direct naar inhoud van Regels
Plan: De Meern Noord, Maximapark, Vogelenbuurt, Wittevrouwen
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BVDEMENRDVOGWITTE-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan huis verbonden beroep/-bedrijf:

beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;

hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.2 afhaalzaak:

een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.

1.3 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.4 bebouwingspercentage:

het in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende besluitsubvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.5 bed & breakfast:

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning.

1.6 belhuis:

een onderneming die in de sfeer van publiekrechtelijke dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.

1.7 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.9 besluitsubvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.10 bestaand:
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening
    • 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
    • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.11 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van bedrijven zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.13 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, met dien verstande dat:

  • een zolder en een dakopbouw niet als bouwlaag worden beschouwd.
  • een souterrain niet als bouwlaag wordt beschouwd indien de vloer waarmee het souterrain wordt afgedekt minder dan 1,2 meter boven (straat)peil is gelegen.
1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 brutovloeroppervlak:

de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.

1.18 dakopbouw:

ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; hieronder worden niet verstaan afhaalzaken. Hieronder worden mede verstaan webwinkels waarbij sprake is van een afhaalpunt voor particulieren en/of een showroom.

1.20 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 hoofdgebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.24 kantoor:

een gebouw waarin gebruikers meer dan 80% van de ruimte inrichten en gebruiken als kantoorruimte.

1.25 Lijst van bedrijfsactiviteiten:

de Lijst van bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.26 Lijst van Bedrijven 'functiemenging':

de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' die onderdeel uitmaakt van deze regels.

1.27 Lijst van horeca-activiteiten:

de Lijst van horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.28 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.29 openbare ruimte:

wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat- al dan niet- voor publiek algemeen toegankelijk is.

1.30 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van vaststelling van deze verordening;
  • c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.31 (raam)prostitutiebedrijf:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines. Hieronder vallen ook erotische massagesalons en prostitutiehotels.

1.32 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat gedeeltelijk onder het (straat)peil is gelegen

1.33 splitsen van een woning:

het gebruiken en/of verbouwen of vergroten van een bestaande woning, ten behoeve van meer dan één zelfstandige woning.

1.34 structureel groen:

openbare ruimte die in gebruik is en ingericht is als groenvoorziening, zoals aangegeven op de inventarisatiekaart in bijlage 10 van de regels van de beheersverordening.

1.35 terugliggende bouwlaag:

gedeelte van een gebouw in de vorm van een bouwlaag, voorzien van een plat dak en/of kap, waarvan het gevelvlak tenminste 1 meter terug ligt ten opzichte van het daarmee corresponderende gevelvlak van de lager gelegen bouwlaag.

1.36 tuincentrum, basisassortiment:

De artikelen die van oudsher bij tuincentra, hoveniersbedrijven en kwekerijen verkrijgbaar zijn, exclusief aanvullend assortiment, en die bestaan uit:

  • a. dood materiaal, waaronder in ieder geval begrepen gewasbescherming, meststoffen, grondproducten, vijver- en fonteinmateriaal (waterbakken, pompen, borrelstenen, roosters,vijvers en fonteinen etc.), bestratingsmateriaal, tuinhout, blokhutten/kasjes/serres, tuingereedschappen, video’s en boeken over tuin en planten, potterie, barbecue artikelen, vuurpotten, tuinmeubelen, tuinverlichting, terrasaankleding en kerst-en paasartikelen, dat bestaat uit decoratief materiaal dat gericht is op de feestdagen in december en de paasdagen;
  • b. levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen bollen, knollen, zaden, bomen (waaronder kerstbomen) heesters, coniferen, vaste planten, seizoengroen/perkgoed, kamerplanten en snijbloemen.
1.37 tuincentrum, aanvullend assortiment:

Alle artikelen die door tuincentra worden gevoerd en niet tot het basisassortiment behoren. Het aanvullende assortiment heeft een relatie met het basisassortiment en past binnen de doelstelling van een tuincentrum. Het aanvullende assortiment, dat integraal onderdeel uitmaakt van het tuincentrum, bestaat uit dieren en dierenbenodigdheden, zwembaden, hengelsportartikelen, tuinkleding- en schoeisel en cadeau- en sfeerartikelen (niet zijnde binnenmeubilair en daarmee gelijk te stellen goederen).

1.38 verordening:

de beheersverordening De Meern Noord, Maximapark, Vogelenbuurt, Wittevrouwen van de gemeente Utrecht overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0344.BVDEMENRDVOGWITTE.VA03 met de bijbehorende bestanden.

1.39 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:

de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht, zoals deze luidt op moment van vaststelling van deze verordening.

1.40 verordeningsgebied:

het gebied waarop deze verordening van toepassing is zoals weergegeven in het besluitvak '1'.

1.41 vlak:

een geometrisch bepaald vlak (besluitvlak of besluitsubvlak), waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze beheersverordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.42 voorgevelrooilijn:

de lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde voorgevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.

