4.8 Bodemkwaliteit
Wettelijk kader
Bij het bestemmingsplan dient getoetst te worden of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:
-
1. Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan is een "nieuw geval". Deze zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan dienen te worden gemaakt.
-
2. Overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er tevens sprake is van risico's. Het gaat daarbij om humane of milieuhygiënische risico's en om risico's voor verspreiding van de verontreiniging. De sanering gebeurt functiegericht en kosten effectief.
-
3. Nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn ongeacht de risico's niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
-
4. Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.
Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is, voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.
Plangebied
Langs het tracé van de busbaan is al een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd, onder andere in opdracht van Stichting Bodemsanering NS en de gemeente Utrecht (zie bijlagenrapport):
-
a. Moederrapport oriënterende onderzoeken NS-emplacement Utrecht CS, Railbodem-advies vof, KENMERK V001/117mva, 406.005, 8 december 2000;
-
b. Nader bodemonderzoek Utrecht CS-Oosten demarcatielijn zuiden Leidsche Rijn, Cauberg-Huygen bv, KENMERK 20032651-19, PROJECT NR. SBNS, 406.042, 22 augustus 2008.
Het betreffende terrein ligt direct ten zuidwesten van de spoorlijn, en is recentelijk bouwrijp gemaakt. Daarbij zijn diverse gebouwen gesloopt. In 2011 is in opdracht van de gemeente een actualiserend verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (HOV busbaan Kruisvaartkwartier, Utrecht; Verkennend milieukundig bodemonderzoek, Movares Nederland BV, Kenmerk BO-JC-110021900 - Versie 1.0, 10 oktober 2011) Uit dit onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied over het algemeen slechts enkele overschrijdingen van de achtergrondwaarden voor PAK, olie en enkele zware metalen zijn aangetoond die geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling.
Er is een aantal specifieke verontreinigingen waarvoor maatregelen genomen moeten worden:
-
a. Uit voorgaande SBNS-onderzoeken is binnen het plangebied één saneringsgeval, betreffende een minerale olieverontreiniging rond een NS-wasinstallatie, gebleken. Deze verontreiniging overlapt deels met het projectgebied voor de busbaan Kruisvaart. Omdat de wasinstallatie nog in gebruik is, is hier vermoedelijk sprake van een nieuw geval van verontreiniging dat gesaneerd moet worden (zorgplicht Wbb). In de volgende fase wordt met SBNS afgestemd wanneer deze sanering wordt uitgevoerd en hoe dit wordt georganiseerd;
-
b. Uit de onderzoeken van de gemeente Utrecht komt naar voren dat er op het zuidoostelijk deel van het plangebied een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is, namelijk de verontreiniging met minerale olieproducten rond het Texaco-tankstation aan de Vondellaan 1B. De verontreiniging bevindt zich in grond en grondwater, en wordt gemonitord. De verontreiniging overlapt deels met het plangebied en bedraagt ca. 1500 m3. Deze restverontreiniging zal worden gesaneerd tijdens de aanleg van de busbaan;
-
c. Ten behoeve van de aanleg van de busbaan zal een deel van de Kruisvaart worden gedempt. Het slib in de Kruisvaart is door waterschap Stichtse Rijnlanden onderzocht. Volgens Stichtse Rijnlanden zal eind 2012 worden gestart met het saneren van de waterbodem. Dit is ruim voor de start van de werkzaamheden ten behoeve van de busbaan Kruisvaart. Over de werkzaamheden vindt afstemming plaats;
-
d. Ter plaatse van de beoogde werkzaamheden bevindt zich een VOCl-verontreiniging in het eerste watervoerende pakket. Het projectgebied van de busbaan bevindt zich binnen de contour van deze VOClverontreiniging (Westerkade 37). Indien ten behoeve van het project Busbaan Kruisvaart bronbemaling nodig is, zal het grondwater gesaneerd moeten worden of moeten tegenmaatregelen worden genomen om deze verontreiniging niet te verplaatsen. Waarschijnlijk kan worden aangesloten bij de gebiedsgerichte aanpak van het diepere grondwater in het Stationsgebied en omgeving, met een melding activiteit ondergrond. Dit is vooralsnog niet aan de orde.
-
e. Ter plaatse van de werkzaamheden is een asbestinspectie uitgevoerd. Op basis van de locatie- en maaiveldinspectie zijn er geen locaties als 'asbestverdacht'aangemerkt. Op één locatie is op het maaiveld een kleine hoeveelheid asbesthoudend plaatmateriaal aangetroffen. Vooruitlopend op het bouwrijp maken van het terrein wordt het terrein nogmaals grondig geïnspecteerd op asbest. De kleine hoeveelheid in combinatie met het feit dat het materiaal is aangetroffen op terrein van derden waar geen woningen in de nabije omgeving zijn gesitueerd, geven geen aanleiding om te veronderstellen dat de volksgezondheid van de omgeving (omwonenden, voorbijgangers) enig risico loopt. De resultaten van de uitgevoerde inspectie levert geen belemmering voor de functiewijziging.
Conclusie
Om locatie geschikt te maken voor de aanleg van de busbaan zal aanvullend onderzoek en sanering plaatsvinden. Na sanering wordt de grond geschikt geacht voor de beoogde bestemmingen.