Planregels bestemmingsplan Soestdijk

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar -ingevolge de regels- regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwde ruimte, die een directe verbinding vormt met dat hoofdgebouw en dat als uitbreiding van de woning dient en door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.4 aan huis gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door de hoofdbewoner, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede handelsactiviteiten via internetwinkels, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.5 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend of beroepsmatig verleend door de hoofdbewoner.

1.6 achtergevel:

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 andere geluidgevoelige gebouwen:

onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven.

1.10 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke archeoloog of een andere door Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door de gemeente Soest of namens de gemeente Soest door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.12 archeologisch verwachtingsgebied:

terrein dat op basis van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart van de gemeente Soest op de verbeelding is aangeduid als gebied met lage, dan wel middelmatige of onbekende, dan wel hoge archeologische verwachting.

1.13 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

 

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.15 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage van het bouwperceel, dat mag worden bebouwd, of indien dat in de regels is aangegeven, van het bestemmings- of maatvoeringsvlak.

1.16 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende activiteiten.

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.18 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten.

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.20 begane grondbouwlaag:

de eerste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.21 beschermd dorpsgezicht:

beschermd dorpsgezicht als bedoeld in de monumentenwet.

1.22 bestaand:

a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de in werking treding van dit bestemmingsplan en met een vergunning gebouwd; b. bij gebruik: bestaand ten tijde van de in werking treding van het betreffende gebruiksverbod.

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van het bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0342.BPSOE0014-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.26 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.27 bijbehorende bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.29 bouwgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.31 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 bruto vloer oppervlakte (bvo):

de totale oppervlakte van gebouwen ten dienste van de bedrijfsactiviteiten, met inbegrip van daartoe behorende opslag- en overige dienstruimten.

1.35 carport:

een overdekte stallingsruimte voor personenauto’s en/of andere voertuigen, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.

1.36 commissie voor welstand en monumenten:

onafhankelijke Commissie die adviezen levert op het gebied van welstand en monumenten aan het gemeentebestuur.

1.37 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.38 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen.

1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven of het publiek zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, advies-, en ingenieursbureaus, congres- en vergaderaccommodaties, makelaars, banken en andere financiële dienstverleners, reis- en uitzendbureaubureaus, postkantoren, kapsalons, schoonheidsinstituten, stomerijs, en wasserettes.

1.41 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.42 evenement:

een voor het publiek toegankelijke, verplaatsbare, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week.

1.43 extensieve recreatie:

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij men vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan sterk beleeft, zoals wandelen en fietsen, waarbij relatief weinig mensen aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid en die plaatsvinden in een gebied zonder recreatievoorzieningen.

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 geluidgevoelig object:

woning, ander geluidgevoelig gebouw, woonwagenstandplaats en ligplaats voor een woonschip.

1.46 geluidgevoelige ruimte:

als geluidgevoelige ruimte van een woning wordt aangemerkt: een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd.

1.47 hoofdbewoner:

degene die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat, alsmede de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.

1.48 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.49 horeca:

  1. een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

    1. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;

    2. het verstrekken van nachtverblijf en

    3. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

  2. tot horeca worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend.

1.50 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:

  1. de transactie via internet tot stand komt;

  2. ter plaatse alleen opslag en distributie plaatsvindt;

  3. afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt.

1.51 kangoeroewoning:

een aan een eengezinswoning gekoppelde ondergeschikte woonruimte in de woning ten behoeve van een of twee personen die een familieband hebben met de hoofdbewoner.

1.52 kantoor:

een ruimte, die blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor werkzaamheden van administratieve aard.

1.53 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.54 kookstudio:

een ruimte uitsluitend bedoeld voor het in besloten sfeer geven van kookcursussen c.q. kookonderwijs aan (groepen) mensen, derhalve met uitsluiting van een horecafunctie, waarbij uitsluitend ten behoeve van deze activiteiten ter plaatse etenswaren en dranken worden geconsumeerd.

1.55 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.56 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

1.57 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.58 markt:

een (gedeelte van een) plein of straat waar handelaren hun waar aan de klanten verkopen.

1.59 monument:

bouwwerken welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke verordening bescherming genieten.

1.60 natuurwetenschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.61 openbaar gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.62 openbare dienstverlening:

de dienstverlening door een (semi-)overheidsinstelling in het kader van de uitoefening van de aan die instelling toegekende publieke taak.

1.63 overkapping:

een ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand.

1.64 peil:

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, vermeerderd met 5 cm.

  2. in andere gevallen:
    de hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, vermeerderd met 5 cm, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.65 plan:

het bestemmingsplan Soestdijk van de gemeente Soest.