1.43 wegen:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.44 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.45 zelfstandige woning:

een woning zoals die in het kadaster met een afzonderlijk huisnummer staat opgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • a. afstanden loodrecht;
  • b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  • c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 Hoogte

Bij het meten van de hoogten als bedoeld in 2.1, onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op een erf- of perceelsgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  • a. de in het verordeningsgebied (ook wel weergegeven in besluitvlak 1) gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

Artikel 4 Bouw- en gebruiksregels

4.1 Aanvulling op artikel 3 ten aanzien van het BOUWEN
4.1.1 Vergroting hoofdgebouwen (vlakken op verbeelding)

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3:

  • a. gelden voor gebouwen binnen de weergegeven besluitsubvlakken de bouwregels zoals in de onderstaande tabel bepaald:

vlak - nummer   maximum goothoogte (m)   maximum bouwhoogte (m)   maximum bebouwings-percentage (%) van het vlak   aantal bouwlagen   maximum oppervlakte bebouwing (m2)   inhoud (m3)  
1         2      
2         3      
3         4      
4         vervallen      
5         vervallen      
6         vervallen      
7     6          
8     8          
9     9          
10     10          
11     11          
12     15          
13         vervallen      
14   4,5   10          
15       80        
16           225    
17     8   30        
18     8   25        
19     8   60        
20           200 per vlak zie lid b    
21   6     zie lid d       600  
22     8   20        
23   6   8         600  
24   6   10   20
zie lid d  
  150   600  
25   6   10   20
zie lid d  
  100   600  
26       15
per volkstuin
zie lid j  
  40
per volkstuin
zie lid j  
 
27   6,25   13
(nokhoogte)  
      750  
28         3      
31   6,25   13
(nokhoogte)  
      750  
32   15   15         1000  

  • b. geldt - in afwijking van het bepaalde onder a - in vlak 20 dat deze gebouwen per vlak mogen worden opgericht ten behoeve van functies ondergeschikt aan de functie van het hoofdgebouw;
  • c. geldt - in aanvulling op het bepaalde onder a - in vlak 20 dat per vlak maximaal twee tribunes mogen worden gebouwd. Voor het vlak gelegen ten zuiden van de Alendorperweg geldt dat daar maximaal drie tribunes mogen worden gebouwd. De hoogte van andere bouwwerken mag in vlak 20 niet meer bedragen dan:
    • 1. lichtmasten: 27 meter;
    • 2. tribunes: 10 meter;
    • 3. overige andere bouwwerken: 8 meter;
  • d. geldt - in aanvulling op het bepaalde onder a - in de vlakken 21, 24 en 25 dat het perceel tot maximaal 25% mag worden bebouwd inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. geldt - in aanvulling op het bepaalde onder a - in vlak 21 dat:
    • 1. de breedte van de voorgevel niet meer mag bedragen dan 15 meter;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 meter dient te bedragen;
    • 3. de afstand tussen de perceelsgrens grenzend aan de weg of wegen of grond en de voorgevel van de woning minimaal 4 meter en maximaal 15 meter dient te bedragen;
  • f. geldt - in aanvulling op het bepaalde onder a - in vlak 22 dat de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • g. geldt in vlak 23 dat deze maten betrekking hebben op een dienstwoning;
  • h. geldt - in aanvulling op het bepaalde onder a - in vlak 24 dat:
    • 1. de breedte van de voorgevel niet meer mag bedragen dan 12 meter;
    • 2. de afstand tussen de zijgevels van de gebouwen van aan elkaar grenzende bouwpercelen minimaal 6 meter dient te bedragen;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen;
    • 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens grenzend aan de weg of wegen of groen en de voorgevel van de woning, op enig punt minimaal 4 meter en maximaal 10 meter dient te bedragen;
  • i. geldt in - aanvulling op het bepaalde onder a - in vlak 25 dat:
    • 1. de breedte van de voorgevel niet meer mag bedragen dan 12 meter;
    • 2. de afstand tussen de zijgevels van de gebouwen van aan elkaar grenzende bouwpercelen minimaal 4 meter dient te bedragen;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter dient bedragen;
    • 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens grenzend aan de weg of wegen of groen en de voorgevel van de woning, op enig punt minimaal 4 meter en maximaal 10 meter dient te bedragen;
  • j. geldt - in afwijking van het bepaalde onder a - in vlak 26 dat binnen dit vlak uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd;
  • k. geldt - in aanvulling op het bepaalde onder a - in vlak 27 dat:
    • 1. per vlak 1 hoofdgebouw is toegestaan;
    • 2. de voorgevel van de woning in de voorgevelrooilijn dient te worden gerealiseerd;
    • 3. bij iedere woning 1 garage dient te worden gerealiseerd;
    • 4. per woning op eigen terrein 1 oprijlaan is toegestaan van maximaal 5 meter breed waarop minimaal 2 parkeerplaatsen aanwezig zijn;
    • 5. de dakhelling niet minder mag bedragen dan 45° en niet meer dan 60°;
  • l. geldt - in aanvulling op het bepaalde onder a - in vlak 28 dat gebouwen niet mogen worden afgedekt met een kap of terugliggende bouwlaag;
