Plan: | Beheersverordening Griftpark |
---|---|
Status: | geconsolideerde versie |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.GCBVGRIFTPARK-GC02 |
De gemeente Utrecht is in 2005 gestart met het actualiseren van het planologische regime op haar grondgebied. Het actualiseren van het planologisch regime voor het grondgebied van het Griftpark is noodzakelijk, gezien de wettelijke plicht om bestemmingsplannen elke 10 jaar te actualiseren.
Actualisatie kan ofwel via een bestemmingsplan ofwel via een beheersverordening plaatsvinden. De gemeenteraad heeft op 24 november 2011 gekozen om de beheersverordening te benutten als leidend instrument voor de actualisatie van haar ruimtelijk beleid. Als voorwaarde hierbij geldt dat voor het betreffende gebied geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien.
Aangezien in het Griftpark geen ontwikkelingen worden voorzien, wordt voor dit gebied een beheersverordening vastgesteld. In hoofdstuk 3 is de keuze voor de beheersverordening nader onderbouwd.
Het plangebied van deze verordening is gelegen direct aan de noord- oostzijde van de oude binnenstad. Het wordt aan de noordzijde begrensd door de achtertuinen van de woningen aan de Pieter Nieuwlandstraat, aan de oostzijde door de westzijde van de Blauwkapelseweg en aan de zuidzijde door de noordzijde Kleine Singel en op het hart van de Stadsbuitengracht. Aan de westzijde ligt de grens bij de achtertuinen van de Van Swindenstraat en de Van Musschenbroekstraat. Vervolgens ligt de grens langs de Stieltjesstraat. In het verlengde daarvan is de grens getrokken aan de westzijde van de zogenaamde 'torteltuin', waarna weer aangesloten wordt op de Biltsche Grift en de Stadsbuitengracht.
Kaartje plangebied
In het verordeningsgebied is één ruimtelijke plan van kracht. Het gaat om het bestemmingsplan Griftpark e.o., vastgesteld op 31 augustus 2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 28 november 2000.
Dit plan komt, zoals in de Wet ruimtelijke ordening is bepaald, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.
Deze toelichting op de beheersverordening is als volgt opgebouwd:
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee - naast de beheersverordening - het ruimtelijke beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.
Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening (10 jaar).
Het begrip 'bestaand' gebruik' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd. Bij bestaand gebruik in enge zin worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd. Bij gebruik in ruime zin wordt het vigerende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen.
In de beheersverordening Griftpark is ervoor gekozen de ruimte die het bestemmingsplan Griftpark e.o. biedt, mee te nemen en is op die wijze invulling gegeven aan het begrip bestaand gebruik in ruime zin. In paragraaf 3.3 is dat beschreven en onderbouwd.
Anders dan bij het bestemmingsplan bepaalt de Wet ruimtelijke ordening niet uit welke elementen een beheersverordening bestaat. Het is wel duidelijk dat de beheersverordening betrekking heeft op een gebied en regels geeft voor het beheer van dat gebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. De beheersverordening heeft een digitale component en sluit aan bij de digitale opzet van de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening.
Bovenstaande maakt dat een beheersverordening bestaat uit:
Alhoewel de Wet ruimtelijke ordening dit niet bepaalt, is het noodzakelijk de beheersverordening vergezeld te laten gaan van een toelichting waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt wel dat de beheersverordening de volgende elementen kan bevatten:
In de beheersverordening Griftpark is van de volgende elementen gebruik gemaakt:
een aanlegverbod voor:
Het aanlegverbod leidt ertoe dat voor het uitvoeren van verschillende grondwerkzaamheden een omgevingsvergunning dient te worden verkregen alvorens deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.
In de verordening is ook een sloopverbod en aanlegverbod opgenomen voor de bebouwing en de aanzichten langs de Wittevrouwensingel vanwege de aanwijzing van dit gebied als beschermd stads- en dorpsgezicht (zie verder paragraaf.3.2.3).
Ook zijn enkele afwijkingsregels opgenomen. Het gaat om beperkte afwijkingen van de bouwregels met het oog op toekomstige behoeften. Gelet op het aanvullende instrumentarium van de Wabo, is de gemeente van oordeel dat overige wijzigingen op voldoende wijze buiten de beheersverordening kunnen worden geregeld. Verwezen wordt naar paragraaf 2.3 voor een bespreking van deze mogelijkheden.
In een beheersverordening kan zowel legaal als illegaal gebruik worden geregeld. In deze beheersverordening, Griftpark, is ervoor gekozen om alleen het planologisch toegestane gebruik toe te staan. Dit betekent dat zowel het legale feitelijke gebruik, als eventuele planologische gebruiksmogelijkheden positief zijn bestemd. Illegale situaties zijn dus niet bestemd.
De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de beheersverordening in overgangsrecht moet voorzien op het moment dat de toegestane gebruiksvormen afwijken van de feitelijk bestaande situatie. Dit feitelijk bestaande, maar afwijkende gebruik, mag namelijk niet zonder meer worden wegbestemd. Zoals gezegd, bestemt deze verordening ook de toegestane feitelijk bestaande situatie positief. Van wegbestemmen van legaal gebruik is zodoende geen sprake en om die reden is een overgangsrechtelijke regeling niet nodig.
