direct naar inhoud van 3.4 Onderzoeken en randvoorwaarden
Plan: Hoek Overste den Oudenlaan
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPHOEKOVERSTEOUDEN-0601

3.4 Onderzoeken en randvoorwaarden

In een bestemmingsplan moet voor een aantal wettelijk verplichte aspecten aangetoond worden dat het plan uitvoerbaar is. Bij iedere (ruimtelijke) ontwikkeling dient inzichtelijk gemaakt te worden of er vanuit milieuhygiënisch en planologisch oogpunt belemmeringen en/of beperkingen aanwezig zijn voor de beoogde ontwikkeling. In dit hoofdstuk wordt voor het functioneren van het casino en de vestiging van bedrijven ingegaan op de verschillende aspecten.

3.4.1 Milieu-effectrapportage

Het doel van een milieu-effectrapportage (m.e.r) is om het milieubelang naast andere belangen een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming. Daarom moeten bij grootschalige projecten - waarvoor een m.e.r.-plicht geldt - de milieugevolgen in beeld worden gebracht, voordat besluitvorming plaatsvindt (met name hoofdstuk 7 van de Wet Milieubeheer en het Besluit m.e.r. 1994). De milieu-informatie uit het MER wordt gebruikt bij de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan en dient zonodig ook in dit bestemmingsplan door te werken. Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd.

In dat kader heeft de initiatiefnemer Holland Casino in 2010 het voornemen een MER op te stellen, medegedeeld. Deze Mededeling heeft vervolgens gedurende vier weken ter inzage gelegen en is voor advies aan instanties toegestuurd. De ter inzage legging heeft niet geleid tot zienswijzen. Op 8 februari 2011 februari heeft het bevoegd gezag een advies uitgebracht over de reikwijdte en detailniveau van de MER.

Gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan heeft het Milieueffectrapportage Vestiging Holland Casino Utrecht (hierna: MER) ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen in het kader van deze rapportage ingediend. Op 14 oktober 2011 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) een positief advies op de Milieueffectrapportage uitgebracht. Hiertoe is in overleg met de Commissie voor de m.e.r. aan aanvulling op de MER geschreven waarin de effecten van het casino op het aspect geluid nader zijn beschouwd. De Commissie is van oordeel dat het MER en de aanvulling tezamen de essentiële informatie voor de besluitvorming bevat. De Milieueffectrapportage, de aanvulling en het eindadvies van de commissie voor de m.e.r. zijn als bijlagen bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

De Commissie adviseert om bij verdere besluitvorming de autonome stijging van de geluidhinder langs de Kanaalweg, Gershwinlaan en Ravellaan nader toe te lichten en aan te geven hoe met dit gegeven wordt omgegaan, mede in relatie tot het voornemen. Ten aanzien hiervan kan worden opgemerkt dat bij de berekeningen ten behoeve van het aspecten geluid en lucht het Verkeersmodel VRU UTR 2.2 is gebruikt. Blijkbaar geeft dit model een hogere verkeersintensiteit in toekomstige jaren. Omdat dit een autonome ontwikkeling is, heeft deze toename geen relatie met de voorgenomen activiteit (tijdelijk casino).

Tenslotte doet de Commissie voor de m.e.r. nog een aanbeveling. De Commissie adviseert om bij besluitvorming over het bestemmingsplan te motiveren waarom de effecten van activiteiten na 2016, voor zover het bestemmingsplan hiervoor het kader biedt, in het MER buiten beschouwing kunnen blijven. In reactie hierop kan worden opgemerkt dat - zoals in deze paragraaf aangegeven - uitsluitend de activiteit voor het casino als een merplichtige activiteit (op grond van het Besluit m.e.r. zoals dat gold vóór 1 april 2011) kan worden aangemerkt.


Voorlopige bestemming
Als recreatieve voorziening ontvangt Holland Casino meer dan 500.000 bezoekers per jaar. Dit maakt het benodigde bestemmingsplan m.e.r.-plichtig (Bijlage bij Besluit m.e.r., Onderdeel C, categorie 10.1). Om die reden gaat het bestemmingsplan vergezeld van een milieueffectrapport (MER) (Milieueffectrapportage Holland Casino, Tauw, mei 2011 inclusief erratum augustus 2011).

