direct naar inhoud van Artikel 23 Algemene wijzigingsregels
Plan: Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

23.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m¹ mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

23.2 Wijzigen naar Wonen, Groen en Verkeer

(Een gelijkluidend artikel is vernietigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bij besluit van 31 december 2013. Bij de vaststelling van dit plan op 24 april 2014 is dit artikel weer ingevoegd)

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone - wijzingsbevoegdheid" wijzigen in de bestemmingen "Wonen", "Groen" en "Verkeer".

Eén en ander met dien verstande dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening, hetgeen wordt aangetoond in een ruimtelijke onderbouwing, waarbij in ieder geval wordt aangetoond dat:

  • 1. de maatvoering en de bouwwijze van de woningen en de inrichting van het gebied aansluit op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • 2. de maatvoering en de bouwwijze van de woningen en de inrichting van het gebied past in de door de raad vastgestelde Centrumvisie 2030 en Structuurvisie 2025;
  • 3. uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan voor realisering van de woning(en) en de bijbehorende inrichting van het gebiedsdeel:
  • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • 5. er voldoende ruimte wordt gereserveerd voor de aanleg van parkeervoorzieningen;