  • m. geldt in vlak 29 dat de oppervlakte van de opslagruimte niet meer mag bedragen dan 30 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter. De oppervlakte van een kas mag niet meer bedragen dan 6 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 2,3 meter;
  • n. geldt in vlak 30 dat:
    • 1. maximaal 2 dugouts met een bouwhoogte van 2 meter mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van een scorebord niet meer mag bedragen dan 5 meter;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 meter;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken die dienst doen als ballenvanger niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 27 meter;
  • o. geldt - in aanvulling op het bepaalde onder a - in vlak 31 dat:
    • 1. per vlak 1 hoofdgebouw is toegestaan;
    • 2. bij iedere woning 1 garage dient te worden gerealiseerd;
    • 3. per woning op eigen terrein 1 oprijlaan is toegestaan van maximaal 5 meter breed waarop minimaal 2 parkeerplaatsen aanwezig zijn;
    • 4. de dakhelling niet minder mag bedragen dan 45° en niet meer dan 60°;
  • p. geldt - in aanvulling op het bepaalde onder a - in vlak 32 dat:
    • 1. per vlak 1 hoofdgebouw is toegestaan;
    • 2. bij iedere woning 1 garage dient te worden gerealiseerd;
    • 3. per woning op eigen terrein 1 oprijlaan is toegestaan van maximaal 5 meter breed waarop minimaal 2 parkeerplaatsen aanwezig zijn;
    • 4. de dakhelling niet minder mag bedragen dan 45° en niet meer dan 60°;
    • 5. tevens een plat dak is toegestaan;
  • q. geldt ter plaatse van vlak 33 dat uitsluitend een omgevingsvergunning bouwen, voor het bouwen of wijzigen van geluidgevoelige bestemmingen genoemd in de vlakken YY en ZZ in 4.3.1 verleend kan worden, indien een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Deze waarborg wordt gegeven door het uitvoeren van de maatregelen zoals aangegeven in het rapport "Nieman: notitie Akoestisch onderzoek Oskam Vleuten Nu 100074adA2.gde" dat als bijlage 5 bij deze regels is gevoegd, dan wel indien de bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse definitief zijn beëindigd;
  • r. geldt ter plaatse van vlak 34 dat uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de functies als omschreven voor vlak XX, zoals bedoeld in lid 4.3.1, alsmede andere bouwwerken ten behoeve van kruisend verkeer mogen worden gerealiseerd. Het bouwen van particuliere, aanlegsteigers, terrassen, vlonders en meerpalen is niet toegestaan;
  • s. geldt ter plaatse van vlak 35 dat:
    • 1. uitsluitend bouwwerken ten dienste van de functies als omschreven voor vlak WW, zoals bedoeld in 4.3.1, mogen worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte van een inzamelplaats voor huishoudelijk afval niet meer mag bedragen dan 20 m2;
    • 3. de hoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks dienend ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, ten hoogste 6 meter mag bedragen.
4.1.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bepalingen:
    • 1. bij een hoofdgebouw zijn bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten, toegestaan die zonder omgevingsvergunning kunnen worden verricht;
    • 2. voor gebouwen die als monument zijn aangewezen, geldt dat de bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder 1 alleen achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd.
  • b. In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 en in afwijking van het bepaalde onder a gelden ter plaatse van vlak 36 voor bijbehorende bouwwerken de volgende bepalingen:
    • 1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen dit vlak;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bij het hoofdgebouw behorende bouwvergunningplichtige aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2;
    • 3. de hoogte van aan- of uitbouwen mag niet meer bedragen dan het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;
    • 4. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 5. de nokhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
  • c. ter plaatse van vlak 37 geldt in afwijking van het bepaalde in onder b sub 2 dat 75 m2 extra bouwvergunningplichtige aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan in de vorm van paardenstallen.
4.1.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 2 meter hoog mogen zijn achter de voorgevelrooilijn en 1 meter hoog voor de voorgevelrooilijn;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. bij iedere woning ter plaatse van de vlakken 27, 31 en 32 mogen andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. voor de voorgevel de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen;
    • 2. achter de voorgevel de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
      • 3 meter voor pergola's;
      • 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. buiten het vlak waarbinnen een woning mag worden gebouwd, mogen uitsluitend onoverdekte zwembaden worden aangelegd met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 60 m2, met dien verstand dat deze op minimaal 3 meter (achter het verlengde van) de voorgevelrooilijn mogen worden aangelegd.
4.1.4 Bouwen in de openbare ruimte

