direct naar inhoud van 5.8 Water
Plan: 2e Asselijnstraat, Dichterswijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BP2EASSELIJNSTRAAT-0601

5.8 Water

Aanleiding
De Waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoetsproces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt, de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder wordt opgenomen. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.

Inleiding
Parallel aan de bestaande Asselijnstraat in de dichterswijk in Utrecht wordt een busbaan aangelegd om de toekomstige Openbaar Vervoer Terminal (OVT) aan de westzijde van het stationsgebied te ontsluiten en te verbinden met de HOV Zuidradiaal (Z80/Z90). De busbaan is onderdeel van het herinrichtingsplan 'Verlengde van Zijstweg e.o.' en koppelt de Croeselaan via een nieuwe brugverbinding over de kruisvaart met de Verlengde Mineurslaan en de busbuffer.

Beleidskader
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:

  • Rijksbeleid: Nationaal Waterplan 2009-2015, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet, etc.;
  • Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Provinciaal Waterplan Utrecht 2010-1015, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc.;
  • Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 [1, zie onder];
  • Waterschapsbeleid: Waterbeheerplan 2010-2015, Beleidsregels 2010 Keur 2009, Keur [2, zie onder].


[1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 en binnenkort in het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.

[2] Het waterschap het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.


Betrokken partijen
In dit watertoetsproces participeren de volgende partijen:

  • Aanvrager: Gemeente Utrecht, Stadsontwikkeling – Programma's, Stedenbouw;
  • Opsteller: Gemeente Utrecht, Stadswerken - IBU Stadsingenieurs;
  • Toetser: Waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (beheerder oppervlaktewater) Gemeente Utrecht, Stadswerken – Stedelijk Beheer (beheerder riolering, oppervlaktewater)

Plangebied
De locatie is gelegen op een voormalige REMU-terrein en wordt aan de zuidzijde begrensd door de huidige Asselijnstraat, aan de westzijde door de Croeselaan, aan de noordzijde door het bouwterrein van het Rabobankcomplex en aan de oostzijde door het spooremplacement.

Watertoets
Op 09-08-2011 is een digitale watertoets doorlopen op de website www.dewatertoets.nl. De toets is uitgevoerd op een ruimtelijke ontwikkeling in het beheergebied van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De samenvatting van deze watertoets zijn separaat bijgevoegd bij dit bestemmingsplan.

Conclusie
Naar aanleiding van de ingevoerde gegevens bleek in eerste instantie de procedure 'Waterschapsbelang, normale procedure' noodzakelijk. Aanleiding hiervoor was de situering in een 'beperkingsgebied' waardoor de ruimtelijke ontwikkeling '2e Asselijnstraat' gevolgen zou kunnen hebben voor de waterhuishouding.

Op 09-08-2011 heeft vooroverleg plaatsgevonden met dhr. G. Boelhouwer van HDSR en is aanvullende informatie verstrekt. De extra gegevens (overzichtstekening, profielen busbaan en brugconstructie) bevestigde het initiële beeld dat de ruimtelijke ontwikkeling '2e Asselijnstraat' geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft aangegeven akkoord te zijn met bovenstaande watertoets.

Hierbij dient aanvullend op de watertoets opgemerkt te worden dat het afstromend hemelwater van de weg wordt aangesloten op het bestaande gemengde stelsel. Hierdoor wordt het vervuilde hemelwater niet geloosd op het oppervlaktewater, maar naar de zuivering afgevoerd. Door afkoppeling van omliggende gebieden leidt aansluiting van de Asselijnstraat naar verwachting niet tot een verhoging van het aantal overstorten.

Watervergunning
Ten behoeve van het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers en bouwen in en langs water, kortom voor alle watergerelateerde aspecten is een Watervergunning (Keurontheffing) van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk.

Ook tijdelijke onttrekkingen van grondwater en lozingen van bemalingswater tijdens bouwwerkzaamheden zijn vergunnings- of meldingsplichtig en onder voorwaarden toegestaan. Voor het tijdelijk lozen van bemalingswater op de gemeentelijke riolering en op het oppervlaktewater dient respectievelijk een vergunning bij de gemeente Utrecht en bij het waterschap HDSR te worden aangevraagd. Afhankelijk van de kwantiteit en de kwaliteit van het grondwater kan voor onttrekking en lozing volstaan worden met een melding.

Conform de door SO verstrekte constructietekening 242119-C-2-01/CO blijkt dat de werkvloer van het laagste landhoofd zich op NAP +1.0 m bevindt, circa 0.4 m boven waterniveau. Op basis van deze informatie behoeft er voor de aanleg van de landhoofden van de nieuwe brug niet tijdelijk bemalen te worden. Als dit in een later stadium wel noodzakelijk blijkt te zijn, zal er een ontrekkings- en lozingsmelding worden gedaan.

Het toepassen van uitlogende materialen (lood, koper, zink en bitumen) zonder KOMO-keurmerk is niet toegestaan.