direct naar inhoud van Regels
Plan: Partiële wijziging Wageningselaan 46
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.Partwijzwagln46-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Partiële wijziging Wageningselaan 46 met identificatienummer NL.IMRO.0345.Partwijzwagln46-vg01 van de gemeente Veenendaal.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.6 archeologisch vooronderzoek:

archeologisch vooronderzoek dat kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysich prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoegd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend;

1.7 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten in dat gebied;

1.8 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

totale oppervlakte van de gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.11 bedrijfsgebouwen

het geheel aan gebouwen, behorend bij een bedrijf;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens huishouden), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is, dan wel door enig ander persoon of huishouden;

1.14 beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.15 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteiteisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Staatsblad 2004, nr. 250) zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.16 Besluit MER 1994:

besluit van 4 juli 1994, houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieueffectrapportage van de Wet milieubeheer zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw:

een gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zowel vrijstaand als aangebouwd;

1.20 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat productiegebonden detailhandel ook is toegestaan;

1.28 detailhandel - productiegebonden:

detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.29 dienstverlening:

het beroeps- en/of bedrijfsmatig verlenen van diensten aan personen;

1.30 erkende partij:

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 grote lawaaimaker:

een inrichting, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (stb. 1993, nr. 50), bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.34 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.35 horeca categorie 1

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van winkels;

1.36 infrastructuur:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (ontsluiting van) de bestemmingen die ingevolge deze regels aan gronden zijn toegekend, zoals aanlegsteigers, bruggen, duikers, (gebouwde) parkeervoorzieningen, kadewanden, keermuren, lichtmasten, openbaar vervoer haltes, overkappingen, stallingsruimten, tunnels, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties, vlonders, stuwen, wachthuisjes;

1.37 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.38 kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden gehouden;

1.39 kwetsbaar object in de zin van het Vuurwerkbesluit:

een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Vuurwerk-besluit;

1.40 lijst van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen als bijlage bij de regels;

1.41 Monumentenwet:

wet van 23 december 1988 (Staatsblad 638), tot het vaststellen van nieuwe bepalingen voor het behoud van monumenten van bouwkunst en archeologie zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.42 nutsbedrijf:

bedrijf gericht op de productie en/of distributie van drinkwater, electriciteit of gas en op het telecommunicatieverkeer;

1.43 nutsvoorziening:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening of het telecommunicatieverkeer;

1.44 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;

1.45 opgraving:

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.

Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.46 risicovolle inrichting:

inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.47 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht;

1.48 showroom:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk bestemd is voor het tonen van artikelen en/of materialen;

1.49 transportroute gevaarlijke stoffen:

route aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

1.50 voorgevel:

een naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.51 voorgevelrooilijn:

langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn;

1.52 Vuurwerkbesluit:

besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Staatsblad 2002, nr. 33), zoals deze luidt (eventueel na wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.53 waarde-archeologie 3:

gronden (bebouwd gebied) met een hoge archeologische verwachtingswaarde en/of gronden (buitengebied) met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde zoals vermeld op de gemeentelijke archeologische maatregelen/beleidskaart;

1.54 Wabo

Wet van 6 november 2008 (Staatsblad 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.55 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.2 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

de hoogte in meters vanaf het snijvlak van het dakvlak met het zijdelingse gevelvlak, gemeten vanaf het peil;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de brutovloeroppervlakte van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.10 het peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld aan de zijde waar gebouwd wordt;

