direct naar inhoud van 5.2 Bodem
Plan: Amsterdam Rijnkanaal - zone
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPAMSTERDAMARKZONE-0601

5.2 Bodem

5.2.1 Bodembescherming en bodemsanering

Op nationaal niveau is in de Wet bodembescherming vastgelegd, hoe met bodemverontreiniging moet worden omgegaan. De wet bepaalt, dat nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en, als deze toch is ontstaan, dat de verontreiniging zo snel en volledig mogelijk moet worden gesaneerd. Oude (historische) bodemverontreiniging moet worden gesaneerd als sprake is van sterke (ernstige) verontreiniging en onaanvaardbare risico's. Qua saneringsaanpak wordt een onderscheid gemaakt tussen immobiele situaties waarbij verontreiniging zich niet uit zichzelf verspreid en mobiele situaties waarbij deze verspreiding wel kan optreden. De gemeente heeft met beide vormen van historische verontreiniging te maken.


De gemeente heeft sinds 2005 alle verdachte en reeds onderzochte en gesaneerde locaties in beeld. Ze zijn geregistreerd in het gemeentelijk bodeminformatiesysteem. Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat,moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en calamiteiten op openbaar terrein.

5.2.2 Bodembeheer

De Wet bodembescherming bepaalt via het Besluit bodemkwaliteit van 2008 hoe bij grondverzet met niet ernstig verontreinigde grond moet worden omgegaan. Bij hergebruik van deze grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven en wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik. Hergebruik van licht verontreinigde grond bij onverdachte terreinen kan plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart (binnen de zone) en conform het bodembeheerplan.

5.2.3 Bodemsanering

Gevallen van ernstige bodemverontreiniging dienen te worden gesaneerd indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de toekomstige bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Hiermee wordt een zo min mogelijke nazorg bereikt. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij gevallen van ernstige verontreiniging. Voor ontgraving en onttrekking of verplaatsing van ernstig verontreinigde grond en grondwater in gemeente Utrecht is een saneringsplan of een melding volgens het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) noodzakelijk, die moeten worden goedgekeurd door gemeente Utrecht.

5.2.4 Bodem en grondwater

Van het grondwater in het plangebied is bekend dat het vervuild is. In de huidige situatie dienen activiteiten die ingrijpen in de ondergrond rekening met mobiele verontreinigingen te houden. Op grond van de Wet bodembescherming mogen deze niet verplaatst worden. De grondwaterproblematiek in Utrecht is op basis van recentelijk onderzoek echter veel grootschaliger van omvang dan gedacht. Alleen al in het eerste watervoerend pakket (WVP) onder de wijken Binnenstad, West en Noord-West bevindt zich minstens 180 miljoen m3 verontreinigd grondwater met voornamelijk VOCl (gechloreerde koolwaterstoffen). Daarnaast blijkt dat de verontreinigingen in dit gebied vermengd zijn en niet altijd meer goed als losse pluimen te onderscheiden dan wel aan te pakken zijn.

5.2.5 Bodemonderzoek

Bij reguliere bouwvergunningen is een bodemonderzoek noodzakelijk. Dit bodemonderzoek moet aantonen of de locatie geschikt is voor de nieuwe functie en of er gebouwd mag worden. Bouwen op een geval van ernstige bodemverontreiniging wordt zonder saneringsmaatregelen niet toegestaan. Bij grondwateronttrekkingen voor bijvoorbeeld bouwactiviteiten is het verder van belang om te weten of er in de invloedssfeer van de onttrekking een verontreiniging in het grondwater aanwezig is. In een saneringsplan moeten hiervoor voldoende monitoring en tegenmaatregelen worden beschreven. Er zijn ten aanzien van het aspect bodem en water ook andere procedures voor vergunningverlening of melding van toepassing: grondwateronttrekking en infiltratie (Provincie Utrecht), lozing (verontreinigd) water op oppervlaktewater (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden), lozing (verontreinigd) water op riool (Stadswerken, gemeente Utrecht) etc.

5.2.6 Bodem in het plangebied

In de groenstrook zijn er geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend en op specifieke plekken zijn er lichte tot matige verontreinigingen van grondwater. Zie onderstaande onderzoeken.

Over de gehele strook is een slootdemping bekend, deze volgt de richting van de oevers. Verder zijn op de locatie een aantal bodemonderzoeken bekend:

Verkennend bodemonderzoek Rooseveltlaan 0 van 20-2-2007.

In de grond is een sterke verontreiniging met PAK aangetroffen. In het grondwater is een matige verontreiniging met arseen aangetroffen. Vermoedelijk is dit onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de slootdemping. Vervolgactie is een nader onderzoek geweest en hieruit is een matige verontreiniging met PAK aangetoond. Er is nu geen vervolgactie noodzakelijk.

Verkennend onderzoek Kanaleneiland Noord Bernadottelaan 0 van 21-7-2003.

In de grond zijn lichte verontreinigingen met zware metalen en PAK aangetoond. In het grondwater is een matige verontreiniging met zink aangetoond. Hier zal nader onderzoek uitgevoerd moeten worden.

Conclusie

Uit verkennend bodemonderzoek is gebleken dat er verontreiniging in de bodem en in het grondwater aanwezig is. Voordat de herinrichting van de groenstrook in uitvoering komt moeten er actuele bodemonderzoeken worden verricht.