Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Klein Huigenbosch’ met identificatienummer NL.IMRO.0351. BP2018Kleinhuig-ow01 van de Gemeente Woudenberg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien
het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk dat als
functioneel onderdeel van een hoofdgebouw aan te merken is, dat
in directe verbinding staat met het hoofdgebouw als
aangebouwde uitbreiding en dat uit architectonisch oogpunt
herkenbaar is als afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte
aanvulling op dat hoofdgebouw;
1.6 Aan huis gebonden beroep:
het door de bewoner van de woning,
in diens woning, uit te oefenen dienstverlenend beroep, waarbij
de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is;
1.7 achtererf:
de gronden die behoren bij het
hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevelrooilijn van het
hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn in het verlengde
daarvan;
1.8 achtergevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de
achtergevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde
daarvan;
1.9 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua
ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een
gedeelte van het huishouden uit een oogpunt van mantelzorg
gehuisvest is;
1.10 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf in hoofdzaak gericht op
het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het
installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van
goederen, die ter plaatse worden vervaardigd;
1.11 ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden
van waren (waaronder uitstalling ten behoeve van verkoop) aan
consumenten buiten vestigingen, zoals (week)markten,
standplaatsen buiten de markten en het venten;
1.12 Antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een
antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een
techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende
bevestigingsconstructie;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bed & breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van
het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief
nachtverblijf en ontbijt binnen bestaande gebouwen aan
personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.15 bedrijf:
een onderneming gericht op het
vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, verhuren,
opslaan, distribueren en verhandelen van goederen, waarbij
ondergeschikte detailhandel uitsluitend plaatsvindt in de vorm
van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte
of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks
verband staan met de uitgeoefende
bedrijfsvoering;
1.16 bestaand:
bij bouwwerken: de bestaande
legale bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van het
bestemmingsplan als ontwerp;
bij gebruik: het bestaande
legale gebruik ten tijde van het van kracht worden van het
bestemmingsplan;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming;
1.19 bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een
hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen
aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
1.21 bouwgrens:
de grens van een
bouwvlak;
1.22 bouwlaag:
een verdieping (met inbegrip van de
begane grond en uitgezonderd een kelder) van zodanige afmetingen
en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende
voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor verschillende
functies en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft als de
daaronder gelegen bouwlagen;
Een zolder en
dakopbouw worden niet gezien als bouwlaag als de hoogte
minder is dan 1,5 m. Als de hoogte tussen 1,5 m en 2,1 m is,
dan wordt dit ook niet als bouwlaag gezien zolang de laag
verder niet beloopbaar is. Als het een zolder onder een puntdak
betreft en de hoogte alleen net onder de punt van het dak
1,8 m is, dan wordt de zolder niet geacht 'beloopbaar' te
zijn.
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond,
waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
de grens van een
bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
toegelaten;
1.26 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van
enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden;
1.27 Dakkapel:
een constructie ter vergroting van
een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak
bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en
de onderzijde van de constructie in het dakvlak is
geplaatst;
1.28 Dakopbouw:
een constructie ter vergroting van
een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze
constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de
onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van
het dak is (zijn) geplaatst;
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die
deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en
anders dan voor gebruik ter plaatse. Onder detailhandel vallen
niet: afhaalpunten (locaties ten behoeve van internetdetailhandel
die uitsluitend bedoeld zijn voor het afhalen of terugbrengen van
goederen door de consument);
1.30 Erker:
een bijbehorend bouwwerk dat tot
vóór de voorgevelrooilijn aan de oorspronkelijke voorgevel mag
worden gebouwd;
1.31 evenement:
een voor het publiek toegankelijke
verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek,
sociaal-cultureel vlak, met uitzondering van
bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de
filmvertoningen, kansspelen als bedoeld in de Wet op de
Kansspelen alsmede betogingen, samenkomsten en vergaderingen als
bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
1.33 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel
door zijn aard, functie, constructie en/of afmetingen dan wel
gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan
te merken;
1.34 huishouden:
een samenwoning van een groep
mensen in gezinsverband of daarmee vergelijkbare samenstelling,
waarbij geen sprake is van een van tevoren vaststaande
tijdelijkheid van de samenwoning;
1.35 internetverkoop:
een specifieke vorm van
detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen
ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden
en overwegend per post worden geleverd;
1.36 kantoor:
een gebouw of een deel van een
gebouw in de vorm van een ruimtelijk en bouwkundig zelfstandige
eenheid dat geheel of grotendeels in gebruik is of te gebruiken
is voor bureaugebonden werkzaamheden of daaraan ondersteunende
activiteiten;
1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van
diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid
door middel van handwerk - niet zijnde een aan huis gebonden
beroep - waarbij het maximum vloeroppervlak voor kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten 50 m² bedraagt, waarbij de
woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden, de
activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de
bedrijfsuitoefening plaatsvindt door de bewoner van de woning.
