direct naar inhoud van 5.5 Externe veiligheid
Plan: Amsterdam Rijnkanaal - zone
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPAMSTERDAMARKZONE-0601

5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Bedrijven (Besluit externe veiligheid inrichtingen BEVI)

In het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven of andere bedrijven die op grond van een andere wetgeving een risicocontour hebben die buiten de inrichtingsgrens komt. Ook buiten het plangebied komen geen bedrijven voor waarvan het invloedsgebied over het plangebied valt. Externe Veiligheid bij inrichtingen is voor dit bestemmingsplan dus geen relevant thema.

5.5.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is verwoord in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS), vervolg en samenvatting van de nota RNVGS. De circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico.

De normhoogte voor Plaatsgebonden risico bedraagt 10-6/jaar voor gevoelige bebouwing.

In het kader van de toekomstige vaststelling van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen is op 15 januari 2008 een definitief ontwerp Basisnet Water opgesteld . Dit Basisnet zal worden opgenomen in het Besluit transport externe veiligheid (BTEV).

In dit ontwerp zijn de vaarwegen van Nederland ingedeeld in enkele klassen. Het ARK behoort tot de zogenaamde zwarte vaarwegen.

In onderstaande tabel is samengevat welke eisen ten aanzien van externe veiligheid zullen worden gesteld.

Categorie route   Gebruiksruimte voor vervoer   Maatregelen voor RO nieuw   Maatregelen voor RO bestaand  
Belangrijke toegangen naar zeehavens (rood)   PR: geen plafond; PR 10-6 komt naar verwachting niet verder dan de oever; indien PR 10-6 oever nadert, grijpt Rijk in.

GR: geen plafond.  
Geen nieuwe bestemenning binnen oeverlijn.

PAG 40 meter; afweging wel/niet bouwen en wel/niet specifieke bescherming;

Groepsrisicoverantwoor-
ding met berekening  
In het water: uitsterfbeleid woonboten

In het pag: geen sanering  
Belangrijke binnenvaartwegen (zwart)   PR: geen plafond; PR 10-6 komt naar verwachting niet verder dan de oever; indien PR 10-6 oever nadert, grijpt Rijk in.

GR: geen plafond.  
Geen nieuwe bestemmingen binnen oeverlijn.

PAG 25 meter en in uiterwaarden; afweging wel/niet bouwen en wel/niet specifieke bescherming;

Groepsrisicoverantwoor-
ding: berekening alleen nodig indien bevolkingsdichtheid > 1500 pers/ha dubbelzijdig of 2250 pers/ha enkelzijdig.  
In het water: uitsterfbeleid woonboten

In het pag: geen sanering  
Minder belangrijke vaarwegen (groen, klasse II en hoger)   PR: geen plafond; PR 10-6 komt naar verwachting helemaal niet voor, ook niet op het water; indien PR 10-6 ontstaat grijpt Rijk in of wordt overwogen om vaarweg alsnog zwart te maken.

GR: geen plafond.  
Geen beperkingen voor bebouwing: geen PAG; geen Groepsverant-
woording.  
Geen  
Overige vaarwegen van CEMT-klasse 0 en I (buiten het basisnet)   Geen vgs toegestaan met uitzondering van bunkerschepen tot 300 ton.   Geen beperkingen voor bebouwing: geen PAG; geen Groepsverant-
woording.  
Geen  

5.5.3 Bestaande bebouwing langs het ARK

In het ontwerp Basisnet water staat verder vermeld dat, indien bebouwing met een dichtheid van ca. 2250 pers/ha wordt gerealiseerd over 1 km lengte, het Groepsrisico ca. 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Om die reden is pas bij dichtheden daarboven een verantwoording groepsrisico verplicht.

De bestaande bebouwing blijft qua dichtheid ver onder de waarde van 2250 pers/ha, zodat ook het huidige groepsrisico ver beneden de . 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt.

De bestaande flatwoningen langs het Amsterdam-Rijnkanaal liggen binnen de 30 meter zone staan vanaf het kanaal. Voor bestaande bebouwing hoeft er geen sanering plaats te vinden (zie tabel).

In het plan is geen sprake van nieuwbouw, maar wel van een functieverandering van 2 woningen in horeca. De toegenomen personendichtheid vanwege deze horecavestigingen is zo gering in vergelijking met de genoemde 2250 pers/ha dat geen wijziging in het groepsrisico optreedt.

De horecafuncties liggen op korte afstand van de oever zodat zij binnen het zg. plasbrandaandachtsgebied liggen. Hoewel het BTEV nog niet is vastgesteld, wordt in dit plan geanticipeerd op die delen van het ontwerp Basisnet waarvan mag worden aangenomen dat zij in het BTEV zullen worden opgenomen.

Om die reden dient afgewogen te worden of 2 horecavestigingen binnen het toekomstig plasbrandaandachtsgebied verantwoord zijn. De vestiging hiervan wordt verantwoord geacht omdat het geen woningen betreft. In woningen zullen mensen ook slapend aanwezig zijn, terwijl de aanwezigen in de horeca steeds in wakende toestand aanwezig zijn. Dit is een positieve factor wat betreft de zelfredzaamheid van de aanwezigen. Om deze reden wordt de functiewijziging van woningen in horeca verantwoord geacht tegen de achtergrond van wat met het toekomstig beleid ten aanzien van plasbrandaandachtsgebieden wordt beoogd.

Conclusie

In het plangebied is geen sprake van overschrijding van de risiconormen die zijn vastgesteld voor externe veiligheid.