direct naar inhoud van 5.5 Ecologie en Flora en fauna
Plan: Hindersteinlaan, Vleuten
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPHINDERSTEINLAANV-0601

5.5 Ecologie en Flora en fauna

Ecologie
Het groenstructuurplan en het Meerjaren Groenprogramma (2006, 2007) heeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. Gebleken is dat een gevarieerde natuur en soortendiversiteit in flora en fauna een grote bijdrage levert aan een positieve waardering van het groen en de openbare ruimte van bewoners. Om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren is het noodzakelijk dat er groene verbindingen zijn tussen het groene buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling.

In het groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch recreatief en cultuurhistorisch) vastgelegd. Deze zones moeten in principe groen blijven. (Her)inrichting moet rekening houden met de ecologische functie. Functieverandering is alleen toegestaan na bestuurlijke afweging. Afname in omvang en/of kwaliteit moet gecompenseerd worden.

Plansituatie
Het plangebied te Vleuten ligt niet in of nabij de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied ligt op een afstand van meer dan drie kilometer (hemelsbreed gemeten). Het dichtstbijzijnde natuurgebied dat is aangewezen als onderdeel van de EHS ligt op een afstand van 1,5 kilometer (hemelsbreed gemeten). Gezien de afstand, de binnenstedelijke ligging, het ontbreken van verbindingen tussen het plangebied en de genoemde natuurgebieden zijn negatieve effecten op beschermde gebieden niet te verwachten. Gebiedsbescherming is op deze locatie niet aan de orde.

Flora en fauna
De Flora en faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Indien een ontwikkeling mogelijk de bestaande natuurwaarden kan verminderen moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd gaat worden. Wanneer bij planvorming de bestemming in een gebied verandert moet er, bij kans op voorkomen van beschermde diersoorten, middels een flora en fauna inventarisatie de huidige waarde worden bekeken en moet er inzicht worden gegeven in het voorkomen van beschermde planten en diersoorten. De Flora en faunawet beschermt inheemse dier- en plantsoorten, en onderscheidt deze in verschillende beschermingscategorieën. Voor algemeen voorkomende beschermde soorten (Tabel 1) geldt vrijstelling van verbodsbepalingen. Soorten van Tabel 2 zijn zwaarder beschermd, voor deze soorten kan ontheffing worden aangevraagd. Ontheffing op grond van het belang ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is niet mogelijk voor soorten van Tabel 3, die zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten geldt dat overtreding van verbodsbepalingen voorkomen dient te worden door het treffen van mitigerende maatregelen. Het bevoegd gezag voor de Ff-wet is het ministerie van ELI.

Plansituatie en conclusie
Er is een quick-scan (Flora en faunarapportage, SAB 100293, 11 oktober 2010) uitgevoerd naar het mogelijk voorkomen van beschermde planten en dierensoorten. Uit deze quick scan is naar voren gekomen dat gezien de inrichting en beplanting van het gebied het voorkomen van een aantal strikt beschermde soorten van planten, vogels, amfibieën en vissen niet waarschijnlijk is, maar met name vleermuizen mogelijk wel voor kunnen komen in het plangebied.
Tijdens het verkennende veldbezoek is gebleken dat de huidige bebouwing geschikt is om vaste rust- of verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuissoorten te herbergen. De bebouwing is voorzien van spouwmuren die op diverse plaatsen toegankelijk zijn via open stootvoegen. Bij de sloop van de bebouwing zijn negatieve effecten op vaste rust of verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuissoorten niet op voorhand uit te sluiten.

In de zomer van 2011 is daarop een nader onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van vleermuizen in en rond het plangebied. (SAB 100293 27 juli 2011 'Nader onderzoek vleermuizen, Albert Schweitzerlaan, Vleuten', Ekoza Projectnummer : 10.114, 19 juli 2011). Conclusie uit dit onderzoek is dat in het gebouw en de bomen rondom het aangrenzende grasveld geen verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen. Uitvoerig onderzoek in de kraam- en paarperiode heeft uitgewezen dat er geen verblijfplaatsen aanwezig zijn. De struiken en bomen direct rond het gebouw en het grasveld worden wel gebruikt door dwergvleermuizen om te foerageren. Echter niet intensief. Het plangebied vormt geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen. De omliggende straten worden door enkele vleermuissoorten gebruikt om van hun verblijfplaats naar hun foerageerplek te gaan. Er is hier echter geen sprake van een belangrijke vliegroute welke door grote aantallen dieren werd gebruikt.

Door de afwezigheid van verblijfplaatsen, vliegroutes en essentiële foerageergebieden van vleermuizen binnen of rond het plangebied, zal er voor deze soortgroep geen overtreding van de Flora- en faunawet plaatsvinden bij de voorgestelde sloop en nieuwbouw. Er is dan ook geen sprake van een benodigde ontheffingsaanvraag.