direct naar inhoud van Regels
Plan: Nieuw Geerestein
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.BP2017nwgeerestein-ow01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nieuw Geerestein met identificatienummer NL.IMRO.0351.BP2017nwgeerestein-ow01 van de gemeente Woudenberg.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw:

een aan een woning gebouwd gebouw dat in directe verbinding staat met de woning en in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van de woning.

1.4 aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van de woning of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van kelder- en kapverdiepingen;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.21 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.22 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden, met een dak;

1.24 pand:

de kleinst bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.25 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.26 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.27 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.28 woning:

een complex van ruimten geschikt voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de bouwhoogte van een ander bouwwerk, geen gebouw zijnde:

tussen het peil en het hoogste punt van het bouwwerk; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor voor- en zijtuinen en erkers behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen erfafscheidingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Gebruiksregel

Het is verboden om caravans en boten langer dan 14 dagen op gronden, zoals bedoeld in lid 5.1, te stallen.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. de bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een maximum hoogte van:
    • 1. 9 meter voor lichtmasten, en
    • 2. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. nutsgebouwen en fietsenstallingen worden gebouwd met een maximum hoogte van 2,5 meter.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterlopen en -wegen, waterhuishouding, waterberging en vijvers.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:

  • a. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers en bruggen met een maximale hoogte van 3 m;
  • b. steigers en vlonders waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. steigers en vlonders dienen aan de volgende afmetingen te voldoen:
      bij een waterbreedte van:   mag de maximale oversteek of vlonder vanaf de waterlijn bedragen:  
      < 4 m   0,5 m  
      4 tot 8 m   2 m  
      > 8 m   2 m  
    • 2. de onderkant van de constructie dient minimaal 0,5 m boven het waterpeil te worden aangelegd.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

met dien verstande dat:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bergplaatsen zijn toegestaan.
6.1.2 Beroep en bedrijf aan huis

Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gerealiseerd worden binnen het hoofdgebouw, exclusief aan- en uitbouwen;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 50 m², inclusief aan- en uitbouwen;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. overkappingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  • e. hekwerken op hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, garages en bergplaatsen niet zijn toegestaan.
6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende bepalingen:

hoofdgebouwen

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het aantal woningen die ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' staan aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;

aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, garages en bergplaatsen

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'' mogen maximaal 36 bergplaatsen met een maximale bouwhoogte van 1,5 m worden gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub e teneinde hekwerken op hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, garages en bergplaatsen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van een hekwerk niet meer bedraagt dan 1,5 m, waarbij de hoogte (in afwijking van het bepaalde in lid 2.6) wordt gemeten vanaf de voet van het hekwerk;
  • b. dit niet mag leiden tot onevenredige hinder voor omliggende percelen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is niet toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor meer woningen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

Artikel 7 Leiding - Riool

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van rioolwaterleidingen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 7.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. De omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend binnen een zone van 4 meter aan beide zijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'. Alvorens over het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders hieromtrent schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem en het aanleggen van kabels en leidingen;
7.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 7.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
7.4.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders hieromtrent schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken als seksinrichting, tenzij dit gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan;
  • b. (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en het gebruik van een bijgebouw bij de woning, ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg;
  • c. garageboxen als zelfstandige woning;
  • d. onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, of opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden, tenzij dit gebruik in redelijke mate verband houdt met de verwezenlijking of het beheer van de bestemming;
  • e. een woning voor bewoning anders dan door één afzonderlijk huishouden.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
  • e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nieuw Geerestein.