| Plan: | Beheersverordening Zuilen |
|---|---|
| Status: | onherroepelijk |
| Plantype: | beheersverordening |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BVZUILEN-0601 |
Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening voor het gebied Zuilen heeft een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening primair gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving. Vanwege de aanwezigheid van een aardgasleiding in (de invloedssfeer van) het plangebied, geldt voor het gebied een specifieke onderzoeksverplichting op grond van externe veiligheid.
De scan van omgevingsaspecten omvat de volgende aandachtsgebieden:
Geconstateerd is dat voor de bovengenoemde omgevingsaspecten in het gebied wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving en er geen belemmeringen aanwezig zijn voor het vaststellen van de beheersverordening. In de volgende paragrafen volgt een korte toelichting.
In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam Rijnkanaal
De kortste afstand van bebouwing binnen het plangebied tot het Amsterdam Rijnkanaal is iets meer dan
20 meter. Daarmee is het Amsterdam Rijnkanaal relevant, maar de risico's zijn verwaarloosbaar. Volgens het Basisnet i.o. bestaat er op geen enkele plek langs het Amsterdam Rijnkanaal een PR-contour en is het groepsrisico verwaarloosbaar. Deze risicobron vormt zodoende geen probleem bij het behoud van de bestaande situatie in het gebied Zuilen.
De gasleiding in het noordwestelijke deel van het verordeningsgebied
In het noordwestelijke deel van het verordeningsgebied loopt een hogedruk aardgastransportleiding. Ook buiten het verordeningsgebied is deze leiding nog voor een deel van invloed op het gebied (tracé langs de noordoostelijke oever van de Vecht tot aan de Klopvaart). Op geen enkele plek langs het tracé bestaat er een PR 10-6 contour. Binnen de belemmeringenstrook (4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding) bevindt zich op één plek een bestaand (legaal) gebouwd object. Volgens uitgevoerde berekeningen van de groepsrisico's bestaat er op geen enkele plek langs de aardgasleiding een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat de risicosituatie binnen het verordeningsgebied aanvaardbaar is. Er is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico en er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot een toename van het groepsrisico.
Geluid
Industrie
De geluidzone van industrieterrein Lage Weide bevindt zich deels in het plangebied en zal met deze beheersverordening niet wijzigen. De ligging van de zone is op de kaart behorende bij de beheersverordening overgenomen. De in het verleden vastgestelde ten hoogst toelaatbare geluidbelastingen bij woningen blijven onveranderd.
Amsterdamsestraatweg Noord
Dit gebied wordt belast door een drietal bronnen te weten, industrie, weg- en railverkeer. Er is sprake van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde vanwege industrie. Daarnaast zijn de belastingen vanwege spoor en weg dusdanig hoog dat het binnenniveau onvoldoende kan worden gegarandeerd zonder hogere waarde. Naar aanleiding hiervan wordt geen enkele uitbreidingsmogelijkheid opgenomen voor dit gebied, zie hiervoor ook bijlage 18.
Verkeer
De ruimte die het vigerende bestemmingsplan biedt voor extra bouwlagen is in de praktijk grotendeels ingevuld. Daar waar deze uitbreidingsmogelijkheden niet zijn benut, is uit onderzoek gebleken (zie bijlage 18) dat in een aantal gebieden te hoge geluidsniveaus optreden als deze extra bouwlagen worden toegestaan. In de regels is aldus opgenomen waar een extra bouwlaag is toegestaan en waar sprake is van te hoge geluidsniveaus waardoor een verhoging van woningen niet mogelijk is.
In de regels is het volgende geregeld:
I. In de gebieden die zijn gelegen langs drukke wegen, spoorwegen is de mogelijkheid voor het realiseren van derde bouwlaan met kap niet toegestaan; de verhoging naar 2 lagen plus kap blijft in deze gebieden geluidstechnisch wel mogelijk;
II. Voor een drietal gebieden, te weten Muyskenweg e.o., Amsterdamsestraatweg Noord, Jan van Overdijkstraat e.o. en het gebied 'De Stemvork' gelegen tussen de Van Hoornekade, Van Egmondkade en de Marnixlaan, geen enkele toevoeging van bouwlagen toegestaan; de verordening legt in deze gebieden uitsluitend de bestaande situatie vast. Gezien de geluidssituatie in deze specifieke gebieden, is het onmogelijk om de in het vigerend bestemmingsplan mogelijk gemaakte hoogteuitbreidingen in deze gebieden in stand te houden. Hierdoor zou de beheersverordening regels bieden voor hoogteuitbreidingen op locaties waar sprake is van een te hoge geluidsbelasting en op grond hiervan niet vergunbaar zouden zijn.
