direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stationsweg Oost 194 eo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Achtergronden

Bestaande situatie

Op de locatie Stationsweg Oost ongenummerd (gelegen ten zuiden van Stationsweg Oost 192-194) in Woudenberg is een verhard terrein gelegen dat bedrijfsmatig in gebruik is voor stalling en opslag. De ligging van de bedrijfslocatie, tevens plangebied, is schematisch weergegeven op figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

Huidige situatie en toekomstige situatie

In de huidige situatie wordt het terrein met een omvang van ongeveer 9.300 m² nog gebruikt voor stalling en opslag. Van het huidige terrein is ongeveer 6.000 m² bestemmingsplanmatig bestemd voor Bedrijfsdoeleinden, het overige gedeelte heeft een agrarische bestemming. Op de gronden met de bedrijfsbestemming is opslag toegestaan. Aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan is de legalisering van een gedeelte van het illegale gebruik.

In de beoogde toekomstige situatie wordt de oppervlakte, in gebruik voor bedrijfsactiviteiten, teruggebracht tot ongeveer 7.300 m². Het terrein wordt daarbij landschappelijk zorgvuldig ingepast.

De betreffende ondernemer en de gemeente zijn tot overeenstemming gekomen over deze legalisering en in ruimtelijk opzicht landschappelijke inpassing en afronding van het bedrijfsperceel.

Huidige bestemmingsregeling

De betreffende gronden zijn juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied Woudenberg 2010/2013 (vastgesteld 23 september 2010, uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State op 26 september 2012; herziening 2013 vastgesteld 27 juni 2013) en het bestemmingsplan Bedrijventerrein (vastgesteld 25 september 2008, uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State op 10 februari 2010; partiële herziening vastgesteld 20 december 2012).

De gronden waarop de uitbreiding van de bedrijfsbestemming is voorzien, zijn bestemd als 'Agrarisch'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Detailkaart plankaart met plangebied bestemmingsplan Buitengebied Woudenberg (cirkel is schematisch weergave plangebied)

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0003.jpg"

Figuur 1.3 Detailkaart plankaart bestemmingsplan Bedrijventerrein Woudenberg (cirkel is schematisch weergave plangebied)

Noodzaak nieuw bestemmingsplan

Om de volgende redenen passen de voorgenomen ontwikkelingen niet in de huidige bestemmingsplannen.

  • De beoogde bedrijfsactiviteiten aan de zuid- en westzijde van het terrein passen niet binnen de huidige bestemming 'Agrarisch'. Deze gronden krijgen in het nieuwe bestemmingsplan een bestemming Bedrijf.
  • Aan de westzijde ligt een klein gedeelte met een bestemming Bedrijfsdoeleinden - 2 dat agrarisch wordt gebruikt. De bestemming Bedrijfsdoeleinden wordt hier gewijzigd in de bestemming Agrarisch.

De aan te leggen landschappelijke inpassingen kunnen binnen de agrarische bestemming van het bestemmingsplan Buitengebied worden aangelegd.

1.2 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.

  • Hoofdstuk 2 bevat een korte beschrijving van de huidige en toekomstige bedrijfssituatie en de beoogde inrichting van de gronden in relatie tot de kernrand.
  • In hoofdstuk 3 zijn de hoofdlijnen van het relevante ruimtelijke en sectorale beleidskader weergegeven van het Rijk, de provincie en de gemeente. De voorgenomen bedrijfsactiviteiten worden in dit hoofdstuk aan het beleidskader getoetst.
  • Hoofdstuk 4 bevat de resultaten van de toetsing van de voorgenomen bedrijfsactiviteiten aan de relevante sectorale aspecten.
  • De maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan komt aan bod in hoofdstuk 5.
  • Hoofdstuk 6 bevat de toelichting op de juridische planregeling.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Huidige bedrijfssituatie

Aan de noordzijde van de Stationsweg Oost zijn van oudsher diverse bedrijven gevestigd en heeft zich een bedrijventerrein ontwikkeld. Aan de zuidzijde van de Stationsweg Oost is sprake van een gemengd gebied met overheersend kleinschalige bedrijvigheid, agrarische bedrijvigheid en wonen. De agrarische bedrijvigheid is langzaam aan het verdwijnen uit het gebied en voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is in gebruik voor bedrijfsmatige activiteiten, stalling en opslag.

Het plangebied sluit direct aan op deze bedrijfsbestemmingen.

In de huidige situatie (feitelijk sinds 2008) wordt een terrein met een omvang van ongeveer 9.300 m² gebruikt voor stalling en opslag (percelen kadastraal bekend gemeente Woudenberg, sectie G nummers 873 en 874). Daarvan is ongeveer 6.300 m² gedraineerd en verhard.

Toekomstige bedrijfssituatie

In de beoogde toekomstige situatie wordt de oppervlakte in gebruik voor bedrijfsactiviteiten terug gebracht tot ongeveer 7.300 m². Dit betekent ten opzichte van de vigerende bestemmingsplanregelingen een uitbreiding van de bedrijfsbestemming met ongeveer 1.300 m². De semiverharde delen van het terrein (ongeveer 1.000 m²) worden geheel verhard. Op het terrein zijn bedrijfsmatige activiteiten toegestaan die uit oogpunt van milieuhinder geen onevenredige schade toebrengen aan de functies in de omgeving.

