direct naar inhoud van Regels
Plan: Overgangszone Ambacht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.bpOvergangAmbacht-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 additionele voorzieningen

voorzieningen die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.4 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.5 archeologisch vooronderzoek

archeologisch vooronderzoek dat kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend.

1.6 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten in dat gebied.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken.

1.9 bedrijfsgebouwen

het geheel aan gebouwen, behorend bij een bedrijf.

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen.

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens huishouden), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.

1.12 beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen

een object, zoals aangewezen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel , lid 1, onder b) die bescherming geniet tegen externe veiligheidsrisico's

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bodemingrepen

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwmarkt

detailhandelsvestiging waar met name bouwmaterialen en doe het zelf producten aan zowel vakman als particulieren te koop worden aangeboden.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 bouwwerk geen gebouw zijnde

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 daghoreca

horecabedrijf categorie 1 met openingstijden op werkdagen tussen 9:00 en 19:00 uur, zoals een lunchroom, broodjeszaak, cafetaria en snackbars.

1.26 dakoverstek

het deel van het dakvlak dat uitsteekt boven de gevel.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.29 erkende partij

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 geluidbeperkende voorziening

een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluidhinder, zoals een geluidscherm of een geluidwal.

1.32 groepsrisico

de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid nabij een risicobron en een ongewoon voorval bij die risicobron waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

1.33 grove bouwmaterialen

materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout.

1.34 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen drank- en etenswaren, en het bedrijfsmatig verstrekken van logies en/of zaalaccommodatie.

1.35 horeca categorie 1

detailhandel-ondersteunende horecabedrijven, overwegend gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel conform de Winkeltijdenwet en de eventuele gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden, zoals lunchrooms, broodjeszaken, koffie- en theehuizen, en ijssalons, inclusief overige aan de detailhandelsfunctie gerelateerde horeca zoals automatieken, cafetaria's en snackbars.

1.36 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.37 infrastructuur

voorzieningen ten behoeve van verkeer en waterhuishouding zoals stuwen, bruggen, tunnels, duikers, aanlegsteigers, vlonders, kadewanden, keermuren, lichtmasten, beeldende kunst, openbaar vervoer haltes, overkappingen, stallingsruimten, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties en afvalcontainers, alsmede parkeervoorzieningen, en een geluidbeperkende voorziening.

1.38 invloedsgebied

het gebied tot daar waar nog 1% van de aanwezigen kan komen te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval bij die risicobron waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is. In het invloedsgebied van een buisleiding of inrichting dient het groepsrisico berekend te worden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen nabij transportroutes dient het groepsrisico enkel berekend te worden indien de afstanden kleiner dan of gelijk is aan 200 meter.

1.39 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, inclusief congres- en vergaderaccommodaties.

1.40 kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen

een object, zoals aangewezen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1, lid 1, onder l) die extra bescherming geniet tegen externe veiligheidsrisico's.

1.41 laden en lossen

onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

1.42 lijst van bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen als bijlage bij de regels.

1.43 niet zelfstandig kantoor

een kantoorruimte als niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf en waarbij de kantoorruimte niet meer dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte uitmaakt en niet meer dan 2.000 m² beslaat.

1.44 nutsbedrijf

bedrijf gericht op de productie en/of distributie van een of meer dan één nutsvoorziening.

1.45 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming, en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen.

1.46 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.47 ondergeschikte horeca

horeca die ten dienste staat van een bepaalde functie en die in aard, omvang, exploitatie en openingstijden daar ondergeschikt aan is, zoals een (bedrijfs)kantine.

1.48 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen beneden peil.

1.49 openbare ruimte

de op de verbeelding aangewezen grond, die bestemd is voor verkeer, groen en water.

1.50 opgraving

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.51 oriëntatiewaarde

Een richtwaarde waarnaar moet worden gekeken bij de verantwoording van het groepsrisico. De uitkomst van een groepsrisicoberekening moet worden vergeleken met deze oriëntatiewaarde om af te kunnen wegen of het externe veiligheidsrisico acceptabel is.

1.52 overkapping

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en waarvan de steunconstructie uit ten hoogste één wand bestaat.