De beheersverordening is een gemeentelijke verordening. In tegenstelling tot een bestemmingsplan of omgevingsvergunning staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open. Bij de voorbereiding van deze beheersverordening is aan een ieder door middel van een toetsingsmoment de gelegenheid gegeven een reactie op de beheersverordening te geven. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de bijlagen.
Naast de beheersverordening zijn er nog diverse aanvullende ruimtelijke instrumenten die kunnen worden ingezet om ontwikkelingen mogelijk te maken, in aanvulling op de beheersverordening.
Dit betreffen:
Met uitzondering van de vergunningvrije bouwwerken, geldt dat bovenstaande bouwmogelijkheden moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand.
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouwactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:
In bijlage is de regeling uit bijlage II van het Bor opgenomen. Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:
Procedure
Voor de vergunningvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om van het bestemmingsplan of de beheersverordening af te wijken ten behoeve van 'bij of krachtens algemene maatregel van bestuur' aan te geven gevallen: het Besluit omgevingsrecht (Bor). In artikel 4 van bijlage II behorend tot het Bor zijn de kruimelgevallen uitputtend opgesomd die voor een afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening in aanmerking komen. Het gaat om zogenaamde bijbehorende bouwwerken die groter zijn dan de omgevingsvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 meter, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal 1.500 m2 binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.
Doordat sprake is van een bevoegdheid om af te wijken van de beheersverordening kan dit instrument worden benut voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied, in aanvulling op de beheersverordening.
Procedure
Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt, geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.
Voor - de op dit moment - onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de hiervoor beschikbare wettelijke instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken, indien wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Mocht de gemeente van oordeel zijn dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, dan kan het verzoek worden afgewezen. Daarmee is de planologische omgevingsvergunning eveneens een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, in aanvulling op deze beheersverordening.
Procedure
Voor het bouwen/gebruiken met een ruimtelijke onderbouwing geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van ongeveer 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.
In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Die eisen zijn voor het Griftpark vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteiten wordt getoetst aan de welstandseisen. Daarmee is het welstandstoezicht een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied net zoals de beheersverordening of een bestemmingsplan.
Bij het opstellen van de beheersverordening Griftpark is rekening gehouden met de mate waarin bovenvermelde instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Zoals eerder al benoemd, is de beheersverordening bedoeld om de bestaande situatie te beheren. In paragraaf 3.2 is nader uiteengezet op welke wijze de bestaande situatie in het Griftpark is ingevuld. Op het moment dat zich een geval voordoet die niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de volgende eerder genoemde alternatieve instrumenten worden ingezet.
Voorbeelden van activiteiten waarvan wordt verwacht dat deze in het gebied Griftpark zullen voorkomen zijn:
In het vorige hoofdstuk is stil gestaan bij het instrument van de beheersverordening en de aanvullende instrumenten. In dit hoofdstuk wordt kort de geschiedenis van het Griftpark weergegeven, de toepassing van de beheersverordening en aanvullende instrumenten op het gebied Griftpark e.o. uiteengezet, en de gemaakte keuzes inzichtelijk gemaakt.
In hoofdstuk 1 is het gemeentelijke uitgangspunt benoemd om daar waar mogelijk, het instrument beheersverordening in te zetten om het ruimtelijke beleid te actualiseren. Vaststelling van een beheersverordening voor het Griftpark e.o. is een logisch vervolg op dit uitgangspunt.
Het Griftpark is een gebied dat inmiddels (vrijwel) geheel is ontwikkeld. De gemeente wenst de bestaande kwaliteit van het park, alsmede de aanwezige functies te behouden. De gemeente acht de beheersverordening voor dit doel het geschikte instrument, omdat dit instrument juist bedoeld is om de bestaande situatie vast te leggen, terwijl kleinschalige ontwikkelingen (zowel qua bouwen als qua gebruik) mogelijk blijven.
Het Griftpark is een park met een rijke geschiedenis. Vanaf 1850 was het gebied een bedrijventerrein aan de rand van de stad. Aan de ene kant van het Griftpark lag het zogeheten Vaaltterrein aan de Biltsche Grift. Hier werd jarenlang het Utrechtse huisvuil gestort. Aan de andere kant van het park lag de Utrechtse gasfabriek. Hier werd uit steenkool gas gewonnen. De gasfabriek was bekend om zijn rook, stank en lawaai.
In 1959 is de gasfabriek gesloten. Tien jaar later ging ook het Vaaltterrein dicht. Het gebied kwam braak te liggen. Bewoners uit de omringende wijken hebben zich sterk gemaakt voor de komst van een park. De ontdekking van gifgrond gooide aanvankelijk roet in het eten. De aanleg van het park werd in 1980 vanwege de vervuiling stil gelegd. Na een ingrijpende bodemsanering is het Griftpark in 1999 officieel geopend.
Aan de randen van het plangebied bevinden zich enkele woonwijken, waaronder de woningen aan de Wittevrouwensingel: een beschermd stadsgezicht waar sprake is van functiemenging. Ook in het achtergelegen gebied is sprake van diverse uiteenlopende functies, waaronder het bedrijvengebouw Hooghiemstra.
Het behoud van deze bebouwing en functiemenging is het uitgangspunt voor deze verordening.