1.66 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.67 speelvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van spelende kinderen in de buitenlucht, zoals speelvelden en speeltoestellen, zoals een wip-wap, glijbaan, wipkip en klimrek, alsmede een skate-baan.

1.68 staat van bedrijfsactiviteiten:

de Staat van bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van deze regels.

1.69 staat van bedrijfsactiviteiten aan huis:

de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis, die deel uitmaakt van deze regels.

1.70 staat van horeca-activiteiten:

de Staat van horeca-activiteiten, die deel uitmaakt van deze regels.

1.71 straatmeubilair:

meubilair dat langs de openbare weg staat zoals lantaarnpalen, banken en afvalbakken.

1.72 streek:

in het landschap voorkomend lineair element van landschappelijke waarde bestaande uit een waterloop met opgaande beplanting, waarlangs veelal een pad is gelegen.

1.73 supermarkt:

een grootschalig detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak.

1.74 verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen alsmede de aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.75 vlak:

een geografisch bepaald gebied.

1.76 vliesgevel:

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen, waarbij de afstand tussen vliesgevel en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen vliesgevel en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).

1.77 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.78 waardevolle archeologische laag:

de grondlaag in de bodem waarin de archeologische waarden zijn te verwachten.

1.79 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.80 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.81 zakelijke dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.

 

1.82 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.83 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;

  2. afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

  3. de bruto vloeroppervlakte van een gebouw: gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

  4. de netto vloeroppervlakte van een gebouw: binnen de afgewerkte omtrekwanden, onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw, zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair, zoals aanrechten en verwarmingslichamen; de vloeroppervlakte van een verdieping, waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is, wordt buiten beschouwing gelaten;

  5. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  6. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien het terrein voor en achter het bouwwerk niet even hoog ligt, wordt de goothoogte gemeten aan de voorgevel; voor de achtergevel liggen in dat geval de goothoogten op dezelfde werkelijke hoogte als bij de voorgevel. Indien de voorgevel wordt uitgevoerd als opgaande topgevel, gelden de goothoogten voor de zijgevels. Zij worden gemeten uit het terrein, aanliggende aan de voorgevel;

  7. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  8. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  9. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  10. de verticale bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

  11. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  1. ondergeschikte bouwonderdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventiliatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings-, en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;

  2. relatie: indien op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar verbonden zijn, dan worden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels aangemerkt als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak;

  3. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: mag niet meer dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang worden gesitueerd. Indien het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst hoger is gelegen dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang, wordt voor het bepalen van de bouw- en goothoogte van een bouwwerk vanaf die hoogte gerekend;

  4. het peil in andere gevallen: mag niet meer dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, worden gesitueerd. Indien het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst hoger is gelegen dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang, wordt voor het bepalen van de bouw- of goothoogte van een bouwwerk vanaf die hoogte gerekend.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bedrijven;

  2. instandhouding van de ter plaatse voorkomende waardevolle landschapselementen, zoals bomenrijen, singel- en laanbeplanting, streek en waterlopen;

  3. extensieve recreatie;

  4. watergangen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen; sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

  2. overige voorzieningen, zoals ontsluitingsverhardingen, groenvoorzieningen, open terreinen, tuinen en erven;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel', detailhandel op de begane grond;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'tuincentrum', één tuincentrum.

 

3.2 bouwregels

 

3.2.1 Bouwen:

Voor het bouwen van agrarische gebouwen gelden de volgende eisen:

  1. gebouwen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. het bouwperceel mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mogen de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen, niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

3.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

andere bouwwerken

bouwhoogte

Vlaggenmasten

8 m

Overkappingen en pergola’s

3,5 m

Perceelsafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van een gebouw

1 m

Overige perceelsafscheidingen

2 m

Overige andere bouwwerken

5 m

 

3.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

3.3.1 Omgevingsvergunningplicht:

Het is verboden, in andere gevallen dan die waarop de Ontgrondingenwet of de Ontgrondingenverordening van de provincie Utrecht van toepassing is, op en in gronden als bedoeld in lid 3.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;

  2. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;

  3. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;

  4. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;

  5. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.

 

3.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunning:

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van de bomen en hagen geen afbreuk wordt gedaan.

 

3.3.3 Toegestane werken of werkzaamheden:

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 mag slechts verleend worden, indien:

  1. de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden kan worden voorkomen;

  3. de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

 

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bedrijven;

  2. instandhouding van de ter plaatse voorkomende waardevolle landschaps- en/of natuurwaarden, waaronder geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele en cultuurhistorische waarden;

  3. instandhouding van de ter plaatse voorkomende waardevolle landschapselementen, zoals bomenrijen, singel- en laanbeplanting, streek en waterlopen;

  4. extensieve recreatie;

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

  2. overige voorzieningen, zoals ontsluitingsverhardingen, groenvoorzieningen, open terreinen, tuinen en erven.

