direct naar inhoud van 5.7 Water
Plan: Galecopperbrug, Westraven
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPGALECOPPERBRUG-0601

5.7 Water


Watertoets + wateradvies

Sinds 1 november 2003 is het volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor ruimtelijke plannen verplicht een watertoets uit te voeren. De watertoets is een procesinstrument en omvat de hele procedure van elkaar vroegtijdig informeren, adviseren, gezamenlijk afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincies als gemeenten. Door middel van deze toets dient duidelijkheid geboden te worden, welke effecten ruimtelijke aanpassingen hebben op het oppervlakte- en grondwater in het plangebied en omgeving.

In de onderstaande paragraaf is de watertoets integraal opgenomen.

5.7.1 Beleid, wet- en regelgeving


Kaderrichtlijn Water

Door de Europese Kaderrichtlijn Water heeft Nederland een resultaatverplichting voor het bereiken de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde waterlichamen, zijn hiertoe bindende doelen opgesteld. De maatregelen om de doelen te bereiken worden uitgewerkt in de stroomgebiedprocessen. Voor de overige wateren geldt het stand-still principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.

Waterwet

De Waterwet is gericht op integraal waterbeheer, met de volgende doelstellingen:

  • voorkomen en, waar nodig, beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste
  • beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen
  • vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.

De Waterwet beoogt de relatie tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening te verbeteren. Daarnaast zal één watervergunning de bestaande zes vergunningen op het gebied van water vervangen. Met de inwerkingtreding van de Waterwet wordt het toetsingskader voor de beoordeling van bodem en water gewijzigd.

Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan (NWP) vastgesteld. Het NWP is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het NWP is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan tevens de status van (rijks)structuurvisie.

Het NWP geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. In het NWP stelt het Rijk dat een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, basisvoorwaarden zijn voor welvaart en welzijn.

Om deze doelstellingen te bereiken hanteert het kabinet in het NWP verschillende strategieën:

  • Meebewegen. Voor een duurzaam waterbeleid is het volgens het NWP belangrijk om water de ruimte te geven en waar mogelijk mee te bewegen met en gebruik te maken van natuurlijke processen, zoals nu al gebeurt bij Ruimte voor de Rivier;
  • Versterking water en ruimte. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken, moet water volgens het NWP bepalender dan voorheen zijn bij de besluitvorming over grote opgaven op het terrein van verstedelijking, bedrijvigheid en industrie, landbouw, natuur, landschap en recreatie;
  • Werken aan een veilige delta. Het NWP kiest voor een duurzaam waterveiligheidsbeleid door in te zetten op 'meerlaagse veiligheid'. De eerste laag is preventie: het voorkómen van een overstroming. De tweede en derde laag zijn gericht op het beperken van de gevolgen van een overstroming;
  • Duurzame zoetwatervoorziening. Het beleid van het Rijk is erop gericht om - onder normale omstandigheden - zoveel mogelijk aan de behoeften van gebruikers te voldoen. Volgens het NWP zijn tot 2015 onder normale omstandigheden met het huidige beleid vooralsnog geen grote problemen te verwachten. In planperiode van het NWP (2009-2015) neemt het rijk een besluit over de zoetwatervoorziening en verziltingsbestrijding voor de lange termijn;
  • Schoner water met een natuurlijke inrichting. Het kabinet houdt volgens het NWP voor de toekomst vast aan een combinatie van aanpakken van stoffen bij de bron en verbeteren van de inrichting van het watersysteem.

NWP controversieel verklaard

Tengevolge van de val van het kabinet Balkenende-IV heeft de Tweede Kamer het NWP controversieel verklaard. Hierdoor heeft het NWP nog niet de werking van een structuurvisie. Een aantal onderdelen (projecten) uit het Structuurvisiedeel van het NWP, kunnen daardoor niet uitgevoerd worden. Het gaat daarbij vooral om het aanwijzen van windenergiegebieden op de Noordzee en het benoemen van zoekgebieden voor de Hollandse kust en ten noorden van de Waddeneilanden, waarbinnen besluitvorming moet plaatsvinden over de aanwijzing van extra windenergiegebieden.

Het controversieel verklaren van het NWP heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw (WB21): 'anders omgaan met water' vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Hierbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen:

  • water als ordenend principe, ruimte reserveren voor (tijdelijke) waterberging
  • geen afwenteling van problemen richting benedenstroomse gebieden
  • voorkeursvolgorde 'vasthouden-bergen-afvoeren'
  • voorkeursvolgorde 'schoonhouden-scheiden-zuiveren'.

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets heeft als doel om bij ruimtelijke ontwikkelingen voldoende aandacht aan de waterhuishouding (inclusief grondwater en waterkwaliteit) te besteden en de waterbeheerders in een vroeg stadium van de planvorming te betrekken bij de inrichting van de waterhuishouding.

5.7.2 Huidige situatie


Gebiedsbeschrijving

De Galecopperbrug overspant het Amsterdam-Rijnkanaal. De brug vormt de fysieke verbinding van snelwegverkeer tussen Kanaleneiland aan de oostoever en de Galecopperzoom aan Noordzijde van Nieuwegein (westoever). Het wegdek van de Galecopperbrug ligt op een hoogte van circa 12,50 m. +NAP. In de huidige situatie is de doorvaarthoogte van de Galecopperbrug tussen de beide oeverdelen (van damwand tot damwand) circa 8,40 meter +NAP.

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van het Amsterdam-Rijnkanaal.