2.11 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijf in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten maximaal tot en met de ter plaatse aangegeven milieucategorie zoals die is weergegeven op de verbeelding en nader is omschreven in de lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
  • c. beeldende kunst;
  • d. dierenasiel ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel';
  • e. erf;
  • f. groen;
  • g. grote lawaaimakers ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie, gezoneerd terrein';
  • h. horeca, die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in dit artikel bedoelde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  • i. indoor-skibaan ter plaatse van de aanduiding 'skibaan';
  • j. infrastructuur;
  • k. laad- en losplaats;
  • l. niet zelfstandig kantoor op de gronden gelegen buiten de aangegeven 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied', als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a., met dien verstande dat de oppervlakte van dit kantoor maximaal 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen met een maximum van 2.000 m²;
  • m. nutsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf';
  • n. nutsvoorziening;
  • o. onderdoorgang onder een overbouwing of overkapping ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • p. ontsluiting;
  • q. opslag, met dien verstande dat opslag in de open lucht uitsluitend achter de voorgevelrooilijn en binnen het bouwvlak mag plaatsvinden, alsmede op de op de plankaart voor open opslag aangeduide gronden;
  • r. pad;
  • s. parkeerterrein;
  • t. reclameobject;
  • u. risicovolle inrichting ter plaatse van de aanduiding 'veilig-heidszone - bevi - 3, opslag gevaarlijke stoffen';
  • v. showroom;
  • w. verkooppunt motorbrandstoffen, exclusief lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • x. vlaggenmast;
  • y. vuurwerkopslag ter plaatse van de aanduiding 'veiligheids-zone - vuurwerk - 2, vuurwerkopslag';
  • z. water;
  • aa. weg;
  • ab. zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 2, plaatsgebonden risicocontour';
  • c. gebouwen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied';
  • d. gebouwen van kwetsbare objecten als bedoeld in het Vuurwerkbesluit mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vuurwerk - 1, plaatsgebonden risicocontour';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 100% per bouwvlak;
  • g. voor het bouwen van gebouwen geldt dat zij moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bedrijfsgebouwen,algemeen   Eis  
maximale bouwhoogte   zie ter plaatse aangegeven maatvoerings- aanduidingen  
minimale afstand tot achterste en zijdelingse perceelsgrenzen   5 m  
   
Bedrijfswoning   Eis  
maximale goothoogte   6 m  
maximale inhoud   600 m3  
maximale dakhelling   52o  
minimale afstand tot achterste en zijdelingse perceelsgrenzen   5 m  
   
Bijgebouwen bij bedrijfswoning   Eis  
maximale oppervlakte   50 m2  
maximale bouwhoogte   3 m  

  • h. In afwijking van het bovenstaande geldt dat gebouwen met een oppervlakte tot 1.000 m2 mogen worden gebouwd tot in de achterste perceelsgrens en tot in één van de zijdelingse perceelsgrenzen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat zij moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   Eis  
minimale hoogte terreinafscheidingen   2,5 m  
maximale hoogte verlichting, vlaggenmasten   10 m  
maximale hoogte van één reclame-object per bedrijf   7 m  
maximale bouwhoogte silo's   12 m  
maximale hoogte overige bouwwerken   12 m  

  • a. In afwijking van het bovenstaande geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' de bouw van een antennemast is toegestaan met een hoogte van maximaal 120 m.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' geldt dat bouwwerken moeten voldoen aan onderstaande maatvoeringseisen:
Bouwwerken   Eis  
minimale hoogte bebouwingsvrije onderdoorgang   8 m  
maximale bouwhoogte   13 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijking binnen veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, sub e. voor de bouw van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen', met dien verstande dat:

  • a. de oriënterende waarde van het groepsrisico van de transportroute gevaarlijke stoffen niet overschreden wordt;
  • b. er vooraf advies wordt ingewonnen bij de brandweer.

3.3.2 Afwijking bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, sub g. teneinde de bouw van bedrijfsgebouwen mogelijk te maken met een maximale hoogte van 15 m, aan weerszijden van de Rondweg-Oost met dien verstande dat:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt geacht.

3.3.3 Afwijking voor fietsenstallingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, sub a. teneinde fietsenstallingen buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. een fietsenstalling een maximale oppervlakte van 20 m2 heeft;
  • b. deze maximaal 2 m hoog mag zijn;
  • c. deze geen nadelig gevolg heeft voor de verkeersveiligheid.

