wordt in een agarisch bouwperceel voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.Laagerfseweg48en50-vg01_0002.png"

Uitsnede plankaart

Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening) voorziet niet in het beschreven voornemen tot functieverandering. Het bestemmingsplan bevat wel wijzigingsbevoegdheden voor functieverandering. Ter plaatse van het agrarisch bouwperceel zijn die mogelijkheden toereikend om te voorzien in een nieuwe woning en de herbouw van de bestaande woning met huisnummer 48. Ook binnen de bedrijfsbestemming is functieverandering waarbij een nieuwe woning wordt geintroduceerd met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk. Voor een nieuwe woning geldt echter in beide gevallen de voorwaarde dat 1000 m² aan gebouwen gesloopt moet worden. Bij het agrarische gedeelte wordt daaraan (ruimschoots) voldaan, bij het bedrijfsgedeelte (net) niet. Op het hele perceel is evenwel, in totaal meer dan 2000 m² aan te slopen bebouwing aanwezig. Het geldende bestemmingsplan kent echter geen mogelijkheden om de bebouwing binnen twee bestemmingen te salderen. Er is dan ook een nieuw bestemmingsplan nodig voor het planvoornemen.

1.4 Leeswijzer

Deze onderbouwing vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 Provincie Utrecht (herijking 2016)

Provinciale Staten hebben in 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De PRS en de PRV worden elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast c.q. herijkt. Provinciale Staten hebben de herijking van de PRS en de PRV op 12 december 2016 vastgesteld.

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is.

De PRS geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de PRS is vastgesteld. De PRS is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De PRV zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.

2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Provincie Utrecht (herijking 2016)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

De PRV geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de PRV ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.

Verstedelijking

Volgens de PRV is het plangebied gelegen in landelijk gebied. De PRV bevat een verbod op verstedelijking (artikel 3.2) voor het landelijk gebied. Hierop gelden enkele uitzonderingen.

Een van de uitzonderingen is de ruimte voor ruimteregeling. Hiermee kan aan een agrarische bedrijfslocatie een nieuwe functie of nieuwe functies worden toegekend. De bijbehorende voorwaarden zijn hieronder schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.Laagerfseweg48en50-vg01_0003.png"

Andere uitzondering zijn bestaande stedelijke functies, anders dan wonen. Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘landelijk gebied’ kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat: percelen bestemd voor specifieke stedelijke functies een andere stedelijke functie krijgen, niet zijnde permanente bewoning van een recreatiewoning, kantoor of detailhandel, onder de voorwaarde dat de functiewijziging naar aard en omvang, op basis van een integrale afweging, niet leidt tot een toename van de invloed op de omgeving, dat bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden behouden en dat omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

Toetsing

In het plangebied is, aan de Laagerfseweg 48, een agrarisch bedrijfsperceel gelegen. Voor grondgebonden landbouw is dit niet optimaal gesitueerd en uitgerust, vooral vanwege de directe nabijheid van enkele woningen van derden. Op het perceel is 1082 m² aan overtollige bebouwing aanwezig, die gesloopt kan worden. Op grond van de ruimte voor ruimteregeling kan dan ook één nieuwe woning worden toegestaan.

Aan de Laagerfseweg 50 is een bedrijfsbestemming aanwezig voor een niet-agrarisch bedrijf. Dit betreft een stedelijke functie. Met dit bestemmingsplan krijgt het perceel een andere stedelijke functie: wonen. Dit houdt in dat de aanwezige bedrijfswoning een woonbestemming krijgt en dat een nieuwe woning wordt geïntroduceerd ter vervanging van de bedrijfsbebouwing. Hierbij neemt de invloed op de omgeving af, ondermeer door een afname van de hoeveelheid bebouwing. Bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden hierbij niet aangetast en omliggende, agrarische bedrijven worden niet in hun mogelijkheden beperkt.

In totaal wordt met dit plan circa 2015 m² aan overtollige bebouwing (1082 m² aan de Laagerfseweg 48 en 933 m² aan de Laagerfseweg 50) verwijderd en krijgt het plangebied een invulling die duurzaam is richting de toekomst. Het leidt dan ook tot een meerwaarde voor de omgeving.

Concluderend valt onderhavig bestemmingsplan dan ook onder de uitzondering voor het verstedelijkingsverbod.