 

4.2 bouwregels

 

4.2.1 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

andere bouwwerken

bouwhoogte

Vlaggenmasten

8 m

Overkappingen en pergola’s

3,5 m

Perceelsafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van een gebouw

1 m

Overige perceelsafscheidingen

2 m

Overige andere bouwwerken

5 m

 

4.3 specifieke gebruiksregels

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  1. het weiden van dieren;

  2. moestuinen en/of volkstuinen;

  3. het bebossen van gronden;

  4. paardenbakken.

 

4.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

4.4.1 Omgevingsvergunningplicht:

Het is verboden, in andere gevallen dan die waarop de Ontgrondingenwet of de Ontgrondingenverordening van de provincie Utrecht van toepassing is, op en in gronden als bedoeld in lid 4.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;

  2. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;

  3. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;

  4. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;

  5. andere handelingen te verrichten.

 

4.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunning:

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van de bomen en hagen geen afbreuk wordt gedaan.

 

4.4.3 Toegestane werken of werkzaamheden:

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 mag slechts verleend worden, indien:

  1. de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden kan worden voorkomen;

  3. de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

Artikel 5 Bedrijf

 

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. bij deze doeleinden behorende tuinen, erven en bedrijfsterreinen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen;

  3. technische installaties, luifels, overkappingen, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', een bedrijf tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', een bedrijf tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf', bouwbedrijf;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf', garagebedrijf;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in gereedschapswerktuigen', groothandel in gereedschapswerktuigen;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubels', meubelbedrijf;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie onderhoud en installatie van machines', reparatie, onderhoud en installatie van machines.

 

5.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

5.2.1 Bedrijfsgebouwen:

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ mogen de bouwhoogte van gebouwen en het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  6. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goothoogte’ mag de goothoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

5.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

bouwwerk

voor de voorgevel

achter de voorgevel

perceelafscheidingen

1 meter

3 meter

technische installaties

niet

5 meter

licht-, vlaggen- en andere masten

8 meter

10 meter

 

5.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan, zoals genoemd in lid 5.1;

  2. Op de voor 'Bedrijf' als bedoeld in lid 5.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de in de 'Nota Parkeernormen en Parkerfonds (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen.

 

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3 en de vestiging van een bedrijf toestaan, dat niet is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, of dat daarin is genoemd in een naast hogere categorie, maar dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de rechtstreeks toegelaten bedrijfsactiviteiten.

Artikel 6 Bos

 

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en bebossing, ten behoeve van het behoud en herstel van de landschappelijke waarden.

 

6.2 bouwregels

 

6.2.1 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

andere bouwwerken

bouwhoogte

Perceelsafscheidingen

2 m

 

6.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

6.3.1 Omgevingsvergunningplicht:

Het is verboden, in andere gevallen dan die waarop de Ontgrondingenwet of de Ontgrondingenverordening van de provincie Utrecht van toepassing is, op en in gronden als bedoeld in lid 6.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;

  2. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;

  3. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;

  4. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;

  5. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.

 

6.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunning:

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van de bomen en hagen geen afbreuk wordt gedaan.

 

6.3.3 Toegestane werken of werkzaamheden:

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 mag slechts verleend worden, indien:

  1. de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden kan worden voorkomen;

  3. de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 7 Centrum

 

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  2. dienstverlening met overwegend een baliefunctie, zoals reisbureaus, bankfilialen, makelaarskantoren, videotheken, kap- en schoonheidssalons, schoenmakers;

  3. wonen op de verdieping;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. overige voorzieningen, zoals terrassen, groenvoorzieningen, voetgangersgebieden, voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen;

  3. straatmeubilair en beeldende kunstwerken;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt', een supermarkt;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1', horeca tot en met horecacategorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', horeca tot en met horecacategorie 1 t/m 2 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3;

  7. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', een onderdoorgang;

  8. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monumenten', gemeentelijke monumenten.

 

7.2 bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen:

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende eisen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. onder de gebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale bouwdiepte van 3,3 meter.

