direct naar inhoud van Regels
Plan: Beheersverordening Zuilen
Status: geconsolideerde versie
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.GCBVZUILEN-GC02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan huis verbonden beroep of bedrijf

beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;

hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.2 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.3 additionele horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

1.4 afhaalzaak

een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.6 bebouwingspercentage

het in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.7 bed & breakfast

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.

1.8 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.9 belhuis

een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.

1.10 besluitsubvlak

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.11 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, tenzij voor dat gebruik een omgevingsvergunning voor gebruik is verleend;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening
    • 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
    • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.13 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kap en/of bijzondere bouwlaag.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.

1.18 dienstverlening

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

1.19 ecologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de aanwezigheid en samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling.

1.20 erfzone

een gebied bestaande uit een zone van 2,5 meter diep direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw in het achtererfgebied.

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.23 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.24 geluidzone - industrie

een zone zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet Geluidhinder.

1.25 Lijst van Bedrijfsactviteiten

de Lijst van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze verordening.

1.26 Lijst van Bedrijven functiemenging

de Lijst van Bedrijven functiemenging die deel uitmaakt van deze verordening.

1.27 Lijst van Horeca-activiteiten

de Lijst van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze verordening.

1.28 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.30 omgevingsvergunning

een vergunning verleend op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.31 openbare ruimte

wegen, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat - al dan niet - voor publiek algemeen toegankelijk is.

1.32 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van vaststelling van deze verordening.
1.33 publieksgerichte dienstverlening

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals een stomerij, wasserette, kapper, schoonheidssalon, et cetera.

1.34 recreatieve voorzieningen:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van gelegenheid voor vrijetijdsbesteding en ontspanning.

1.35 seksinrichting

hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.36 splitsen van een woning

het gebruiken en/of verbouwen of vergroten van een bestaande woning, ten behoeve van meer dan één zelfstandige woning.

1.37 structureel groen

openbare ruimte die in gebruik is en is ingericht als groenvoorziening, zoals opgenomen in bijlage 5 Structureel groen blad 1 van deze regels.

1.38 verordening

beheersverordening Zuilen overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.GCBVZUILEN-GC02 met bijbehorende bestanden.

1.39 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg

de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht, zoals deze luidt op moment van vaststelling van deze verordening.

1.40 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals aangegeven in het besluitvlak '1'.

1.41 vlak

een geometrisch bepaald vlak (besluitvlak of besluitsubvlak), waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze beheersverordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.42 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.43 voorgevelrooilijn

de lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde voorgevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.

1.44 wegen

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.45 winkelondersteunende horeca

een horecabedrijf dat valt onder categorie D2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten.

1.46 Eigen toegang

Een deur die direct toegang geeft tot de woning, die bereikbaar is via de straatzijde of vanuit een gemeenschappelijke hal en die voorzien is van een door de gemeente verleend huisnummer.

1.47 Omzetting (van een woning)

Een zelfstandige woning, of een deel daarvan, in gebruik geven of laten geven als onzelfstandige woonruimte.

1.48 Onzelfstandige woonruimte

Woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte.

1.49 Woning

Het complex van ruimten dat een zelfstandige woonruimte vormt, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.50 Woningvorming

Een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan.

1.51 Woonruimte

Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning van één huishouden.

1.52 Zelfstandige woonruimte

Woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals badruimte, toilet en keuken, buiten de woonruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • a. afstanden loodrecht;
  • b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  • c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 Hoogten

Bij het meten van de hoogten als bedoeld in lid 2.1 onder b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op een erf- of perceelsgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Gebruiks- en bouwregels

3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
  • a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
3.2 Aanvulling op artikel 3.1 ten aanzien van het BOUWEN
3.2.1 Algemene regel woonbebouwing en niet-woonfuncties

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 en met inachtneming van artikel 3.2.3 mag de oppervlakte van een hoofdgebouw ten behoeve van eengezinswoningen, meergezinswoningen en niet-woonfuncties, ter plaatse van besluitsubvlakken 10, 12 en 16, maximaal 50% van het bouwperceel bedragen, onder de voorwaarde dat de situering van de voorgevel van het hoofdgebouw ongewijzigd blijft.