Lucht
Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)
In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) is een limitatieve opsomming opgenomen van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen milieu, die direct gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde.
Op grond van artikel 5.16 Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit uitoefenen, indien aannemelijk is gemaakt dat:
a) de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
b1) de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
b2) bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
c) de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen (lid 1 onder c);
d) het voorgenomen besluit past binnen, is genoemd in of is in elk geval niet in strijd met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Met andere woorden, luchtkwaliteitseisen spelen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, als tenminste aan één van de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
In de beheersverordening Zuilen is in hoofdstuk 3, paragraaf 3.3.1 t/m 3.3.3 vastgelegd dat beheer van de bestaande situatie het uitgangspunt is (paragraaf 3.3.1) en wat reeds bestaande planologische uitbreidingsmogelijkheden zijn (paragraaf 3.3.2). Ook is de gemeentelijke standaard in de beheersverordening ingepast (paragraaf 3.3.3).
Met de vaststelling van de Beheersverordening Zuilen worden er per saldo géén nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarmee wordt voldaan aan de Wet milieubeheer, artikel 5.16 lid 1 onder b. Op basis van de Monitoringstool 2012 kan bovendien worden geconcludeerd dat op alle wegen in het beheersverordeningsgebied wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer, zodat ook wordt voldaan aan de Wet milieubeheer, artikel 5.16 lid 1 onder a.
Conclusie
Omdat wordt voldaan aan artikel 5.16 lid 1 onder a en b uit de Wet milieubeheer is er geen belemmering uit het oogpunt van luchtkwaliteit om de beheersverordening Zuilen vast te stellen.
Bedrijvigheid
In het verordeningsgebied komt bedrijvigheid geconcentreerd voor op het Demkaterrein. Verder komen in het gebied verspreid bedrijven voor in de woonomgeving. De aanwezigheid van deze bedrijven vormt geen aanleiding voor het treffen van maatregelen naar de woonomgeving, omdat de bestaande situatie wordt gehandhaafd en er geen nieuwe (geluid) gevoelige bestemmingen worden toegestaan. De afstanden van bedrijven tot woningen zijn conform de eisen uit de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering" en vormen daarmee geen belemmering voor het vaststellen van de beheersverordening.
Bodem
Er is geen scan verricht naar de bodemkwaliteit, de aanwezige flora en fauna en eventuele geurbelasting. In de beheersverordening zijn slechts beperkt ontwikkelingen mogelijk. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit en de beschermde soorten uit de flora- en faunawet in het kader van de omgevingsvergunning alsnog een onderzoek worden verricht. Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals afgraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet aan de regels uit de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit en het gemeentelijk bodembeleid (o.a. gebiedsgerichte aanpak) worden voldaan. Bovendien moet onderzocht worden of het gewenste ondergronds ruimtegebruik belemmerend is op nabij gelegen ander ondergronds ruimtegebruik. Informatie over bijvoorbeeld de bodemkwaliteit voor een specifiek adres is te vinden op www.utrecht.nl/milieu/bodem.
Geur
Het gebied grenst aan industrieterrein Lage Weide waar zich een aantal geurproducerende bedrijven bevindt. Voor het verordeningsgebied kunnen de twee mengvoederbedrijven Agrifirm en de Heus voor geur als relevant beschouwd worden. Op basis van de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht (NeR) geldt een acceptabel geurhinderniveau van 1,4 oue/m3 voor bestaande situaties. Het verordeningsgebied ligt buiten de cumulatieve geurcontour van 1,4 oue/m3 vanwege beide bedrijven. Ook worden in het verordeningsgebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor geen sprake is van nieuwe geurgevoelige objecten. Het aspect geur vormt om die reden geen belemmering voor het vaststellen van de verordening.
De Bessemerlaan, langs het spoor, is een groene verbinding in het kader van het Groenstructuurplan Utrecht uit 2007. Deze ecologische verbinding is op de verbeelding vastgelegd. Ook het Julianapark en het gebied in het noordwesten van het verordeningsgebied heeft conform deze visie een ecologische en recreatieve functie.
Daarnaast ligt er langs de gehele oever van de Vecht een ecologische zone, met een onderbreking door de aanwezige bebouwing aan de Vechtoever. Deze onderbreking staat in het Groenstructuurplan aangegeven. Ter bescherming van deze groenstructuren is in deze beheersverordening een bouwverbod en een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen.
