direct naar inhoud van Regels
Plan: Bufferzone de Hellen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BufferzonedeHellen-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het wijzigingsplan Bufferzone de Hellen met identificatienummer NL.IMRO.0345.BufferzonedeHellen-vg01 van de gemeente Veenendaal.

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken.

1.6 beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.10 bodemingrepen

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.13 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.16 bouwwerk geen gebouw zijnde

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.17 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.18 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.19 extensief recreatief medegebruik

een vorm van openluchtrecreatie gericht op natuur- en landschapsbeleving met de daarbij behorende ondergeschikte voorzieningen zoals banken en bewegwijzering en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte eenheid beperkt is, zoals wandelen en fietsen. Onder extensieve recreatie wordt in ieder geval niet begrepen lawaaisporten.

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 hoofdgebouw

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en op het perceel naar aard en omvang het belangrijkst is.

1.22 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.23 kamerbewoning

bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden in een woning in de vorm van één of meerdere kamers.

1.24 kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden gehouden.

1.25 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.26 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen beneden peil.

1.27 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.28 openbare ruimte

de op de verbeelding aangewezen grond, die bestemd is voor verkeer, groen en water.

1.29 parkeren

een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.30 perceel

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.31 perceelsgrens

de grens van een perceel.

1.32 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.33 recreatief verblijf

gebruik van bebouwing, uitsluitend bestemd om te dienen voor kortdurend recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.34 risicovolle inrichting

inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.35 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een bedrijf voor prostitutie zoals een bordeel.

1.36 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.37 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor huisvesting in een zelfstandige woning van maximaal 1 huishouden.

1.38 zelfstandige woning

een woning met eigen toegang, eigen keuken en toilet.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afmetingen, diepte en breedte van overige bouwwerken:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

2.4 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het buitenwerks meten van maten

voor het buitenwerks meten van maten geldt dat uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven, zoals bij dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren en kleine schoorstenen.

2.7 het peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden, waaronder in ieder geval begrepen de waarden karakteristiek verkavelingspatroon en openlandschap,
  • b. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten, poelen en andere waterpartijen,
  • c. extensief recreatief medegebruik, voor zover de onder a, b en d bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast,
  • d. landschapswaarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden" en
  • e. beheerpaden.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden gebouwd de volgende bouwwerken geen gebouw zijnde die ten dienste staan van deze bestemming:

a. perceelafscheidingen;

3.2.2. Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van perceelafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond;
  • b. de in artikel 3.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast en ter zake daarvan vooraf advies van de beheerder en het waterschap is ingewonnen en deze adviezen de bebouwing niet in de weg staan;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedraagt dan 2 m.

3.3.1 Uitsluiting toepasselijkheid artikel 2.12 lid 2 Wabo

Voor de gronden als bedoeld in artikel 3.1, is de toepasselijkheid van artikel 2.12 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht uitgesloten.

3.4 Voorwaardelijke verplichting
3.4.1 Voorwaardelijke verplichtig parkeren

De gronden mogen slechts ingebruik genomen worden voor extensief recreatief medegebruik indien,

  • a. aangetoond wordt dat op eigen terrein en/of onmiddelijke omgeving bij de ontwikkeling, met inachtneming van het voor het gebied op dat moment geldende parkeernormenbeleid, in voldoende parkeergelegenheid voor zowel personeel als bezoekers wordt voorzien en deze instand gehouden wordt;
  • b. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. Met dien verstande dat de verwachte effecten hiervan inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt;
  • d. De onder a bedoelde parkeerplaatsen dienen na realisatie duurzaam in stand te worden gehouden.

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden met een parkeerbehoefte zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien conform sublid 3.4.1.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunning

Behoudens het bepaalde in artikel 3.5.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen, paden en in- of uitritten en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van beheerpaden, verhardingen ten behoeve van in- of uitritten en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, tot een gezamelijk oppervlakte van 200 m² tenzij de grond de aanduiding landschapswaarde heeft;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • f. diepploegen, zijnde het extra diep circa 0,5 m of meer omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • g. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.

3.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.5.1, bij d, als daarvoor een bouwvergunning is vereist;
  • d. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.

3.5.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 3.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.5.4 In te winnen advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 3.5.1. winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake natuur- en landschapsdeskundige, ingeval ze advies nodig achten.