Bodem en water

Op de kaart met de naam 'bodem en water' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'overstroombaar gebied'. In artikel 1.13, tweede lid bepaalt de PRV hiervoor het volgende:

Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘overstroombaar gebied’ bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico’s. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.

Het plangebied is binnendijks gelegen. Dit wijzigingsplan voorziet niet in kwetsbare en vitale objecten (zoals elektriciteitscentrales en ziekenhuizen) en ook niet in woonwijken en bedrijventerreinen. Voor dit wijzigingsplan behoeft dus geen rekening te worden gehouden met overstromingsrisico’s.

Landschap

Op de kaart met de naam 'landschap' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'Landschap' en daarbij nader aangeduid als 'Gelderse Vallei'. Artikel 1.8 bepaalt daarvoor het volgende:

Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘landschap’ bevat bestemmingen en regels ter bescherming van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten landschap [van de PRV].

Voor de Gelderse Vallei zijn de volgende kernkwaliteiten benoemd:

  • Rijk gevarieerde kleinschaligheid;
  • Stelsel van beken, griften en kanalen;
  • Grebbelinie;
  • Overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank).

Toetsing

Voorliggend plan voorziet in de herontwikkeling van bestaande bedrijfspercelen, waarbij de bebouwing aanzienlijk afneemt. De genoemde kernkwaliteiten zijn hierbij niet in het geding.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de PRV.

2.3 Structuurvisie Woudenberg 2030

In de structuurvisie Woudenberg 2030 geeft het gemeentebestuur zijn visie over de ruimtelijke invulling voor het wonen, werken en recreëren in Woudenberg voor de komende jaren tot 2030.

De agrarische sector blijft een belangrijke functie in het buitengebied met uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven die dat wensen. Daarnaast biedt de gemeente, in het kader van het VAB-beleid, ruimte om doormiddel van experimenten en maatwerk in te spelen op het verwachtte aantal vrij te komen vierkante meters aan stallen. Met dit bestemmingsplan wordt daaraan invulling gegeven.

Hoofdstuk 3 Bestaande en nieuwe situatie

3.1 Bestaande situatie

3.1.1 Omgeving

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten zuidoosten van het dorp Woudenberg. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap. Even ten noorden van het plangebied ligt het bedrijventerrein van Woudenberg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.Laagerfseweg48en50-vg01_0004.png"

Luchtfoto omgeving met het plangebied in rood globaal aangeduid

3.1.2 Plangebied

De Laagerfseweg 48 en 50 zijn direct aan de openbare weg gelegen. In het plangebied is een agrarisch erf aanwezig, met op elk perceel een bedrijfswoning. Daarachter bevinden zich de voormalige agrariche bedrijfsgebouwen. Dit betreffen eenvoudige bouwvolumes: een bouwlaag met een kap, waarvan de lengterichting wisselend is. Rondom de gebouwen is een eenvoudig tuin- en erfinrichting aanwezig. Bezien vanaf de openbare weg, staan aan de voorzijde van het erf enkele bomen.

Direct ten zuiden van het plangebied, aan beide zijde van de Laagerfseweg is een transportbedrijf aanwezig met daarbij een drietal woningen en parkeerterrein. Ten noorden van het plangebied is een vrijstaande woning aanwezig en weer ten noorden daarvan is bedrijventerrein aanwezig. Voor het overige is het plangebied omgeven met weilanden en akkers, waarop relatief weinig perceelsrandbeplantingen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.Laagerfseweg48en50-vg01_0005.png"

Luchtfoto met het plangebied globaal in rood omkaderd

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.Laagerfseweg48en50-vg01_0006.png"

Situatietekening bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.Laagerfseweg48en50-vg01_0007.png"

Aanzicht bestaande woningen in het plangebied

3.2 Nieuwe situatie

3.2.1 Beschrijving voornemen

De planlocatie kent geen agrarisch gebruik van betekenis meer. De eigenaar wenst de bestaande (voormalige), agrarische bedrijfsbebouwing, in totaal 2015 m², te slopen en de woning aan de Laagerfseweg 48 circa 15 meter noordelijker van de huidige situatie te herbouwen. Daarnaast wenst de eigenaar een tweetal nieuwe bouwkavels te realiseren. De ontsluiting van deze kavels vindt plaats ter hoogte van de bestaande woning nr. 48.