3.2.2 Maximum aantal bouwlagen
  • a. In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 en met inachtneming van artikel 3.2.3 mogen woningen, niet zijnde woonwagens, in één bouwlaag worden verhoogd tot maximaal twee bouwlagen. De bouwlaag mag worden afgedekt met een kap, met dien verstande dat:
    1. geen afbreuk mag worden gedaan aan het stedenbouwkundige beeld van de betreffende straat of gebied, waaronder in ieder geval eenduidigheid in bouwhoogte wordt verstaan;
    2. er geen onevenredig nadelige effecten mogen ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, de privacy en de bezonning van aangelegen percelen;
    3. elders in de straat reeds hoofdgebouwen van vergelijkbare hoogte zijn afgedekt met een kap;
    4. een kap aan de voorzijde van het hoofdgebouw of de denkbeeldige lijn tussen de bovenkant van de voorgevel en de bovenkant van het terugliggende deel van een bijzondere bouwlaag een helling heeft van maximaal 60o;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder lid a is het ter plaatse van het besluitsubvlak 19 niet toegestaan om bestaande woningen in één bouwlaag te verhogen met één extra bouwlaag, met of zonder kap.
3.2.3 Besluitsubvlakken 1 t/m 9

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 is bebouwing, uitsluitend hoofdgebouwen betreffende, overeenkomstig de in onderstaande tabel opgenomen maten toegestaan, ter plaatse van de desbetreffende besluitsubvlakken.

Besluitsubvlak   Maximale bouwhoogte   Maximaal bebouwingspercentage, dan wel oppervlak indien zodanig bepaald  
1   4 bouwlagen   n.v.t.  
2   8 meter   80% per bouwperceel  
3   5 bouwlagen   n.v.t.  
4   4 bouwlagen   n.v.t.  
5   3 bouwlagen   n.v.t.  
6   16 meter   80 % per bouwperceel  
7   1 bouwlaag   2% van het oppervlak van het vlak  
8   n.v.t.   15% vergroten ten opzichte van bestaande oppervlakte van bebouwing  
9   ballenvangers: 6 meter
overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde:4 meter  
2% van oppervlak van het vlak  

 

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om in het achtererfgebied bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen, niet zijnde woonschepen, te bouwen waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de breedte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw, maximaal 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 meter;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen; indien het vrijstaande bijbehorende bouwwerk wordt afgedekt met een kap mag de bouwhoogte maximaal 4,5 meter bedragen;
  • f. de erfzone mag volledig worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
  • g. indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van 300 m2 of minder, mag maximaal 50% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 30 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
  • h. indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van 300 m2 tot 1.500 m2, mag maximaal 10% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 75 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
  • i. indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van meer dan 1.500 m2, mag maximaal 5% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 125 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
  • j. voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken die worden afgedekt met een kap op percelen bedoeld onder h. en i. mag, in afwijking van het bepaalde onder e., de maximale goothoogte 3 meter en de maximale bouwhoogte 6 meter bedragen.
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 is het toegestaan om vrijstaande bijbehorende bouwwerken op de bij een woonschip behorende gronden te bouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. per woonschip is één vrijstaand bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk behorende bij een woonschip bedraagt maximaal 2,2 meter;
  • c. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk behorende bij een woonschip bedraagt maximaal 6 m2;
  • d. de te bouwen gronden mogen niet breder zijn dan de lengte van het woonschip: een vrijstaand bijbehorend bouwwerk dient voor het woonschip te worden geplaatst, zodat een doorkijk naar het water blijft bestaan.   
3.2.6 Bouwen in openbare ruimte

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 is het toegestaan om in de openbare ruimte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.3.1 en van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 4 meter;l
  • c. het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
3.2.7 Parkeerregeling
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de Nota Parkeernormen Fiets en Auto, die als bijlage 1 bij de Nota Stallen en Parkeren 2013 hoort, wordt gerealiseerd.
  • b. Als de onder regel a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden
3.2.8 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in:

  • a. artikel 3.1 en 3.2.1 voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot maximaal 100% bij meergezinswoningen en niet-woonfuncties, met dien verstande dat:
    1. geen afbreuk mag worden gedaan aan het stedenbouwkundige beeld van de betreffende straat of gebied, waaronder mede wordt begrepen het zicht vanuit de openbare ruimte op geparkeerde auto's;
    2. er geen onevenredig nadelige effecten mogen ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, de privacy en de bezonning van aangelegen percelen;
  • b. artikel 3.1 en 3.2.2 voor het bouwen van een extra bouwlaag op een woning, niet zijnde woonwagens, van twee bouwlagen, met dien verstande dat:
    1. geen afbreuk mag worden gedaan aan het stedenbouwkundige beeld van de betreffende straat of gebied, waaronder in ieder geval eenduidigheid in bouwhoogte wordt verstaan;
    2. er geen onevenredig nadelige effecten mogen ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, de privacy en de bezonning van aangelegen percelen;
    de extra bouwlaag mag worden afgedekt met een kap, indien naast de onder 1 en 2 vermelde voorwaarden, tevens wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    3. elders in de straat reeds hoofdgebouwen van vergelijkbare hoogte zijn afgedekt met een kap;
    4. een kap aan de voorzijde van het hoofdgebouw of de denkbeeldige lijn tussen de bovenkant van de voorgevel en de bovenkant van het terugliggende deel van een bijzondere bouwlaag een helling heeft van maximaal 60o;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid b is het:
    1. ter plaatse van het besluitsubvlak 19, en
    2. in de eerstelijnsbebouwing langs de Sint Josphlaan, Marnixlaan, Amsterdamsestraatweg, Burgemeester Norbruislaan. Burgemeester van Tuylkade, Prins Bernardlaan, J.M. de Muinck Keizerlaan, Prinses Irenelaan, Pionstraat. A. van Bergenstraat, Sweder van Zuylenstraat, Van Egmondkade en de Van Hoornekade,
    niet toegestaan om bestaande woningen in twee bouwlagen te verhogen met één extra bouwlaag, met of zonder kap.
3.3 Aanvulling op artikel 3.1 ten aanzien van het GEBRUIK
3.3.1 Openbare ruimte en structureel groen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 is het toegestaan om de openbare ruimte te gebruiken voor:

  • a. wegen, fiets- en wandelpaden, groen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water(berging), geluidwerende voorzieningen, kruisingen met water en railverkeer, reclame-uitingen en kunstwerken;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. mag structureel groen, zoals aangegeven op de bij deze regels behorende bijlage 5 Structureel groen blad 1, niet worden gebruikt voor wegen of parkeervoorzieningen.
3.3.2 Besluitsubvlak 2: Demkaterrein

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 is het toegestaan om de begane grond en kelder ter plaatse van het besluitsubvlak '2' te gebruiken voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten op:
    1. minimaal 23 meter van de besluitsubvlak grens nabij de Amsterdamsestraatweg;
    2. minimaal 40 meter van de besluitsubvlak grens nabij de Muyskenweg;
  • b. bedrijfsactiviteiten in maximaal categorie 1 en 2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van bedrijven 'bedrijventerrein' elders binnen het besluitsubvlak 2. 
3.3.3 Besluitsubvlak 10: Functiemenging

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 is het toegestaan om de begane grond en kelder ter plaatse van het besluitsubvlak '10' te gebruiken voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten in maximaal categorie A of B1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijven functiemenging;
  • b. winkelondersteunende horeca;
  • c. kantoor;
  • d. maatschappelijke voorzieningen, onder de voorwaarde dat nieuwe maatschappelijke voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan indien wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder voor deze functie geldende wettelijke waarde;
  • e. sportvoorzieningen;
  • f. recreatieve voorzieningen.
3.3.4 Besluitsubvlak 16: Ontmoetingszone

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 is het toegestaan om de begane grond en kelder ter plaatse van het besluitsubvlak '16' te gebruiken voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, onder de voorwaarde dat nieuwe maatschappelijke voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan indien wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder voor deze functie geldende wettelijke waarde;
  • b. sportvoorzieningen;
  • c. recreatieve voorzieningen.
3.3.5 Besluitsubvlak 12: Winkelzone

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 is het toegestaan om de begane grond en kelder ter plaatse van het besluitsubvlak '12' te gebruiken voor:

  • a. detailhandel;
  • b. winkelondersteunende horeca;
  • c. publieksgerichte dienstverlening.
3.3.6 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 is het toegestaan om een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in samenhang met wonen uit te oefenen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf is niet groter dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 60 m², inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, bedraagt maximaal
    60 m², indien het beroep of bedrijf aan huis in een vrijstaand bijbehorende bouwwerk wordt uitgeoefend;
  • c. het betreft, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten tot en met categorie A en B1, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijven functiemenging en waarvoor geen omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting is vereist;
  • d. er is geen sprake van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
3.3.7 Bed & breakfast

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om een bed & breakfast in samenhang met wonen uit te oefenen indien de hoofdbewoner minimaal 50% van de woning in gebruik houdt voor wonen.

3.3.8 Maatschappelijke voorzieningen

Indien het bestaande gebruik een maatschappelijke voorziening betreft, mag het gebruik worden gewijzigd in een andere maatschappelijke voorziening, onder de voorwaarde dat nieuwe maatschappelijke voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan indien wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder voor deze functie geldende wettelijke waarde.

Artikel 4 Specifieke regels in verband met archeologische waarden

4.1 Specifieke gebruiksregels

Onder met de verordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg ter plaatse van het besluitsubvlak 'Archeologie'.

Artikel 5 Specifieke regels in verband met geluidzone - industrie


Ter plaatse van het besluitsubvlak '11' ligt de rond het industrieterrein Lage Weide gelegen zone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

Artikel 6 Specifieke regels in verband met ecologische waarden

6.1 Specifieke bouwregel

In afwijking van het in deze verordening elders bepaalde is het verboden ter plaatse van het
besluitsubvlak '15' te bouwen.