1.53 parkeren

een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.54 PDV locaties

Locaties waar perifere detailhandel is toegestaan buiten de centrum- en buurtwinkelgebieden.

In Veenendaal zijn dit uitsluitend de locaties Groeneveldselaan en Grote Beer.

1.55 perceel

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.56 perceelsgrens

de grens van een perceel.

1.57 perifere detailhandel

vestiging van detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten, caravans, tenten en motoren), bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstraling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden), niet zijnde detailhandel in electro-, sport-, en foodmarkten, speelgoed, outdoorsport en recreatieve producten.

1.58 plaatsgebonden risico

het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof.

1.59 plan

het bestemmingsplan Overgangszone Ambacht met identificatienummer NL.IMRO.0345.bpOvergangAmbacht-vg01 van de gemeente Veenendaal.

1.60 productiegebonden bedrijf

bedrijf waar ter plaatse goederen worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces.

1.61 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.62 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.63 risicovolle inrichting

inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.64 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een bedrijf voor prostitutie zoals een bordeel.

1.65 showroom

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting bestemd is voor het tonen van artikelen en/of materialen.

1.66 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.67 voorgevel

de naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel, erkers en luifels niet meegerekend.

1.68 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn waarop de voorgevel(s) van een hoofdgebouw is/zijn geplaatst.

1.69 waarde - archeologie - middelhoog

gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde zoals vermeld op de gemeentelijke archeologische maatregelen/beleidskaart.

1.70 webshop

verkoop van goederen waarvan de handel via internet plaatsvindt

1.71 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor huisvesting in een zelfstandige woning van maximaal 1 huishouden.

1.72 zelfstandige woning

een woning met eigen toegang, eigen keuken en toilet.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afmetingen, diepte en breedte van overige bouwwerken:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de brutovloeroppervlakte van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het buitenwerks meten van maten

voor het buitenwerks meten van maten geldt dat uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven, zoals bij dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren en kleine schoorstenen.

2.10 het peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten maximaal tot en met de milieucategorie zoals aangeduid op de verbeelding en zoals die zijn opgenomen in de lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);
  • b. ondergeschikte horeca;
  • c. een aan de bedrijfsvoering gerelateerde showroom, niet ten behoeve van detailhandel;
  • d. niet zelfstandig kantoor, uitsluitend buiten de 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied;
  • e. zelfstandig kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • f. een geluidbeperkende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende muur', voor zover deze voorziening, op basis van een akoestisch onderzoek noodzakelijk geacht wordt ten behoeve van woningbouw ten noordwesten van deze aanduiding;
  • g. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' tevens voor perifere detailhandel;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. infrastructuur;
  • k. groen en water;
  • l. additionele voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan van de omschrijving in artikel 3.1 en tevens voldoen aan de voorwaarden in artikelen 10.1 en 10.2 ten behoeve van parkeren en laad- en losruimte.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de op de verbeelding aangeduide maximum bouwhoogte;
  • c. de minimale afstand tot de achterste en zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt 5 meter;
  • d. in afwijking van het gestelde onder c. geldt voor gebouwen met een oppervlakte van maximaal 1.000 m² dat deze mogen worden gebouwd tot in de achterste perceelsgrens en tot in één van de zijdelingse perceelsgrenzen;
  • e. gebouwen aangeduid als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) mogen niet worden gebouwd binnen de aanduiding 'veiligsheidszone-plaatsgebonden risicocontour';
  • f. gebouwen aangeduid als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) mogen niet worden gebouwd binnen de aanduiding 'veiligheidszone-invloedsgebied'.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 10 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van silo's bedraagt 12 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van de geluidwerende muur ter plaatse van de aanduiding 'geluidwerende muur' bedraagt 6,5 meter;
  • e. de maatvoering van reclame-uitingen dient te voldoen aan het reclamebeleid zoals geldt voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag;
  • f. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt 12 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwen in zijdelingse en achterste perceelsgrens
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het bouwen van een bedrijfsgebouw van meer dan 1.000 m² in de achterste perceelsgrens en één zijdelingse perceelsgrens, mits:
  • a. dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en er geen andere beschikbare ruimte is op het perceel;
  • b. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast en dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt geacht;
  • c. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. de verkeersveiligheid, brandveiligheid en brand- en rampenbestrijding gewaarborgd blijft.
3.3.2 Fietsenstalling buiten bouwvlak
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het bouwen van een fietsenstalling bij een bedrijfspand buiten het bouwvlak, mits:
  • a. de fietsenstalling een maximale oppervlakte heeft van 20 m²;
  • b. de fietsenstalling een maximale hoogte heeft van 2,5 meter;
  • c. dit noodzakelijk is om te voldoen aan het gestelde in artikel 11;
  • d. dit stedenbouwkundig aanvaard wordt geacht;
  • e. dit geen nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid heeft.
3.3.3 Hogere bouwhoogte langs Industrielaan
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het toestaan van bedrijfsgebouwen langs de Industrielaan met een maximale bouwhoogte van 15 meter, mits:
  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheen van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt geacht.
3.3.4 Bouwen binnen veiligheidszones
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder e, mits:
  • a. het gaat om een beperkt kwetsbaar object zoals aangeduid in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) én er een zwaarwegend belang ten grondslag ligt én;
  • b. er wordt voldaan aan artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen én;
  • c. er wordt voldaan aan Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval.