Het terrein wordt daarbij, gezien vanaf de Brinkkanterweg, landschappelijk zorgvuldig ingepast.

Visie op de kernrand en aanvaardbaarheid initiatief

De zuidzijde van de Stationsweg Oost wordt gekenmerkt door een diversiteit aan functies. De van oorsprong agrarische bedrijfsbebouwing is nu in gebruik voor anderssoortige bedrijfsmatige activiteiten. Vanaf de Stationsweg Oost gezien maakt het gebied een groene en opgeruimde indruk door de aanwezigheid van beplantingen en fraaie voortuinen bij de woningen.

De Stationsweg Oost is een weg met een regionale ontsluitende functie; de verkeersintensiteiten zijn hoog.

Het onbebouwde gebied ten zuiden van het plangebied is agrarisch in gebruik. De schaal van het landschap is relatief klein en besloten door de aanwezige beplantingselementen. Het Valleikanaal en de spoordijk zijn belangrijke groenelementen met natuurwaarden.

Direct grenzend aan de zuidoostzijde van het plangebied is een brede, hoog opgaande beplantingsstrook gelegen met een beperkte ondergroei. Deze houtwal met beplanting is in eigendom van waterleidingbedrijf Vitens. De initiatiefnemer heeft de schriftelijke toestemming van Vitens dat op de wal voldoende ondergroei met lage beplanting en struiken mag worden aangebracht. Om dat te bewerkstelligen is om te beginnen een afrastering aangebracht zodat de wal niet meer begraasd kan worden door de schapen die op het aangrenzende perceel worden gehouden. Vervolgens heeft er in het voorjaar van 2013 aanplant met meer dan 300 inheemse boom- en struikensoorten plaatsgevonden. Deze aanplant is door de landschapcoördinator van de gemeente (dhr. Lambalgen) geïnspecteerd en akkoord bevonden.

Op figuur 2.1 zijn deze elementen in groen weergegeven.

Vanuit het agrarische gebied wordt het zicht op de achterzijde van de functies aan de Stationsweg Oost als storend ervaren. Met de aanleg van een goede landschappelijke inpassing kan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verbeterd worden. Op figuur 2.1 is in blauw aangegeven op welke locatie landschappelijke inpassing gewenst is. Ter plaatse is in 2009 een grondwal aangelegd en beplant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0004.jpg"

Figuur 2.1 Gewenste landschappelijke afronding in blauw

In het streven naar de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit past ook versterking van natuurwaarden. De initiatiefnemer is voornemens om op de agrarische gronden ten zuidwesten van het plangebied een natuurelement te realiseren (een combinatie van beplanting en water).

De gronden ten zuiden, direct grenzend aan het bedrijfsperceel en gelegen binnen de beplantingselementen, blijven onbebouwd en agrarisch in gebruik (gras).

In samenhang met de aanleg van het beplantingselement aan de zuidwestzijde van het plangebied en de versterking van het aanwezige beplantingselement aan de zuidoostzijde ontstaat de volgende inrichting van het gebied (zie figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0005.jpg"

Figuur 2.2 Toekomstige inrichting (bron: On Game).

De gemeente is voornemens met de initiatiefnemer een overeenkomst te sluiten over het behoud en het onderhoud van de aangelegde beplantingselementen.

Aanvaardbaarheid

In de gemengde kernrandzone Stationsweg Oost, waarbij het betreffende perceel grotendeels al een bedrijfsbestemming heeft, wordt het verzoek om de bedrijfsbestemming bestemmingsplanmatig uit te breiden als aanvaardbaar beoordeeld omdat het:

  • een bestaande situatie betreft waarvan de omvang wordt teruggebracht;
  • ruimte biedt voor de opvang van te verplaatsen Woudenbergse bedrijven;
  • een kans biedt om te komen tot een goede landschappelijke afronding;
  • er ruimtelijke meerwaarde kan worden gecreëerd door natuurontwikkeling in het aangrenzende agrarische gebied.

Landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn belangrijke voorwaarden voor het gemeentebestuur om medewerking te kunnen verlenen aan de ontwikkelingen in het plangebied. Met de initiatiefnemer worden hierover bindende afspraken gemaakt (sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleidskader geschetst van rijk (paragraaf 3.1), provincie (paragraaf 3.2) en de gemeente (paragraaf 3.3). In paragraaf 3.4 wordt getoetst of de voorgenomen bedrijfsontwikkeling past binnen deze beleidskaders en welke randvoorwaarden hiervoor gelden.

3.1 Ruimtelijk beleidskader vanuit het Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld.

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Dat is de ondertitel van de structuurvisie en daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik. Daarom brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.

De rijksdoelstellingen zijn vertaald naar deelgebieden, maar gelet op het schaalniveau zijn er geen directe doelstellingen die betrekking hebben op het plangebied.

