direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Nijverkamp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPNijverkamp-oh01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijf in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten maximaal tot en met de ter plaatse aangegeven milieucategorie zoals die is weergegeven op de verbeelding en nader is omschreven in de lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
  • c. beeldende kunst;
  • d. dierenasiel ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel';
  • e. erf;
  • f. groen;
  • g. grote lawaaimakers ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie - 2, gezoneerd terrein';
  • h. horeca, die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in dit artikel bedoelde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  • i. indoor-skibaan ter plaatse van de aanduiding 'skibaan';
  • j. infrastructuur;
  • k. laad- en losplaats;
  • l. niet zelfstandig kantoor op de gronden gelegen buiten de aangegeven 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied', als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a., met dien verstande dat de oppervlakte van dit kantoor maximaal 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen met een maximum van 2.000 m²;
  • m. nutsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf';
  • n. nutsvoorziening;
  • o. onderdoorgang onder een overbouwing of overkapping ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • p. ontsluiting;
  • q. opslag, met dien verstande dat opslag in de open lucht uitsluitend achter de voorgevelrooilijn en binnen het bouwvlak mag plaatsvinden, alsmede op de op de plankaart voor open opslag aangeduide gronden;
  • r. pad;
  • s. parkeerterrein;
  • t. reclameobject;
  • u. risicovolle inrichting ter plaatse van de aanduiding 'veilig-heidszone - bevi - 3, opslag gevaarlijke stoffen';
  • v. showroom;
  • w. verkooppunt motorbrandstoffen, exclusief lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • x. vlaggenmast;
  • y. vuurwerkopslag ter plaatse van de aanduiding 'veiligheids-zone - vuurwerk - 2, vuurwerkopslag';
  • z. water;
  • aa. weg;
  • ab. zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 2, plaatsgebonden risicocontour';
  • c. gebouwen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied';
  • d. gebouwen van kwetsbare objecten als bedoeld in het Vuurwerkbesluit mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vuurwerk - 1, plaatsgebonden risicocontour';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • f. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 100% per bouwvlak;
  • g. voor het bouwen van gebouwen geldt dat zij moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bedrijfsgebouwen,algemeen   Eis  
maximale bouwhoogte   zie ter plaatse aangegeven maatvoerings- aanduidingen  
minimale afstand tot achterste en zijdelingse perceelsgrenzen   5 m  
   
Bedrijfswoning   Eis  
maximale goothoogte   6 m  
maximale inhoud   600 m3  
maximale dakhelling   52o  
minimale afstand tot achterste en zijdelingse perceelsgrenzen   5 m  
   
Bijgebouwen bij bedrijfswoning   Eis  
maximale oppervlakte   50 m2  
maximale bouwhoogte   3 m  

  • h. In afwijking van het bovenstaande geldt dat gebouwen met een oppervlakte tot 1.000 m2 mogen worden gebouwd tot in de achterste perceelsgrens en tot in één van de zijdelingse perceelsgrenzen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat zij moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   Eis  
minimale hoogte terreinafscheidingen   2,5 m  
maximale hoogte verlichting, vlaggenmasten   10 m  
maximale hoogte van één reclame-object per bedrijf   7 m  
maximale bouwhoogte silo's   12 m  
maximale hoogte overige bouwwerken   12 m  

  • a. In afwijking van het bovenstaande geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' de bouw van een antennemast is toegestaan met een hoogte van maximaal 120 m.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' geldt dat bouwwerken moeten voldoen aan onderstaande maatvoeringseisen:
Bouwwerken   Eis  
minimale hoogte bebouwingsvrije onderdoorgang   8 m  
maximale bouwhoogte   13 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking binnen veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, sub e. voor de bouw van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen', met dien verstande dat:

  • a. de oriënterende waarde van het groepsrisico van de transportroute gevaarlijke stoffen niet overschreden wordt;
  • b. er vooraf advies wordt ingewonnen bij de brandweer.

3.3.2 Afwijking bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, sub g. teneinde de bouw van bedrijfsgebouwen mogelijk te maken met een maximale hoogte van 15 m, aan weerszijden van de Rondweg-Oost met dien verstande dat:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt geacht.

3.3.3 Afwijking voor fietsenstallingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, sub a. teneinde fietsenstallingen buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. een fietsenstalling een maximale oppervlakte van 20 m2 heeft;
  • b. deze maximaal 2 m hoog mag zijn;
  • c. deze geen nadelig gevolg heeft voor de verkeersveiligheid.