Onder kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt tevens het
bieden van bed & breakfast (tot een maximum van 3 kamers) en
internetverkoop gerekend , maar geen webwinkel;
1.38 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende
kunst in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.39 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele
doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een
via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee naar aard
gelijk te stellen voorziening;
1.40 Mantelzorg:
langdurende zorg die wordt geboden
aan iedereen die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak, door personen uit diens sociale omgeving,
waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten
voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis en
buiten organisatorisch verband;
1.41 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het
openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van
elektriciteit, gas, (stads)verwarming, drinkwater en
telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en
(ondergrondse) afvalinzameling;
1.42 ondergeschikt:
een activiteit die in ruimtelijk,
functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt en
ten dienste is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane
hoofdfunctie. De activiteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige
en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt
toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of
nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar
blijft;
1.43 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder
begrepen een carport;
1.44 peil:
Voor bouwwerken waarvan de
hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van
die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
In andere gevallen: het
vloerpeil zoals vastgesteld door burgemeester en
wethouders.
1.45 Praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan,
dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch,
(para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te
stellen gebied;
1.46 Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen voor
het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
1.47 Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke,
besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch-pornografische aard
plaatsvinden;
1.48 stallingsruimte voor fietsen:
een bergruimte om fietsen beschermd
tegen weer en wind te kunnen opbergen, die vanaf de openbare weg
rechtstreeks bereikbaar is via het aansluitende
terrein;
1.49 (statische) opslag:
het opslaan van goederen die naar
hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze
een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld
worden;
1.50 terras:
een buiten een gebouw gelegen
gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen
vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren
verstrekt;
1.51 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van
een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg
grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te
wijzen gevel;
1.52 Voorgevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de
voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van een
hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide
gevels van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, gelegen aan
de straatkant, gezien worden als
voorgevelrooilijn(en);
1.53 webwinkel:
een specifieke vorm van
detailhandel zonder uitstalling, waarbij de goederen via internet
worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter
plaatse afgehaald worden;
1.54 woning:
een complex van ruimten geschikt
voor de huisvesting van één huishouden;
1.55 zijerf:
de gronden die behoren bij het
hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat
hoofdgebouw tussen de voorgevelrooilijn en de
achtergevelrooilijn.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van de regels wordt
als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grens van het bouwperceel
en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst
is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
zonnepanelen, antennes, liftschachten, ondergeschikte technische
installaties en leidingen en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van
het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant
van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen,
exclusief van het betrokken gebouw deel uitmakende kelders en
andere ondergrondse ruimten;
2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door)
de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren);
2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt
van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken
en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk; Bij overkappingen wordt de oppervlakte
gemeten ter plaatse van de neerwaartse projectie van het
dak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Lid 3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
langzaamverkeersverbindingen;
water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
Lid 3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende
regels:
op deze gronden zijn
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen
zijnde, toegestaan, met dien verstande dat wel gebouwen
en overkappingen in de vorm van voorzieningen ten behoeve van
het openbaar vervoer zijn toegestaan;
de maximum bouwhoogte van
licht- en vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
de maximum bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde,
bedraagt 3,0 m.
Lid 4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
voor- en zijtuinen;
erkers;
aan de straatzijde uitsluitend de aanleg, behoud en herstel van een beukenhaag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - haag'.
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen gelden
de volgende regels:
gebouwen, niet zijnde
bijbehorende bouwwerken, zijn, behoudens bestaande gebouwen,
niet toegestaan;
bijbehorende bouwwerken moeten
aan het hoofdgebouw worden vastgebouwd;
aan de voorgevel van het
hoofdgebouw mag een bijbehorend bouwwerk worden opgericht met
dien verstande dat:
de maximum bebouwde
oppervlakte 6,0 m² bedraagt;
de maximum diepte
1,5 m bedraagt;
het bijbehorend bouwwerk
maximaal 70 % van de breedte van de voorgevel van
het hoofdgebouw mag bedragen.
aan de zijgevel van het
hoofdgebouw mag een bijbehorend worden opgericht met dien
verstande dat:
de maximum bebouwde
oppervlakte 6,0 m² bedraagt;
de maximum diepte
1,5 m bedraagt;
de minimum afstand van het
bijbehorend bouwwerk tot de voorgevelrooilijn 3,0 m
moet bedragen.