De bedrijfswoning aan de Laagerfseweg 50 blijft behouden en wordt bestemd als burgerwoning. Deze woning zal haar huidige inrit behouden. Voor de Laagerfseweg 48 zal een nieuwe uitrit worden aangelegd. Het bijgebouw direct achter de woning Laagerfseweg 50 behoort nu voor de helft bij nummer 50 en de andere helft bij nummer 48. In de beoogde situatie blijft dit bijgebouw gehandhaafd maar wordt dan in haar totaliteit bij de woning Laagerfseweg 50 gevoegd.

3.2.2 Ruimtelijke inpassing

Uitgangspunten

Voor de herontwikkeling van het plangebied is de opzet van het agrarische erf als uitgangspunt genomen. Op de eerste lijn, langs de openbare weg, bevindt zich de hoofdbebouwing. Op de tweede lijn, achter de woning op nummer 50, is de bebouwing ondergeschikt aan de bebouwing op de eerste lijn. De bebouwing wordt daarbij geclusterd en het aantal uitwegen blijft beperkt. Daarnaast is, vanwege milieuzoneringen, voor nieuw te bouwen woningen een afstand van minimaal 50 meter in acht genomen tot het zuidelijk gelegen transportbedrijf dat zowel bij de Laagerfseweg 41 als aan de Laagerfseweg 54a gevestigd is. Zie voor een nadere toelichting hierop paragraaf 4.1.3. Hiermee wordt een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen gegarandeerd en worden geen nieuwe belemmingen geintroduceerd voor dat bedrijf.

Woning Laagerfseweg 48

De huidige woning aan de Laagerfseweg 48 is een voormalige boerenarbeiderswoning. Deze woning zal worden gesloopt. Daarvoor komt een bouwkavel terug, die iets in noordelijke richting wordt opgeschoven. Hierdoor ontstaat ruimte voor een gecombineerde uitrit van het totale plan.

De woning vormt een cluster met de (toekomstige) bebouwing op nummer 50 en dient hier dan ook tegenaan te liggen. Hierdoor blijft de ruimte en doorzicht en daarmee de openheid aan de noordzijde van het plan in stand. Deze kwaliteit van openheid is belangrijk omdat verder naar het noorden toe de verdichting met bedrijfsbebouwing sterk toeneemt. De toekomstige woning mag een prominentere positie binnen het cluster aannemen, met de daarbij behorende architectonische kwaliteit.

Nieuwe woningen

De twee nieuw te bouwen woningen achter nummer 50 komen in de plaats van de voormalige bedrijfsbebouwing. De hoofdbebouwing van dit kleine bebouwingscluster is de bestaande woning op nummer 50, samen met de nieuw te bouwen woning van nr. 48. De twee woningen achter nr. 50 zijn hierdoor ondergeschikt aan de woningen aan de Laagerfseweg en liggen in de tweede lijn. De woningen dienen dus ook als zodanig vormgegeven te worden. De nieuw te bouwen woningen zijn een eigentijdse interpretatie van een boerenschuur. De beide woningen worden relatief dicht bij elkaar en in elkaar verlengde situatie gesitueerd. De beide woningen worden ontsloten op de Laagerfseweg via een gezamenlijke uitweg, die ook door de woning op nummer 50 wordt gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.Laagerfseweg48en50-vg01_0008.png"

Inrichtingsplan

De beeldkwaliteit van de nieuw te bouwen woningen is uitgewerkt in een beeldkwaliteitsplan. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting.

3.2.3 Verkeer en parkeren

De ontsluiting van het plangebied blijft in de nieuwe situatie ongewijzigd: via de Laagerfseweg. In het noorden haakt die weg aan op de hoofdontsluiting van het dorp: de Stationsweg-Oost c.q. de N224. De verkeersgeneratie op de Laagerfseweg neemt als gevolg van dit plan niet wezenlijk toe.

Het parkeren bij de bestaande woning en bij de nieuwe woning in het plangebied wordt op eigen erf opgelost. Bij elke woning is ruimschoots voldoende ruimte aanwezig voor het parkeren van minimaal twee auto's.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieu

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Door Grondvitaal B.V. is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit in het plangebied. Dit is gecombineerd met een onderzoek naar asbest in bodemonderzoek, vanwege de in het plangebied aanwezige asbestdaken zonder goten (druppellijnen). Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2 bij de Bijlagen bij de toelichting.