 

7.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

bouwwerken

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

Luifels en pergola's

niet

3,5 meter

Uitstalkasten en ander winkelstraatmeubilair

2,5 meter

2,5 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

7.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Op de voor 'Centrum' als bedoeld in lid 7.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds (1e herziening) d.d. 18 februari 2010;

  2. De voor ‘Centrum’ als bedoeld in lid 7.1 aangewezen gronden mogen tevens worden gebruikt voor het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen, met dien verstande, dat voor dit gebruik maximaal 10% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) met een maximum van 25 m2 mag worden gebruikt.

 

Artikel 8 Detailhandel

 

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;

  2. wonen op de verdieping;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. tuinen en erven;

  3. overige voorzieningen, zoals terrassen, groenvoorzieningen, water en verkeer.

 

8.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

8.2.1 Gebouwen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

8.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

andere bouwwerken

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

Luifels en pergola's

niet

3,5 meter

Uitstalkasten en ander winkelstraatmeubilair

2,5 meter

2,5 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

8.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Op de voor 'Detailhandel' als bedoeld in lid 8.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen;

  2. de voor ‘Detailhandel’ als bedoeld in lid 8.1 aangewezen gronden mogen tevens worden gebruikt voor het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen, met dien verstande, dat voor dit gebruik maximaal 10% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) met een maximum van 25 m2 mag worden gebruikt.

 

8.4 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de bestemming 'Detailhandel' als bedoeld in lid 8.1 te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening' als bedoeld in artikel 9 of in de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 19, waarbij de volgende bepalingen gelden:

    1. deze bevoegdheid geldt uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’;

    2. gebouwen bestemd voor dienstverlening mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

    3. hoofdgebouwen bestemd voor wonen mogen niet worden gebouwd binnen het vlak waar ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 respectievelijk 5 meter;

    4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de betrokken en van de nabijgelegen gronden, zoals de belangen met betrekking tot het stedenbouwkundige karakter van het gebied, mogen niet onevenredig worden geschaad;

    5. er aan de in de ‘Nota Parkeernormen en Parkeerfonds’ (1e herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

    6. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

    7. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 9 Dienstverlening

 

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening;

  2. wonen;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. tuinen en erven;

  3. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water en verkeer;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding ‘gezondheidszorg’, het beroepsmatig verlenen van diensten op medisch gebied.

 

9.2 bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. hoofdgebouwen bestemd voor wonen mogen niet worden gebouwd binnen het vlak waar ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 respectievelijk 5 meter;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  6. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monumenten’: gemeentelijke monumenten;

  7. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonumenten’: rijksmonumenten.

 

9.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

andere bouwwerken

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

Luifels en pergola's

n.v.t.

3,5 meter

Uitstalkasten en ander winkelstraatmeubilair

2,5 meter

2,5 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

9.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Op de voor 'Dienstverlening' als bedoeld in lid 9.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds’ (1e herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010.

 

Artikel 10 Gemengd

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening;

  2. wonen;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. tuinen en erven;

  3. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water en verkeer.

 

10.2 bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

10.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

andere bouwwerken

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

Luifels en pergola's

n.v.t.

3,5 meter

Uitstalkasten en ander winkelstraatmeubilair

2,5 meter

2,5 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

10.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

    1. Op de voor 'Gemengd' als bedoeld in lid 10.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds’ (1e herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010.

 

Artikel 11 Groen - Structuurgroen

 

11.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Structuurgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen die deel uit maken van de hoofdgroenstructuur van Soest, ten behoeve van het behoud en herstel van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

met de daarbij behorende:

  1. openbaar groen, speelvoorzieningen, verblijfsgebied en geluidwerende voorzieningen;

  2. overige voorzieningen, zoals watergangen en waterpartijen, waterbergingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen, alsmede voet- en fietspaden, ontsluitingsverhardingen, openbare verlichting, nutsvoorzieningen, open terreinen en landschappelijke beplantingen.

 

11.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

11.2.1 Andere bouwwerken:

  1. Op de voor 'Groen - Structuurgroen' aangewezen gronden zijn geen gebouwen toegestaan;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

 

andere bouwwerken

bouwhoogte

Voorzieningen ten behoeve van de openbare veiligheid

18 meter

Openbare verlichting

10 meter

Geluidwerende voorzieningen

3 meter

Speelvoorzieningen

5 meter

Overige andere bouwwerken

3 meter

 

11.3 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de andere bouwwerken vanwege de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, alsmede over het behoud van monumentale en waardevolle bomen.

 

11.4 specifieke gebruiksregels

De gronden als bedoeld in lid 11.1 mogen niet worden gebruikt voor parkeren.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

11.5.1 Verbod:

Het is verboden, in andere gevallen dan die waarop de Ontgrondingenwet of de Ontgrondingenverordening van de provincie Utrecht van toepassing is, op en in gronden als bedoeld in lid 11.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;

  2. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;

  3. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;

  4. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;

  5. het planten en/of het vellen/rooien van bomen en/of beplanting;

  6. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen en/of beplanting ten gevolge hebben of kunnen hebben.