Uit de mededeling en het MER blijkt dat vooral de aspecten verkeerslawaai en luchtkwaliteit als gevolg van de bestemming casino, een effect kunnen hebben op het milieu. Omdat het gebouw er al staat, zijn er geen realistische alternatieven voor de locatie van de tijdelijke huisvesting van Holland Casino en/of de inrichting van het plangebied. De effecten van de tijdelijke locatie van het Holland Casino worden daarom alleen tegen de referentiesituatie afgezet. Ten behoeve van het bestemmingsplan Holland Casino is in de MER gekeken naar de effecten die de tijdelijke vestiging van Holland Casino nu en in de toekomst met zich meebrengt. Uit het onderzoek is gebleken dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden en/of dat geen wettelijke normen/grenswaarden worden overschreden. Voor verkeer, geluid en luchtkwaliteit is dit cijfermatig onderbouwd.


Deze milieu aspecten worden in de volgende paragrafen verder behandeld. Daarnaast wordt bij de overige haalbaarheidsaspecten kort stilgestaan.

Definitieve bestemming
De definitieve bedrijfsbestemming voorziet slechts in het voortzetten van de huidige bestemming. Van een m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-plicht voor deze bedrijfsfunctie is geen sprake. Nieuwe functies worden niet mogelijk gemaakt door middel van dit bestemmingsplan.

Conclusie voor het plangebied
Conclusie voor het plangebied is dat er een m.e.r. plicht is voor de voorlopige bestemming, maar niet voor de definitieve bedrijfsbestemming. De milieu-informatie uit het bovengenoemde MER – alsmede uit de Mededeling die daaraan is vooraf gegaan - is in onderstaande paragrafen verwerkt.

3.4.2 Geluidhinder

Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object.

De regels van de Wet geluidhinder zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De normen uit die wet zijn van toepassing bij:

  • bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige objecten als woningen en scholen;
  • bestemmingen van gronden voor aanleg van nieuwe (gezoneerde) wegen (niet bij woonerven of 30 km-wegen);
  • reconstructie van wegen.


Als een van bovenstaande situaties aan de orde is dient er een akoestisch onderzoek te worden gedaan en als het nodig blijkt te zijn kunnen er zogeheten hogere grenswaarden worden aangevraagd.

Aangezien het bestemmingsplan in het plangebied geen geluidgevoelige functies mogelijk maakt, en ook geen nieuwe (dan wel reconstructie van ) wegen, is voor een formele toetsing aan de Wet geluidhinder geen aanleiding.

Het plangebied

Het plangebied wordt extensief gebruikt. Grote parkeeerterreinen en een parkeergarage domineren het gebied langs het kanaal. In de omgeving bevinden zich, naast het casino, kantoren, sportvelden en een voormalig garagebedrijf. De in-en uitrit van de parkeergarage ligt aan de Overste Den Oudenlaan. Woningen in het verlengde van de overste den Oudenlaan (Krikkelaan) liggen op grote afstand, voorbij een driesprong. Aan de oostzijde van het casino liggen woonboten( Fentener van Vlissingenkade), het gebouw van het casino ligt tussen deze woonboten en de ingang van de parkeergarage van het casino. Het geluid van het verkeer van en naar het casino is bij die woonboten beperkt relevant.

Voorlopige bestemming
De toename van het wegverkeer door de bezoekers van Holland Casino draagt procentueel zo weinig toe aan de totale verkeersintensiteiten, dat dit niet leidt tot relevante toenames in de geluidniveaus langs deze wegen. De procentuele toename is het grootst op de Overste den Oudenlaan.

Er is nauwelijks sprake van enig effect op de woonomgeving van de verkeersaantrekkende werking van het casino en de parkeervoorziening op de woningen en de woonboten.

Definitieve bestemming
De toegelaten functie in de eindsituatie is evenmin een geluidgevoelige bestemming, waardoor de hierboven beschreven effecten niet anders zijn. Gesteld kan worden dat met de definitieve bedrijfsbestemming sprake zal zijn van een substantieel lager aantal verkeersbewegingen op de diverse toegangswegen dan bij de voorlopige bestemming.