3.2 Ruimtelijk beleidskader vanuit de provincie

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en Provinciale Verordening Provincie Utrecht 2013

Op 4 februari 2013 heeft de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. In de PRS legt de provincie het ruimtelijke beleid voor de periode 2013-2028 vast.

Het nieuwe ruimtelijke beleid van de provincie heeft als uitgangspunt: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om, binnen gestelde kaders, zelf beslissingen te nemen. Ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop.

Voor het plangebied is daarbij het volgende van belang.

Beschermingszone van de drinkwaterwinning

Ten zuiden van het plangebied ligt een beschermingszone van een drinkwaterwinning. Functiewijzigingen mogen in deze zones niet leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater voor de waterwinning. Het plangebied ligt niet in deze beschermingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0006.jpg"

Figuur 3.1 Beschermingszone waterwinning

Landelijk en stedelijk gebied

Het plangebied is gedeeltelijk aangemerkt als landelijk gebied en als kernrandzone.

Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te kunnen behouden, wordt een terughoudend beleid gevoerd als het gaat om de ontwikkeling van niet aan het landelijk gebied gekoppelde functies. Slechts onder voorwaarden, met name ten aanzien van de kwaliteit van het landelijk gebied en van de vitaliteit van al aanwezige functies, zijn ontwikkelingen van niet-landelijke gebiedsfuncties aanvaardbaar.

Met de aanwezigheid van stedelijk gelieerde functies en stedelijk uitloopgebied, levert de kernrandzone als deel van het landelijk gebied een belangrijke bijdrage in de kwaliteit van het stedelijk leefmilieu van de kern. Voor het borgen en verbeteren van de kwaliteit van de kernrandzone en voor het ondersteunen van het functioneren ervan richt het provinciale beleid zich op het - eventueel in aansluiting op bestaande voorzieningen - in de kernrandzone mogelijk maken van nieuwe stedelijk gelieerde functies.

Van de gemeenten wordt een visie voor hun kernrandzone(s) verwacht, waarin de omvang van de kernrandzone wordt begrensd en de (toekomstige) gebruiksmogelijkheden worden afgewogen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0007.jpg"

Figuur 3.2 Landelijk gebied en kernrandzone

Natuur

Het Valleikanaal en de spoordijk zijn aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het tussengelegen gebied, waaronder een gedeelte van het plangebied, is aangewezen als Groene Contour. In dit deel van het landelijk gebied realiseert de provincie zelf geen nieuwe natuur als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur, maar liggen er wel kansen voor het realiseren van duurzame ecologische kwaliteiten, die van belang zijn voor het functioneren van de EHS. Deze gebieden zijn begrensd in de 'groene contour'. In en aangrenzend aan deze gebieden wordt de vrijwillige realisatie van nieuwe natuur gestimuleerd, onder andere via het instrument Rood-voor-Groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0008.jpg"

Figuur 3.3 Ecologische Hoofdstructuur en Groene Contour

3.3 Ruimtelijk beleidskader vanuit de gemeente

Structuurvisie Woudenberg 2030

In de 23 mei 2013 vastgestelde Structuurvisie geeft het college haar ruimtelijke visie op de gemeente Woudenberg weer tot 2030. In de structuurvisie worden verschillende 'kwaliteiten' benoemd. De kwaliteiten van west naar oost: recreatie rondom het Henschotermeer en de Pyramide van Austerlitz, wonen en centrumvoorzieningen in de kern, werken en hotel Schimmel in Woudenberg Oost en ten noorden en zuiden daarvan landbouw, landgoederen en cultuurhistorie. 

Door het ruimtelijk verbinden en combineren van deze kwaliteiten en gebieden ontstaat een sterk raamwerk: het ruimtelijk economisch structuurbeeld voor 2030.

Hierin benut Woudenberg (de mogelijkheden van) haar kwaliteiten ten volle. Niet alleen door deze te verbinden en te combineren, maar ook door deze:

  • te vernieuwen: centrum van Woudenberg tot aantrekkelijk boodschappen-, winkel- en verblijfsgebied voor bewoners en recreanten;
  • te transformeren, te herstructureren en te herontwikkelen: verschillende bedrijventerreinen, waarvan bedrijventerrein Parallelweg en de ontwikkeling van een consumentenplein aan de Stationsweg Oost de grootste zijn;
  • te versterken: woningbouw in Woudenberg Oost en op verschillende inbreidingslocaties;
  • te verbreden: landbouw met verschillende agrarische nevenfuncties;
  • te beschermen: de intrinsieke waarde van de natuur, landschap en cultuurhistorie; indien mogelijk dan kunnen deze ook beter benutbaar en beleefbaar worden gemaakt.

Specifiek voor het plangebied is daarbij het volgende van belang.

Landschap en groen

Kaderstellend voor de visie op het landschap is de nieuwe provinciale structuurvisie. Deze streeft naar een landelijk gebied met kwaliteit. De opgave is dan ook de diversiteit, kwaliteit en intrinsieke waarde van natuur en landschap te behouden met oog voor de dynamiek en ontwikkelingen van haar gebruikers.

De historische Grebbelinie doorkruist de oostelijke kant van de gemeente. Om de kwaliteiten van de Grebbelinie te behouden en te versterken, is het van belang dat de linie als cultuurhistorisch element duidelijk(er) herkenbaar wordt en recreatief beter benut.