In het verordeningsgebied ligt een bijzondere straat, namelijk de Wittevrouwensingel (zie afbeelding hieronder). De woningen aan de Wittevrouwensingel zijn door de Rijksdienst aangewezen als beschermd stadsgezicht. In dit aanwijzingsbesluit wordt mede bepaald dat de bescherming van deze straat zowel via een bestemmingsplan als via een beheersverordening kan plaatsvinden (op grond van artikel 36 Monumentenwet 1988).
Blauwe arcering: beschermd stadsgezicht
De historische bebouwing aan de Wittevrouwensingel maakt onderdeel uit van de 19e eeuwse stadsuitbreiding langs de singels, naar ontwerp van J.D. Zocher (het zogenaamde 'Plan Zocher'). De statige bebouwing van herenhuizen bestaat voornamelijk uit woonhuizen van circa 1850, opgebouwd uit een kelder, twee bouwlagen, soms een mezzanino, en veelal (samengestelde) schilddaken evenwijdig aan en/of haaks op de singel. Enkele huizen zijn vrijstaand of maken onderdeel uit van een reeks, of vormen een ensemble van een dubbel woonhuis. De woonhuizen zijn van architectuurhistorisch belang als uiting van de 19e eewse bouwstijl, het neo-classicisme.
Het gebied liggend aan het Hooghiemstraplein, heeft een meer industrieel karakter vanwege de voormalige Voederkoeken en Fouragefabriek Hooghiemstra uit het begin van de twintigste eeuw. Hier staat onder andere een pakhuis uit 1912 (nu bedrijfsverzamelgebouw Hooghiemstra). Bij de fabriek hoorde een groot complex van verschillende bedrijfspanden en een directeurswoning (Wittevrouwsingel 101 bis) met garage (nummer 102). Hooghiemstraplein 11 is in 1923 gebouwd als magazijn voor landbouwwerktuigen (nu architectenbureau). Het bijbehorende restant van een graanzuiginstallatie, aan de kade van de Wittevrouwensingel, is aan het begin van de twintigste eeuw geplaatst en vormt een kenmerkend relict van de voormalige bedrijvigheid langs de singel.
Het pand gelegen aan de Wittevrouwensingel 88, het huidige Hostel Wittevrouwen, is een vrijstaande voormalige directeurswoning uit circa 1870 in neo-classicistische stijl.
Binnen het beschermde stadsgezicht zijn enkele gemeentelijke monumenten aanwezig:
De kerk op het adres Wittevrouwensingel 92 en het pand Wittevrouwensingel 88 zijn beide in het verleden geïnventariseerd als cultuurhistorisch waardevol, maar zijn niet aangewezen als beschermde monumenten.
Beschermende regeling
De beschermende regeling die in deze beheersverordening ten behoeve van dit beschermde stadsgezicht is opgenomen, betreft het volgende:
Het slopen van bouwwerken is alleen toegestaan nadat hiervoor een omgevingsvergunning voor is verleend. Hiermee wordt geborgd dat waardevolle panden/bouwwerken in het gebied zonder nadere toetsing uit het straatbeeld verdwijnen. Voordat met een verzoek tot slopen zal worden ingestemd wordt advies bij het team Erfgoed ingewonnen omtrent de (on)wenselijkheid van de sloop en eventuele voorwaarden die aan de omgevingsvergunning kunnen worden gekoppeld.
Afgezien van cultuurhistorische bouwwerken, hebben elementen als het straatprofiel, de groenvoorzieningen (zowel in openbaar gebied als op particulier terrein), de erfafscheidingen en dergelijke ook cultuurhistorische waarde voor beide gebieden. Om die reden is er een omgevingsvergunning vereist voordat dergelijke elementen mogen worden gewijzigd of verwijderd.
Het plangebied kenmerkt zich, naast het Griftpark zelf, met name aan de Wittevrouwensingel en het Hooghiemstraplein, door een grote verscheidenheid aan functies. Naast de woonfunctie bevinden zich in het plangebied onder andere enkele kleine bedrijven, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.
Om de hierboven beschreven bestaande kwaliteit van het Griftpark e.o. te behouden, wordt de beheersverordening ingezet. De beheersverordening is voor dit doel het geschikte instrument, omdat het juist bedoeld is om de bestaande situatie vast te leggen, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven, voor zover passend bij een gebied met lage dynamiek. Voorts zet de gemeente aanvullende instrumenten in (zoals beschreven in paragraaf 2.3) om het gebied niet op slot te zetten en binnen het beheer van het gebied aanvaardbare niet ingrijpende ontwikkelingen mogelijk te maken.
De beheersverordening Griftpark is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande kwaliteit van het woon(-en gedeeltelijk) werkgebied wordt zo behouden.
Artikel 3.1 van deze verordening regelt dit uitgangspunt door te bepalen dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is.
De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen:
Bij de aanvraag om omgevingsvergunningen en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd:
Er is voor gekozen deze inventarisaties geen onderdeel te laten uitmaken van het juridisch deel de beheersverordening. De inventarisaties, luchtfoto's en het bouwarchief zijn slechts bronnen waaruit kan worden geput om aan te tonen wat de bestaande situatie is. Wanneer de inventarisaties deel zouden uitmaken van het juridische deel van de beheersverordening, zou dit bij fouten leiden tot juridische procedures. Dit is ongewenst. Tevens geeft het de gelegenheid aan burgers en anderen om, als er een fout staat in de inventarisatie, te bewijzen dat het bestaande gebruik ten tijde van het vaststellen van de beheersverordening anders was.