3.3.4 Afwijking minimale afstand tot perceelsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, teneinde bedrijfsgebouwen groter dan 1.000 m2 in één zijdelingse perceelsgrens en in de achterste perceelsgrens te mogen bouwen, met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • b. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • e. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. grote lawaaimakers met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1, sub g.;
  • b. kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 2, plaatsgebonden risicocontour';
  • c. kwetsbare objecten als bedoeld in het Vuurwerkbesluit ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vuurwerk - 1, plaatsgebonden risicocontour';
  • d. vuurwerkopslag met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1, sub y.;
  • e. zelfstandige horeca;
  • f. zelfstandig kantoor met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1, sub ab.;
  • g. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1, sub w.;
  • h. Risicovolle inrichtingen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 3, opslag gevaarlijke stoffen';
  • i. nieuwe bedrijfswoningen;
  • j. open opslag voor de voorgevelrooilijn en buiten het bouwvlak. Met uitzondering van de gronden die op de plankaart voor open opslag zijn aangeduid.
  • k. seksinrichting.

3.4.2 Uitzonderingen

De hiervoor onder g omschreven gebruiksregel is niet van toepassing op:

  • a. detailhandel in auto's, boten, caravans, tenten en motoren, voor zover deze plaatsvindt in bestaande detailhandelsvestigingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in het plangebied aanwezig zijn;
  • b. overige vormen van detailhandel in reeds bestaande detailhandelsvestigingen zoals deze nader zijn omschreven in de bij deze regels behorende Staat van Detailhandelsactiviteiten (bijlage 2), uitsluitend in de aangegeven bedrijfsvoering, aard en omvang;
  • c. detailhandel in nevenartikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen die rechtstreeks in verband staan met de hiervoor bij a. en b. omschreven detailhandel tot een maximum van 15 % van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m².

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in, lid 3.1, sub a. ten behoeve van:

  • a. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in een hogere categorie van de lijst van bedrijfsactiviteiten indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie zoals bedoeld in, lid 3.1, sub a.;
  • b. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan de categorie zoals bedoeld in lid 3.1, sub a., maar niet in de lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, de ligging van het stiltegebied, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.5.2 Detailhandel ABC

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.4.1 sub g., teneinde toe te staan:

  • 1. detailhandel in auto's, boten, caravans, tenten en motoren;
  • 2. detailhandel in nevenartikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen die rechtstreeks in verband staan met de hiervoor bij 1. omschreven detailhandel tot een maximum van 15 % van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m2;

bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder 1. en 2. geldt dat:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • c. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en/of de bereikbaarheid van percelen;
  • d. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
  • e. geen onevenredige verstoring van een evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur mag plaatsvinden;
  • f. aan een te verlenen omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden gesteld ten aanzien van de vormgeving en de omvang van reclame-uitingen.

3.5.3 Beperkte uitoefening detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 sub g. voor detailhandel die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in lid 3.1 bedoelde bedrijven en bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat:

  • a. niet meer dan 15 % van de aanwezige bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m2 mag worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel;
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • d. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en/of de bereikbaarheid van percelen;
  • e. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
  • f. aan een te verlenen ontheffing voorwaarden kunnen worden gesteld ten aanzien van de vormgeving en de omvang van reclame-uitingen.

3.5.4 Plaatsgebonden risicocontour-bevi

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, sub b. en lid 3.4, sub b. voor het gebruik van gronden en bouwwerken en de bouw van bouwwerken voor beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 2, plaatsgebonden risicocontour', met dien verstande dat uitsluitend ontheffing mag worden verleend in geval van gewichtige redenen. Bij deze afweging spelen een rol:

  • het zwaarwegende belang van het beperkt kwetsbare object;
  • het extensief gebruik van terreinen;
  • bij vervangende nieuwbouw de voorwaarde dat het object tussen de 10-5 en 10-6 PR contour ligt en de situatie na nieuwbouw niet verslechtert ten opzichte van de situatie voor de ontheffing.