Er ligt een aantal ecologische verbindingen in Woudenberg. Het gaat om de verbindingszones Heijgraaf, Valleikanaal (groenblauwe verbinding) en de spoordijk (zie figuur 3.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0010.jpg"

Figuur 3.4 Landschap en groen in Structuurvisie 2030

Economie

Woudenberg wil voldoende uitbreidingsmogelijkheden blijven bieden voor bestaande bedrijven en vestigingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijven. De ruimte die hierin moet voorzien ligt in Woudenberg en in Woudenberg Oost. Het accent ligt daarbij op beheer, revitalisering, intensivering en/of herstructurering van bestaande terreinen.

Verkeer

De N224 (Stationsweg Oost) geldt als verkeersknelpunt in Woudenberg. De weg heeft een hoge intensiteit en te kampen met veel afslaand verkeer door de vele erfaansluitingen. De verkeersafwikkeling levert daardoor problemen op.

In combinatie met de N226 streeft de gemeente samen met de provincie Utrecht naar een aanpak van dit knelpunt.

Integrale ontwikkeling van Woudenberg Oost

Ten oosten van de kern Woudenberg ligt Woudenberg Oost. Een gebied dat tot ontwikkeling werd gebracht dankzij de aanleg van de spoorlijn tussen Kesteren en Amersfoort (voormalige PON-lijn) en de komst van het station Woudenberg-Scherpenzeel. Het station lag op de grens van de twee gemeenten.

Ook nu nog is dit gebied een aparte enclave met woon- en bedrijfsbebouwing langs een aantal linten die aantakken op de huidige Stationsweg Oost.

Voor het gebied geldt een multifunctionele en integrale ontwikkelingsopgave bestaande uit de herstructurering van bedrijventerrein Parallelweg en transformatie van bedrijven in de spoorzone (bedrijven langs de spoordijk), de ontwikkeling van een consumentenplein, het op de lange termijn uitbreiden met 20 ha bedrijventerrein, de bouw van maximaal 1.000 woningen in een nieuwe woonwijk en het realiseren van een passende oplossing voor de verkeersontsluiting op de N224.

De spoordijk en de Grebbelinie zijn belangrijke cultuurhistorische elementen in het landschap en blijven behouden bij de ontwikkeling van Woudenberg Oost. Beide zijn tevens ecologische verbindingszones. Ter hoogte van Woudenberg Oost heeft de spoordijk haar functie als ecologische verbindingszone verloren en wordt er ten noorden (via de Zegheweg) en ten zuiden (onder de N224, buiten het plangebied) een bypass gemaakt naar de Grebbelinie.

Buitengebied, 1e herziening en Bedrijventerrein 1e herziening

Voor de beide bestemmingsplannen Buitengebied en Bedrijventerrein is een herziening vastgesteld waarbij de begripsbepaling voor 'opslag' is verduidelijkt. Onder opslag wordt verstaan het opslaan van goederen zonder dat deze een regelmatige verplaatsing ondergaan en zonder dat deze goederen bewerkt worden en/of verhandeld worden.

3.4 Conclusie

De voorgenomen bedrijfsactiviteiten op het perceel Stationsweg Oost, passen in het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Vanuit het beleidskader gelden daarbij echter de belangrijke randvoorwaarden dat sprake moet zijn van een visie op dit onderdeel van de kernrandzone, een zorgvuldige afronding van de kernrandzone en dat de ontwikkeling van nieuwe natuur wenselijk is.

In hoofdstuk 2 is de inrichting van het gebied beschreven in relatie tot de kernrandzone en natuurontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de vraag of aan sectorale randvoorwaarden wordt voldaan.

Hoofdstuk 4 Sectorale toetsen

In dit hoofdstuk vindt de toetsing plaats van het plan aan sectorale aspecten die voor het plan relevant zijn. Het gaat daarbij om de effectbeschrijving op de aspecten:

  • toelaatbare activiteiten;
  • natuur en landschap;
  • water en bodem;
  • externe veiligheid, luchtkwaliteit en leidingen;
  • verkeersveiligheid;
  • cultuurhistorie en archeologie.

Paragraaf 4.11 bevat de algemene conclusie en de aandachtspunten voor de juridische planregeling.

4.1 Toelaatbare activiteiten

Algemeen

Het huidige onbebouwde terrein is grotendeels gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Bedrijventerrein. Op basis van dit vigerende bestemmingsplan Bedrijventerreinen en de partiële herziening van dat plan uit 2012 is op het terrein opslag toegestaan. Met het bestemmingsplan Stationsweg Oost wordt de bedrijfsbestemming in zuidelijke richting uitgebreid. Het terrein dat toegevoegd wordt aan de bedrijfsbestemming is verder van de woningen aan de Stationsweg Oost gelegen dan het bestaande, voor opslag bestemde terrein. Op basis hiervan wordt voor het gehele terrein opslag aanvaardbaar geacht met dien verstande dat de opslag van afval, vuurwerk en sloopmaterialen, overeenkomstig het bestemmingsplan Bedrijventerrein, 1e herziening, niet wordt toegestaan.