Luchtfoto
Aan de hand van de luchtfoto zijn verschillende waarnemingen mogelijk. Dit betreft onder meer de locatie van de bebouwing, tuinen, de openbare ruimtes, et cetera. Ook kan voor een deel uit de luchtfoto worden opgemaakt welke functies in het verordeningsgebied voorkomen. Dit geldt met name voor de openbare ruimte (openbaar groen, wegen, water).
Lijst met functies (BAG/WOZ)
In bijlage 3 is een lijst opgenomen waarin per adres is weergegeven welke functie(s) op dat betreffende adres worden uitgeoefend (wonen, bedrijf, maatschappelijk, kantoor, et cetera). Dit betreffen de gegevens uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en de gegevens uit de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Aan de hand van deze lijst kan exact worden teruggevonden wat de bestaande situatie (functie) is. Deze gegevens zijn verbeeld in bijlage 3.
Inventarisatie bouwhoogte
De bouwhoogten zijn geïnventariseerd. In bijlage 4 zijn de kaarten opgenomen waarin de bestaande goot- en bouwhoogtes zijn weergegeven.
Locatie bebouwing BAG
De BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen) bevat de gemeentelijke basisgegevens van alle adressen en gebouwen. Onderstaand figuur laat zien dat onder meer de locatie van de gebouwen op deze wijze inzichtelijk is. Daarnaast benoemt de BAG ook het grondoppervlak van het betreffende object en het gebruiksdoel.
De BAG is via de BAG-viewer voor een ieder ontsluitbaar gemaakt. Voor de toepassing van de BAG voor deze verordening, zijn de gegevens van de BAG op de datum van vaststelling van de verordening 'vastgezet'. Op die manier kan waar nodig worden teruggegrepen op de 'bestaande situatie' zoals opgenomen in de BAG op moment van vaststelling van deze beheersverordening.
Archief vergunningen
Door middel van het gemeentelijk archief met verleende bouw -en omgevingsvergunningen is tevens per geval de bestaande situatie inzichtelijk te verkrijgen.
Eén van de uitgangspunten van de beheersverordening is om de planologische ruimte die het geldende planologische regime bevat, zo mogelijk, te behouden. Ten behoeve van dit uitgangspunt is een vergelijking gemaakt tussen de bestaande situatie (aanwezige bebouwing en functies) en hetgeen het geldende planologische regime mogelijk maakt. Vervolgens zijn twee afwegingen gemaakt:
Typering geldende planologische regeling
Bij de afweging of sprake is van planologische ruimte, en zo ja, welke, uit het vigerende bestemmingsplan meegenomen wordt, speelt de wijze waarop de geldende regelingen zijn opgezet een belangrijke rol. Het geldende planologische regime bestaat voor het verordeningsgebied uit een gedetailleerd bestemmingsplan: 'Griftpark e.o.'. Er zijn relatief weinig extra bouwmogelijkheden of gebruikswijzigingen opgenomen in het bestemmingsplan. Dit leent zich zeer goed voor een beheersverordening.
Planologische ruimte uit vigerend plan in de beheersverordening
In de beheersverordening is de onbenutte planologische ruimte uit het bestemmingsplan 'Griftpark e.o.' opgenomen. Deze ruimte is voor de komende 10 jaar wenselijk en past binnen het instrument beheersverordening.
De in het bestemmingsplan 'Griftpark e.o.' toegelaten functies die nog niet zijn benut, zijn aangegeven met een besluitsubvlak en betreffen de volgende functies:
Besluitsubvlak '1'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '1' zijn naast de bestaande functies tevens de volgende functies toegestaan:
Besluitsubvlak '2'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '2' zijn naast de bestaande functies tevens de volgende functies toegestaan:
Besluitsubvlak '3'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '3' is tevens een garagebedrijf, voor zover deze voorkomt in categorie 3 van de bij deze verordening behorende Lijst van Bedrijven.
Besluitsubvlak '4'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '4' zijn naast de bestaande functies de volgende functies toegestaan:
Besluitsubvlak '5'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '5' zijn naast de bestaande functies tevens kantoor, atelier en wonen toegestaan.
Besluitsubvlak '6'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '6' zijn naast de bestaande functies tevens toegestaan het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid in de ambacht en nijverheid voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën A en B1 van de bij deze verordening behorende Lijst van Bedrijven functiemenging, met een maximum vloeroppervlak van 200 m² per bedrijfsvestiging, en een kantoor, met een maximum vloeroppervlak van 200 m² per vestiging.
Besluitsubvlak '7'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '7' is naast de bestaande functies tevens horeca in de categorieën D1 en D2 toegestaan van de bij deze verordening behorende Lijst van Horeca-activiteiten.
Besluitsubvlak '8'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '8' zijn naast de bestaande functies tevens de volgende functies toegestaan:
Besluitsubvlak '9'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '9' zijn naast de bestaande functies tevens de volgende functies toegestaan:
Besluitsubvlak '10' en besluitsubvlak '11'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '10' is naast de bestaande functies tevens een schermwand toegestaan.
Ter plaatse van het besluitsubvlak '11' is naast de bestaande functies tevens sprake van een waarde ecologie.