Conclusie voor het plangebied
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de beoogde bestemmingen.Er is geen sprake van een negatief effect op het leefklimaat langs de relevante wegen als gevolg van het plan.

3.4.3 Luchtkwaliteit

Kader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), die op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking is getreden (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

Stof   Toetsing van   Grenswaarde   Geldig vanaf  
Stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³
40 µg /m³  
01-08-2009
01-01-2015  
  uurgemiddelde concentratie   max. 18 keer per kalenderjaar meer dan 300 µg /m³   01-08-2009
 
Fijn stof (PM10)1)    jaargemiddelde concentratie   48 µg /m³
40 µg /m³  
01-08-2009
11-06-2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer per kalender- jaar meer dan 75 µg /m³
max. 35 keer per kalender- jaar meer dan 50 µg /m³  

01-08-2009

11-06-2011  

Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.


Conclusie
Ten behoeve van het bestemmingsplan Hoek Overste den Oudenlaan zijn luchtberekeningen uitgevoerd, voor zowel de bestemming Holland Casino (voorlopige bestemming: artikel 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening) en voor de bedrijfsbestemming categorie 1 t/m 3.1 (definitieve bestemming).

De luchtkwaliteit is beoordeeld op vier momenten (2011, 2015, 2016 en 2020) op de relevante wegen waarover het bestemmingsverkeer voor het perceel Hoek Overste den Oudenlaan wordt afgewikkeld. Daarbij zijn alle wegen beoordeeld, waar de verkeersaantrekkende werking meer is dan 170 mvt/etmaal. Op wegen met een lagere verkeersaantrekkende werking zal de luchtkwaliteit voor stikstofdioxide en fijn stof niet meer verslechteren dan 0,1 µg/m3, zodat geen rekening behoeft te worden gehouden met cumulatie conform de anticumulatiebepaling (artikel 5 Besluit NIBM).

Geconstateerd kan worden dat in alle onderzoeksjaren voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. In de beschouwde periode 2011 -2020 verbetert de luchtkwaliteit, als gevolg van de verschoning van het wagenpark en generiek beleid. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn er dan ook géén belemmeringen voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.

Op basis van de uitgevoerde berekeningen kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan Hoek Overste den Oudenlaan niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden. In dit kader wordt dan ook voldaan aan artikel 5.16, lid 1 onder a Wm. Gelet op het vorenstaande zijn er geen belemmeringen vanuit de Wet milieubeheer om het bestemmingsplan Hoek Overste den Oudenlaan vast te stellen.

3.4.4 Externe veiligheid

Bij bestemmingsplannen wordt aandacht besteed aan de veiligheidsrisico's die zware bedrijven kunnen veroorzaken. Daarnaast kan transport van gevaarlijke stoffen risico's opleveren (transport over weg, spoor en water en door buisleidingen). Voor de stad geldt een vastgestelde route waarover transport van gevaarlijk stoffen over de weg plaats mag vinden.

De normen en richtlijnen komen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Kwetsbare bestemmingen moeten voldoende afstand houden tot bedrijven en transportroutes. Ook kunnen er beperkingen aan de bebouwingsdichtheid gewenst zijn.

Voor externe veiligheid bestaan twee normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans aan op een ongeluk. De norm voor het PR is 10-6/jaar.

Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte kan overlijden tengevolge van een calamiteit. Voor het groepsrisico is een zogenaamde oriënterende waarde vastgesteld. Van deze waarde kan onder voorwaarden worden afgeweken.

Het lokale verkeer van gevaarlijke stoffen wordt in het kader van de routeringsregeling geregeld via jaarlijks door vervoerders aan te vragen ontheffingen. De omvang van dit lokale transport is zo gering dat de norm voor PR niet bereikt wordt en het GR ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.

Het plangebied
Op ca. 500 meter van het plangebied bevindt zich aan het 24 Oktoberplein een LPG tankstation; dit is een inrichting die onder het Bevi valt. Het invloedsgebied rond het vulpunt en ondergrondse tank bedraagt 150 meter. Aangezien er geen overlap is van het invloedsgebied met het plangebied, is externe veiligheid niet relevant.

