direct naar inhoud van 4.8 Ecologie
Plan: Grebbeweg West I
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.GrebbewegE217-vg01

4.8 Ecologie

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming. In verband met het voorgenomen plan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De quickscan uitgevoerd door Van den Bijtel ecologisch onderzoek in oktober 2010, is als Bijlage 4 aan het bestemmingsplan toegevoegd.

4.8.1 Gebiedsbescherming

De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:

  • Natura 2000;
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Ecologische hoofdstructuur.

Natura 2000
Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet).

Op circa 350 meter van het plangebied bevindt zich het Natura 2000-gebied Het Binnenveld. Het Binnenveld betreft de voormalige staatsnatuurmonumenten de Hel, de Blauwe Hel en de Bennekomse Meent. Vanwege de afstand tot dit Natura 2000-gebied en de inhoud van het voorgenomen plan kunnen significante negatieve effecten voor dit gebied worden uitgesloten.

Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurgebieden hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijk of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. De aanwijzing vindt op Rijksniveau plaats. Voor beschermde natuurmonumenten geldt dat het verboden is om handelingen te verrichten die schadelijk zijn voor de wezenlijke kenmerken van het natuurmonument, tenzij er een vergunning kan worden verleend (Natuurbeschermingswet).

In het plangebied en in de nabijheid van het plangebied komen geen beschermde natuurmonumenten voor.

Ecologische Hoofdstructuur
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland. Op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn ingrepen in de EHS alleen mogelijk in situaties wanneer de ingreep is 'van groot openbaar belang' is en er geen alternatieven mogelijk zijn.

Het plangebied grenst aan het Valleikanaal dat is aangewezen als ecologische verbindingszone en maakt als zodanig onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Voor geplande ontwikkelingen in de gebieden die in of in de nabijheid van de EHS liggen is het zogeheten nee, tenzij-regime van toepassing. Dat wil zeggen dat van alle nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van gebieden die behoren tot de EHS, inclusief ecologische verbindingszones, dient te worden getoetst of deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Als er geen sprake is van een significante aantasting, dan kan het plan worden uitgevoerd.
Omdat in de plannen ook de ontwikkeling van natte natuur is opgenomen, zal van een significante aantasting naar verwachting geen sprake zijn. Integendeel, door de realisatie van natte natuur aan de zijde van het Valleikanaal, ontstaat hier een terrein dat zich kan ontwikkelen tot stapsteen binnen de ecologische verbindingszone. Dit onderdeel van de plannen kan derhalve leiden tot versterking van de verbindingszone. In de quickscan worden ook nog aanbevelingen gedaan hoe de natuurontwikkeling kan worden aangepakt.

4.8.2 Soortbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het bestuursorgaan verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Voorgenomen plan heeft betrekking op de herontwikkeling van een ongebruikt grasland nabij het Valleikanaal. In de uitgevoerde quickscan (zie Bijlage 4) is daarom ook stilgestaan bij de eventuele gevolgen voor de flora en fauna ter plaatse van het plangebied. De belangrijkste conclusies uit de quickscan zijn:

  • In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek weinig beschermde soorten aangetroffen. Op grond van de aanwezige biotoop kan echter worden aangenomen dat op het perceel verschillende strikter beschermde soorten voorkomen. Het gaat hierbij vooral om vleermuizen, broedvogels, amfibieën en mogelijk ringslang.
  • Omdat in de plannen voorzien is in de ontwikkeling van natte natuur, kunnen eventuele nadelige effecten voor strikter beschermde soorten vrijwel zeker worden voorkomen of gemitigeerd. Het is daarom niet aannemelijk dat de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet zullen worden overtreden. De Flora- en Faunawet zal voor uitvoering van de plannen naar verwachting dan ook geen belemmering vormen.
  • Binnen het plangebied zijn mogelijkheden voor de ontwikkeling van vegetaties uit het dotterbloem-verbond en mogelijk uit het verbond van biezenknopen en pijpenstrootje.
  • De aanleg van een geïsoleerde poel in de natuurontwikkelingszone kan een belangrijke bijdrage leveren aan het versterken van ecologische verbindingszone.
  • De meest voor de hand liggende omzoming van het terrein bestaat uit het handhaven en versterken van de aanwezige knotwilgenrijen, eventueel aangevuld met elzensingels.

Op basis van de quickscan kan geconcludeerd worden dat voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nader onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet nodig is. Het voorgenomen plan zal geen significante negatieve gevolgen hebben voor de aanwezige flora en fauna en kan een kwaliteitsimpuls geven aan de ecologische verbindingszone langs het Valleikanaal.