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan om in de openbare ruimte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3.4 en van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 4 meter;
  • c. het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
4.2 Afwijken van de bouwregels
4.2.1 Erker

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning de vergroting van bestaande erkers of nieuwe erkers toestaan, met dien verstande dat:

  • a. aan de naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw alleen erkers mogen worden gebouwd indien in de rij woningen reeds woningen met erkers aanwezig zijn;
  • b. de bouwgrens dan wel bestemmingsgrens van de aangrenzende bestemming met niet meer dan 1 meter wordt overschreden;
  • c. de breedte niet meer bedraagt dan 60% van gevelbreedte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,5 meter;
  • d. de hoogte niet meer bedraagt dan het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
4.2.2 Overhangende bouwdelen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning toestaan om in de openbare ruimte bouwdelen aan gebouwen te bouwen in de vorm van overhangende bouwdelen, mits:

  • a. de diepte van een overhangend bouwdeel ten hoogste 1,5 meter bedraagt vanuit de gevel van het hoofdgebouw;
  • b. een overhangend bouwdeel op ten minste 4,20 meter boven de rijweg en ten minste 2,20 meter boven een voetpad wordt gebouwd;
  • c. de doorgang van het openbaar gebied hierdoor niet wordt aangetast.
4.2.3 Extra bouwlaag
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning voor hoofdgebouwen van één of twee bouwlagen ter plaatse van de bestemmingen "Woondoeleinden", "Gemengde doeleinden-1" en "Gemengde doeleinden-2" zoals weergegeven op bijlage 6 en ter plaatse van de bestemmingen "Woondoeleinden", "Gemengde doeleinden" en "Gemengde doeleinden-1" zoals weergegeven op bijlage 7 afwijken van het bepaalde in artikel 3 en lid 4.1.1 ten behoeve van het bouwen van een extra bouwlaag met dien verstande dat:
    • 1. geen afbreuk mag worden gedaan aan het stedenbouwkundige beeld van de betreffende straat of gebied, waaronder in ieder geval eenduidigheid in bouwhoogte wordt verstaan;
    • 2. er geen onevenredige nadelige effecten mogen ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, de privacy en de bezonning voor aangelegen percelen;
    • 3. de bedoelde extra bouwlaag mag worden afgedekt met een kap of bijzondere bouwlaag, indien naast de onder a en b genoemde voorwaarden, tevens wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
      • elders in de straat zijn reeds hoofdgebouwen van vergelijkbare hoogte afgedekt met een kap of bijzondere bouwlaag;
      • een kap aan de voorzijde van het hoofdgebouw of de denkbeeldigge lijn tussen de bovenkant van de voorgevel en de bovenkant van het terugliggende deel van een bijzondere bouwlaag, heeft een helling van maximaal 60°.
    • 4. toevoeging van een extra bouwlaag niet is toegestaan indien het hoofdgebouw langs een 50 km/u weg is gelegen;toevoeging van een extra bouwlaag niet is toegestaan op hoofdgebouwen die niet zijn gelegen aan de openbare weg;
    • 5. toevoeging van een extra bouwlaag niet is toegestaan op hoofdgebouwen die niet zijn gelegen aan de openbare weg.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan voor hoofdgebouwen op de adressen Blauwkapelseweg 119-133 (oneven) en Kleine Singel 3, 29 en 31 (ter plaatse van het vlak 'Bouwen met een afwijkingsbevoegdheid') worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 ten behoeve van het bouwen van een extra bouwlaag dan wel extra bouwlagen tot het maximaal aantal als genoemd in onderstaande tabel, mits dit past binnen de stedenbouwkundige structuur en het straat- en bebouwingsbeeld en met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan voor hoofdgebouwen op de overige onderstaande adressen (ter plaatse van het vlak 'Bouwen met een afwijkingsbevoegdheid') worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 ten behoeve van het bouwen van een extra bouwlaag dan wel extra bouwlagen tot het maximaal aantal als genoemd in de onderstaande tabel, mits dit past binnen de stedenbouwkundige structuur en het straat- en bebouwingsbeeld.
  • d. De onder a, b en c bedoelde extra bouwlaag mag worden afgedekt met een kap of bijzondere bouwlaag, indien naast de onder a sub 1, 2 en 3 genoemde voorwaarden, tevens wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. elders in de straat zijn reeds hoofdgebouwen van vergelijkbare hoogte afgedekt met een kap of bijzondere bouwlaag;
    • 2. een kap aan de voorzijde van het hoofdgebouw, of de denkbeeldige lijn tussen de bovenkant van de voorgevel en de bovenkant van het terugliggende deel van een bijzondere bouwlaag, heeft een helling van maximaal 60°.

adres   maximaal aantal bouwlagen
 
Biltstraat 160   4  
Biltstraat 204, 206 en 208   3  
Bladstraat 16   2  
Blauwkapelseweg 119-133   3  
Bollenhofsestraat 21 bs en 24 bs   2  
De Blieckstraat 101   6  
F.C. Dondersstraat 5   3  
Hoekwoning Gildstraat en Poortstraat   3  
Kapelstraat 100-108   2  
Klaverstraat 1   2  
Kleine Singel 15 - 28 en 30   3  
M.H. Trompstraat 48   2  
Marmerplein kavel 6640   4  
Sint Janshovenstraat 7   3  
Tussen Kleine Singel 33 en 39   4  
Van Esveldstraat 11-21b   7  
Vlasstraat 4   2  
Wittevrouwensingel 87   5  

4.2.4 Overig
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1.1 ter plaatse van vlak 20 ten behoeve van het bouwen van één extra tribune per vlak. Voorwaarde voor het verlenen van deze omgevingsvergunning is dat de toevoeging van de tribune vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 ter plaatse van de bestemmingen "Woondoeleinden", "Gemengde doeleinden-1" en "Gemengde doeleinden-2" zoals weergegeven op bijlage 6 en ter plaatse van de bestemmingen "Woondoeleinden", "Gemengde doeleinden" en "Gemengde doeleinden-1" zoals weergegeven op bijlage 7 ten behoeve van het wijzigen van de bestaande kap of bijzondere bouwlaag of voor het realiseren van een kap of bijzondere bouwlaag, indien:
    • 1. geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundige beeld van de betreffende straat of gebied waaronder in ieder geval eenduidigheid in bebouwingshoogte wordt verstaan;
    • 2. een kap aan de voorzijde van het hoofdgebouw een dakhelling heeft van maximaal 60°;
    • 3. de denkbeeldige lijn tussen de bovenkant van de voorgevel en de bovenkant van het terugliggende deel van een bijzondere bouwlaag, een helling heeft van maximaal 60°;
    • 4. er geen onevenredige nadelige effecten ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, de privacy en de bezonning voor aangelegen percelen;
    • 5. met dien verstande, dat vrijstelling voor realiseren van een nieuwe kap op bijzondere bouwlaag niet verleend wordt, indien het hoofdgebouw ten tijde de terinzagelegging van de beheersverordening al bestond uit 4 bouwlagen of meer.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 ter plaatse van de bestemmingen "Woondoeleinden", "Gemengde doeleinden-1" en "Gemengde doeleinden-2" zoals weergegeven op bijlage 6 en ter plaatse van de bestemmingen "Woondoeleinden", "Gemengde doeleinden" en "Gemengde doeleinden-1" zoals weergegeven op bijlage 7 ten behoeve van het toelaten van souterrains tot een maximale hoogte van 1,6 meter, mits dit geen afbreuk doet aan het stedenbouwkundige beeld van de betreffende straat of gebied.
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 ter plaatse van vlak 38 ten behoeve van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot 3 meter en ten behoeve van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m2, mits daardoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het straatbeeld, het wegprofiel daaronder begrepen, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
  • e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1.1 ter plaatse van de vlakken 21, 24 en 25 ten behoeve van het realiseren van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van 150 m², indien het totale bebouwingsoppervlakte van het perceel minder bedraagt dan 25%.
  • f. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 ter plaatse van de bestemming "Agrarische doeleinden" zoals weergegeven op bijlage 9 ten behoeve van het bouwen van gebouwen die afwijken van de bestaande maatvoering met dien verstande dat de goothoogte en de hoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 6 en 10 meter en dat de bebouwing geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit.
4.3 Aanvulling op artikel 3 ten aanzien van het GEBRUIK
4.3.1 Functiemenging (vlakken op verbeelding)
  • a. In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan om binnen de weergegeven besluitsubvlakken de in de onderstaande tabel genoemde functies uit te oefenen:

