1.1 plan
het wijzigingsplan 'Vliegbasis Soesterberg NMM' met identificatienummer NL.IMRO.0342.WPLG0001-0401 van de Gemeente Soest.
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 verbeelding
de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen alsmede de aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
1.4 moederplan
Bestemmingsplan
'Vliegbasis Soesterberg' met idn-nummer NL.IMRO.0342.BPLG0005.0401, vastgesteld op 21 juni 2012 en onherroepelijk op 19 juni 2013.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken
1.9 bestaand
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
bij gebruik: bestaand ten tijde van het ten tijde van onherroepelijk worden van het betreffende gebruiksverbod
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.13 bouwgrens
Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
1.14 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.15 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 bijbehorende bouwwerken
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.19 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.21 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
1.22 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (in geval van weg- en railverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.23 ecologische verbindingszone
een verbinding tussen natuurgebieden, met nieuwe of herstelde natuur, om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken.
1.24 extensieve recreatie
die vormen van openluchtrecreatie, waarbij men vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan sterk beleeft, zoals wandelen en fietsen, waarbij relatief weinig mensen aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 hoofdbewoner
degene die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat, alsmede de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.
1.27 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.28 horeca
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op het verstrekken van te nuttigen spijzen en/of dranken; Tot horeca worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend.
1.29 kantoor
een ruimte, die blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor werkzaamheden van administratieve aard.
1.30 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
1.31 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.32 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
1.33 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomende in dat gebied.
1.34 peil
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein.
1.35 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.36 verbeelding
de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen alsmede de aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
1.37 vlak
een geografisch bepaald gebied.
1.38 vliesgevel
een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen, waarbij de afstand tussen vliesgevel en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen vliesgevel en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).
1.39 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.40 voorgevelrooilijn
de bouwgrens, die bij het bouwen aan de wegzijde niet mag worden overschreden.
1.41 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.42 zakelijke dienstverlening
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.
1.43 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkt bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de bruto vloeroppervlakte van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen voor zover de hoogte ter plaatse tenminste 1,5 meter bedraagt) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.
2.7 hoogte van een uitkijktoren
vanaf de voet tot aan het hoogste punt van de uitkijktoren met dien verstande dat de hoogte van de uitkijktoren sr-45m wordt gemeten vanaf het maaiveld ter plaatse van aanduiding sv-senl.
2.8 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage van de oppervlakte van de bestemming, dat mag worden bebouwd.
Artikel 3 Cultuur en ontspanning
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het verrichten van activiteiten gericht op culturele, educatieve en maatschappelijke voorzieningen zoals een museum en informatiecentrum, met daarbij behorende ondergeschikte horeca;
- natuureducatieve voorzieningen waaronder een boomkronenpad;
- evenementen, mits de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet wezenlijk worden verstoord;
- instandhouding van de ter plaatse voorkomende landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
- verbinding van hoogwaardig openbaar vervoer, fiets- en voetpad met daarbij behorende voorzieningen;
- parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen, met dien verstande dat in ieder geval voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm zoals vastgelegd in de gemeentelijke Parkeernota d.d. 18 februari 2010;
- bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals watergangen en waterpartijen, waterbergingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen, alsmede speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, ontsluitingsverhardingen, openbare verlichting, nutsvoorzieningen, open terreinen, kunstwerken en landschappelijke beplantingen.
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in gronden als bedoeld in
artikel 3 lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen ten dienste van de bestemming;
- bij deze gebouwen behorende andere bouwwerken.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in
artikel 3 lid 2.1 gelden de volgende eisen:
- de bruto vloeroppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 50.000 m² bedragen;
- de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 30 m bedragen;
- de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
| |
Voorzieningen ten behoeve van de openbare veiligheid | |
| |
| |
| |
| |
Overige andere bouwwerken | |
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Parkeren
Parkeren ten behoeve van cultuur en ontspanning als bedoeld in
artikel 3 lid 1 is uitsluitend toegestaan op eigen terrein;
3.3.2 Verhard oppervlakte
De verharde buitenruimte ten behoeve van evenemententerrein, opstelplaats collectie en speelplaats bedraagt maximaal 31.000 m2, exclusief hoofdontsluiting, interne ontsluitingen en andere verhardingen en recreatieve hoofdstructuur.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 3 lid 1 bepaalde, voor het wijzigen van de parkeernormen in verband met en overeenkomstig een nieuwe door de gemeenteraad vast te stellen parkeernota, dan wel een wijziging van de parkeernormen onder voorwaarde dat er geen strijd ontstaat ten aanzien van de EHS-saldobenadering en het aantal permanente parkeerplaatsen maximaal 600 bedraagt inclusief de parkeerplaatsen binnen de bestemming cultuur en ontspanning uit het moederplan
Vliegbasis Soesterberg (NL.IMRO.0342.BPLG0005-0401)
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden, in andere gevallen dan die waarop de Ontgrondingenwet of de Ontgrondingenverordening van de provincie Utrecht van toepassing is, op en in de gronden als bedoeld in
artikel 3 lid 1, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparaten met een grotere hoogte of diepte van 0,75 m;
- het vellen of rooien van bomen en hagen, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande bodemgebruik en voor zover de Boswet en de krachtens die wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
- het dempen of aanleggen van waterlopen, sloten en andere wateren.