Toelaatbaarheid van bedrijven

Omdat het een onbebouwd terrein betreft ligt het gebruik van het terrein voor opslag en stalling van goederen voor de hand. Het gebruik voor opslag is aanvaardbaar.

Bebouwing

Het terrein achter Stationsweg Oost 194 zal een onbebouwd karakter behouden. Gebouwen zijn niet toegestaan.

4.2 Natuur

Relevant toetsingskader

Regelgeving gebiedsbescherming

Op 1 oktober 2005 is de (gewijzigde) 'Natuurbeschermingswet 1998' in werking getreden. De Europese regelgeving in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is nu geheel in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.

Regelgeving soortbescherming

De Flora- en faunawet (Ffw) bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De Ffw is in zoverre voor de beoogde ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering niet in de weg staat.

 

Onderzoek

Natura 2000

Op ruime afstand ten zuiden en oosten van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden 'Kolland en Overlangbroek', 'Binnenveld', 'Uiterwaarden Neder-Rijn' en 'Veluwe'. De afstand van het plangebied tot deze gebieden bedraagt meer dan 8 km.

In de ruime omgeving zijn ook vier beschermde Natuurmonumenten gelegen: 'Schoolsteegbosjes', 'Groot Zandbrink', 'Meeuwenkampje' en 'Hel/Blauwe Hel'. Hier bedragen de afstanden tot het plangebied meer dan 4,3 km.

Ecologische Hoofdstructuur

Rond het plangebied is Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gelegen. De EHS is beschermd in het provinciale beleid. Aantasting en verstoring van de natuurwaarden in de beschermde gebieden is niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0012.png"

Figuur 4.1 Groene contour

Flora en fauna

Op het reeds verharde terrein, bestraat en anderszins verhard, komen geen beschermde soorten voor. Ook op het aangrenzende grasland waar nu een bedrijfsbestemming op ligt, zijn geen matig of zwaar beschermde soorten te verwachten. Mogelijk dat hier incidenteel licht beschermde tabel 1-soorten aanwezig zijn, zoals mol en veldmuis.

Toetsing

Natura 2000-gebieden en beschermde Natuurmonumenten

Het plangebied is buiten de genoemde Natura 2000-gebieden gelegen. Zodoende gaat het in het kader van dit bestemmingsplan enkel om de vraag of dusdanige externe effecten zijn te verwachten ten gevolge van de ontwikkelingen in het plangebied, dat significant negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten.

Gelet op de afstanden tot de Natura 2000-gebieden en de omstandigheid dat het hier gaat om het voortzetten van het huidige bedrijfsmatige gebruik met een beperkte afname van het terrein dat feitelijk in gebruik is voor bedrijfsactiviteiten, zijn geen dusdanige externe effecten te verwachten op de Natura 2000-gebieden dat deze daar significant negatieve effecten van zullen ondervinden.

Feitelijk wordt de omvang van het terrein ten opzichte van het huidige gebruik verkleind en zijn de bedrijfsactiviteiten beperkt tot opslag. Naar verwachting zal dit niet leiden tot een zeer omvangrijke toename van het aantal transportbewegingen ten opzichte van de huidige situatie. Negatieve externe effecten op de natuurwaarden als gevolg daarvan worden niet verwacht. De uitbreiding leidt ook niet tot een merkbare toename van de verstoring in de Natura 2000-gebieden.

Geconcludeerd wordt dat de Natuurbeschermingswet 1998 uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Het plangebied is niet in de EHS gelegen, directe effecten zijn uit te sluiten. De beoogde ontwikkelingen kunnen leiden tot een beperkte toename in bedrijfsactiviteit en verkeersbewegingen. Dit leidt naar verwachting echter niet tot een waarneembare extra verstoring van de naastgelegen EHS.

Flora- en faunawet

In het plangebied komen alleen licht beschermde tabel 1-soorten van de Ffw voor.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).

De aanleg van nieuwe beplantingen langs de rand van het plangebied zorgt daarnaast voor een vergroting van het leefgebied van diverse soorten.

De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.3 Landschap

Landschapsstructuur en -beleid

Door de gemeente Woudenberg en zeven omliggende gemeenten is een gezamenlijk landschapsbeleid ontwikkeld, vastgelegd in het Landschapsontwikkelingsplan Gelderse Vallei + (LOP).

Het belangrijkste doel van het LOP is het stimuleren van initiatieven voor landschaps- en natuurontwikkeling in het buitengebied door particulieren, instanties en gemeenten. Hierbij staat het behouden, versterken en verbeteren van de landschappelijke identiteit en haar groenblauwe structuur voorop.

Het LOP vormt een toetsingskader voor gemeenten bij ontwikkelingen en mogelijke functieveranderingen in het landschap.

Samengevat kan de Gelderse Vallei op basis van alle aspecten ingedeeld worden in vier kenmerkende gebieden:

  • het Rivierengebied;
  • de Utrechtse Heuvelrug;
  • de Vallei;
  • de Veluwe.