vlaknummer   functie(s)
 
A   wonen

uitsluitend op de begane grond:
maatschappelijke voorzieningen
dienstverlening
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten  
B   wonen

uitsluitend op de begane grond:
maatschappelijke voorzieningen
dienstverlening
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten
afhaalzaak  
C   wonen
maatschappelijke voorzieningen
dienstverlening

uitsluitend op de begane grond:
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten  
D   wonen

uitsluitend op de begane grond:
maatschappelijke voorzieningen
dienstverlening
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten
detailhandel  
E   wonen
maatschappelijke voorzieningen
dienstverlening

uitsluitend op de begane grond:
detailhandel
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten  
F
 
wonen

uitsluitend op de begane grond:
maatschappelijke voorzieningen
dienstverlening
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten
horeca in categorie C en D van de Lijst van Horeca-activiteiten

Uitsluitend ter plaatse van de volgende twee adressen is tevens horeca in categorie B van de Lijst van Horeca-activiteiten op de begane grond toegestaan:
- Lijsterstraat 49;
- Willem van Noortstraat 1.  
G   uitsluitend op de begane grond:
detailhandel
maatschappelijke voorzieningen
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten  
H   wonen

uitsluitend op de begane grond:
maatschappelijke voorzieningen
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten
horeca in categorie B, C en D van de Lijst van Horeca-activiteiten  
I

 
de waterhuishouding
wateraanvoer en –afvoer en waterberging
verkeer te water
3 woonboten  
J   wonen
detailhandel
maatschappelijke voorzieningen

uitsluitend op de begane grond:
dienstverlening
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten  
K   wonen

uitsluitend op de begane grond:
detailhandel
maatschappelijke voorzieningen
dienstverlening
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten
horeca in categorie C en D van de Lijst van Horeca-activiteiten  
L   mediacentrum
kantoren
maatschappelijke voorzieningen
dienstverlening
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten  
M   kantoren
maatschappelijke voorzieningen
wonen
nutsvoorzieningen
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten  
N   hotel
nutsvoorzieningen

uitsluitend op de begane grond:
horeca in categorie D van de Lijst van Horeca-activiteiten  
O   hotel
horeca in categorie D van de Lijst van Horeca-activiteiten  
P   voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, met uitzondering van bioscopen en theaters  
Q   voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, met uitzondering van bioscopen en theaters

installaties en voorzieningen in categorie 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ten behoeve van onderwijsvoorzieningen  
R   detailhandel
dienstverlening
nutsvoorzieningen

uitsluitend op de begane grond:
detailhandelondersteunende voorzieningen in categorie C en D van de Lijst van Horeca-activiteiten
uitsluitend op de verdieping(en):
wonen  
S   wonen
bijzondere woonvormen
sociaal-medische voorzieningen
een horeca-inrichting in categorie D van de Lijst van Horeca-activiteiten  
T   horeca in categorie D van de Lijst van Horeca-activiteiten
nutsvoorzieningen  
U   stalling van personenauto's, motorrijwielen en (brom)fietsen
de berging van huishoudelijke artikelen, caravans en aanhangwagens
nutsvoorzieningen  
V   wonen

uitsluitend op de begane grond:
maatschappelijke voorzieningen
dienstverlening
detailhandel
afhaalzaak
bedrijven in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten  
W   bedrijven in categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten
een autoherstelbedrijf
nutsvoorzieningen  
X   bedrijven in categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten
nutsvoorzieningen  
Y   voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, met uitzondering van bioscopen en theaters
een dienstwoning  
Z   wonen

uitsluitend op de begane grond:
detailhandel  
AA   bedrijven in categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten
nutsvoorzieningen  
BB   bedrijven in categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten
nutsvoorzieningen
een bouwbedrijf  
CC   wonen
bijzondere woonvormen en daarbij behorende sociaal-medische voorzieningen  
DD   bedrijven in categorie 1 en 2 in de Lijst van bedrijfsactiviteiten met de daarbij behorende kantoorruimte, bouwwerken en andere werken, zoals
parkeervoorzieningen
water
een fruitkoelbedrijf
een dienstwoning  
EE   voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, met uitzondering van bioscopen en theaters toegestaan met daaraan ondergeschikt detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen  
FF   stalling van personenauto's, motorrijwielen en (brom)fietsen
de berging van huishoudelijke artikelen, caravans en aanhangwagens
nutsvoorzieningen  
GG   volkstuinen
paden
water
groenvoorzieningen  
HH   horeca tot en met categorie D van de Lijst van Horeca-activiteiten  
II   volkstuinen, bijbehorende opslagruimte en een drietal kassen
water, waterbeheer en waterberging  
JJ   uitoefenen van sportactiviteiten
water, waterbeheer en waterberging
pomp-, en sproei installaties  
KK
 