Uit dit onderzoek blijkt dat de bodemkwaliteit voldoende is voor het beoogde gebruik. Wel is bij twee te slopen schuren de druppellijn verontreinigd met asbest (waarden ruim boven de toegestane concentratie). Deze dienen, voorafgaand aan de sloop van de ondergrondse delen, te worden gesaneerd. Deze sanering is betrekkelijk eenvoudig uit te voeren en staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Dit bestemmingsplan voorziet in milieugevoelige functies: woningen. De locatie ligt in een rustig buitengebied. Derhalve kan geen correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype “rustige woonwijk” uitgevoerd worden.

In de omgeving zijn een aantal milieubelastende functies, bedrijven aanwezig. Het gaat dan om de volgende bedrijven:

  • 1. Laagerfseweg 31, producent van kachels, milieucategorie 2;
  • 2. Laagerfseweg 54a, transportbedrijf met bijbehorend stallingsterrein aan de Laagerfseweg tussen 35 en 41, milieucategorie 3.1;

Voor de eerste functie geldt een richtafstand van 30 meter. Alle woningen in het plangebied bevinden zich op een grotere afstand. Voor de tweede functie geldt een richtafstand van 50 meter. Deze afstand moet in principe vanaf de grens van de bedrijfsbestemming gemeten worden. De situatie ter plekke geeft echter aanleiding om hierop een correctie toe te passen. Tussen het plangebied en het gedeelte van het bedrijfsperceel aan de Laagerfseweg 54a, waar de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, bevindt zich namelijk een perceel waarop zich de bedrijfswoning van het transportbedrijf met bijbehorende tuin bevindt, de Laagerfseweg 54. De ruimtelijke effecten van dit perceel zijn vergelijkbaar met een reguliere (burger)woning, die niet milieuhinderlijk is. Door de aanwezigheid van de woning met tuin, de reeds aanwezige bedrijfsbebouwing op het aangrenzende perceel en de vorm en ligging van het perceel zelf, is het perceel praktisch gezien niet bruikbaar voor een ander gebruik door het transportbedrijf. Hierom is het gerechtvaardigt om voor het bepalen van de uitwaartse zonering van het bedrijf uit te gaan van de percelen waar het transportbedrijf daadwerkelijk activiteiten uitvoert en kan het perceel van de bedrijfswoning verder buiten beschouwing blijven.

De nieuw te bouwen woningen bevinden zich op een afstand van 50 meter en meer tot de bedrijfspercelen aan de Laagerfseweg 54 en de Laagerfseweg tussen 35 en 41. Van het genoemde perceel waarop de bedrijfswoning staat bevindt zich alleen een gedeelte van de achtertuin zich binnen 50 meter tot de dichtsbijzijnde nieuwe woning. De te behouden woning met huisnummer 50 ligt op circa 40 meter afstand. Daarmee wordt niet aan de richtafstand voldaan. Het betreft hier echter een bestaande situatie. Het toekennen van een woonbestemming aan deze woning leidt niet tot een nieuwe belemmering voor het bedrijf. Voor het maatgevende aspect, geluid, moet het bedrijf op grond van het Activiteitenbesluit al rekening houden met deze woning. Concluderend zal dan ook sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat in de woningen in het plangebied en worden geen nieuwe belemmingen geintroduceerd voor de bedrijven in de omgeving.

4.1.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg: de Laagerfseweg. Derhalve wordt alleen wegverkeerslawaai beschouwd.

Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van de Laagerfseweg. Door adviesbureau Groenewold is daarom akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3.De berekende geluidbelasting op de geplande twee nieuwe woningen bedraagt Lden= 48 dB of lager (incl. aftrek 5 dB) vanwege de Laagerfseweg. Dit voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van Lden=48 dB.