3.3.4 Afwijking minimale afstand tot perceelsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, teneinde bedrijfsgebouwen groter dan 1.000 m2 in één zijdelingse perceelsgrens en in de achterste perceelsgrens te mogen bouwen, met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • b. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • e. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. grote lawaaimakers met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1, sub g.;
  • b. kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 2, plaatsgebonden risicocontour';
  • c. kwetsbare objecten als bedoeld in het Vuurwerkbesluit ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vuurwerk - 1, plaatsgebonden risicocontour';
  • d. vuurwerkopslag met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1, sub y.;
  • e. zelfstandige horeca;
  • f. zelfstandig kantoor met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1, sub ab.;
  • g. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1, sub w.;
  • h. Risicovolle inrichtingen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 3, opslag gevaarlijke stoffen';
  • i. nieuwe bedrijfswoningen;
  • j. oopen opslag voor de voorgevelrooilijn en buiten het bouwvlak. Met uitzondering van de gronden die op de plankaart voor open opslag zijn aangeduid.
  • k. seksinrichting.

3.4.2 Uitzonderingen

De hiervoor onder g. omschreven gebruiksregel is niet van toepassing op:

  • a. detailhandel in auto's, boten, caravans, tenten en motoren, voor zover deze plaatsvindt in bestaande detailhandelsvestigingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in het plangebied aanwezig zijn;
  • b. overige vormen van detailhandel in reeds bestaande detailhandelsvestigingen zoals deze nader zijn omschreven in de bij deze regels behorende Staat van Detailhandelsactiviteiten (bijlage 2), uitsluitend in de aangegeven bedrijfsvoering, aard en omvang;
  • c. detailhandel in nevenartikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen die rechtstreeks in verband staan met de hiervoor bij a. en b. omschreven detailhandel tot een maximum van 15 % van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m2.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in, lid 3.1, sub a. ten behoeve van:

  • a. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in een hogere categorie van de lijst van bedrijfsactiviteiten indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie zoals bedoeld in, lid 3.1, sub a.;
  • b. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan de categorie zoals bedoeld in lid 3.1, sub a., maar niet in de lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, de ligging van het stiltegebied, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.5.2 Detailhandel ABC

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.4.1 sub g., teneinde toe te staan:

  • 1. detailhandel in auto's, boten, caravans, tenten en motoren;
  • 2. detailhandel in nevenartikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen die rechtstreeks in verband staan met de hiervoor bij 1. omschreven detailhandel tot een maximum van 15 % van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m2;

bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder 1. en 2. geldt dat:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • c. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en/of de bereikbaarheid van percelen;
  • d. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
  • e. geen onevenredige verstoring van een evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur mag plaatsvinden;
  • f. aan een te verlenen omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden gesteld ten aanzien van de vormgeving en de omvang van reclame-uitingen.

3.5.3 Beperkte uitoefening detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 sub g. voor detailhandel die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in lid 3.1 bedoelde bedrijven en bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat:

  • a. niet meer dan 15 % van de aanwezige bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m2 mag worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel;
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • d. er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en/of de bereikbaarheid van percelen;
  • e. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;
  • f. aan een te verlenen ontheffing voorwaarden kunnen worden gesteld ten aanzien van de vormgeving en de omvang van reclame-uitingen.

3.5.4 Plaatsgebonden risicocontour-bevi

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, sub b. en lid 3.4, sub b. voor het gebruik van gronden en bouwwerken en de bouw van bouwwerken voor beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 2, plaatsgebonden risicocontour', met dien verstande dat uitsluitend ontheffing mag worden verleend in geval van gewichtige redenen. Bij deze afweging spelen een rol:

  • het zwaarwegende belang van het beperkt kwetsbare object;
  • het extensief gebruik van terreinen;
  • bij vervangende nieuwbouw de voorwaarde dat het object tussen de 10-5 en 10-6 PR contour ligt en de situatie na nieuwbouw niet verslechtert ten opzichte van de situatie voor de ontheffing.

3.5.5 Invloedsgebied-bevi

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 sub l. voor het gebruik van niet zelfstandige kantoren en van het bepaalde in lid 3.2.1, sub c. voor de bouw van bouwwerken voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 1, invloedsgebied', met dien verstande dat:

  • a. de oriënterende waarde van het groepsrisico van de inrichtingen als bedoeld in lid 3.1, sub u. niet overschreden wordt;
  • b. er vooraf advies wordt ingewonnen bij de brandweer.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen door de aanduiding als bedoeld in lid 3.1, sub b. te verwijderen, indien de woning niet meer als bedrijfswoning in gebruik is en er geen redenen zijn om aan te nemen dat deze op korte termijn weer als bedrijfswoning wordt gebruikt.