direct naar inhoud van Regels
Plan: Koningsschot 37
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.Koningsschot37-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan Koningsschot 37van de gemeente Veenendaal

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0345.Koningsschot37-vg01 met de bijbehorende regels;

1.3 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.8 bedrijfsgebonden kantoor:

een bedrijf met een productieruimte, assemblageruimte, showroom en dergelijke, gecombineerd met een kantoorruimte dat functioneel gebonden is aan het bedrijf en waarbij de kantoorruimte maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte uitmaakt met een maximum van 2.000 m2;

1.9 bedrijfsgebouwen:

het geheel aan gebouwen, behorend bij een bedrijf;

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen;

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens huishouden), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is;

1.12 bedrijventerrein:

bedrijven met daarbij behorende wegen, paden, verblijfsgebieden, groenvoorzieningen, water en andere op een bedrijventerrein voorkomende functies;

1.13 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.14 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteiteisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Staatsblad 2004, nr. 250) zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.18 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat productiegebonden detailhandel ook is toegestaan;

1.27 detailhandel - perifeer:

vestiging van detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten, caravans, tenten en motoren), bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden), niet zijnde electro- sport- en foodmarkten, speelgoed, outdoorsport en recreatie;

1.28 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 groepsrisico:

cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.31 grote lawaaimaker:

een inrichting, zoals bedoeld in 2.4 van het inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (stb. 1993, nr. 50), bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een perceel door zijn gebruik, karakter, constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.33 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.34 horeca categorie I:

vormen van horeca, die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt zoals: lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, patisserie, crêperie;

1.35 horeca categorie II:

vormen van horeca, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd zoals: restaurants, bistro, pizzeria, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis;

1.36 horeca categorie III:

vormen van horeca, die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel van) de avonduren geopend zijn (tot maximaal 24.00 uur) en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt zoals: cafetaria, snackbar, shoarmazaak;

1.37 horeca categorie VII:

een vorm van horeca, waarin primair de gelegenheid wordt geboden voor nachtverblijf zoals: hotel, pension.

1.38 infrastructuur:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (ontsluiting van) de bestemmingen die ingevolge deze regels aan gronden zijn toegekend, zoals aanlegsteigers, (ondergrondse) afvalcontainers, bruggen, duikers, geluidbeperkende voorzieningen, kadewanden, keermuren, lichtmasten, objecten van beeldende kunst, openbaar vervoer haltes, overkappingen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, reclameobjecten, stallingsruimten, tunnels, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties, vlaggenmasten, vlonders, stuwen, wachthuisjes;

1.39 invloedsgebied:

gebied waarin, volgens bij regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gestelde regels, personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico;

1.40 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een gebouw of een gedeelte van een gebouw, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie. Onder kantoren vallen in ieder geval niet:

  • de kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlakte (bvo) van 1.500 m² per vestiging;
  • kantoren met een lokaal vestigingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen;
  • bedrijfsgebonden kantoren met een bvo dat minder bedraagt dan 50% van het totale bvo en minder is dan 2.000 m²;
  • functiegebonden kantoren, zoals havengebonden kantoren en veilinggebonden kantoren;
  • uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met ten hoogste 10% van het bestaande bvo;
1.41 lijst van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen als bijlage bij de regels;

1.42 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van zorg- en welzijn (waaronder niet is inbegrepen de huisvesting van zorgbehoevenden), volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, verenigingsleven, opvoeding, kinderopvang, openbaar bestuur en andere openbare en sociale voorzieningen;

1.43 nutsbedrijf:

bedrijf gericht op de productie en/of distributie van drinkwater, electriciteit, gas of warmte en op het telecommunicatieverkeer;

1.44 nutsvoorziening:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming, en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen;

1.45 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op tenminste 1,75 m beneden peil;

1.46 openbare ruimte:

de op de verbeelding aangewezen grond, die bestemd is voor verkeer, groen en water;

1.47 perceelsgrens:

de grens van een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.49 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf (bordeel);

1.50 showroom:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk bestemd is voor het tonen van artikelen en/of materialen;

1.51 staat van bedrijfsactiviteiten:

een lijst waarin bedrijven zijn gecategoriseerd op bedrijfstypen en milieubelasting, waarnaar in de regels wordt verwezen en die daarom deel uit maakt van deze regels;

1.52 transportroute gevaarlijke stoffen:

route aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

1.53 voorgevel(rooilijn):

de naar de openbare ruimte gekeerde gevel (bouwgrens), erkers e.d. niet meegerekend;

1.54 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Staatsblad 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.55 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor zelfstandige huisvesting van maximaal 1 huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afmetingen, diepte en breedte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de brutovloeroppervlakte van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een bouwlaag:

de horizontale projectie van de ruimte tussen de harten van de vloeren of balklagen.