De gemeente Utrecht heeft de archeologische waarden op haar grondgebied nader uitgewerkt in de Verordening op de archeologische monumentenzorg van december 2009. Op grond van deze gemeentelijke verordening geldt voor de daarvoor in aanmerking komende gebieden - zoals gearceerd in onderstaande uitsnede - een beschermingsregime en is op deze gronden een vergunning noodzakelijk voor bouwwerkzaamheden en andere werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde.
|
|
Uitsnede kaart bij gemeentelijke verordening
Beleid
'Water voorop!' Waterbeheerplan 2010-2015
Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de KRW vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht. Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van Duurzaam waterbeheer.
Het uitgangspunt voor de planontwikkeling is dat het gebied hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel dat de planontwikkeling geen gevolgen heeft voor het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
Waterstructuurvisie (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, 2002)
Water speelt een steeds grotere rol in onze samenleving. Functies zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van water. Daarnaast verandert het klimaat. Daarom heeft water in de toekomst meer ruimte nodig. In de Waterstructuurvisie presenteert het waterschap zijn integrale visie op een duurzaam waterbeheer op de lange termijn. Doelen hierbij zijn:
In de structuurvisie zijn gebiedsspecifieke doelstellingen en maatregelen gedefinieerd. Ook staat het streefbeeld voor 2050 beschreven, gebaseerd op de volgende principes:.
Het streefbeeld kan niet los worden gezien van het toekomstige grondgebruik binnen ons beheergebied. Enerzijds vraagt het streefbeeld op een aantal plaatsen om meer ruimte voor water. Anderzijds kan het streefbeeld alleen worden bereikt indien het grondgebruik meer op de waterdoelstellingen wordt afgestemd. Voor de drie belangrijkste functies wonen/werken, landbouw en natuur is daarom in kaart gebracht of en hoe deze functies passen bij een duurzaam waterbeheer. Dit is in combinatie met het streefbeeld vertaald naar een visie op het toekomstig gewenste grondgebruik in ons werkgebied.
Wijkwaterplan Noordwest
In het 'Wijkwaterplan Noordwest' (Royal Haskoning, kenmerk 9T9440.C0, status werkdocument, datum 24-01-2012) wordt het functioneren van het watersysteem en de waterketen beschreven en de kansen en knelpunten aangegeven. Aan het wijkwaterplan is een aantal kaarten toegevoegd:
Het wijkwaterplan kent geen directe planologische doorwerking. De geformuleerde kansen, knelpunten en waterdoelstellingen dienen wel door te werken in ruimtelijke afwegingen.
Ruimtelijke ontwikkelingen
Elke ruimtelijke ontwikkeling kan invloed hebben op water. Niet alleen bouwen nabij of op een waterkering, maar ook een toename van verhard oppervlak. Een ruimtelijke ontwikkeling moet minimaal voldoen aan de belangrijkste minimale voorwaarde: 'het standstill beginsel'. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan. In het kader van een watertoetsproces moeten de gemeente en het waterschap zoeken naar kansen om het watersysteem te verbeteren en duurzaam in te richten. Voor elke toename van verharding van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied is een Watervergunning nodig.
Waterkering als besluitsubvlak
Langs de rivier De Vecht en het Amsterdam Rijnkanaal liggen waterkeringen. De oever van de Vecht (categorie overige keringen) en het Amsterdam Rijnkanaal (categorie overige waterkering) zijn waterkeringen. Hiervoor zijn beschermingszones vastgesteld. De waterkering langs het Amsterdam Rijnkanaal is in beheer bij Rijkswaterstaat en die langs de Vecht bij de HDSR.
Voor de overige waterkering langs de Vecht geldt een beschermingszone van 15 meter (5 meter buitendijks en 10 meter binnendijks). Werken binnen de beschermingszone zijn vergunningsplichtig volgens de keur.
De beschermingszones zijn weergegeven op de verbeelding en in de regels in artikel 8.
Primaire watergangen
In het plangebied liggen twee primaire watergangen. Voor primaire watergangen geldt een beschermingszone van vijf meter vanuit de insteek.
Conclusie
In de beleidskaders is de bestaande inrichting van de waterhuishouding beschreven en zijn doelen geformuleerd voor behoud en toekomstige ontwikkelingen. Voor de beheersverordening is de waterhuishouding voor het verordeningsgebied hiermee voldoende verankerd. Ter bescherming van de waterkeringen zijn subbesluitvlakken op de verbeelding opgenomen aan welke regels zijn verbonden. Tevens zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor de primaire watergangen.