De meest nabijgelegen transportroutes voor gevaarlijke stoffen (spoor nabij Utrecht CS, de A2 en het Amsterdam Rijnkanaal) bevinden zich allen op meer dan 500 meter van het plangebied. Daardoor is externe veiligheid in verband met transport niet relevant voor het plangebied.

Ook voor het transport door buisleidingen geldt dat de afstanden tot het plangebied zo groot zijn (meer dan een kilometer) dat deze voor externe veiligheid niet relevant zijn.

Conclusie voor het plangebied
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde bestemmingen.

3.4.5 Bodemkwaliteit

Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:

  • Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd.
  • Gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten worden gesaneerd als er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Dit gebeurt functiegericht en kosteneffectief.
    Tevens is nieuwbouw op een geval van ernstige bodemverontreiniging niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
  • Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.


Het plangebied
In het plangebied van Holland Casino is een bodemverontreiniging van metalen, PAK, minerale olie en oplosmiddelen aanwezig. In 1999 is een deelsanering (IBC sanering) uitgevoerd in het kader van de nieuwbouw van het Casino. In de bodem is een restverontreiniging achter gebleven van onder andere minerale olie. De restverontreiniging wordt beheerst door een interceptiesysteem. Binnen Holland Casino Utrecht zijn bodembedreigende stoffen aanwezig. Het gaat hier om dieselolie en smeerolie ten behoeve van het noodstroomaggregaat en onderhouds- en schoonmaakmiddelen. Door de wijze van opslag en getroffen maatregelen wordt er een verwaarloosbaar bodemrisico gerealiseerd. Recent zijn er aanwijzingen dat op het terrein van Holland Casino een bodemverontreiniging met vluchtige oplosmiddelen (VOCL) aanwezig is, afkomstig van de Jaarbeurs.

Conclusie voor het plangebied
De bodemkwaliteit leidt niet tot randvoorwaarden of belemmeringen voor de situering of aard van de beoogde functies. Bij grondwerkzaamheden, sloop en / of nieuwbouw moet onderzoek verricht worden naar de aanwezigheid van vluchtige oplosmiddelen en eventuele restverontreiniging met minerale olie.

3.4.6 Natuur, flora en fauna

De Flora- en faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Indien een initiatief mogelijk de bestaande natuurwaarden kan verminderen, moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd gaat worden. Bij grote ingrepen of een behoorlijke aantasting waarbij beschermde planten of diersoorten in het geding zijn, dient een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Wanneer bij planvorming de bestemming in een gebied verandert, moeten middels een flora- en fauna-inventarisatie de huidige natuurwaarden worden onderzocht en moet er inzicht worden gegeven in het voorkomen van aantasting van beschermde plant- en diersoorten.

De belangrijkste doelstelling van de gemeente Utrecht is het realiseren van de Hoofdgroenstructuur (HGS) als een netwerk van groene plekken en groene verbindingen daartussen. Onderdeel van de HGS is de ecologische infrastructuur met als hoofddoel Natuur. Gelet op de omvang van het plangebied en het niet voorkomen daarin van onbebouwde functies is dit niet van betekenis voor wat betreft dit beleid. Het plangebied ligt niet binnen de ecologische infrastructuur.

Het plangebied
De bestaande bebouwing van het casino zal op dezelfde plaats als nu blijven staan. Nieuwbouw is ook uitsluitend toegestaan op de plaats van de bestaande bebouwing. Om die reden zal er geen verstoring plaats vinden in het kader van de Flora- en faunawet en wat betreft het beleid van de HGS.

Conclusie voor het plangebied
Er bevinden zich geen natuurwaarden in het plangebied, de bestaande bebouwing blijft in beginsel bestaan en er worden geen bouwmogelijkheden gegeven op een andere plaats in het plangebied. Flora en fauna leidt niet tot randvoorwaarden of belemmeringen voor de situering of aard van de beoogde functies. Met de vaststelling van dit bestemmingsplan treedt er daarom ook geen verstoring van flora of fauna op. Aanvraag van een ontheffing voor de Flora en faunawet is daarom niet noodzakelijk.