3.5.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 3 lid 5.1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van de bomen en hagen geen afbreuk wordt gedaan;
- voortvloeien uit een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtings- en beheerplan voor het betreffende gebied;
- gelet op de in de doeleindenomschrijving als bedoeld in artikel 3 lid 1 opgenomen doeleinden, waaronder het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, voor de gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.
3.5.3 Vergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
- de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
- door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden kan worden voorkomen;
- de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding en ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
- instandhouding van de ter plaatse voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- ecoducten;
- fiets- en voetpaden met daarbij behorende voorzieningen;
- evenementen, mits de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet wezenlijk worden verstoord;
- extensieve recreatie met bijbehorende voorzieningen en picknickplaatsen, mits de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet wezenlijk worden verstoord;
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in gronden als bedoeld in
artikel 4 lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen ten dienste van de bestemming;
- bij de doeleinden behorende andere bouwwerken.
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in
artikel 4 lid 2.1 gelden de volgende eisen:
- de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
- de bouwhoogte van overige gebouwen en andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden, in andere gevallen dan die waarop de Ontgrondingenwet of de Ontgrondingenverordening van de provincie Utrecht van toepassing is, op en in de gronden als bedoeld in
artikel 4 lid 1, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparaten met een grotere hoogte of diepte van 0,75 m;
- het vellen of rooien van bomen en hagen, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande bodemgebruik en voor zover de Boswet en de krachtens die wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
- het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas;
- het dempen of aanleggen van waterlopen, sloten en andere wateren.
4.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 4 lid 3.1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van de bomen en hagen geen afbreuk wordt gedaan;
voortvloeien uit een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtings- en beheerplan voor het betreffende gebied;- gelet op de in de doeleindenomschrijving als bedoeld in artikel 4 lid 1 opgenomen doeleinden, waaronder het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, voor de gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.
4.3.3 Vergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
- de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
- door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden kan worden voorkomen;
- de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning betreffende gronden als bedoeld in
artikel 5 lid 1, over een oppervlakte van 100 m² of meer:
- dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunningplicht
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in
artikel 5 lid 3.2, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders op en in de in
artikel 5 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
- het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
- het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- het ophogen en egaliseren van gronden.
5.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in
artikel 5 lid 3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
- in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
- is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
- is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.
5.3.3 Vergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid
artikel 5 lid 3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
- door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
- door aanvrager van de vergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
6.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van dit plan.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in de Wabo buiten toepassing.
8.2 Algemene regels
- De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in de bij de desbetreffende bestemming behorende bouwregels en nadere eisen.
- Ter plaatse van de op de weg dan wel de openbare ruimte georiënteerde gevels, is overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt.
- Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, die ten dienste staan van de bestemming.
- Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Verboden gebruik
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, is ook de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen, onverminderd het bepaalde in
artikel 12 (Overgangsrecht).
9.2 Strijdig gebruik
Onder het verboden gebruik valt in ieder geval het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen.
9.3 Afwijken gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 8 lid 1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van dit plan:
- voor de bouw van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m³ en de goothoogte niet meer dan 4 m bedraagt, en -indien het andere bouwwerken betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
- voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor riolering;
- voor de bouw van andere bouwwerken, die om waterstaatkundige- of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen, verkeersgeleiders en lichtmasten;
- voor de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken bij een woning voor de stalling van scootmobielen of daaraan gelijk te stellen vervoersmiddelen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 10 m² mag bedragen;
- indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van bouwvlakken noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2 m bedragen;
- voor het overschrijden van bestemmings- en bouwgrenzen tot 1,5 m door ondergeschikte bouwdelen, zoals dakkapellen, erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen, architectonische accenten en dergelijke;
- voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- voor het plaatsen van beeldende kunstwerken met een maximale bouwhoogte van 5 m;
- voor het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m, alsmede ten behoeve van het oprichten van antennemasten, die onderdeel uitmaken van een gebouw, mits de voor dat gebouw toegestane bouwhoogte met niet meer dan 6 m wordt overschreden.
10.2 Criteria
Omgevingsvergunningen als bedoeld in
artikel 10 lid 1 worden niet verleend, indien daardoor afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Wijzigingen
- Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingsgrenzen en grenzen van bouwvlakken wijzigen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken en zones niet meer dan 20% wordt verkleind of vergroot;
- Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de Beleidsnota parkeernormen d.d. 18 februari 2010 het bestemmingsplan wijzigen voor zover dit nodig is in verband met een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 2 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- het bepaalde in artikel 12 lid 2 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12 lid 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in artikel 12 lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het bepaalde in lid artikel 12 lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Vliegbasis Soesterberg NMM
Aldus vastgesteld door college van Burgemeester en Wethouders in de vergadering van 1 april 2014.