2.9 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.11 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

2.12 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.14 het peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld aan de zijde waar gebouwd wordt;

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijf in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten maximaal tot en met de ter plaatse aangegeven milieucategorie zoals die is weergegeven op de verbeelding en nader is omschreven in de lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);
  • b. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. bedrijfsgebonden kantoor op de gronden gelegen buiten de aangegeven 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied', als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a., met dien verstande dat de oppervlakte van dit kantoor maximaal 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen met een maximum van 2.000 m²;
  • d. beeldende kunst;
  • e. dienstverlening;
  • f. congrescentrum;
  • g. erf;
  • h. groen;
  • i. horeca, die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in dit artikel bedoelde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  • j. infrastructuur;
  • k. laad- en losplaats;
  • l. maatschappelijke voorzieningen;
  • m. nutsbedrijf;
  • n. nutsvoorziening;
  • o. onderwijs in de vorm van onderwijsinstellingen, onderwijsinstituten;
  • p. ontsluiting;
  • q. opslag, met dien verstande dat opslag in de open lucht uitsluitend achter de voorgevel mag plaatsvinden;
  • r. parkeergarage;
  • s. parkeerterrein;
  • t. perifere detailhandel ter plaatse van de functieaanduiding (dhp) 'detailhandel perifeer';
  • u. risicovolle inrichting ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 3, opslag gevaarlijke stoffen';
  • v. showroom
  • w. specifieke vorm van bedrijf - speelvoorziening, ter plaatse van de aanduiding (sb-sz) 'speelvoorziening';
  • x. verkooppunt motorbrandstoffen, inclusief lpg, ter plaatse van de aanduiding (vml) 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • y. verkooppunt motorbrandstoffen, zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding (vm) 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • z. water;
  • aa. weg.
  • ab. horeca in de categorie I, II, III en VII ter plaatse van de aanduiding (h) 'horeca';
  • ac. zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding (k) 'kantoor'.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 100% per bouwvlak;
  • c. voor het bouwen van gebouwen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in de onderstaande tabel:

Bedrijfsgebouwen, algemeen   Eis  
maximale bouwhoogte   zie ter plaatse aangegeven maatvoeringsaanduidingen op verbeelding  
minimale afstand tot achterste en zijdelingse perceelsgrenzen   5 m  
Bedrijfswoning   Eis  
maximale goothoogte   6 m  
maximale inhoud   600 m3  
maximale dakhelling   52°  
minimale afstand tot achterste en zijdelingse perceelsgrenzen   5 m  
Bijgebouwen bij bedrijfswoning   Eis  
maximale oppervlakte   50 m2  
maximale bouwhoogte   3 m  
  • d. in afwijking van het bovenstaande geldt dat gebouwen met een oppervlakte tot 1.000 m2 mogen worden gebouwd tot in de achterste perceelsgrens en tot in één van de zijdelingse perceelsgrenzen.
3.2.3 Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bedrijfsgebouwen, algemeen   Eis  
maximale bouwhoogte terreinafscheidingen   2,5 m  
maximale bouwhoogte infrastructurele - en nutsvoorzieningen   10 m  
maximale bouwhoogte van één reclame-object per bedrijf   7,5 m  
maximaal één reclame-object ter plaatse van de aanduiding 'horeca' met een maximale hoogte van   25 m  
maximale bouwhoogte silo's   12 m  
maximale hoogte overige bouwwerken   12 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Fietsenstallingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.2.2 sub a, teneinde fietsenstallingen buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. het gebouw een maximale oppervlakte van 20 m² heeft;
  • b. deze maximaal 3 m¹ hoog mag zijn;
  • c. deze geen nadelig gevolg heeft voor de verkeersveiligheid.

3.3.2 Bouwen in zijdelingse en achterste perceelsgrens voor bedrijfsgebouwen groter dan 1.000 m2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.2.2 sub c, teneinde bedrijfsgebouwen groter dan 1.000 m² in één zijdelingse perceelsgrens en in de achterste perceelsgrens te mogen bouwen, met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • b. dit gewenst is indien er gebouwd is volgens de maximaal genoemde bebouwingspercentages, zoals genoemd in dit artikel;
  • c. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • f. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. grote lawaaimakers;
  • b. vuurwerkopslag;
  • c. zelfstandige horeca;
  • d. detailhandel;
  • e. nieuwe bedrijfswoningen;
  • f. open opslag voor de voorgevelrooilijn en buiten het bouwvlak.

3.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 3.4.1 onder d is niet van toepassing op:

  • a. detailhandel in auto's, boten, caravans, tenten en motoren, voor zover deze plaatsvindt in bestaande detailhandelsvestigingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in het plangebied aanwezig zijn;
  • b. overige vormen van detailhandel in reeds bestaande detailhandelsvestigingen zoals deze nader zijn omschreven in de bij deze regels behorende Staat van Detailhandelsactiviteiten (bijlage 2), uitsluitend in de aangegeven bedrijfsvoering, aard en omvang;
  • c. detailhandel in nevenartikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen die rechtstreeks in verband staan met de hiervoor bij (a) en (b) omschreven detailhandel tot een maximum van 15 % van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m².