de maximum bouwhoogte van
aangebouwde bijbehorende bouwwerken is gelijk aan de hoogte
van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 0,3
m.
de inhoud, de oppervlakte, de
hoogte en de situering van bestaande gebouwen, anders dan
bedoeld in sub b t/m e, mag niet worden
veranderd;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende
regels:
de maximum bouwhoogte van erf-
en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt
1,0m;
de maximum bouwhoogte van erf-
en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet
grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) bedraagt 2,0
m;
het bouwen van erf- en
terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend
aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet
toegestaan;
in afwijking van het
bepaalde in lid c zijn erf- en
terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend
aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum
bouwhoogte van 2,0 m indien:
het een erfafscheiding
betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal
50 % transparant is en, indien gewenst, van
beplanting wordt voorzien.
de maximum bouwhoogte van
pergola's bedraagt 2,5 m.
Lid 4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze
bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het langer dan 14 dagen
stallen van caravans, boten en andere kampeermiddelen op
de gronden als bedoeld in artikel 4 lid 1.
Lid 5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
overige verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
evenementen;
met daaraan ondergeschikt:
reclame- uitingen;
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en
overkappingen gelden de volgende regels:
het bouwen van gebouwen en
overkappingen is niet toegestaan, met dien verstande
dat:
gebouwen en
overkappingen ten behoeve van het openbaar vervoer,
nutsvoorzieningen en fietsenstallingen zijn toegestaan
met een maximum bouwhoogte van 3,0 m;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende
regels:
de maximum bouwhoogte van
licht- en vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
de maximum bouwhoogte van
reclame-uitingen bedraagt 4,0 m, met dien verstande dat
de maximum oppervlakte voor verlichte reclame-uitingen 0,5 m²
bedraagt;
de maximum bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde,
bedraagt 6,0 m;
Lid 6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
ter plaatse van de aanduiding ‘geluidsscherm' is een muur van maximaal 2,5m toegestaan;
tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen moeten
binnen een bouwvlak worden gebouwd;
per hoofdgebouw is ten hoogste
één woning toegestaan;
het bestaande aantal woningen
mag niet worden vergroot, met dien verstande dat ter
plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het
aantal woningen ten hoogste het aantal aangegeven
wooneenheden bedraagt;
de maximum goot- en bouwhoogte
van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de
verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding
'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
woningen dienen vrijstaan te
worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding
aaneengebouwd mogen de woningen geschakeld gebouwd
worden.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
de gezamenlijk te bebouwen maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf wordt bepaald aan de hand van de in de navolgende tabel opgenomen staffel, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverkapt moet blijven; bij het bepalen van de maximum oppervlakte wordt de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak niet meegerekend:
Oppervlakte perceel (m²) | Maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken (m²) |
Tot en met 300 | 50 |
Vanaf 300 tot en met 500 | 70 |
Vanaf 500 tot en met 750 | 80 |
de maximum oppervlakte per bijbehorend bouwwerk bedraagt 50 m², met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend;
in afwijking van het bepaalde onder a en b bedraagt het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw zoveel als is toegestaan op grond van het bepaalde onder a en b vermeerderd met hetgeen is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'oppervlak m2';
indien de bestaande oppervlakte groter is dan de oppervlakte genoemd in lid a en b, geldt die oppervlakte als maximum;
bij aaneengebouwde woningen bedraagt de maximum goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken 3,3 m en bedraagt de maximum bouwhoogte 0,3 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer met een absoluut maximum van 4,0 m;
in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt de maximum bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de zijgevel van het hoofdgebouw bij aaneengebouwde woningen 5,5 m;
bij vrijstaande woningen bedragen de maximum goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken 3,3 m respectievelijk 5,5 m;
de maximum goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedragen 3,3 m respectievelijk 5,5 m;
de maximum bouwhoogte van vrijstaande overkappingen bedraagt 3,0 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden
de volgende regels:
de maximum bouwhoogte van erf-
en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt
1,0 m;
de maximum bouwhoogte van erf-
en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet
grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) bedraagt 2,0
m;
in afwijking van het bepaalde
onder b is er ter plaatse van de aanduiding
‘geluidsscherm' is een muur van maximaal 2,5m
toegestaan.
het bouwen van erf- en
terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend
aan openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet
toegestaan;
in afwijking van het bepaalde
in lid c zijn erf- en terreinafscheidingen achter de
voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied)
toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m
indien:
het een erfafscheiding
betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50 %
transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt
voorzien.
hekwerken op hoofdgebouwen en
bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
de maximum bouwhoogte van
vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
de maximum bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde,
bedraagt 3,0 m.