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, evenementen, volkstuinen en groenvoorzieningen waaronder mede begrepen water met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken, zoals parkeervoorzieningen  
LL   wonen
parkeervoorzieningen
water
de stalling van vrachtwagens ten behoeve van een bedrijf  
MM   wonen
parkeervoorzieningen
water
bedrijfsmatige reparatie en onderhoud van fietsen, alsmede voor de verhuur van (water)fietsen, kano's, roeiboten en sportartikelen  
NN   agrarische doeleinden, niet zijnde intensieve veeteelt
een dienstwoning met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken, zoals parkeervoorzieningen
water
een kinderdagverblijf met dienstwoning  
OO   agrarische doeleinden, niet zijnde intensieve veeteelt
een dienstwoning met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken, zoals parkeervoorzieningen
water  
PP   horeca in categorie C en D van de Lijst van Horeca-activiteiten
alsmede: zaalverhuur en partycentrum met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken, zoals parkeervoorzieningen
water  
QQ   1 tuincentrum met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken, zoals parkeervoorzieningen

het aanvullend assortiment voor tuincentra mag ten hoogste 15% van het totale verkoopvloeroppervlakte beslaan  
RR   bedrijven in categorie 1 en 2 in de Lijst van bedrijfsactiviteiten
met de daarbij behorende kantoorruimte, bouwwerken en andere werken, zoals parkeervoorzieningen
water  
SS   agrarische doeleinden, niet zijnde intensieve veeteelt
een dienstwoning met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken, zoals parkeervoorzieningen
water
een hoveniersbedrijf  
TT   bedrijven in categorie 1 en 2 in de Lijst van bedrijfsactiviteiten met de daarbij behorende kantoorruimte, bouwwerken en andere werken, zoals parkeervoorzieningen
water
een fruitkoelbedrijf  
UU   1 tuincentrum met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken, zoals parkeervoorzieningen

het aanvullend assortiment voor tuincentra mag ten hoogste 15% van het totale verkoopvloeroppervlakte beslaan

een dienstwoning  
VV   bedrijven in categorie 1 en 2 in de Lijst van bedrijfsactiviteiten met de daarbij behorende kantoorruimte, bouwwerken en andere werken, zoals parkeervoorzieningen

water

een dienstwoning  
WW   wijkgebonden verkeer en verblijf
groenvoorzieningen
(ondergrondse) afvalvoorzieningen
kunstwerken
speelvoorzieningen
nutsvoorzieningen
parkeren en water met de daarbij behorende andere bouwwerken en andere werken  
XX   waterhuishouding (waterberging, -aanvoer en -afvoer)
ontwikkeling en behoud van de natuurlijke, cultuurhistorische en recreatieve waarden
andere bouwwerken, zoals bruggen, duikers, beschoeiingen en andere werken, alsmede daarbij behorende gronden in de vorm van taluds en oevers  
YY   wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
verkeer en verblijf
groenvoorzieningen
watergangen en waterpartijen
privé zwembaden
parkeervoorzieningen waarbij per woning minimaal 2 opstelplaatsen voor auto's op eigen terrein aanwezig zijn
speelvoorzieningen
daarbij behorende bouwwerken en andere werken  
ZZ   wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
het waarborgen van een goed woonmilieu in verband met de geluidsbelasting van nabijgelegen bedrijven
verkeer en verblijf
groenvoorzieningen
watergangen en waterpartijen
parkeervoorzieningen waarbij per woning minimaal 2 opstelplaatsen voor auto's op eigen terrein aanwezig zijn
speelvoorzieningen
daarbij behorende bouwwerken en andere werken  