2. Burgemeesters en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder f, mits:

  • a. er wordt voldaan aan artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen én;
  • b. er wordt voldaan aan Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. detailhandel;
  • b. gebouwen aangeduid als kwetsbaar object in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone-plaatsgebonden risicocontour’. ';
  • c. kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 2 - invloedsgebied';
  • d. grote lawaaimakers;
  • e. vuurwerkopslag;
  • f. zelfstandige horeca;
  • g. zelfstandige kantoren, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • h. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • i. bedrijfswoningen;
  • j. opslag in de open lucht voor de voorgevelrooilijn of buiten het bouwvlak.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van:

  • a. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in een hogere categorie van de lijst van bedrijfsactiviteiten als de effecten op de omgeving naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven zoals bedoeld in artikel 3.1;
  • b. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat gelijkwaardig is aan de categorie zoals bedoeld in artikel 3.1, maar niet in de lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.
  • c. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. en b. kan alleen worden verleend als er wordt voldaan aan artikel 10 en er geen onevenredige nadelige gevolgen ontstaan voor de omgeving, waarbij ten minste de volgende aspecten worden betrokken:
      • geluid;
      • geur;
      • stof;
      • gevaar;
      • lucht- en bodemverontreiniging;
      • bedrijfstijden van het bedrijf;
      • de verkeersaantrekkende werking van het bedrijf.
3.5.2 ABC detailhandel
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van:
  • a. detailhandel in auto's, boten, caravans, tenten en motoren;
  • b. detailhandel in nevenartikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen die rechtstreeks in verband staan met de hiervoor onder a. omschreven detailhandel, tot een maximum van 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van het pand en maximaal 150 m²