6.2.4 Voorwaardelijke verplichting
Ter plaatse van de aanduiding
‘voorwaardelijke verplichting 1’ dient voorafgaand aan het
verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen
vast te staan dat de gronden van voldoende milieutechnische
kwaliteit zijn ten behoeve van de woonfunctie.
Lid 6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Hekwerken op gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen
afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.3 sub
e teneinde hekwerken op gebouwen toe te staan, met dien
verstande dat:
de maximum bouwhoogte van
hekwerken 1,5 m bedraagt, waarbij de hoogte (in afwijking van
het bepaalde in artikel 2) wordt gemeten vanaf de voet
van het hekwerk;
dit niet mag leiden tot
onevenredige hinder voor omliggende percelen.
Lid 6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Algemeen
Tot een gebruik, strijdig met deze
bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gedeelten van
de woning voor het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen
en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor
zover:
aan-huis-gebonden beroepen
en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gerealiseerd
worden buiten het hoofdgebouw;
het vloeroppervlak ten
behoeve van kantoor- en praktijkruimten en kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten groter is dan 30 % van
het vloeroppervlak van de woning, met dien verstande dat
een absoluut maximum van 50 m² geldt, inclusief
aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
ten behoeve van de kantoor-
en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten niet in voldoende parkeergelegenheid wordt
voorzien;
de kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten een nadelige invloed hebben
op de normale afwikkeling van het verkeer en gepaard gaan
met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop
die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
het gebruik van bijbehorende
bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke
woonruimte;
het gebruik van een woning door
twee of meer huishoudens;
Lid 6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen
afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 4 om
aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten toe te staan in bijbehorende bouwwerken, met dien
verstande dat een bed & breakfast niet is toegestaan in
bijbehorende bouwwerken.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1.1 Bouwen ondergrondse werken
Voor het bouwen van beneden het
maaiveld gelegen bouwwerken gelden, met inachtneming van het
bepaalde in hoofdstuk 2, de volgende bepalingen:
het bouwen van bedoelde ruimten
is uitsluitend toegestaan geheel of gedeeltelijk onder een
gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
het bouwen van bedoelde ruimten
is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag;
8.2 ondergeschikte bouwdelen
De maximale bouwhoogte zoals
bepaald in de regels mag voor het bouwen van ondergeschikte
bouwonderdelen zoals liftkokers, trappenhuizen, liftschachten en
ondergeschikte technische installaties en leidingen met ten
hoogste 3 meter worden overschreden.
8.3 Overschrijding bouwgrenzen
Voor zover noch op de verbeelding,
noch in de regels, regels zijn opgenomen ten aanzien van
overschrijding van de bouwgrenzen, en de verkeersveiligheid
gewaarborgd is mogen in afwijking van de verbeelding bouwgrenzen
uitsluitend worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen,
stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen,
fundering, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken,
mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter
bedraagt;
andere ondergeschikte
onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan
1,5 meter bedraagt.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van
gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik
voor:
de opslag van oude metalen,
schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
de opslag van rij- of
voertuigen die voor de sloop bestemd zijn of reeds
gedeeltelijk gesloopt zijn, of de opslag van daaruit reeds
gesloopte materialen;
opslag voor de
voorgevelrooilijn, tenzij anders aangegeven op de
verbeelding;
de opslag van goederen met een
totale stapelhoogte van meer dan 4,0 m;
(straat)prostitutie;
een escortbedrijf;
een seksinrichting;
een
speelautomatenhal.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Afwijken maatvoering
Burgemeester en wethouders kunnen
afwijken van de regels van het plan, voor het overschrijden van
in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte,
bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen, met maximaal 10 % indien
ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze (kunnen)
worden aangetast.
10.2 Antenne-installaties
Burgemeester en wethouders kunnen
afwijken van de regels van het plan, voor het toestaan van
antenne-installaties, met dien verstande dat:
de maximum bouwhoogte van
vrijstaande antenne-installaties, ten behoeve van
telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder
techniekkast, 15,0 m bedraagt;
de maximum bouwhoogte van
vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes
ten behoeve van mobiele telecommunicatie, 5,0 m
bedraagt;
de maximum bouwhoogte van
antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet
zijnde schotelantennes, 5,0 m bedraagt.
10.3 Kleine gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen
afwijken van de regels van het plan, voor het toestaan van kleine
niet voor bewoning bestemde gebouwen, ten behoeve van openbare
nutsbedrijven of van andere naar doelstelling daarmee
vergelijkbare instellingen, zoals transformatorhuizen,
gasreduceerstations, schakelhuizen, gemaalgebouwen,
fietsenstallingen en abri's, met dien verstande dat:
de maximum bouwhoogte van deze
gebouwen 3,0 m bedraagt;
de maximum oppervlakte van deze
gebouwen 25,0 m² per gebouw bedraagt.