  • b. tot een strijdig gebruik met de functies voor de vlakken U en FF wordt in ieder geval gerekend het gebruik van deze gebouwen ten behoeve van commerciële doeleinden;
  • c. de woonfunctie is binnen vlak G niet toegelaten, met uitzondering van bijgebouwen ten behoeve van aangrenzende woningen;
  • d. in aanvulling op het bepaalde onder a is bij de vlakken L, W en X per bedrijfsvestiging een kantoor met een bedrijfsoppervlak van niet meer dan 50% van het bedrijfsoppervlak van het bedrijf met een maximum van 2.000 m2 toegestaan;
  • e. in de vlakken RR, TT, UU, VV en WW zijn detailhandelsbedrijven niet toegestaan. Het verbod op detailhandel geldt niet voor productiegebonden detailhandel voor zover dat geen productiegebonden detailhandel in voedings- en genotsmiddelen betreft. Het kantoorhoudende deel van de activiteiten mag niet meer bedragen dan de helft van de totale bedrijfsoppervlakte van het bedrijf met een maximum van 2.000 m2.
4.3.2 Aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan om een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf in samenhang met wonen uit te oefenen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De vloeroppervlakte voor een aan-huis-verbonden bedrijf mag niet groter zijn dan een derde deel van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 40 m², inclusief bijbehorende bouwwerken. Wanneer de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 150 m2, mag de vloeroppervlakte voor een aan-huis-verbonden bedrijf niet meer dan 60 m² zijn, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. De vloeroppervlakte voor een aan-huis-verbonden bedrijf, mag niet groter zijn dan 40 m2, als het bedrijf aan huis in een vrijstaand bijbehorende bouwwerk wordt uitgeoefend; Wanneer de vloeroppervlakte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk groter is dan 100 m², mag de vloeroppervlakte van het aan huis verbonden bedrijf niet meer dan 60 m2 zijn.
  • c. Een aan-huis-verbonden bedrijf mag bedrijfsactiviteiten uitvoeren in categorie A of B1 van Lijst van Bedrijven 'functiemenging' waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist;
  • d. Het aan-huis-verbonden bedrijf leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer of tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
4.3.3 Bed & breakfast

De uitoefening van een bed & breakfast in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien de hoofdbewoner minimaal 50% van de woning in gebruik houdt voor wonen.

4.3.4 Openbare ruimte en structureel groen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3:

  • a. mag de openbare ruimte worden gebruikt voor rijwegen, fiets- en wandelpaden, groen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water(berging), behoud en herstel van ecologische waarden, geluidwerende voorzieningen, kruisingen met water en railverkeer, reclame-uitingen, kunstwerken;
  • b. mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • c. mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat de ecologische waarden van het groen aan het Appellaantje en aan de voormalige windsingel langs de Burgemeester Middelweerdweg in het Maximapark onevenredig worden aangetast;
  • d. mogen de gebieden die behoren tot de openbare ruimte maar gebruikt worden en ingericht zijn als structureel groen zoals aangegeven op de kaart in bijlage 10 niet worden gebruikt voor rijwegen of parkeerplaatsen, zoals bedoeld onder a.
4.4 Beperkingen ten aanzien van het GEBRUIK
4.4.1 Geluidsgevoelige functies

In afwijking van het bepaalde in 4.3 zijn nieuwe geluidsgevoelige functies uitsluitend toegestaan indien aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde wordt voldaan of aan een vastgestelde hogere grenswaarde.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bedrijven

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.3.1:

  • a. om - daar waar bedrijven zijn toegestaan - bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan aldaar genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorie(ën) van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. om - daar waar bedrijven zijn toegestaan - bedrijven toe te laten die niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorie(ën) van de Lijst van bedrijfsactiviteiten.
4.5.2 Bedrijfsactiviteiten aan-huis-verbonden bedrijf

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.3.2:

  • a. om bedrijfsactiviteiten toe te laten die niet worden genoemd in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' indien en voorzover deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging';
  • b. om bedrijfsactiviteiten toe te laten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
  • c. om in vlak ZZ ontheffing te verlenen ten behoeve van het uitoefenen van een beroep aan huis in de vorm van kleinschalige kinderopvang, met dien verstande dat:

- er voldoende ruimte aanwezig is op het perceel om in de noodzakelijke buitenruimte ten

behoeve van deze functie te voorzien

- er geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige

parkeersdruk op de openbare ruimte.

4.5.3 Overig
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan ter plaatse van vlak UU worden afgeweken van lid 4.3.1 om de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk in het tuincentrum toe te laten. Voorwaarde is dat uitsluitend opslag mag plaats vinden ten behoeve van de verkoop van vuurwerk tijdens de oudejaarsperiode en de afstand tussen vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten niet minder mag bedragen dan de veiligheidsafstand die in het vuurwerkbesluit is voorgeschreven;
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.3.2 ter plaatse van de bestemmingen "GWB1" en "GWB2" zoals weergegeven op bijlage 8 ten behoeve van het het vergroten van de maximale oppervlakte voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, tot een oppervlakte van ten hoogste 80 m².

Artikel 5 Specifieke regels in verband met beschermde stadsgezichten

5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.1.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Beschermd stadsgezicht' is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van grondbewerking dieper dan 50 cm, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen wordt uitgevoerd;
  • c. het graven en dempen van watergangen;
  • d. het kappen van bomen en houtgewas en het aanbrengen van bomen en struikgewas;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van anderen oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • g. het wijzigen van het gevelaanzicht van de hoofdgebouwen.
5.1.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in 5.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
5.1.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in 5.1.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het beschermd stadsgezicht.

Artikel 6 Specifieke regels in verband met beeldbepalende bebouwing

6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.1.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Ter plaatse van het vlak 'Beeldbepalende bebouwing' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing te slopen.

6.1.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het onder 6.1.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het in werking treden van deze verordening.
6.1.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in 6.1.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en/of werkzaamheden aan de waarde van de bebouwing geen onevenredige afbreuk wordt gedaan en een afweging van de in geding zijnde belangen, tot uitkomst heeft, dat de omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

Artikel 7 Specifieke regels in verband met archeologische waarden

7.1 Specifieke gebruiksregels

Onder met de verordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg ter plaatse van het besluitsubvlak 'Archeologie'.

Artikel 8 Specifieke regels in verband met molenbeschermingszones

8.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.1.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Ter plaatse van het vlak 'Molenbiotoop' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de gronden te beplanten met hoogopgaand houtgewas.