De gemeente Woudenberg valt in het gebied 'de Vallei'. De belangrijkste ontwikkeling die het LOP in de Vallei inzet is het versterken van het landschappelijke raamwerk.

Specifiek voor de omgeving van Stationsweg Oost zijn de volgende beleidsuitgangspunten benoemd:

  • versterken van de cultuurhistorische structuurdrager de Grebbelinie;
  • versterken van de ecologische verbindingszones het Valleikanaal en de spoordijk;
  • behoud van de openheid (tussen Grebbelinie en Valleikanaal).

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0013.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede Landschapsontwikkelingsplan Gelderse Vallei +

Analyse landschap

Het plangebied is gelegen tussen het Valleikanaal (aan de oostzijde) en de spoordijk (westzijde). In het tussenliggende gebied is sprake van een willekeurige verkaveling waarbij de scheiding tussen percelen gedeeltelijk wordt gevormd door lijnvormige landschapselementen. Het gebied is relatief kleinschalig en besloten.

De bedrijfsbebouwing langs de Stationsweg Oost is overwegend goed landschappelijk ingepast. Deze landschappelijke inpassing moet ook voor het plangebied worden gerealiseerd zodat de landschapsstructuur ter plaatse versterkt wordt.

In het bestemmingsplan Buitengebied 2010 (herzien in 2013) zijn de gronden grenzend aan de Stationsweg Oost aangemerkt als Agrarisch en Agrarisch met waarden - Landschapswaarde - Reliëf.

De beoogde ontwikkeling heeft geen betrekking op de gronden met reliëf; deze waarden worden niet geschaad.

4.4 Water

Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over (voorgenomen) ruimtelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Vallei en Veluwe (voorheen Vallei & Eem). Deze zijn verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.

Het concept van de waterparagraaf, zoals hieronder is opgenomen, wordt in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), voorgelegd aan de waterbeheerder ter formele advisering. Het definitieve wateradvies zal bij de vaststelling van dit bestemmingsplan als separate bijlage worden opgenomen.

Waterhuishouding en waterkwaliteit

Het initiatief heeft tot gevolg dat het verhard oppervlakte aan de Stationsweg Oost toeneemt met ongeveer 1.000 m².

Het gebied is relatief droog. Meest voorkomend is grondwatertrap V (gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 40 cm onder maaiveld; gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 120 cm onder maaiveld) of VI (gemiddeld hoogste grondwaterstand 40 cm tot 80 cm onder maaiveld; gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 120 cm onder maaiveld ).

Het perceel Stationsweg Oost is gelegen in het werkgebied van Waterschap Vallei en Veluwe. Het beleid van het Waterschap is gericht op enkele algemene doelstellingen:

  • voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
  • bescherming en verbetering van de chemisch en ecologische kwaliteit van watersystemen;
  • vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Bij toename van het bestaande verharde oppervlakte (bebouwing, bestrating en dergelijke) dient het overtollige water overeenkomstig de richtlijnen van het Waterschap als volgt verwerkt te worden:

  • benutting;
  • infiltratie in de bodem;
  • lozing op het oppervlaktewater;
  • lozing op het riool (waarbij het schone regenwater niet op de vuilwaterriolering geloosd mag worden).

Op basis van de Keur van het Waterschap Vallei en Veluwe is het verboden zonder vergunning van het Waterschap water afkomstig van een uitbreiding van verhard oppervlak te lozen op watergangen, indien de uitbreiding groter of gelijk is aan 1.500 m².

Het streven van de initiatiefnemer en het Waterschap is dat de beoogde vergroting van het verhard oppervlak niet leidt tot een onevenredige aantasting van de waterhuishouding en waterkwaliteit. Het regenwater kan gedeeltelijk vrij afstromen van het verhard oppervlak en infiltreren in de aangrenzende onverharde gronden. Een gedeelte van het regenwater zal echter via drainage geloosd worden op de aanwezige gerioleerde sloot in het oosten van het plangebied. Voor deze lozing is geen watervergunning nodig omdat de oppervlakte verharding met minder dan 1.500 m² toeneemt.

Het beleid van het Waterschap is gericht op het voorkomen van de afvoer van vervuild regenwater op de riolering. Activiteiten, zoals het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen en het wassen van vervuilde objecten (bijvoorbeeld auto's), dienen bij voorkeur te worden vermeden.

4.5 Bodem

Op de locatie Stationsweg Oost wordt de bestaande verharding met 1.000 m² uitgebreid.

In de gemeentelijke bouwverordening van Woudenberg zijn voorschriften opgenomen die moeten voorkomen dat bouwwerken gerealiseerd worden op verontreinigde bodems. Overeenkomstig artikel 8 lid 3 onder a van de Woningwet zijn deze voorschriften uitsluitend van toepassing op bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven. Ter plaatse van het plangebied worden geen gebouwen mogelijk gemaakt. Het betreft een bestaand verhard en onbebouwd terrein. Een bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk en de bodemkwaliteit is hiermee voldoende geschikt voor het gebruik als bedrijfsterrein.

4.6 Externe veiligheid

Op het perceel aan de Stationsweg Oost mogen geen gebouwen worden gebouwd. Het is daarmee onwaarschijnlijk dat er gedurende de dag over een langere periode voortdurend mensen zullen verblijven op het terrein.