In het bestemmingsplan 'Griftpark e.o.' zijn maximale bebouwingsmogelijkheden aangegeven. In de praktijk hoeft deze toegelaten bebouwingsruimte (nog) niet te zijn benut. Deze onbenutte bebouwingsruimte is in de aparte besluitsubvlakken, de besluitsubvlakken 15 t/m 23, opgenomen.
De afgelopen jaren heeft de gemeente een standaard voor de bestemmingsplannen ontwikkeld die ook toepasbaar is op andere ruimtelijke besluiten, zoals de beheersverordening en de omgevingsvergunningen. Het doel van de standaard is een gelijkluidende regeling voor veelvoorkomende ruimtelijke aspecten binnen de gemeente en omvat onder meer begripsbepalingen, de wijze van meten, flexibiliteitsregelingen, zoals voor bebouwing ten behoeve van dakterrassen, regels voor erfbebouwing en beroepen aan huis. Met het oog op de rechtsgelijkheid is de gemeentelijke standaard in de beheersverordening Griftpark voor zover mogelijk toegepast. Het gaat om de volgende onderwerpen:
Aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf
De gemeentelijke standaard maakt het mogelijk om een variëteit aan beroepen aan huis uit te oefenen, waaronder ook een bed & breakfast, een kapper of een schoonheidsspecialiste. Hieraan zijn verschillende voorwaarden gekoppeld, zoals het oppervlak van de woning dat voor dit beroep mag worden aangewend en de impact -van bijvoorbeeld parkeerdruk- die de functie op de omgeving mag hebben. Via een begripsbepaling is het beroep of bedrijf beschreven en ook wat hier in ieder geval niet onder wordt verstaan, zoals een horecabedrijf, of juist wel kleinschalige voorzieningen voor kinderopvang (zie artikel 3.3.2 en 3.3.3 van de beheersverordening).
Regeling bijbehorende bouwwerken
De gemeente streeft naar een gelijkluidende regeling voor de bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen voor het gehele grondgebied.
Structureel groen: (openbare) ruimte, inclusief water, en groen
Alhoewel deze beheersverordening zoveel mogelijk de bestaande situatie beoogt vast te leggen, is het niet de bedoeling de aanwezige dynamiek in de openbare ruimte weg te nemen. Zo moet het mogelijk blijven om bepaalde functies uit te wisselen, denk aan verbreding en of versmalling van watergangen, stoepen, fietspaden en dergelijke. Conform de standaardregelingen voor het openbare gebied in Utrechtse bestemmingsplannen, biedt dit plan zodoende enige flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van het openbare gebied. Dit gaat echter niet zover dat het structureel groen kan worden aangetast. Zo is het niet toegestaan om parkeervoorzieningen in structureel groen aan te leggen.
Voor structureel groen kent deze beheersverordening een beschermende regeling. In bijlage 5 Structureel groen bij de regels is een kaart opgenomen waaruit blijkt wat onder structureel groen in het Griftpark wordt begrepen. Daarbij is gekeken naar het bestemmingsplan 'Griftpark e.o.'. De groenstroken die in dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Groenvoorziening park, tevens ecologisch kerngebied', 'Groenvoorziening park 1, tevens ecologisch kerngebied', samen het Griftpark vormende, en 'Groenvoorzieningen, openbaar groen' hadden, zijn bestempeld als structureel groen.
Het Griftpark zorgt voor een aantrekkelijke groene verblijfs- en recreatieruimte, die zal moeten wordenbehouden voor de wijk en stad. Het Griftpark en het overige, openbare, groen, maakt onderdeel uit van de stedenbouwkundige structuur van de wijk. Het structurele groen draagt bij aan de herkenbaarheid van de wijk en zorgt ervoor dat gebruikers van de wijk zich goed kunnen oriënteren. Het verharden en/of versnipperen van het openbare groen door bijvoorbeeld parkeerplaatsen, zou afbreuk doen aan de beoogde kwaliteit van het gebied Griftpark.
In de artikelen 3.2.6 en 3.3.4 is bepaald wat (al dan niet) in de openbare ruimte is toegestaan en in welke mate bebouwing (zoals kunstwerken, straatmeubilair en speelvoorzieningen) is toegestaan.
Afwijkingsregels
In deze beheersverordening is de mogelijkheid opgenomen om voor een aantal gevallen een afwijkingsbesluit te nemen (zie artikel 11 van de beheersverordening). Afwijkingen hebben vooral betrekking op de maatvoering van gebouwen. Het betreft:
In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. Geconcludeerd kan worden dat deze aspecten het vaststellen van deze beheersverordening niet in de weg staat.
In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening, is uitsluitend stil gestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk.
Deze werkwijze leidt tot de conclusie dat het rijksbeleid niet aan de beheersverordening in de weg staat. Daarentegen moet wel nader stil worden gestaan bij provinciaal en gemeentelijk beleid.
Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2009
De Provinciale Staten van de provincie Utrecht hebben op 21 september 2009 de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. Hierin worden de provinciale belangen veilig gesteld door de gemeenten de verplichting op te leggen bij het nemen van ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen en beheersverordeningen, deze belangen in de afweging mee te nemen. Voor het verordeningsgebied is vanuit de verordening één regel van belang, namelijk voor de archeologische waarden:
De archeologiekaart van de Provinciale Verordening laat zien dat delen van het gebied Griftpark binnen de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn gelegen.
Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
In 2004 is de Structuurvisie Utrecht 2010-2030 vastgesteld. In deze visie zijn de drie kernkwaliteiten van de stad in de drie perspectieven uitgewerkt:
Het verordeningsgebied behoort tot de Binnentuinen 'de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken'. De opgave voor dit ontwikkelingsperspectief ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren. Soms is dat een park, soms een voorzieningenlint, soms een waterloop. Ingrepen in de binnentuinen/wijken moeten leiden tot een inrichting van de openbare ruimte die aansluit bij de behoefte van de gebruikers. De woonfunctie domineert. Afhankelijk van de situatie kan er sprake zijn van intensivering of juist extensivering. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hierbij leidend. Er is een basispakket aan voorzieningen nodig, kleinschalige functiemenging is mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van woon/werkunits of kleinschalige bedrijvigheid. De wijken zijn autoluw. Verkeer wordt zoveel mogelijk via de stedelijke ontsluitingswegen afgehandeld. Op die manier wordt ook de onderlinge verbinding tussen de wijken georganiseerd.
Het gebied Griftpark voldoet in de bestaande situatie aan de opgave die in de structuurvisie voor de 'Binnentuinen' is opgenomen. Het feit dat de gemeente het instrument beheersverordening toepast, versterkt deze conclusie. Vernieuwing of anderszins ingrepen in de inrichting van het (openbare) gebied en het voorzieningenniveau blijft mogelijk binnen de kaders van deze beheersverordening en met gebruikmaking van de alternatieve instrumenten, zoals beschreven in paragraaf 2.3.
Welstandsnota
De nota geeft per wijk een omschrijving van de stedenbouwkundige opbouw en aanwezige kenmerken. Aanvragen voor omgevingsvergunningen voor bouwen zullen aan de in de Welstandnota benoemde kenmerken en criteria worden getoetst. Voor het Griftpark geldt als beleid Respect: de oorspronkelijke staat van het park dient gerespecteerd te worden. Voor de bebouwing aan de Wittevrouwensingel en de bebouwing nabij het Eykmanplein geldt als beleid Open.
Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening voor het Griftpark heeft een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving. Daarnaast geldt voor het gebied een specifieke onderzoeksverplichting op grond van externe veiligheid. De scan van omgevingsaspecten omvatte de volgende aandachtsgebieden:
Geconstateerd is dat geen van de genoemde omgevingsaspecten in het gebied aanleiding geeft tot het treffen van maatregelen. De bestaande situatie wordt gehandhaafd en er wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving.
Er is geen scan verricht naar de aanwezige flora en fauna en eventuele geurbelasting. In de beheersverordening zijn beperkt ontwikkelingen mogelijk. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de beschermde soorten uit de flora- en faunawet in het kader van de omgevingsvergunning alsnog een onderzoek worden verricht.
In 1980 wordt bij de aanleg van het Griftpark bodemverontreiniging gevonden. Dit is een rechtstreeks gevolg van de geschiedenis van het park. Jarenlang heeft de gemeentelijke gasfabriek de bodem van het gebied vervuild. Na uitgebreid onderzoek blijkt dat de grond vanaf maaiveld tot een diepte van 35 meter onder maaiveld sterk verontreinigd is. Het grondwater is in een zeer groot gebied (13 ha) verontreinigd geraakt; de verontreiniging strekt zich over de gehele diepte van het 1e water voerend pakket (circa 50 meter diep). Het blijkt niet mogelijk alle verontreinigde grond af te graven. Daarom wordt ervoor gekozen de verontreinigde grond in het kerngebied 'in te pakken' (isoleren, beheersen en controleren). Om het park heen is een ondergrondse scherm gebouwd met behulp van plastisch beton (een mengsel van zand, cement en bentoniet). Deze schermwand is op sommige plekken 64 meter diep. In combinatie met een permanente grondwateronttrekking in het kerngebied, wordt de verontreinigde grond en grondwater met de schermwand geïsoleerd: met de systemen wordt een geohydrologische isolatie in stand gehouden. Deze vorm van isolatie komt er op neer dat de stijghoogte van het grondwater in het eerste water voerend pakket binnen de schermwand altijd lager is dan die van het water in het eerste water voerend pakket buiten de schermwand en die van het water in het tweede watervoerend pakket.
Bovenop de verontreinigde grond is een leeflaag schone grond aangebracht; onder deze in dikte variërende leeflaag (bij verharde terreindelen 30 centimeter; bij onverharde terreindelen 1 meter) bevindt zich een circa 30 centimeter dikke isolatielaag. Tussen de isolatielaag en de leeflaag is een signaleringsdoek aangebracht. Dit is de reden dat het park hoger ligt dan de omliggende straten. Rondom het kerngebied heeft een grootschalige verwijdering van verontreinigde grond plaatsgevonden. Bovendien wordt in het gebied buiten de schermwand een langdurige grondwatersanering uitgevoerd: De Biltsche Grift, die dwars door het Griftpark loopt, ligt in een waterdichte bak waarmee wordt voorkomen dat water van het riviertje het beheersgebied in stroomt.