3.4.7 Water

Met de watertoets wordt beoogd de waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken waardoor het water een evenwichtige plaats krijgt in ruimtelijke plannen. Een evenwichtige plaats houdt in dat in elk plan de negatieve effecten voor de waterhuishouding ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen -waar mogelijk- moeten worden voorkomen.

De resultaten van de watertoets worden weergegeven in deze paragraaf. Deze paragraaf is opgesteld in overleg met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR).

Het stedelijk waterbeheer kent op dit moment een belangrijk knelpunt: de verspilling van (relatief) schone waterstromen (regenwater) en verontreiniging van de stromen tijdens het verblijf in de stad. De gevolgen hiervan zijn zichtbaar, zowel in de stad als daarbuiten:verdroging en verontreiniging. De 'Nota Utrecht Waterdicht' biedt strategische uitgangspunten voor het duurzaam omgaan met het stadswater. Er zijn drie duurzaamheidprincipes geformuleerd, te weten:

  • beperken van de instroom;
  • verlengen van het verblijf van water in het stedelijk systeem;
  • schoon afvoeren van water uit het systeem.


Het beleid ten aanzien van de riolering is vastgelegd in het 'Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan Utrecht 2007-2010'. In het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan is een aantal doelen geformuleerd:
- doelmatige inzameling en transport van afvalwater;
- doelmatige inzameling en verwerking overtollig hemelwater;
- bevorderen van een schoon milieu;
- voorkomen van overlast en risico's volksgezondheid;
- doelmatige uitvoering rioolbeheer;
- doelmatige inzameling en verwerking overtollig grondwater.

Bij planontwikkeling dient met deze doelen rekening te worden gehouden.

Daarnaast heeft de gemeente een rioleringsplan vastgesteld en heeft daarbij samen met de provincie en het waterschap een Waterplan gemaakt. Waterkwaliteit, watergebruik en waterkwantiteit zijn daarbij leidende aspecten.


Het plangebied
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en de huidige wijze van riolering en afwatering wordt niet gewijzigd. Gezien het feit dat er binnen het plangebied in beginsel geen nieuwe bebouwing en/of verharding wordt gerealiseerd, is het uitvoeren van een uitgebreide watertoets hier niet aan de orde. Indien in de definitieve bestemming nieuwbouw aan de orde is, zal deze worden getoetst op bovengenoemde uitgangspunten.

Holland Casino loost alleen met huishoudelijk afvalwater vergelijkbaar afvalwater op de riolering. De lozing van de keukens wordt langs een vetafscheider geleid. Voor het afvalwater op de riolering komt zijn er controleputten aanwezig waarmee de mate van samenstelling van het afvalwater kan worden gecontroleerd. Het afvalwater voldoet op deze manier aan de lozingsnormen uit de Wet milieubeheer.

Over de inhoud van de watertoets heeft de gemeente overleg met de verantwoordelijke instanties. Het hoogheemraadschap heeft aangegeven met deze waterparagraaf te kunnen instemmen.

Conclusies voor het plangebied
Het aspect water leidt niet tot randvoorwaarden of belemmeringen voor de situering of aard van de beoogde functies.

3.4.8 Archeologie

In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit Verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden dient in een zo vroeg mogelijk stadium plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Het Verdrag van Malta richt zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.

Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld.

Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988), wordt onderzoek (veelal archiefonderzoek) gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.

Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden en verwachtingen. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte (en in een aantal gevallen diepte) vergunningplichtig. Door in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde – archeologie' op te nemen met een specifiek gebruiksbepaling is handelen in strijd met het bestemmingsplan een strafbaar feit.

De Archeologische kaart van de gemeente Utrecht geeft inzicht in de te beschermen meldingsgebieden waar zekerheid van vondsten het grootst is. Daarnaast geeft de kaart inzicht in de gebieden waar een archeologische trefkans is. In het bestemmingsplan zijn de meldingsgebieden voorzien van een beschermende en signalerende regeling.

De gemeentelijk kaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. In het kader van het bestemmingsplan wordt er onderscheid gemaakt tussen beschermde archeologische monumenten en terreinen van hoge archeologische waarde en gebieden van hoge en middelhoge archeologische verwachting.

Beschermde archeologische monumenten zijn volgens de Monumentenwet 1988 beschermde archeologische monumenten. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.