De geluidbelasting op de woning Laagerfseweg 48 (vervangende nieuwbouw) bedraagt 55 dB op de oostgevel. Dit is hoger dan de voorkeursgrenswaarde en lager dan de maximale waarde van 58 dB. Als reële maatregel is overwogen de woning op te schuiven. Er ontstaat dan echter een kleinere geluidluwe tuin, t.o.v. het voorstel. In het huidige voorstel zijn er wel twee geluidluwe gevels aanwezig. Daarmee past de aanvraag binnen de wettelijke kaders en het gemeentelijke geluidbeleid. Verzocht wordt een hogere waarde van 55 dB vast te stellen voor de woning. Verkeersgeluid vormt hiermee geen belemmering voor realisatie van het plan.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van twee nieuwe woningen ter vervanging van bedrijfsbebouwing en een nieuwe woning ter vervanging van een bedrijfswoning. Daarmee valt dit bestemmingsplan onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

4.1.6 Externe veiligheid

Zoals uit onderstaande uitsnede van de provinciale risicokaart blijkt, ligt het plangebied niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van wegen en spoorlijnen die voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Wel lopen ten oosten en ten westen van het plangebied hogedrukaardgastransportleiding.

Voor beide leidingen geldt dat het plangebied buiten de contour voor het groepsrisico (de 1%-letaliteitgrens) ligt. Voor de oostelijk gelegen leiding is deze contour aan weerszijden van de leiding hooguit 95 meter. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 275 meter. Voor de westelijk gelegen leiding is deze contour aan weerszijden van de leiding 200 meter. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 210 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.Laagerfseweg48en50-vg01_0009.png"

Uitsnede provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) met het plangebied globaal in oranje aangeduid

4.1.7 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Volgens de gemeentelijke verwachtingskaart heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Hierom heeft Laagland Archeologie in mei 2019 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd. Dit onderzoek is bijlage 6 van de Bijlagen bij de toelichting.

Op basis van de landschapsgeschiedenis was vanaf het Laat-Paleolithicum tot Bronstijd het terrein geschikt voor bewoning. Uit deze perioden kunnen archeologische resten worden verwacht. Vanwege de ligging in een vlakte van verspoelde dekzanden was het plangebied waarschijnlijk geen favoriete plek voor bewoning. Favoriete plekken voor bewoning waren de dekzandruggen en kopjes in de nabijheid van water. Om die reden wordt een matige archeologische verwachting aangehouden. In de periode 1500 voor Chr. tot in de Volle Middeleeuwen maakte het plangebied onderdeel uit van een veengebied. Omdat het veengebied na de Volle Middeleeuwen (1100 na Chr.) ontgonnen is kunnen er in het plangebied verder resten verwacht worden uit de periode vanaf de Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd. Omdat in de omgeving van het plangebied nog geen boerderij of andere bebouwing aanwezig was op het kadastrale minuutplan, is de archeologische verwachting vanaf de Volle Middeleeuwen tot Nieuwe tijd eerder laag. Omdat de archeologische verwachting hoger is dan in de periode Bronstijd-Volle Middeleeuwen wordt een matige archeologische verwachting aangehouden.

Het plangebied bestaat overwegend uit een verstoorde bodemopbouw bestaat, afgezien van enkele enigszins intacte bodemprofielen op het noordelijk deel van het plangebied. Vanwege de ligging in een verspoelde dekzandvlakte wordt ook daar niet veel verwacht. Om deze reden wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven. In dit bestemmingsplan daarom geen dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van naar verwachting aanwezige, archeologische waarden.

Mochten bij graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt conform de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de gemeente of haar regio-archeoloog bij de omgevingsdienst Utrecht.

Bijzondere, cultuurhistorische waarden en monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied. .

4.3 Ecologie

Door adviesbureau Groenewold Natuur & Milieu is onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden in het besluitgebied. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 4. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied geen habitat vormt voor beschermde flora en fauna. Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het plangebied ligt ruim buiten het NatuurNetwerk Nederland uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Ter nadere onderbouwing van de conclusie dat het plan geen negatieve effecten heeft op Natura 2000-gebieden door de depositie van stikstof is nader onderzoek uitgevoerd door adviesbureau Groenewold Natuur & Milieu. Dit stikstofdepositie-onderzoek is bijlage 5. Uit dit onderzoek blijkt dat geen sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden door stikstofdepositie.

Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in de weg.

4.4 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig, waarmee specifiek rekening gehouden dit te worden bij het aanpassen van bouwmogelijkheden in het plangebied.

4.5 Waterparagraaf

Voor dit bestemmingsplan is via www.dewatertoets.nl een digitale watertoets uitgevoerd. Het resultaat van deze toets is bijlage 7 van de Bijlagen bij de toelichting. Hieruit volgt dat het initiatief geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan is door het waterschap Vallei en Veluwe een positief wateradvies gegeven ten aanzien van het onderhavige plan.