Het grondwater binnen en buiten de schermwand van het Griftpark wordt opgepompt en met behulp van een bij het Griftpark gelegen ondergronds pompgemaal naar een twee kilometer verderop gesitueerde waterzuiveringsinstallatie getransporteerd. Ten behoeve van het oppompen en transporteren van het verontreinigde grondwater, zijn in en buiten het park (langs de schermwand) ondergrondse voorzieningen aangebracht die altijd in stand moeten worden gehouden. Het gaat daarbij om pomp- en meetapparatuur en om transport- en dataleidingen. Alle maatregelen worden doorlopend gecontroleerd op hun goede werking. Met de gekozen saneringsmethode is uiteindelijk een veilig park tot stand gebracht.
De ondergrondse schermwand, is opgenomen op de verbeelding van deze beheersverordening, met het besluitsubvlak 'schermwand'. Ter bescherming en instandhouding van deze schermwand geldt voor dit besluitsubvlak een aanlegverbod. Het aanlegverbod leidt ertoe dat voor het uitvoeren van verschillende grondwerkzaamheden een omgevingsvergunning dient te worden verkregen alvorens deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Binnen de schermwand mogen tevens niet zonder meer grondwerkzaamheden worden verricht, en deze werkzaamheden moeten in ieder geval de isolerende voorzieningen (leeflaag en schermwand) intact laten, geen contactmogelijkheden met de verontreiniging veroorzaken en de beheersmaatregelen niet verstoren. Voorkomen moet worden dat er werkzaamheden worden uitgevoerd onder de isolatielaag.
Ook buiten de schermwand zijn in het gebied van deze beheersverordening bodemverontreinigingen aanwezig. Indien hier grondwerkzaamheden of grondwateronttrekkingen plaatsvinden, zijn voor de omgevingsvergunning bodemonderzoek en/of saneringsmaatregelen noodzakelijk.
Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals afgraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet aan de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming worden voldaan. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit alsnog een onderzoek worden verricht. Informatie over de bodemkwaliteit voor bijvoorbeeld een specifiek adres is te vinden op www.utrecht.nl/milieu/bodem.
In 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota externe veiligheid vastgesteld. De nota beschrijft het gemeentelijk beleid over de ruimtelijke gevolgen vanwege de aanwezigheid van risicobronnen en over de beheersing van risico's als gevolg van inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn zowel bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken als transportroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
De gemeente Utrecht kiest er daarbij voor om niet wezenlijk af te wijken van de veiligheidseisen die vermeld staan in de risiconormering van de Rijksoverheid. Wel spreekt de gemeente Utrecht zich nadrukkelijk uit over de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (voor beperkt kwetsbare objecten) en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Utrecht respecteert zowel die richtwaarde als die oriëntatiewaarde en zal slechts in bijzondere gevallen afwijken van deze waarden.
De beleidskeuzes hebben betrekking op nieuwe situaties, waarin een risicobron zich vestigt of uitbreidt, of een risico-ontvanger, zoals een woning, wordt gebouwd. Daarnaast wordt in deze nota aangegeven op welke wijze Utrecht de veiligheidsrisico's wil beheersen die zij kan beheersen.
In het verordeningsgebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig. De beleidskeuzes ten aanzien van zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico hebben geen consequenties voor het plangebied; het plan gaat uitsluitend over bestaande situaties.
Aangezien in deze beheersverordening geen ruimte wordt geboden voor meer geluidsgevoelige functies dan nu al aanwezig is, hoeft er geen afweging te worden gemaakt voor wegverkeerslawaai op grond van de Wet geluidhinder.
Binnen het plangebied bevinden zich geen geluidzones van industrieterreinen. Overigens kan een zone niet met een beheersverordening worden gewijzigd. Dit aspect speelt hier geen rol.
Vanuit de Wet geluidhinder gelden voor deze beheersverordening geen beperkingen en hoeft er geen nadere toets plaats te vinden.
In artikel 5.16 Wet Milieubeheer staat een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, die direct gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde. Luchtkwaliteitseisen spelen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, als tenminste aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen in het gebied mogelijk, zodat er geen verkeersaantrekkende werking van de beheersverordening zal uitgaan. De voorgenomen beheersverordening leidt daardoor niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor wordt voldaan aan artikel 5.16, lid 1 onder b van de Wet Milieubeheer.
Op basis van de Monitoringstool 2011 (www.nsl-monitoring.nl) kan bovendien worden geconcludeerd dat op de nabij gelegen hoofdstraten momenteel, maar ook in de toekomst, geen overschrijdingen plaatsvinden van de (toekomstige) grenswaarden voor PM10 en NO2. Daarmee wordt ook voldaan aan artikel 5.16 lid 1 onder a van de Wet Milieubeheer.
Het aspect luchtkwaliteit vormt daardoor geen belemmering voor het vaststellen van de beheersverordening voor het Griftpark.
In het verordeningsgebied komt enige bedrijvigheid voor. De aanwezigheid van deze bedrijvigheid vormt geen aanleiding voor het treffen van maatregelen naar de woonomgeving, omdat de bestaande situatie wordt gehandhaafd en er geen nieuwe (geluid) gevoelige bestemmingen worden toegestaan. De afstanden van bedrijven tot woningen zijn conform de eisen uit de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' en vormen daarmee geen belemmering voor het vaststellen van de beheersverordening.
Het Griftpark maakt onderdeel uit van de Hoofdgroenstructuur zoals opgenomen in het Groenstructuurplan Utrecht. Dit houdt in dat het bestaande stedelijke groen, waaronder het Griftpark, wordt beschermd en zo mogelijk verbeterd. Het Griftpark is als zodanig op de verbeelding vastgelegd.