6.2 Afwijken van de bouwregel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het bestaande gebruik van de gronden, met inachtneming van de betreffende regels van deze verordening, mits de ecologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van het besluitsubvlak '15' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
  • b. het aanbrengen van boven en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
  • d. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
  • e. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • f. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
  • g. het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;
  • h. het permanent aanleggen van dammen of soortgelijke constructies, die de watergang beïnvloeden, in waterlopen.
6.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in artikel 6.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in artikel 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische- en natuurwaarden van de gronden.

Artikel 7 Specifieke regels in verband met gasleidingen

7.1 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van het besluitsubvlak '17' geldt dat:

  • a. het verboden is om de bestaande diameter (in mm) en de bestaande druk (in bar) van de gasleiding te wijzigingen;
  • b. het verboden is om de bestaande hartlijn van de gasleiding te verplaatsen of te wijzigen.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van het besluitsubvlak '17' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • b. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden, bijvoorbeeld ten behoeve van het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. het planten of rooien van bomen en aanbrengen of rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen, zoals rietbeplanting;
  • f. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van goederen, waaronder bouw- en afvalmateriaal;
  • g. het aanleggen van waterlopen, vijvers et cetera, of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen, vijvers et cetera;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.  
7.2.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in artikel 7.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden deze verordening;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
7.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in artikel 7.2.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de leiding, en indien door het bevoegd gezag vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 8 Specifieke regels in verband met waterkeringen

8.1 Specifieke bouwregels

Het is verboden ter plaatse van het besluitsubvlak '18' te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterkering, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

8.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bestaande gebruik van de gronden, met inachtneming van de betreffende regels van deze verordening, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

Artikel 9 Specifieke regels in verband met primaire watergangen

9.1 Specifieke bouwregels

Het is verboden ter plaatse van het besluitsubvlak '20' te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een primaire watergang, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

9.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van het besluitsubvlak '20' zijn toegestaan:

  • d. waterlopen met bijbehorende taluds en (natuurvriendelijke) oevers;
  • e. waterhuishouding;
  • f. waterbeheer en waterberging;
  • g. bijbehorende groenvoorzieningen, kunstwerken en kademuren en verbindingen van oevers.

Artikel 10 Specifieke regels in verband met beschermde stads- en dorpsgezichten

10.1 Specifieke bouwregels

Ter plaatse van het besluitsubvlak '14' geldt dat:

  • a. de breedte van hoofdgebouwen niet meer en niet minder mag bedragen dan de bestaande breedte van het hoofdgebouw;
  • b. de voorgevels van hoofdgebouwen uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen mogen worden gebouwd; deze bepaling geldt niet voor bebouwing in de binnenterreinen en stegen;
  • c. de gevelindeling van gebouwen geen andere dan voor het beschermd stadsgezicht karakteristieke verticale geleding mag vertonen.
10.2 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van het besluitsubvlak '14' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bestaande gebouwen te slopen, tenzij:

  • a. het slopen van een bestaand bouwwerk betreft waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening;
  • b. het slopen van een bestaand bouwwerk betreft krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
10.3 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van het besluitsubvlak '14' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
    • 1. het ontginnen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
    • 2. het dempen van sloten;
    • 3. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
    • 4. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
  • b. de omgevingsvergunningplicht als bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. de werken of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stads- en dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden.
10.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het slopen en uitvoeren van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.2 en 10.3 moet worden aangetoond dat door het verlenen van deze omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden niet (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

Artikel 11 Woningvorming en omzetting

  • a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a en woningvorming en omzetting toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen van de Beleidsnotitie en beleidsregels Woningsplitsen en omzetten, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefmilieu;
    • 2. de privacy van omwonenden;
    • 3. het verkeer en de parkeersituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene regels

  • 1. De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
    • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
    • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
    • c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
    • d. de laad- en losmogelijkheden;
    • e. de ruimte tussen bouwwerken.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bebouwing om ruimte te behouden voor de te plaatsen en/of in stand te houden fietsparkeergelegenheid.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

  • 1. Onder met de beheersverordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van/of het laten gebruiken van:
    • a. onbebouwde gronden als sta- of ligplaats voor onderkomens
    • b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
    • c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
    • d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
    • e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    • f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
    • g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
  • 2. nieuwe bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse bestaande gebruik van de gronden of van de bestaande gebouwen waarbij zij worden gebouwd.
  • 3. Algemene gebruiksregel over woningvorming en omzetting:
  • a. Een gebruiksverandering waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is, mag niet leiden tot de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a en woningvorming en omzetting toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de Beleidsnotitie en beleidsregels Woningsplitsen en omzetten, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het woon- en leefmilieu;
    2. de privacy van omwonenden;
    3. het verkeer en de parkeersituatie;
    4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouder kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de in de gebiedsregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de gebiedsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  • c. het overschrijden van de maximale bouwhoogte of aantal bouwlagen van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met maximaal 1,50 meter mag worden overschreden;
  • d. de gebiedsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van de Beheersverordening Zuilen'.