Terreinen van hoge archeologische waarde zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Voor deze terreinen en voor gebieden van hoge en archeologische verwachting geldt vanaf november 2008 beleid dat wordt beschreven in de 'Nota archeologiebeleid Gemeente Utrecht november 2008'. Dit beleid is mede gebaseerd op de recent herziene Monumentenwet (de herziening wordt ook wel de Wet op de Archeologische Monumentenzorg genoemd) en sinds december 2009 de gemeentelijke verordening op de archeologische Monumentenzorg.

In de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In het bestemmingsplan wordt, wanneer sprake is van archeologische waarden of verwachting een arcering opgenomen op de verbeelding met de dubbelbestemming Waarde- Archeologie. In de regels wordt in deze dubbelbestemming opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

In een specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPHOEKOVERSTEOUDEN-0601_0002.png"

Figuur 3.1: Uitsnede uit de Archeologische Waardenkaart


Het plangebied
Het plangebied is in de Verordening aangeduid als een gebied met 'hoge archeologische waarde'. Middels het vergunningenstelsel in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg en de specifieke regel in het bestemmingsplan worden de gronden met een 'hoge archeologische waarde' beschermd.

Conclusie voor het plangebied
Door de bescherming van het gebied in de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Momumentenzorg vormt het aspect archeologie in beginsel geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Bij nieuwbouw zal nader onderzoek moeten worden uitgevoerd naar het daadwerkelijk voorkomen van waarden op deze locatie, waarvoor – afhankelijk van de omvang van de verstoring - een vergunning nodig is.

3.4.9 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen ruimtelijk relevante kabels en leidingen aanwezig. Op dit aspect hoeft daarom niet verder te worden ingegaan. Er zijn geen belemmeringen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.4.10 Bedrijven

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van hinder en gevaar van milieubelastende activiteiten. Dit betekent dat bij nieuwe ontwikkelingen en in het bijzonder bij woningen voldoende afstand in acht moet worden genomen met bestaande bedrijven. Daarnaast biedt het zekerheid aan omliggende bedrijven die zo hun activiteiten kunnen blijven uitoefenen.

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruik gemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een lijst van Bedrijfsactiviteiten. Een lijst van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is de Lijst van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.

Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.


Omgevingstype
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2006).

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied.

Omgevingstype rustige woonwijk
In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied
In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.
De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

Milieucategorie   Richtafstand rustige woonwijk
(in meters)  
Richtafstand gemengd gebied  
1   10   0  
2   30   10  
3.1   50   30  
3.2   100   50  
4.1   200   100  
4.2   300   200  
5.1   500   300  
5.2   700   500  
5.3   1.000   700  
6   1.500   1.000  

Het plangebied
Gelet op de aanwezigheid van kantoren en bedrijven (waaronder de Jaarbeurs aan de overzijde van het Merwedekanaal), sportaccommodatie, hoofdinfrastructuur en (gebouwde) parkeervoorzieningen is het plangebied aangemerkt als 'gemengd gebied'.

De afstand tussen het huidige casino en de dichtst bij gelegen woning (woonboot) bedraagt circa 50 meter. De richtafstand van casino's ten opzichte van een rustige woonwijk is 30 meter, waarbij geluid de bepalende hindercategorie vormt. Het bedrijf heeft bovendien een gesloten wand aan de zijde van de woonboten. De aanwezigheid van het casino vormt geen belemmering voor het woon-en leefklimaat.

Bij het toelaten van een bedrijfstype tot maximaal categorie 3.1, met een afwijkingsbevoegdheid voor categorie 3.2, is sprake van een aanvaardbare situatie gelet op de in de omgeving aanwezige functies. Het betreft - gelet op de situering in een stedelijke omgeving, de aanwezigheid van verschillende functies, en de aanwezigheid van hoofdinfrastructuur - een gemengd gebied. De bebouwing in de definitieve bestemming dient op dezelfde locatie te worden gerealiseerd.

Conclusies voor het plangebied
Het perceel ligt in een gebied dat op grond van de VNG Brochure Bedrijven en Milieuzonering, kan worden aangemerkt als 'gemengd gebied'. De afstand tussen het casino en de eerste woning bedraagt circa 50 meter.