Artikel 4 Waarde - Grebbelinielandschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Grebbelinielandschap' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen en aanduidingen, tevens aangewezen voor het behoud, herstel en bescherming van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden, deeluitmakende van de Grebbelinie zoals beschreven in bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie behorende bij deze regels.

4.2 Afwijken van de bouwregels

Toepassing bij afwijken

  • a. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijken geldt de voorwaarde dat voor het bouwen van bouwwerken geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorisch waarden, deeluitmakende van de Grebbelinie;
  • b. Bij de afweging voor verlening van de onder a bedoelde omgevingsvergunning, wordt in ieder geval het bepaalde in bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie behorende bij deze regels betrokken.

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Toepassing bij afwijken

  • a. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijken geldt de voorwaarde dat voor het gebruik van gronden en bouwwerken geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden, deeluitmakende van de Grebbelinie;
  • b. Bij de afweging voor verlening van de onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval het bepaalde in bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie behorende bij deze regels betrokken.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassen bij wijzigingsbevoegdheid

  • a. Bij wijziging van het plan geldt, voor zover sprake is van het bouwen van bouwwerken, de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden, deeluitmakende van de Grebbelinie.
  • b. Bij de afweging voor wijziging zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval het bepaalde in bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie behorende bij deze regels betrokken.

 

Artikel 5 Waterstaat - Waterbergingsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Waterberging” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de waterberging.

5.1.1 Rangorderegeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waterberging als bedoeld in 5.1 en het bepaalde in de artikel 3 prevaleert de (dubbel)bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in 5.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor de bestemming 'Waterstaat - Waterberging', worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 2m¹.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 5.2.1 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor de voor deze gronden geldende andere bestemming(en) en ten behoeve van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende bestemming “Waterstaat - Waterberging”, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in 5.1;
  • b. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de beheerder is ingewonnen en dit advies de bebouwing niet in de weg staat.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in 5.4.1 is het verboden om zonder of in afwijking aan een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op of in de gronden als bedoeld in 5.1 :

  • a. het dempen van watergangen;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van overige werken of het uitvoeren van werkzaamheden die tot doel of uitwerking hebben de gronden zoals bedoeld in artikel 5.1 geheel/gedeeltelijk van overstroming te vrijwaren, danwel het bergend vermogen te doen afnemen.
5.4.1 Uitzonderingen

Het in 5.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
5.4.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld 5.4, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen als bedoeld in artikel 5.1;
  • b. en ter zake daarvan vooraf advies van de beheerder is ingewonnen en dit advies de werken of werkzaamheden niet in de weg staat.

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan onder een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van een bouwwerk voor een seksinrichting;
  • b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • i. het gebruik van bouwwerken voor reclame uitingen.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Geluidzone - industrie
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ten aanzien van de aanduiding "Geluidzone - industrie is het verboden geluidgevoelige objecten op te richten vanwege een hoge geluidbelasting door industrielawaai.

9.1.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding "Geluidzone - industrie" op onderdelen wijzigen in die zin dat :

  • a. de aanduiding "Geluidzone - industrie" wordt verkleind of verwijderd, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de inrichtingen de zone kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere zone geldt.

9.2 Veiligheidszone - bevi
9.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.

9.2.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' op onderdelen wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat het gebruik van de bevi-inrichting is beëindigd;
  • b. de aanduiding verandert indien uit nader onderzoek is gebleken dat het gebruik van de bevi-inrichting is aangepast.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Maatvoering

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening van het plan afwijken ten aanzien van:

  • a. de regels van het plan ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische installaties wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
10.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 10.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het landschapsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere wettelijke regeling, indien deze wordt gewijzigd.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het aanleggen, het uitbreiden en het gebruik en wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, met inachtneming van het de voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende parkeernormenbeleid, indien:

  • a. bij de aanvraag aangetoond wordt dat het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij op eigen terrein en/of onmiddellijke omgeving bij de ontwikkeling in voldoende parkeergelegenheid voor zowel bewoners als bezoekers wordt voorzien en deze in stand gehouden wordt;
  • b. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. Met dien verstande dat de omgevingsvergunning alsdan uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt.

12.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien conform artikel 12.1.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Vergroten inhoud

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Bufferzone de Hellen

Behoort bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal

d.d. 15 februari 2022 tot vaststelling van het wijzigingsplan Bufferzone de Hellen

Mij bekend,

de secretaris.