direct naar inhoud van 3.3 Uitvoeringsaspecten
Plan: Fietsbrug de Gagel,Overvecht
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPFIETSBRUGDEGAGEL-0601

3.3 Uitvoeringsaspecten

3.3.1 Geluidhinder

De brug is alleen bestemd voor fietsverkeer en voetgangers. Uit de aard van dit bestemmingsplan volgt dat er geen sprake van geluidhinder zal zijn. Geluidhinder vormt derhalve geen knelpunt bij de planontwikkeling in dit bestemmingsplan.

3.3.2 Milieuhinder bedrijven

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen bedrijven die een belemmering vormen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

3.3.3 Geur

Het aspect Geur is in dit kader niet relevant.

3.3.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. In de omgeving van de fietsbrug bevinden zich geen inrichtingen die vallen onder de BEVI regeling. Op basis van de beschikbare informatie vormt externe veiligheid geen belemmering voor de planvorming.

3.3.5 Luchtkwaliteit

De brug is alleen bestemd voor fietsverkeer en voetgangers en heeft dan ook geen gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving. Luchtkwaliteit vormt derhalve geen knelpunt bij de planontwikkeling in dit bestemmingsplan.

3.3.6 Bodem

Voor het plangebied van de fietsbrug is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van historische gegevens en grondboringen in het gebied is de bodemkwaliteit en de grondwaterkwaliteit bepaald. De conclusie van het onderzoek is dat de bodem en het grondwater in het slechtste geval licht is verontreinigd met zware metalen. Gelet op de geringe gehaltes is nader onderzoek niet nodig geacht. Er zijn geen milieuhygiënische bezwaren aan te voeren tegen de realisatie van de fietsbrug en de aanlandingen.

3.3.7 Flora en fauna

Algemeen
In opdracht van gemeente Utrecht heeft adviesbureau Tauw onderzoek gedaan naar de mogelijke effecten van de aan te leggen fietsbrug op de natuur in het plangebied. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied of een ander gebied dat valt onder de Natuurbeschermingswet 1998. Het plangebied ligt nabij de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. In het onderzoek wordt er vanuit gegaan dat de fietsbrug geen invloed heeft op de (P)EHS. In het onderzoek is verder gekeken naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten in het gebied, conform de Flora en Faunawet, met als doel om te bepalen of er al dan niet een ontheffing op de Flora en Faunawet nodig is voor de aanleg van de fietsbrug. De conclusie is dat aanwezige broedvogels in het plangebied beschermd moeten worden. De werkzaamheden voor de brug dienen dan ook buiten het broedseizoen plaats te vinden. Daarnaast is het mogelijk dat er in het gebied vogelsoorten voorkomen met een jaarronde bescherming van nestlocaties. Indien dit het geval is, zal een ontheffing op de Flora en Faunawet moeten worden aangevraagd. Het is aannemelijk dat de ontheffing daadwerkelijk wordt verleend. Tot slot biedt het plangebied een geschikt leefgebied voor de modderkruiper. Wanneer gedurende de bouwperiode tijdelijk een watergang wordt gedempt kan dit negatief van invloed zijn op de modderkruiper. Vanuit het onderzoek wordt aangeraden bij eventuele demping via een goedgekeurde gedragscode te werken. Wanneer dit niet kan zal allereerst moeten worden bepaald of de modderkruiper daadwerkelijk zich in het gebied bevindt en vervolgens zal een ontheffing moeten worden aangevraagd.

Bomen
Voor het project de Fietsbrug de Gagel is een bomeninventarisatie uitgevoerd van de bestaande bomen in het plangebied. Conclusie van de inventarisatie is dat de conditie van het merendeel van de bomen in het gebied redelijk tot goed is. In het gebied staan geen monumentale bomen. De bomen langs het fietspad vanaf de Gageldijk het Noorderpark in worden aangemerkt als verplantbare bomen. De overige bomen in het gebied worden over het algemeen als niet verplantbaar beschouwd.

In het Programma van Eisen van de brug is als randvoorwaarde opgenomen dat er zo min mogelijk bomen dienen te worden gekapt ten bate van de fietsbrug en aanlandingen. Voor de bomen die alsnog zouden moeten wijken zal allereerst worden nagegaan of verplaatsen alsnog mogelijk is. Wanneer dit niet mogelijk is zal een kapvergunning worden aangevraagd. Gekapte bomen kunnen worden gecompenseerd in of nabij het plangebied. Welke bomen en het aantal bomen dat gekapt/gecompenseerd zal worden is op dit moment nog niet bekend. Dit wordt gedurende het ontwerptraject duidelijk in het voorlopig ontwerp en definitief ontwerp van de brug en aanlandingen.

3.3.8 Water

Voor het nieuwe fietspad en de fietsbrug wordt een duiker aangelegd om de verbinding naar het Noorderpark mogelijk te maken. De brug kruist een sloot langs de Gageldijk, maar demping of smaller maken van de sloot is niet noodzakelijk. De brug komt te staan op een aantal steunpunten met funderingen in de grond. Naar verwachting zijn deze niet van invloed op de (grond)waterhuishouding in het plangebied.

Met de waterbeheerder Waternet wordt de uitvoering nader afgestemd. Bij de uitwerking van het ontwerp van de fietsbrug vindt nader onderzoek plaats naar alle benodigde vergunningen.

In het ontwerp van de fietsbrug is het uitgangspunt dat de afwatering van de fietsbrug niet op het rioolstelsel aansluit. Het betreft hier schoon hemelwater dat bij voorkeur niet wordt afgevoerd via het gemengde rioolstelsel, maar direct wordt geloosd op de bodem of oppervlaktewater. Dit is conform het beleid van gemeente Utrecht zoals omschreven in het gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010.

3.3.9 Archeologie

Verordening op de archeologische monumentenzorg
Op grond van het Verdrag van Malta dat vertaald is in hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht om het archeologisch erfgoed te beschermen. De gemeente heeft bevoegdheden gekregen waarmee onderzoek afgedwongen kan worden bij verstoring van de grond en waarmee eisen aan dat onderzoek gesteld kunnen worden.

De gemeentelijke verordening op de archeologische monumentenzorg biedt de wettelijk vereiste bescherming door middel van een vergunningstelsel en ontlast daardoor de bestemmingsplannen. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie), waardoor bij het toetsen van de bouwvergunning aan het bestemmingsplan rekening wordt gehouden met de archeologische waarden.

Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. De kaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de provincie Utrecht en op de kennis en ervaring opgedaan gedurende tientallen jaren archeologisch onderzoek in de gemeente.

Archeologie in het plangebied
Op de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht staat het plangebied aangegeven als gebied met een archeologische verwachting (groen) en deels als een gebied met een hoge archeologische verwachting (geel/de Gageldijk).

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPFIETSBRUGDEGAGEL-0601_0005.png"

Afbeelding : Uitsnede uit de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht

Conclusie
Het plangebied wordt beschermd op grond van de verordening op de archeologische monumentenzorg. Indien men, ten behoeve van bouw-of andere plannen, voornemens is bodemingrepen uit te voeren groter en dieper dan aangegeven op de waardenkaart, moet een archeologievergunning worden aangevraagd. De initiatiefnemer dient dan door middel van een inventariserend veldonderzoek te laten vast stellen of er sprake is van archeologische waarden in het plangebied. Indien hier sprake van is moeten deze resten worden opgegraven. Indien er geen sprake is van archeologische resten zal de archeologievergunning worden afgegeven.