Aangezien er geen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen) mogelijk worden gemaakt kan een analyse van externe veiligheidsrisico's achterwege blijven.

Op het perceel aan de Stationsweg Oost worden geen voorzieningen aangelegd (zoals bijvoorbeeld een grote propaanopslag) die een verhoogd veiligheidsrisico voor omwonenden tot gevolg hebben.

4.7 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij de beoordeling van het bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk in het bijzonder de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan voor de uitbreiding van een bedrijfsbestemming) uitoefenen indien:

  • de ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die ontwikkeling per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • de ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht;
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10, of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met één ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).

Onderzoek

Het bestemmingsplan voorziet in de (juridisch-planologische) uitbreiding van een bedrijfsbestemming op het perceel Stationsweg Oost, maar feitelijk in het verkleinen van het huidige bedrijfsmatige gebruik. Deze ontwikkeling heeft nauwelijks gevolgen voor de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt tevens inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Uit de monitoringstool, die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (www.nsl-monitoring.nl), blijkt dat in het plangebied voldaan wordt aan de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide. De Stationsweg Oost is maatgevend voor de luchtkwaliteit. Direct langs de deze weg, bedraagt de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) minder dan 35 µg/m³ en fijn stof minder dan 35 µg/m³. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden van 40 µg/m³. Omdat direct langs deze weg wordt voldaan aan de normen is dit in het gehele plangebied het geval. Concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen af naarmate de afstand tot de weg toeneemt.

Ook de prognose voor 2015 en 2020 voorspelt geen overschrijding.

4.8 Leidingen

Op een afstand van ongeveer 200 m van het plangebied is een hogedruk aardgasleiding gelegen. De aanwezigheid van deze leidingen heeft geen planologische consequenties.

4.9 Verkeer

De Stationsweg Oost heeft een regionale functie, hoge verkeersintensiteiten en vele erfontsluitingen. Het betreffende terrein is in de huidige situatie al ontsloten via de Stationsweg Oost. Aangezien de bestemming juridisch-planologisch wordt uitgebreid, maar het feitelijke, huidige gebruik juist wordt verkleind, wordt er geen substantiële wijziging in de verkeerssituatie verwacht. Op het terrein is opslag toegestaan (zonder regelmatige verplaatsing) zodat ook op basis hiervan geen substantiële wijziging in de verkeerssituatie wordt verwacht.

4.10 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie

Als gevolg van het Verdrag van Malta (Valetta) zijn overheden verplicht om in het ruimtelijke beleid zorgvuldig om te gaan met het archeologische erfgoed. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient, voordat er bodemingrepen plaatsvinden, een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd.

Archeologische waarden zijn in Nederland veelal niet te zien. Ze liggen grotendeels verborgen in de grond, waardoor ze niet eenvoudig in kaart zijn te brengen. Om grip te krijgen op deze nog onbekende archeologische waarden heeft de gemeente Woudenberg een Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart op laten stellen door adviesbureau RAAP. Deze kaartenset geeft een beeld van de bekende en de te verwachten archeologische waarden in het bodemarchief en is richtinggevend voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg.

Daarbij is onderscheid gemaakt in gebieden met lage, middelhoge en hoge verwachtingswaarde. Op figuur 4.3 is de archeologische beleidsadvieskaart voor Woudenberg opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2013dorpswo194eo-vg01_0015.jpg"

Figuur 4.3 Archeologische beleidsadvieskaart

Het plangebied ligt in een gebied met een lage verwachtingswaarde waarbij er voor het gebied aangeduid als 'depressies en beekdalen in laaggelegen dekzandlandschap' sprake is van een verhoogde kans is op 'natte' archeologie. Het gedeelte van het plangebied waar sprake is van een plaggendek heeft een hoge verwachtingswaarde.

 

Met het bestemmingsplan wordt het huidige gebruik van het gedraineerde, verharde en tot een diepte van 40 tot 50 cm geroerde terrein positief bestemd. Ter plaatse worden geen mogelijkheden geboden om gebouwen te bouwen. Archeologisch onderzoek is in dit stadium niet nodig omdat er geen bodemingrepen zijn voorzien. Ter bescherming van de archeologische waarden wordt een regeling voor archeologie opgenomen in de regels.

Cultuurhistorie

Het belangrijkste cultuurhistorische landschapselement in de gemeente Woudenberg is de Grebbelinie. De Grebbelinie is een militair verdedigingswerk dat is gebaseerd op inundatie van lager gelegen gronden. Op deze inundatievlakte komt een ondiepe laag water te staan; te diep om te doorwaden, te ondiep om te bevaren. Op strategische plekken, met name op de grotere hoger gelegen delen van de linie werden forten aangelegd. De aanleg van de linie is begonnen in de tweede helft van de 18e eeuw, en is in tegenstelling tot de Hollandse Waterlinie wel gebruikt, tegen de Fransen.