Er is geen onderzoek gedaan naar de aanwezige flora en fauna. De locatie ligt niet in een EHS gebied of gebied dat aangemerkt staat als beschermd gebied in het kader van de Vogel- en habitatrichtlijn. Hiermee hoeft in deze beheersverordening geen rekening te worden gehouden.
De volgende aandachtspunten zijn echter van belang. In een aantal concrete gevallen of bij specifieke werkzaamheden kan een conflictsituatie ontstaan met verbodsbepalingen (artikel 8 t/m 13) uit de Flora- en faunawet; zoals renovatie van wegen en muren, sloop en renovatie van bebouwing en de kap van bomen. In veel gevallen kunnen maatregelen worden getroffen om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen en/of negatieve effecten op populaties van beschermde soorten te beperken.
Het centrale deel van het Griftpark, inclusief de muur langs het doorgaande fietspad (ten westen van de vijver) is ecologisch ingericht en waardevol. Eventuele toekomstig uit te voeren werkzaamheden zullen zodanig uitgevoerd worden dat negatieve effecten op planten en dieren tot een minimum worden beperkt.
Een deel van het Griftpark heeft wel een besluitsubvlak Waarde ecologie gekregen, vanwege de daar aanwezige ecologische waarden.
'Water voorop!' Waterbeheerplan 2010-2015
Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de KRW vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht. Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van Duurzaam waterbeheer
Het uitgangspunt voor de planontwikkeling is dat het gebied hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel dat de planontwikkeling geen gevolgen heeft voor het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
Waterstructuurvisie (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, 2002)
Water speelt een steeds grotere rol in onze samenleving. Functies zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van water. Daarnaast verandert het klimaat. Daarom heeft water in de toekomst meer ruimte nodig. In de Waterstructuurvisie presenteert het waterschap zijn integrale visie op een duurzaam waterbeheer op de lange termijn. Doelen hierbij zijn:
In de structuurvisie zijn gebiedsspecifieke doelstellingen en maatregelen gedefinieerd. Ook staat het streefbeeld voor 2050 beschreven, gebaseerd op de volgende principes:.
Het streefbeeld kan niet los worden gezien van het toekomstige grondgebruik binnen ons beheergebied. Enerzijds vraagt het streefbeeld op een aantal plaatsen om meer ruimte voor water. Anderzijds kan het streefbeeld alleen worden bereikt indien het grondgebruik meer op de waterdoelstellingen wordt afgestemd. Voor de drie belangrijkste functies wonen/werken, landbouw en natuur is daarom in kaart gebracht of en hoe deze functies passen bij een duurzaam waterbeheer. Dit is in combinatie met het streefbeeld vertaald naar een visie op het toekomstig gewenste grondgebruik in ons werkgebied.
Ruimtelijke ontwikkelingen
Elke ruimtelijke ontwikkeling kan invloed hebben op water. Niet alleen bouwen nabij of op een waterkering, maar ook een toename van verhard oppervlak. Een ruimtelijke ontwikkeling moet minimaal voldoen aan de belangrijkste minimale voorwaarde: 'het standstill beginsel'. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan. In het kader van een watertoetsproces moeten de gemeente en het waterschap zoeken naar kansen om het watersysteem te verbeteren en duurzaam in te richten. Voor elke toename van verharding van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied is een Watervergunning nodig.
Waterkering als besluitsubvlak
De oostelijke en noordelijke oever van de Stadsbuitengracht heeft de status van een 'overige waterkering'. In het zuiden van het verordeningsgebied is een klein stuk van de Stadsbuitengracht opgenomen. Deze waterkeringen dienen in de verordening als 'waterstaatswerk' te worden aangemerkt met een kernzone van 20 meter uit de damwand of insteek talud en een beschermingszone van 15 meter. Werken binnen beide zones zijn conform de keur vergunningplichtig. De beschermingszone van 20 meter is weergegeven op de verbeelding in besluitsubvlak 14 en in de regels in artikel 8.
In de beleidskaders is de bestaande inrichting van de waterhuishouding beschreven en zijn doelen geformuleerd voor behoud en toekomstige ontwikkelingen. Voor de beheersverordening is de waterhuishouding voor het verordeningsgebied hiermee voldoende verankerd. Ter bescherming van de waterkering is een besluitsubvlak op de verbeelding opgenomen aan welke regels zijn verbonden.
De gemeente Utrecht heeft de archeologische waarden op haar grondgebied nader uitgewerkt in de Verordening op de archeologische monumentenzorg van december 2009. Op grond van deze gemeentelijke verordening geldt voor de daarvoor in aanmerking komende gebieden - zoals gearceerd in onderstaande uitsnede - een beschermingsregime en is op deze gronden een vergunning noodzakelijk voor bouwwerkzaamheden en andere werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde.
Uitsnede kaart bij gemeentelijke verordening
In de regeling van de beheersverordening is de gemeentelijke Verordening op de archeologische monumentenzorg van toepassing verklaard. Dit betekent dat in voorkomende gevallen het regime van deze verordening moet worden gevolgd.
De archeologische verwachtingswaarden van het plangebied zijn in de beheersverordening veilig gesteld door de gemeentelijke Verordening op de archeologische monumentenzorg op het plangebied van toepassing te verklaren.