10.4 Afwegingskader
Een in artikel 9 lid 1, artikel 9
lid 2 en artikel 9 lid 3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts
worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
het straat- en
bebouwingsbeeld;
de
verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de bouw- en
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten
behoeve van:
het aanpassen van
bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een
technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken
dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag
echter niet meer bedragen dan 3,0 m en het bestemmingsvlak
mag met niet meer dan 10 % worden vergroot;
het overschrijden van
bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt
aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit
daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet
meer bedragen dan 3,0 m en het bestemmingsvlak mag met niet
meer dan 10 % worden vergroot;
het aanpassen van opgenomen
bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen
wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze
wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging
van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Parkeren
Tenzij in hoofdstuk 2 expliciet is
voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van
voldoende parkeergelegenheid, gelden de volgende
regelingen:
12.1.1 Aantal autoparkeerplaatsen op eigen terrein
Bij het bouwen van gebouwen of het
veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel
zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het
parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te
kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in
voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor
werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen uit
CROW-publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) of
de opvolger(s) daarvan. In afwijking van het voorgaande kan
parkeren in het openbaar gebied worden opgelost indien dit
aantoonbaar middels een parkeerdrukmeting geen onevenredige
gevolgen voor de parkeerdruk tot gevolg heeft of indien er
aantoonbaar sprake is van een vermindering van het benodigd
aantal parkeerplaatsen ten opzichte van het bestaande
gebruik.
Afmetingen
De bedoelde ruimte voor het
parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op
gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn
voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten voldoen
aan de volgende bepalingen:
haaks parkeren: ten minste 2,5
x 5,0 m;
langsparkeren: ten minste 2,0 x
6,0 m;
een gereserveerde parkeerruimte
voor een gehandicapte voor zover die ruimte niet in de
lengterichting aan een trottoir grenst: ten minste 3,5 m x
5,0 m.
12.1.2 Aantal fietsparkeerplaatsen op eigen terrein
onverminderd het bepaalde in de
artikelen 3 tot en met 6 moet bij de oprichting van een nieuw
bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de
verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel,
worden voorzien in fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte
voor fietsen volgens de kencijfers uit publicatie 317
'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (of de opvolger
van deze publicatie) van het CROW voor de volgende functies:
kantoren, scholen, winkelen, horeca en gezondheidszorg,
sport, cultuur en ontspanning en woningen;
er mag beargumenteerd worden
afgeweken van deze kencijfers binnen de aangegeven
bandbreedte uit de publicatie genoemd in lid a;
bij de berekening van het
aantal fietsparkeerplaatsen volgens lid a, worden de ten
tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor
fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen in
gebruik zijnde, of voor fietsparkeerplaatsen in
stallingsruimte voor fietsen geplande gronden, buiten
beschouwing gelaten;
voor zover er door het
oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van
bestaande bouwwerken, fietsparkeerplaatsen in
stallingsruimte voor fietsen verloren gaan, dienen deze
in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
indien bij de
eindberekening het aantal fietsparkeerplaatsen in
stallingsruimte voor fietsen uitkomt op een halve of
meer, dan vindt de afronding naar boven plaats. Minder
dan een halve wordt naar beneden afgerond;
voor niet onder lid a genoemde
functies gelden geen normen voor fietsparkeerplaatsen in
stallingsruimte voor fietsen;
het bevoegd gezag kan bij
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a
indien:
het gebruik niet
wijzigt;
is aangetoond dat als gevolg
van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet
toeneemt.
het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a indien
op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer)
beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een
fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen en in
voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel
in fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen is of
kan worden voorzien;
het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a,
indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of
een gelijk aantal fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte
voor fietsen aanwezig is, dan ingevolge lid a voor de in zijn
geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het
gebruik is vereist;
het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van lid a, indien uitbreiding
van de bebouwing niet leidt tot een grotere behoefte aan
fietsparkeerplaatsen.
12.1.3 Afwijken van het benodigd aantal parkeerplaatsen
Burgemeester en wethouders kunnen
afwijken van het bepaalde onder artikel 11 lid 1.1 en artikel 11
lid 1.2 indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid is
voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen,
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard
en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden
vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten
gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning
voor de activiteit bouwen wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet
gegaan.
Burgemeester en wethouders
kunnen eenmalig in afwijking van sub a een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal
10%.
Sub a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en
bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de
inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet.
Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in
lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Klein Huigenbosch’.