Met betrekking tot de Grebbelinie kunnen de volgende elementen worden onderscheiden:

  • liniedijk en dwarsdijken;
  • verdedigingswerken (zoals schansen, voorwerken, forten, redoutes, lunetten, kazematten, batterijen);
  • inundatiegebied en schootsvelden;
  • waterhuishoudkundige werken (zoals sluisjes en dergelijke).

Het plangebied bevindt zich op een afstand van ongeveer 130 m van het Valleikanaal, onderdeel van de Grebbelinie. Met het bestemmingsplan wordt het huidige gebruik positief bestemd. De cultuurhistorische waarden van de Grebbelinie worden hiermee niet onevenredig geschaad.

4.11 Conclusie

Uit de sectorale toetsen blijkt dat de ontwikkeling van de bedrijfslocatie past binnen het sectorale beleid en dat wordt voldaan aan de normstelling op grond van sectorale wet- en regelgeving. Voor de bestemmingsregeling is daarbij het volgende van belang:

  • op de bedrijfslocatie mag opslag worden toegestaan met uitzondering van de opslag van afval, vuurwerk en sloopmaterialen;
  • positief bestemmen van een gedeelte van het huidige illegale gebruik is aanvaardbaar mits het terrein zorgvuldig landschappelijk wordt ingepast; de aanvullende natuurontwikkeling past in het gemeentelijk en provinciaal streven naar een groene contour ter plaatse;
  • mits wordt gewerkt conform het principe van zorgvuldig handelen, is het vragen van een ontheffing op grond van de Ffw niet aan de orde;
  • de planregeling dient te voorzien in een regeling ter bescherming van archeologische waarden in een gedeelte van het plangebied.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de financieel-economische onderbouwing van het bestemmingsplan als om de overige aspecten die met de uitvoering ervan te maken hebben.

5.2 Onderbouwing

Financiële en economische uitvoerbaarheid

De nieuwe ontwikkelingen (aanbrengen verharding, aanleg landschapselementen) worden geheel op risico van de eigenaar ontwikkeld.

5.3 Inspraak- en overleg

Het bestemmingsplan zal als ontwerp ter inzage worden gelegd waarbij gelijktijdig overleg wordt gepleegd met betrokken instanties. Op deze wijze is invulling gegeven aan het bepaalde in artikel 3.1.1 Bro.

De resultaten van de zienswijze/overlegprocedure: zie bijlage 1.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

Gekozen is voor een nieuw bestemmingsplan om de ontwikkelingen aan de Stationsweg Oost juridisch-planologisch mogelijk te maken.

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008

Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Onderdeel van deze regelingen vormt de verplichting om de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (thans SVBP2012) toe te passen bij het opstellen van de plankaarten en planregels. Bovendien moet een (ontwerp)besluit digitaal raadpleegbaar zijn voor de tervisielegging en langs elektronische weg worden vastgesteld.

Opzet regels

Overeenkomstig SVBP2012 is de opbouw van de regels als volgt:

  • inleidende regels (Hoofdstuk 1);
  • bestemmingsregels (Hoofdstuk 2);
  • algemene regels (Hoofdstuk 3);
  • overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 4).

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) is als volgt opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijking van de bouwregels (indien van toepassing);
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels (indien van toepassing);
  • verbod om zonder omgevingsvergunning werken en werkzaamheden uit te voeren (indien van toepassing).

6.2 Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden enkele begrippen die in de andere artikelen worden gebruikt, nader toegelicht.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen uit dit hoofdstuk zijn, conform de SVBP2012, opgenomen.

Artikel 3 Agrarisch

De bedrijfsbestemming van het aansluitende agrarische perceel wordt gewijzigd in Agrarisch. De bestemmingsregeling voor Agrarisch is afgestemd op de bestemmingsregeling in het bestemmingsplan Buitengebied.

Artikel 4 Bedrijf

Bestemmingsomschrijving

Voor het bedrijfsterrein is de bestemming Bedrijf opgenomen. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat de gronden voor opslag mogen worden gebruikt.

Bouwmogelijkheden

De bouwmogelijkheden op het terrein zijn beperkt. Gebouwen zijn niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 6 m.

Specifieke gebruiksregels

Een aantal specifieke gebruiksvormen, zoals de opslag van vuurwerk, afvalstoffen en risicovolle bedrijfsactiviteiten, zijn expliciet uitgesloten.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

Teneinde de bescherming van de archeologische waarden veilig te stellen is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. De juridische inhoud van deze dubbelbestemming komt overeen met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' die in het aangrenzende bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen.

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Deze bepaling is verplicht voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en als zodanig onverkort overgenomen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Dit is een flexibiliteitsbepaling waarmee met mogelijk is om in het bestemmingsplan genoemde maten (bouwhoogten) met hooguit 10% te vergroten.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Dit is een flexibiliteitsbepaling waarmee de begrenzing van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie kan worden aangepast.

Artikel 9 Overgangsrecht en artikel 10 Slotregel

Overgangsrecht

De bepalingen in artikel 9, lid 1 en lid 2 zijn verplicht voorgeschreven in het Bro en als zodanig onverkort overgenomen.

Slotregel

In deze bepaling is opgenomen dat het de regels betreft die horen bij het bestemmingsplan Stationsweg Oost 194 eo.