8.1.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in lid 8.1.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de molenbiotoop.

Artikel 9 Specifieke regels met betrekking tot gasleidingen

9.1 Specifieke bouwregels

In afwijking van het in deze verordening elders bepaalde is het verboden ter plaatse van het vlak 'Leiding - Gas' te bouwen, tenzij:

  • a. het bouwwerken ten behoeve van de leiding betreffen;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.2 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 9.1 voor het bouwen ten behoeve van het toegestane gebruik van de gronden, met inachtneming van de betreffende regels van deze verordening en mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  • b. geen kwetsbare objecten worden toegelaten; en
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is ter plaatse van het vlak 'Leiding - Gas' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen.
9.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod onder 9.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of andere toegelaten functies;
  • b. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
9.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in 9.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daardoor geen schade ontstaat aan de leiding en geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid. Alvorens te beslissen omtrent de omgevingsvergunning wordt door het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 10 Specifieke regels in verband met water- en rioolpersleidingen

10.1 Specifieke bouwregels

In afwijking van het in deze verordening elders bepaalde is het verboden ter plaatse van de vlakken 'Leiding - Water' en 'Leiding - Riool' te bouwen, tenzij:

  • a. het bouwwerken ten behoeve van de leiding betreffen;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.2 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 10.1 voor het bouwen ten behoeve van het toegestane gebruik van de gronden, met inachtneming van de betreffende regels van deze verordening en mits:

  • a. de belangen van de leidingen niet worden geschaad;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is ter plaatse van de vlakken 'Leiding - Water' en 'Leiding - Riool' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
10.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod onder lid 10.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezige leiding;
  • b. normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang of andere werken gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de leiding;
  • c. andere werken en werkzaamheden die uit het oogpunt van ruimtelijke ordening niet ingrijpend zijn.
10.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in 10.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daardoor geen schade ontstaat aan de leiding en geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid. Alvorens te beslissen omtrent de omgevingsvergunning wordt door het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 11 Specifieke regels in verband met waterkeringen

11.1 Specifieke bouwregels

Het is verboden ter plaatse van het vlak 'Waterkering' te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterkering, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

11.2 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bestaande gebruik van de gronden, met inachtneming van de betreffende regels van deze verordening, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

Artikel 12 Specifieke regels in verband met primaire watergangen

12.1 Specifieke bouwregels

Het is verboden ter plaatse van het vlak 'Primaire watergang' te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een primaire watergang, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

12.2 Afwijken van bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 12.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bestaande gebruik van de gronden, met inachtneming van de betreffende regels van deze verordening, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende primaire watergang.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van het vlak 'Primaire watergang' zijn toegestaan:

  • a. waterlopen met bijbehorende taluds en (natuurvriendelijke) oevers;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterbeheer en waterberging;
  • d. bijbehorende groenvoorzieningen, kunstwerken en kademuren en verbindingen van oevers.

Artikel 13 Specifieke regels in verband met waardevol groen

13.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.1.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Ter plaatse van besluitsubvlak “Waardevol groen” is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het kappen van bomen en struiken;
  • b. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • c. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 meter;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.
13.1.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het onder 13.1.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het in werking treden van deze verordening.
13.1.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in 13.1.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en/of werkzaamheden aan de waarde van de groenensembles geen onevenredige afbreuk wordt gedaan en een afweging van de in geding zijnde belangen, tot uitkomst heeft, dat een aanlegvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels zoals die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen Fiets en Auto die als bijlage 1 bij de Parkeernota Stallen en Parkeren 2013 behoort, wordt gerealiseerd.
  • b. Als de in a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
  • c. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op het bepaalde in lid 4.1.1, onder k (vlak 27), onder o (vlak 31) en onder p (vlak 32).
15.2 Woningvorming en omzetting
  • a. Het veranderen of vergroten van een woning mag niet leiden tot omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a en omzetting of woningvorming toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de Beleidsregels Hoofdstuk 4 Huisvestingsverordening 2015, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefmilieu;
    • 2. het verkeer en de parkeersituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
  • a. Het gebruik op grond van de regels in hoofdstuk 2 is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen wordt gerealiseerd of in stand gehouden.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op de vlakken YY en ZZ zoals bedoeld in lid 4.3.1.
16.2 Woningvorming en omzetting zonder bouwkundige aanpassingen
  • a. Een gebruiksverandering waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is mag niet leiden tot de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a en omzetting of woningvorming toestaan, als na toepassing van de leefbaarheidstoets uit de Beleidsnotitie en beleidsregels woningsplitsen en omzetten die bij de Huisvestingsverordening 2015 horen, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de privacy van omwonenden;
    • 3. de verkeers- en parkeersituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3 Strijdig gebruik
  • a. Onder met de beheersverordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van/of het laten gebruiken van:
    • 1. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
    • 2. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
    • 3. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
    • 4. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
    • 5. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    • 6. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
    • 7. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
    • 8. onbebouwde gronden en bouwwerken ten behoeve van Bevi-inrichtingen, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen.
  • b. Nieuwe bouwwerken die niet worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse conform hoofdstuk 2 toegestane gebruik van de gronden of van de bestaande gebouwen waarbij zij worden gebouwd.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de in de gebiedsregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de gebiedsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  • c. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  • d. de gebiedsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het college van burgemeester en wethouders kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.
18.2 Gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde in onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening De Meern Noord, Maximapark, Vogelenbuurt, Wittevrouwen.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking van het raadsbesluit.