Waterafvoer

In de nieuwe situatie neemt het verhard oppervlak per saldo aanzienlijk af. Hemelwater zal worden afgevoerd richting de omliggende watergangen, wanneer mogelijk oppervlakkig via de omliggende, onverharde gronden. De vuilwaterafvoer van de woningen zal worden aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Boringsvrije zone

Het plangebied ligt in de boringsvrije zone van de drinkwaterproductielocatie Woudenberg van Vitens. De boringsvrije zone is een zone rondom de grondwaterwinning Woudenberg van Vitens. Deze grondwaterwinning is de bron van de drinkwatervoorziening voor o.a. de gemeente Woudenberg. In de boringsvrije zone beschermt een ondergrondse kleilaag de onderliggende waterwinning.

Om te voorkomen dat een kleilaag, die de onderliggende waterwinning beschermt, wordt doorboord en ter bescherming van de grondwaterkwaliteit voor de drinkwatervoorziening stelt de provincie Utrecht in haar Provinciale Milieu Verordening 2013 (PMV) in artikel 19 t/m 22 dat een aantal activiteiten aan voorschriften is gebonden. Het betreft onder andere een verbod op boor-, grond- en funderingswerkzaamheden dieper dan 10 meter onder het maaiveld en het toepassen van bodemenergiesystemen. Onder voorwaarden zijn vrijstellingen op dit verbod mogelijk.

Daarnaast geldt voor iedereen de bijzondere zorgplicht (artikel 4 van de PMV 2013). Dit houdt in dat verontreiniging van het grondwater moet worden voorkomen of, voor zover het niet kan worden voorkomen, zoveel mogelijk moet worden beperkt of ongedaan gemaakt.

In het plangebied zijn geen werkzaamheden voorzien die dieper reiken dan 10 meter onder maaiveld. De funderingswijze en de warmtesystemen van de nieuwe woningen zal bepaald worden bij de uitwerking van de bouwplannen van de nieuwe woningen. Voor beide aspecten zal de keuze gemaakt moeten worden binnen de voorwaarden die de PMV daaraan stelt.

Conclusie

Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.

Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening) als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen, geactualiseerd op gewijzigde wetgeving en op onderdelen aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied. De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.

5.1 Agrarisch

Met de bestemming 'Agrarisch' behoudt het gedeelte van het plangebied, dat niet nodig is voor de nieuwe woonpercelen, een passende bestemming, maar dan zonder een bouwvlak. De gronden worden hiermee in hoofdzaak bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijvigheid. Met deze bestemming wordt niet in gebouwen voorzien.

5.2 Wonen

Met de bestemming 'Wonen' worden de twee bedrijfswoningen in het plangebied als burgerwoning bestemd. Daarbij wordt voor de woning aan de Laagerfseweg 48 voorzien in de herbouw op de nieuwe locatie. Verder wordt in de twee nieuwe woningen voorzien.

Voor elke bestaande woning is een bouwvlak aangegeven waarbinnen een vrijstaande woning is toegestaan. Voor de twee nieuwe woningen is een bouwvlak aangegeven waarbinnen twee vrijstaande woningen zijn toegestaan. Elke woning mag maximaal 600 m³ groot zijn.

Bijgebouwen zijn toegestaan binnen en buiten het bouwvlak, mits deze zich achter de voorgevellijn van de woning bevinden. Bij elke woning is maximaal 80 m² aan bijgebouwen toegestaan. .

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Utrecht, Vitens en de veiligheidsregio in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het concept van dit bestemmingsplan is niet toegezonden aan het Rijk. Met dit plan zijn geen nationale belangen in het geding zijn. Het waterschap Vallei & Veluwe heeft een positief advies gegevens voor dit bestemmingsplan (zie paragraaf 4.5). Van Vitens en de veiligheidsregio een een reactie op het plan ontvangen. Die worden hierna behandeld.

