direct naar inhoud van 5.7 Flora en fauna
Plan: Bruisdreef, overvecht
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPBRUISDREEF-0601

5.7 Flora en fauna


Ecologie
Het Groenstructuurplan Utrecht (2007) en het Meerjaren Groenprogramma (2006, 2007) hebben tot doel het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. Gevarieerde natuur en soortendiversiteit dragen bij aan een positieve waardering door bewoners. Groene verbindingen tussen buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling, zijn nodig om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren.

Het groenstructuurplan legt de bestaande en gewenste groenstructuren (ecologisch, recreatief en cultuurhistorisch) vast. Deze zones moeten in principe groen blijven. (Her)inrichting moet rekening houden met de ecologische functie. Functieverandering is alleen toegestaan na bestuurlijke afweging. Afname in omvang en/of kwaliteit moet gecompenseerd worden.

De groenstrook langs de Brailledreef maakt deel uit van de stedelijke groenstructuur, als deel van de verbinding tussen park De watertoren en het de Vecht, en blijft als zodanig in stand. Het Flora en Fauna onderzoek onderstreept het belang hiervan.

Flora en fauna
De Flora en Faunawet beschermt inheemse dier- en plantsoorten, en onderscheidt deze in verschillende beschermingscategorieën. Voor soorten van Tabel 1, algemeen voorkomende beschermde soorten, geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting vrijstelling van verbodsbepalingen (art. 8, 9, en 11). Soorten van Tabel 2 en 3 zijn zwaarder beschermd, voor deze soorten kan ontheffing worden aangevraagd. Ontheffing op grond van het belang ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is niet mogelijk voor soorten van Tabel 3, die zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten geldt dat overtreding van verbodsbepalingen voorkomen dient te worden door het treffen van mitigerende maatregelen.

Plansituatie
In het plangebied komen mogelijk Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger en/of Rosse vleermuis voor. Dit zijn strikt beschermde soorten (Flora en faunawet Tabel en 3/ Bijlage IV van de Habitatrichtlijn). De geplande ontwikkeling kan hun foerageergebied, vliegroute en/of paarplaats aantasten. Bouwwerkzaamheden en verwijdering van groen hebben vleermuispopulaties in Overvecht sterk aangetast. Verdere aantasting moet absoluut voorkomen worden, aangezien negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie van specifiek de gewone dwergvleermuis niet zijn uit te sluiten..

Aanwezigheid van andere strikt beschermde soorten (Tabel 2/3) in het plangebied is onwaarschijnlijk. Algemene broedvogels (Tabel 5: die genieten dezelfde bescherming als Tabel 3) komen waarschijnlijk wel voor. Daarnaast zijn algemeen voorkomende beschermde soorten (Tabel 1) te verwachten, waaronder veldmuis, egel en bosmuis. Voor deze soorten geldt vrijstelling van verbodsbepalingen.

De volgende mitigerende maatregelen kunnen worden getroffen om negatieve effecten en overtreding van verbodsbepalingen met betrekking tot vleermuizen te voorkomen. Deze maatregelen dienen nader (ruimtelijk) te worden uitgewerkt.

  • Behoud van de groenstructuur langs de Taagdreef in de richting van de Brailledreef. Positief werkt daarnaast het doortrekken van deze groenstructuur tot aan die langs de watergang aan de Charmantedreef, als behoud en versterking van de vliegroute van vleermuizen.
  • Ontstane gaten in de groenstructuur moeten gedicht worden door de aanplant van bomen van voldoende omvang. Kap en herplant van bomen en struiken moet worden gespreid, om te zorgen voor permanente aanwezigheid.
  • Aanplant van struweel langs de geplande parkeerplaatsen aan de Bruisdreef en langs de oostkant van het fietspad aan de Brailledreef. Dit creëert broedgelegenheid voor vogels en windbeschutting en zo beter foerageergebied voor vleermuizen.
  • Beperking van de buitenverlichting rondom de woontorens. Vleermuizen mijden sterk verlichte plaatsen.
  • Inbouw van enkele nest- en verblijfplaatsen in de woontorens voor vleermuizen.


Om verstoring van overige soorten te voorkomen kunnen de volgende maatregelen genomen worden:

  • Werkzaamheden aan de begroeiing moeten buiten het broedseizoen (maart tot en met juli, watervogels tot en met augustus) plaatsvinden, om verstoring van broedgelegenheid voor vogels te voorkomen.
  • Een eventuele watergang kan het best worden verbonden met aanwezig water, om het leefgebied van water- en oeversoorten te vergroten.
  • Inbouw van nestgelegenheid in de woontorens voor Huismus.


Conclusie
Met inachtneming van de genoemde maatregelen vormt de Flora en Faunawet geen belemmering voor dit bestemmingsplan.