direct naar inhoud van Artikel 15 Recreatie
Plan: Woudenberg Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.BP2010buitengebied-vg01

Artikel 15 Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan': tevens een golfbaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege, verblijfsrecreatie en zorg': tevens een manege met minicamping, verblijfsrecreatie en zorg;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - recreatiehoeve': tevens voor een detailhandel in textielwaren met een daarbij behorend creativiteits- en cursuscentrum, een museum annex expositieruimte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – manege met minicamping en atelierruimte': tevens een manege met minicamping en atelierruimte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartementen, theehuis en theetuin en mandenvlechterij': tevens voor recreatieappartementen, een theehuis met theetuin en een mandenvlechterij;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens een volkstuinencomplex;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': tevens voor behoud en herstel van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;

alsmede voor:

  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen en paden, tuinen, erven, groenelementen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
  • a. binnen bouwvlakken mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd;
  • b. de maximale bebouwingsoppervlakte van gebouwen en overkappingen, waarbij de bedrijfswoning niet is inbegrepen, bedraagt per bouwvlak niet meer dan met de maatvoeringsaanduiding 'maximale oppervlakte (bbo)' aangegeven;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven;
  • d. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt 10 meter, met uitzonderingen van erf- en terreinafscheidingen;
  • e. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter.

15.2.2 Bedrijfswoning
  • a. per bouwvlak mag één bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, worden gebouwd, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander maximaal aantal wooneenheden is aangegeven, waarbij het aantal wooneenheden het aantal woningen aangeeft;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bovenwoning' is een bedrijfswoning uitsluitend toegestaan inpandig op de eerste verdieping of hoger van een bedrijfsgebouw;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 600 m3;
  • e. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter;
  • f. de maximale oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt 80 m2 per bedrijfswoning;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.

15.2.3 Buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 meter.

15.3 Ontheffing van de bouwregels
15.3.1 Vergroten bebouwingsoppervlakte gebouwen en overkappingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 15.2.1onder b voor het vergroten van de bebouwingsoppervlakte van gebouwen en overkappingen met ten hoogste 15% mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het landschap in de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • b. de bebouwing wordt landschappelijk goed ingepast in de omgeving;
  • c. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 3' en binnen een afstand van 50 meter van de door de provincie in de Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur is vergroting met 100 m2of meer slechts toegestaan als de wezenlijke ecologische kenmerken, waarden en potenties van de Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden aangetast; alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

15.4 Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel is niet toegestaan;
  • b. seksinrichtingen en prostitutie zijn niet toegestaan;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen niet zijnde bedrijfswoningen is niet toegestaan;
  • d. het gebruiken van een bedrijfsgebouw of bijgebouw bij de woning, ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • e. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn van bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – manege met minicamping en atelierruimte' zijn ten hoogste 25 niet-permanente standplaatsen toegestaan, alsmede een verblijfsruimte, niet zijnde een woning, met een maximale oppervlakte van 200 m²;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartementen, theehuis en theetuin met mandenvlechterij, zijn ten hoogste 2 recreatieappartementen toegestaan .

15.5 Ontheffing van de gebruiksregels
15.5.1 Ontheffing ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 15.4 onder d voor het bieden van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw of een bijgebouw of een tijdelijke unit, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van een bouwperceel waarop krachtens het plan een bedrijfswoning is toegestaan en ook feitelijk aanwezig is;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • c. ontheffing wordt slechts verleend als een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt overgelegd voor Awbz-zorg thuis;
  • d. uit de indicatie van het CIZ moet blijken dat sprake is van mantelzorg voor minimaal zes maanden;
  • e. de indicatie moet na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan zijn afgegeven voor minimaal zes maanden en geldig zijn op het moment van de aanvraag om bouwvergunning;
  • f. de oppervlakte in gebruik voor mantelzorg bedraagt maximaal 80 m²;
  • g. indien sprake is van een tijdelijke unit dient deze te voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. een tijdelijke unit wordt geplaatst aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van een tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 meter;
  • h. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • i. ontheffing wordt verleend voor de duur van de periode waarin mantelzorg wordt geboden.

15.6 Aanlegvergunning
15.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, vergraven, verruimen, uitdiepen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren;
  • b. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • c. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
  • d. uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen van gronden;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

15.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 15.6.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer waaronder begrepen worden de normale recreatieve exploitatie ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

15.6.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid 15.1 onder h genoemde waarden van de gronden of de aanwezige landschapselementen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

15.6.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 15.6.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de natuur- en landschapsdeskundige, omtrent de voorwaarde zoals genoemd in lid 15.6.3.

15.6.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 15.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.