6.1.1 Vitens

Samenvatting reactie

Vitens mist in het voorontwerpbestemmingsplan aandacht voor de ligging van het plangebied in een boringsvrije zone. Dit is een beschermingszone rond een gebied rondom de grondwaterwinning Woudenberg. Op grond van de Provinciale Milieu Verordening (PMV) gelden voor boringsvrije zones regels die moeten voorkomen dat de kleilaag die de onderliggende waterwinning beschermt, wordt doorboord. Uit het voorontwerp blijkt of grondwerkzaamheden beneden de dieptegrens van 10m-mv nu of in de toekomst plaatsvinden of gerealiseerd worden. Vitens verzoekt daarom een tekstvoorstel in de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan en in de planregels op te nemen, zodat duidelijk wordt dat bij activiteiten in de boringsvrije zone regels uit de PMV van toepassing zijn.

Beantwoording

Het tekstvoorstel voor de plantoelichting is verwerkt in de paragraaf 4.5. Daarbij is tevens aangegeven werkzaamheden op een diepte van meer dan 10 meter onder maaiveld niet concreet voorzien zijn in het plangebied. Ten aanzien van de funderingswijze en de warmtesystemen van de nieuwe woningen zal bij de uitwerking van de bouwplannen van de nieuwe woningen rekening gehouden moeten worden met beperkingen die de PMV reeds stelt voor ingrepen in de bodem. Om die reden is het voorstel van Vitens voor de planregels en de verbeelding niet overgenomen. Vanuit de PMV gelden al regels om de kleilaag in de bodem te beschermen. Een (dubbele) regeling in het bestemmingsplan is daarom niet nodig.

6.1.2 Veiligheidsregio Utrecht

Samenvatting reactie

  • a. Na bestudering van het voorontwerpbestemmingsplan en uit eigen onderzoek stelt het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio vast dat alle relevante zaken ten aanzien van externe veiligheid zijn meegenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Binnen het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig waarvoor een verantwoordingsplicht geldt voor het groepsrisico.
  • b. Het dagelijks bestuur heef ook gekeken naar de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen. Het stedenbouwkundig ontwerp laat in onvoldoende mate zien of het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Het dagelijks bestuur vraag specifiek aandacht te geven aan de bereikbaarheid van huisnummer 50 (zuidelijke woning). Het bestuur adviseert bij de nadere uitwerking gebruik te maken van de CROW30 publicatie 164 a t/m d met als aanvulling CROW publicatie 165 en de handreiking bereikbaarheid en bluswatervoorziening vanuit Brandweer Nederland (2012).
  • c. Daarnaast is het plangebied in onvoldoende mate voorzien van bluswatervoorzieningen. De dichtstbijzijnde bluswatervoorziening is een ondergrondse brandkraan ter hoogte van huisnummer 46 (90 meter ten noorden van de beoogde ontsluiting). Het bestuur adviseert aanvullende maatregelen te treffen zodat de afstand tussen de bluswatervoorziening en de brandweeringang van de woningen ten hoogste 40 meter is en daarmee wordt voldaan aan artikel 6.30 lid 3 van het Bouwbesluit 2012.

Beantwoording

  • a. Dit punt van de reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
  • b. In het inrichtingsplan is voorzien in een erftoegangsweg met een breedte van minimaal 5 meter en die alle vier de woningen in het plangebied dient. Ter hoogte van de bochten in de erftoegangsweg is voorzien in grotere breedtes, zodat de weg ook toegankelijk wordt voor grotere voertuigen, zoals brandweerwagens. Bij de verdere detaillering van het ontwerp zal rekening worden gehouden met de eisen vanwege de toegankelijkheid van de percelen voor de brandweer.
  • c. Bij de bouw van de nieuwe woningen moet uiteraard voldaan worden aan het Bouwbesluit. In het kader van de realisatie van de nieuwe woningen zullen dan ook aanvullende maatregelen worden getroffen zodat de bluswatervoorziening bij de nieuwe woningen op orde is.

6.2 Voorontwerp

De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen. Wel heeft vooroverleg met de direct omwonenden van het plangebied plaatsgevonden. Door de initiatiefnemer zijn zij in juli 2019 geïnformeerd over de aanstaande functieverandering in het plangebied en is hun het inrichtingsplan voor de nieuwe sitautie getoond. Dit heeft geen aanleiding gegeven om de plannen bij te stellen.

6.3 Ontwerp

Van 8 januari 2020 tot en met 18 februari 2020 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen is één zienswijze ingediend. De inhoud en de beantwoording van deze zienswijze is te vinden in een seperate nota bij het bestemmingsplan.