Waterveiligheid

Het plangebied valt samen met het Amsterdam-Rijnkanaal, op de punten waar de Galecopperbrug aanlandt, valt de brug samen met waterkeringen. Zowel aan de oostzijde als aan de westzijde van de brug is een waterkering aanwezig. De bestaande pijlers van de brug vallen in de waterkering.

Zowel de oost als de westoever zijn opgebouwd in de vorm van een dijklichaam aan de waterkant (buitendijkse zijde) zijn beide oevers nog voorzien van een damwand. De damwandconstructie is in termen van waterkeren een bijzondere constructie die ook afzonderlijk op sterkte getoetst wordt. De gehele waterkering moet aan hoogte, sterkte en stabiliteitseisen voldoen conform de minimale eisen van de waterbeheerder. De westoever is een primaire waterkering categorie C (dijkring 15 en 44). Op beide oeverdelen van de waterkering (binnendijks) zijn rijbanen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPGALECOPPERBRUG-0601_0008.gif"

Figuur 8: Leggerkaart Westkanaaldijk

Waterkwaliteit en Riolering

Het hemelwater dat op het gedeelte van de brug boven land valt, wordt afgevoerd naar het landhoofd. Dit regenwater wordt afgevoerd via een verzamelconstructie (duiker) naar het Amsterdam-Rijnkanaal. De brugdelen die boven het kanaal liggen lozen direct (ongezuiverd) naar het Amsterdam-Rijnkanaal. Het regenwater afkomstig van de Galecopperbrug wordt hiermee volledig afgevoerd naar het Amsterdam-Rijnkanaal.

5.7.3 Toekomstige situatie

Beschrijving van de werkzaamheden

In het werk zullen aan de twee buitenzijden in de lengterichting van de brug nieuwe liggers worden gerealiseerd. Daarnaast wordt ook een nieuwe ligger aangebracht in het middengedeelte (centrale deel) van de brug.

Tenslotte wordt de Galecopperbrug opgevijzeld , de onderzijde van de brug zal uiteindelijk komen op 8,90 m +NAP tussen de damwanden.

Waterkwantiteit

Binnen dit plan is geen sprake van wegverbreding. Bij realisatie van de stalen liggers neemt het netto-oppervlak van de brug praktisch gezien niet toe. In de bestaande situatie slaat regenwater direct in het kanaal neer, bij realisatie van de nieuwe liggers zal het regenwater via de liggers ook in het kanaal neerslaan. Het laten afvloeien van regenwater naar het Amsterdam-Rijnkanaal voldoet aan het huidig beleid.

Indien in een latere (vergunningsaanvraag)fase alsnog gekozen wordt voor het afkoppelen van regenwater afkomstig van de brugdelen boven het Amsterdam-Rijnkanaal moet in overleg met waterschap of gemeente besproken worden hoe om te gaan met het regenwater afkomstig van de Galecopperbrug. Gekozen kan worden voor het afvoeren van regenwater via een bodempassage (weg-bermen toe-en afrit brug) of afvoer naar gemeenteriool.

Waterveiligheid

De te realiseren liggers aan de buitenzijde en in het centrum van de brug worden afgesteund op nieuw te realiseren pijlers. Dit betekent dat met het werk in totaal een drietal nieuwe pijlers zowel op de west- als op de oostoever gemaakt worden.

Bij de realisatie van de pijlers zal het ruimtebeslag van de pijlers gezocht worden binnen de waterkering, dit betekent dat inwendig in de waterkering nieuwe pijlers worden gerealiseerd. Hiermee blijft de doorvaartbreedte van het Amsterdam-Rijnkanaal dezelfde als in de huidige situatie en treedt geen versmalling van het vaarprofiel.

Het aanbrengen van de pijlers zal een toekomstige dijkverzwaring niet in de weg staan. In het ontwerp is rekening gehouden met een mogelijk toekomstige dijkverzwaring (circa 1m. hoogteverschil met bestaande kruinhoogte). Daarnaast zal de waterkering in de toekomstige situatie voldoen aan de hoogte -en stabiliteisteisen van de waterbeheerder (Rijkswaterstaat).

Om de waterveiligheid te borgen bij de verdere (technische) uitwerking en uitvoering van de nieuwe peilers , is in het voorliggende bestemmingsplan een dubbelbestemming Waterkering opgenomen ter plaatse kernzone en de beschermingszone van de dijk.

Waterkwaliteit en riolering

Rijkswaterstaat hanteert sinds 1995 een interne gedragslijn voor de aanpak van afstromend wegwater, deze gedragslijn is nog niet vastgesteld (vigerend). De richtlijn beveelt aan om bij nieuwe en (vernieuwing van) bestaande wegen zoveel mogelijk gebruik te maken van ZOAB aangezien dit een positief effect heeft op de omgevingsbelasting door wegwater.

De lijn die Rijkswaterstaat hanteert voor het afstromend regenwater is dat er alleen voorzieningen worden getroffen voor het zuiveren van regenwater, als de aard of omvang van de lozing van afstromend regenwater wijzigt.

Met de realisatie van dit plan blijft de huidige breedte van het brugdek gehandhaafd. Bij de renovatie van de Galecopperbrug zal de lozingssituatie van regenwater daardoor niet veranderen. De hoeveelheid regenwater (inclusief eventuele vervuilingen) zal niet toenemen. Dit betekent dat er voor dit plan geen aanvullende voorzieningen noodzakelijk zijn om het regenwater te zuiveren.

Overleg met de waterbeheerder

Op 13 januari 2011 heeft overleg met de waterbeheerder Rijkswaterstaat plaatsgevonden.

Tevens is deze watertoets op 22 januari 2011 schriftelijk voorgelegd (ter goedkeuring) voorgelegd aan Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Het waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben naar aanleiding van deze watertoets.