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.1 sub a ten behoeve van:

  • a. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in een hogere categorie van de lijst van bedrijfsactiviteiten indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie zoals bedoeld in 3.1, sub a.;
  • b. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan de categorie zoals bedoeld in 3.1 sub a., maar niet in de lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelasting-componenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, de ligging van het stiltegebied, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.5.2 Detailhandel ABC

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.4.1 sub d., teneinde toe te staan:

  • 1. detailhandel in auto's, boten, caravans, tenten en motoren;
  • 2. detailhandel in nevenartikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen die rechtstreeks in verband staan met de hiervoor bij (1) omschreven detailhandel tot een maximum van 15 % van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m², met dien verstande dat:
  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • c. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en/of de bereikbaarheid van percelen;
  • d. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
  • e. geen onevenredige verstoring van een evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur mag plaatsvinden;
  • f. aan een te verlenen ontheffing voorwaarden kunnen worden gesteld ten aanzien van de vormgeving en de omvang van reclame-uitingen.
3.5.3 Beperkte uitoefening detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.4.1 sub d. voor detailhandel die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in 3.1 bedoelde bedrijven en bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat:

  • a. niet meer dan 15 % van de aanwezige bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m² mag worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel;
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • d. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en/of de bereikbaarheid van percelen;
  • e. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
  • f. aan een te verlenen ontheffing voorwaarden kunnen worden gesteld ten aanzien van de vormgeving en de omvang van reclame-uitingen.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Aanduidingen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen en de volgende aanduidingen van de verbeelding verwijderen, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwperceel de desbetreffende functie niet meer wordt uitgeoefend:

  • a. 'bedrijfswoning' (bw);
  • b. 'kantoor' (k);
  • c. 'specifieke vorm van bedrijf - speelvoorziening' (sb-sz).

3.6.2 Winkelbranches

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen en de branches verruimen op de gronen die zijn aangeduid als (dhp) 'detailhandel - perifeer' onder voorwaarde dat:

  • a. een eventuele verruiming van de branchebeperkingen alleen is toegestaan wanneer uit onderzoek blijkt dat daarvoor voldoende marktruimte is (DPO).

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

5.2 Ondergeschikte bouwdelen

De bouwgrens mag in afwijking van het bepaalde in artikel 5 en artikel 6 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, balkons, luifels, funderingen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 m¹ bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m¹ bedraagt;
  • c. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m¹ bedraagt;
  • d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m¹ bedraagt;
    • 1. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, indien de overschrijding niet meer dan 0,50 m¹ bedraagt en deze onderdelen van de bouw niet lager zijn aangebracht dan:
      1. 4,20 m¹ boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,50 m¹ langs een rijweg;
      2. 2,20 m¹ boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder sub 1 genoemde strook;
  • e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen;
  • f. hijsinrichtingen, welke de bouwgrens met niet meer dan 1 m¹ kunnen overschrijden.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Vormen van verboden gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

6.2 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
7.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' zijn bestemd voor de bescherming van het verblijfsklimaat in verband met de aanwezigheid van de transportroute over de weg van gevaarlijke stoffen.

7.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen op de in 17.2.1 bedoelde gronden, geen gebouwen worden gebouwd.

7.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.2 mits uit onderzoek blijkt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico van de transportroute gevaarlijke stoffen niet overschreden wordt.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van:

  • a. de regels van het plan ten behoeve van het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de regels van het plan ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart. De afwijking mag ten hoogste 5 m¹ bedragen;
  • c. de regels van het plan om toe te staan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • d. de regels van het plan ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische installaties wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

8.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 8.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste
    5 m¹ mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

9.2 Prostitutie

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van het toevoegen van de zinsnede “seksinrichtingen toegestaan” aan de bestemmingen Bedrijf, Horeca en Kantoor en de daarvan afgeleide of daarmee vergelijkbare bestemmingen met aspecten van commerciële dienstverlening, mits:

  • a. er niet reeds één seksinrichting in de gemeente is gevestigd of krachtens geldende bestemmingsplannen kan worden gevestigd;
  • b. het geen bestemming betreft, welke betrekking heeft op een bestaande of nog te realiseren gebouw, dat gedeeltelijk in een woonfunctie voorziet; het woon-, leef- en/of werkklimaat in de desbetreffende omgeving niet onaanvaardbaar wordt aangetast.

Burgemeester en wethouders kunnen hieraan voorwaarden verbinden met betrekking tot:

  • parkeren
  • toegankelijkheid
  • omvang van de seksinrichting

c. van deze wijzigingsbevoegdheid zijn uitgesloten:

  • 1. raamprostitutie;
  • 2. straatprostitutie;
  • 3. een sekswinkel;
  • 4. een seksautomatenhal;
  • 5. een seksbioscoop.

9.3 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' wijzigen en in verband hiermee wijzigingen aanbrengen in de regels van het bestemmingsplan in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' vervalt, indien het gebruik van de transportroute gevaarlijke stoffen is beëindigd;
  • b. de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' verandert indien het gebruik van de transportroute gevaarlijke stoffen is aangepast.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Vergroten inhoud

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Koningsschot 37.

Behoort bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal

26 februari 2019 tot vaststelling van het wijzingingsplan Koningsschot 37

Mij bekend,

College van burgemeester en wethouders