3.5.5 Invloedsgebied-bevi

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 sub l. voor het gebruik van niet zelfstandige kantoren en van het bepaalde in lid 3.2.1, sub c. voor de bouw van bouwwerken voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied', met dien verstande dat:

  • a. de oriënterende waarde van het groepsrisico van de inrichtingen als bedoeld in lid 3.1, sub u. niet overschreden wordt;
  • b. er vooraf advies wordt ingewonnen bij de brandweer.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen door de aanduiding als bedoeld in lid 3.1, sub b. te verwijderen, indien de woning niet meer als bedrijfswoning in gebruik is en er geen redenen zijn om aan te nemen dat deze op korte termijn weer als bedrijfswoning wordt gebruikt.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en herstel van een hoogspanningsverbinding.

4.1.1 Rangorderegeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in 4.1 en het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6 prevaleert de (dubbel)bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in 4.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m1, met dien verstande dat de hoogspanningsmasten maximaal 45 m1 hoog mogen zijn.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemmingen van deze gronden, mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in lid 7.1;
  • b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in 4.4.1 is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in 4.1:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het ophogen, egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
4.4.1 Uitzonderingen

Het in 4.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
4.4.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 4.4, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidsstiuatie rond de betreffende leiding en;
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ongewonnen en dit advies de uitvoering van het werk of de werkzaamheid niet in de weg staat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de regels van het plan ten behoeve van het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de regels van het plan ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen;
  • c. de regels van het plan ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10.00 m;
  • d. de regels van het plan om toe te staan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  • e. de regels van het plan ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

6.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

7.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

7.2 BEVI-inrichtingen / vuurwerkopslag

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in de zin dat:

  • a. de aanduidingen 'veiligheidszone - bevi - 3, opslag gevaarlijke stoffen', 'veiligheidszone - bevi - 2, plaatsgebonden risicocontour' en/of 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied', 'veiligheidszone - vuurwerk - 2, vuurwerkopslag', 'veiligheidszone - vuurwerk 1, plaatsgebonden risicocontour' worden veranderd dan wel worden verwijderd, overeenkomstig de voorgenomen wijziging dan wel intrekking van de milieuvergunning van de inrichting;
  • b. de aanduidingen 'veiligheidszone - bevi - 3, opslag gevaarlijke stoffen', 'veiligheidszone - bevi - 2, plaatsgebonden risicocontour' en/of 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied', kunnen worden toegevoegd overeenkomstig de toekomstige milieuvergunning van de nieuw te vestigen inrichting.

7.3 Prostitutie

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van het toevoegen van de zinsnede "seksinrichtingen toegestaan" aan de bestemming bedrijf, mits:

  • a. er niet reeds één seksinrichting in de gemeente is gevestigd of krachtens geldende bestemmingsplannen kan worden gevestigd;
  • b. het geen bestemming betreft, welke betrekking heeft op een bestaand of nog te realiseren gebouw, dat gedeeltelijk in een woonfunctie voorziet;
  • c. het woon-, leef- en/of werkklimaat in de desbetreffende omgeving niet onaanvaardbaar wordt aangetast.

Burgemeester en wethouders kunnen hieraan voorwaarden verbinden met betrekking tot:

  • parkeren
  • toegankelijkheid
  • omvang van de seksinrichting

7.4 Transportroute gevaarlijke stoffen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in de zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' wordt veranderd dan wel wordt verwijderd. Dit naar aanleiding van veranderingen in het gebruik van de route of het beëindigen van deze route.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

8.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

8.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. het bouwen bij hoogspanningsverbindingen en onder-grondse hoofdtransportleidingen;
  • d. de laad- en losmogelijkheden en
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.1.2 Vergroten inhoud

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de Partiële wijziging Wageningselaan 46.