2. Medewerking verlenen aan de afwijkingsbevoegdheden als genoemd onder lid 1a. en 1b. kan alleen als:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • c. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en/of de bereikbaarheid van percelen;
  • d. er geen onevenredige verstoring van een evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur plaatsvindt;
  • e. er voor wat betreft reclame-uitingen wordt voldaan aan het op dat moment geldende reclamebeleid.
3.5.3 Productie- of reparatiegebonden, ondergeschikte detailhandel
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van het toestaan van productie- of reparatiegebonden, ondergeschikte detailhandel, mits:
  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte van deze ondergeschikte detailhandel niet meer bedraagt dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte en niet meer bedraagt dan 200 m²;
  • b. er geen sprake is van verkoop van food-producten;
  • c. er geen sprake is van een combinatie met een showroom gericht op de zakelijke markt;
  • d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • f. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en/of de bereikbaarheid van percelen;
  • g. er geen onevenredige verstoring van een evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur plaatsvindt;
  • h. er voor wat betreft reclame-uitingen wordt voldaan aan het op dat moment geldende reclamebeleid.
3.5.4 Detailhandel in professionele gereedschappen of grove bouwmaterialen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van het toestaan van ondergeschikte detailhandel in professionele gereedschappen of grove bouwmaterialen of daarmee vergelijkbare volumineuze artikelen, mits:
  • a. er geen sprake is van een bouwmarkt of van detailhandel vallend onder het thema wonen;
  • b. de activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan een volgens artikel 3.4.1 toegestande hoofdfunctie;
  • c. de detailhandel dermate beperkt is in bedrijfsmatige of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm duidelijk overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;
  • d. het geen bedrijf betreft dat passend is voor vestiging in de (kern)winkelgebieden of de bestaande PDV-locaties;
  • e. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • g. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en/of de bereikbaarheid van percelen;
  • h. er geen onevenredige verstoring van een evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur plaatsvindt;
  • i. er voor wat betreft reclame-uitingen wordt voldaan aan het op dat moment geldende reclamebeleid.
3.5.5 Webshop met afhaalbalie
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van het toestaan van een webshop met afhaalbalie, mits:
  • a. het afhaalgedeelte maximaal 10 m² beslaat;
  • b. er geen sprake is van een combinatie met een showroom gericht op particulieren;
  • c. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • e. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en/of de bereikbaarheid van percelen;
  • f. er geen onevenredige verstoring van een evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur plaatsvindt;
  • g. er voor wat betreft reclame-uitingen wordt voldaan aan het op dat moment geldende reclamebeleid.
3.5.6 Ondergeschikte daghoreca
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van het toestaan van ondergeschikte daghoreca welke zich richt op het personeel van het betreffende bedrijventerrein, mits:
  • a. het horeca betreft dat zich richt op het eigen personeel van het bedrijventerrein;
  • b. de horecafunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op dit perceel;
  • c. de horeca een directe link heeft met de bedrijfsactiviteiten die plaatsvinden in het bijbehorende bedrijfspand;
  • d. er geen sprake is van detailhandel, zoals het (laten) afhalen of bezorgen van producten;
  • e. er geen promotie-activiteiten worden uitgevoerd die zich richten op het binnenhalen van klanten buiten het omliggende bedrijventerrein;
  • f. er geen onevenredige verstoring van een evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur plaatsvindt;
  • g. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt.
3.5.7 Beperkt kwetsbare objecten binnen veiligheidszone-Bevi-2 invloedsgebied
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 en artikel 3.2.2 onder f ten behoeve van het toestaan van beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 2 - plaatsgebonden risicocontour', mits hier een zwaarwegend belang van het beperkt kwetsbaar object aan ten grondslag ligt. Bij de afweging spelen de volgende aspecten een rol:
  • a. het extensief gebruik van terreinen;
  • b. bij vervangende nieuwbouw de voorwaarde dat het object tussen de 10-5 en 10-6 PR contour ligt en de situatie na nieuwbouw niet verslechtert ten opzichte van de situatie voor de afwijking.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid Bevi - 1 en Bevi - 2 aanduidingen
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi - 1 - invloedsgebied' en/ of de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi - 2 - plaatsgebonden risicocontour':
  • a. vervalt, indien uit nader onderzoek blijkt dat het gebruik van de bevi-inrichting is beëindigd en beëindigd zal blijven;
  • b. verandert, indien uit nader onderzoek blijkt dat het gebruik van de bevi-inrichting blijvend is aangepast.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - Middelhoog

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie – Middelhoog', aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming van en onderzoek naar de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

4.1.1 Rangorderegeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden als bedoeld in 4.1 en de voor deze gronden geldende andere bestemmingen prevaleert de (dubbel)bestemming 'Waarde – Archeologie – Middelhoog'.

4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4.1 gelden voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken de volgende regels:

  • a. Met uitzondering van het gestelde onder b. mogen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de voor deze gronden geldende andere bestemmingen.
  • b. Gebouwen en bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 5.000 m² en waarbij dieper dan 0,5 meter onder peil wordt gegraven en/ of onderheid wordt, mogen uitsluitend worden gebouwd als uit een archeologisch rapport blijkt dat de waarden zoals bedoeld in artikel 4.1 niet onevenredig (kunnen) worden aangetast en een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige (onder voorwaarden) positief adviseert over dit rapport.
  • c. Een archeologisch rapport als bedoeld onder b. is niet vereist indien het om vervangende gebouwen of bouwwerken gaat waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en waarbij uitsluitend de bestaande fundering wordt benut.
  • d. Burgermeester en wethouders kunnen op advies van de onder b. genoemde deskundige in ieder geval de volgende voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw of bouwwerk:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gercertificeerde instantie, volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de KNA en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch PvE.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 4.3.2 is het in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de gronden als bedoeld in artikel 4.1 de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden of grondbewerkingen, het saneren, egaliseren, afplaggen en baggeren van gronden, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, kabels, leidingen en rioleringen;
  • b. het aanbrengen en het verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen en verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het verwijderen van fundamenten of heipalen;
  • g. het graven, verbreden of verdiepen van watergangen en waterpartijen.
4.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. die een oppervlakte van maximaal 5.000 m² beslaan, ongeacht op welke diepte de werkzaamheden plaatsvinden, en in de periode van 24 maanden voor de datum van de voorgenomen werken of werkzaamheden deze bepaling niet van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein;
  • b. die plaatsvinden op een diepte van maximaal 0,5 meter onder peil, ongeacht de oppervlakte die de werkzaamheden beslaan;
  • c. in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. waarmee krachtens een vergunning is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • e. in het kader van normaal beheer en onderhoud;
  • f. in het kader van onderhoudsbaggerwerkzaamheden die aantoonbaar niet dieper gaan dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes;
  • g. die plaatsvinden in bestaande weg- en leidingcunetten.
4.3.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
  • 1. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 kan slechts worden verleend indien vooraf door aanvrager een archeologisch rapport wordt aangeleverd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    • a. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld,
    • b. archeologische waarden door het uitvoeren van de werken en/ of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden, of
    • c. er geen archeologische waarden zijn.
  • 2. Voordat de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige
4.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3.1 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
  • c. de verplichting de uitvoering van de werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat:
    • a. het bestemmingsvlak naar ligging wordt verschoven,
    • b. het bestemmingsvlak naar omvang wordt vergroot of verkleind,
    • c. het bestemmingsvlak van de verbeelding wordt verwijderd, of
    • d. aan (een deel van) het bestemmingsvlak een andere archeologische verwachtingswaarde wordt toegekend.
  • 2. Alvorens het plan te wijzigen overeenkomstig het eerste lid, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen
  • 1. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken;
  • 2. In afwijking van het gestelde onder 1. geldt voor ondergeschikte bouwdelen, putten en voorzieningen ten behoeve van de watervoorziening, waterberging en -infiltratie of de verzameling van water en rioolstoffen dat die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van gronden of bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. permanente bewoning van bedrijfspanden en andere gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheden
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan ten behoeve van:
  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • b. het bouwen van openbare nutsgebouwen, wachthuisjes voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • c. plaatselijke verhogingen op gebouwen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische installaties, mits de totale hoogte daardoor niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld onder 1. kan slechts worden verleend als:
  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste
    5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere wettelijke regeling, indien deze wordt gewijzigd.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden, met inachtneming van het de voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende parkeernormenbeleid, indien:

  • a. bij de aanvraag aangetoond wordt dat het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij op eigen terrein en/of onmiddellijke omgeving bij de ontwikkeling in voldoende (fiets)parkeergelegenheid voor zowel bewoners als bezoekers wordt voorzien en deze in stand gehouden wordt;
  • b. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. voor zover op andere wijze in de nodige (fiets)parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. Met dien verstande dat de omgevingsvergunning alsdan uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt.
10.2 Voorwaardelijke verplichting laad- en losruimte

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden, met inachtneming van het de voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende parkeernormenbeleid, indien :

  • a. bij de aanvraag aangetoond wordt dat het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij op eigen terrein en/of onmiddellijke omgeving bij de ontwikkeling in voldoende mate in de behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen wordt voorzien en deze in stand gehouden wordt.
  • b. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien. Met dien verstande dat de omgevingsvergunning alsdan uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt.
10.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien conform artikel 10.1 en artikel 10.2.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Vergroten inhoud

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 11.1.1 met maximaal 10%.

11.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 11.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Overgangszone Ambacht

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Veenendaal

d.d. 22 april 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan Overgangszone Ambacht

Mij bekend,

de griffier.