 

11.5.2 Uitzonderingen:

Het verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van het groen geen afbreuk wordt gedaan.

 

11.5.3 Toetsingscriteria:

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.5.1 mag slechts verleend worden, indien:

  1. de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden kan worden voorkomen;

  3. de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

Artikel 12 Groen - Wijkgroen

 

12.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Wijkgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbaar groen;

met de daarbij behorende:

  1. speelvoorzieningen, verblijfsgebied en geluidwerende voorzieningen;

  2. overige voorzieningen, zoals watergangen en waterpartijen, waterbergingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen, alsmede voet- en fietspaden, ontsluitingsverhardingen, openbare verlichting, nutsvoorzieningen, open terreinen en landschappelijke beplantingen.

 

12.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

12.2.1 Andere bouwwerken:

  1. Op de voor 'Groen - Wijkgroen' aangewezen gronden zijn geen gebouwen toegestaan;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

 

andere bouwwerken

bouwhoogte

Voorzieningen ten behoeve van de openbare veiligheid

18 meter

Openbare verlichting

10 meter

Geluidwerende voorzieningen

3 meter

Speelvoorzieningen

5 meter

Overige andere bouwwerken

3 meter

 

Artikel 13 Horeca

 

13.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca in de categorieën 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3;

  2. wonen op de verdieping;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. tuinen, erven en bedrijfsterreinen;

  3. overige voorzieningen, zoals terrassen, groenvoorzieningen, en speelvoorzieningen.

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1', horeca tot en met horecacategorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', horeca tot en met horecacategorie 2 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3', horeca tot en met horecacategorie 3 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3.

 

13.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

13.2.1 Gebouwen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monumenten’, gemeentelijke monumenten.

 

13.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

 

andere bouwwerken

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

Speelvoorzieningen

1 meter

3 meter

Luifels en pergola's

n.v.t.

3,5 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

13.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Op de voor 'Horeca' als bedoeld in lid 13.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen.

 

13.4 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de bestemming 'Horeca' als bedoeld in lid 13.1 te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening' als bedoeld in artikel 9 of in de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 19, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. deze bevoegdheid geldt uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’;

  2. gebouwen bestemd voor dienstverlening mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  3. hoofdgebouwen bestemd voor wonen mogen niet worden gebouwd binnen het vlak waar ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 respectievelijk 5 meter;

  4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de betrokken en van de nabijgelegen gronden, zoals de belangen met betrekking tot het stedenbouwkundige karakter van het gebied, mogen niet onevenredig worden geschaad;

  5. er aan de in de ‘Nota Parkeernormen en Parkeerfonds’ (1e herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  6. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  7. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 14 Kantoor

 

14.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. tuinen, erven en bedrijfsterreinen;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen', één woning op de eerste verdieping;

  4. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en speelvoorzieningen.

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van kantoor – showroom en vergaderingen/bijeenkomsten’, showroom en vergaderingen/bijeenkomsten;

  2. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – brandtrap’, brandtrap;

  3. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - fietsenberging’, fietsenberging;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag', opslag.

 

14.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

14.2.1 Gebouwen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monumenten’, gemeentelijke monumenten;

  6. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonumenten', rijksmonumenten.

 

14.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

 

andere bouwwerken

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

Speelvoorzieningen

1 meter

3 meter

Luifels en pergola's

n.v.t.

3,5 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

14.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Kantoor’ als bedoeld in artikel 14.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen.

 

Artikel 15 Maatschappelijk

 

15.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen op het gebied van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, kinderopvang voor kinderen van 0 tot en met 12 jaar, recreatie, gezondheids- en revalidatiezorg, ouderenzorg en –huisvesting, alsmede openbare en bijzondere dienstverlening;

met de daarbij behorende:

  1. ondergeschikte kantine en sportfaciliteiten ten dienste van de maatschappelijke functie;

  2. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  3. tuinen, erven en instellingsterreinen;

  4. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water en speel- en sportvoorzieningen.

 

15.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

15.2.1 Gebouwen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monumenten’, gemeentelijke monumenten.

 

15.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

 

andere bouwwerk

bouwhoogte

perceelafscheidingen

3 meter

speel- en sportvoorzieningen

3 meter

technische installaties

5 meter

 

15.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Op de voor 'Maatschappelijk' als bedoeld in lid 15.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen.

Artikel 16 Sport

 

16.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen, zoals sportvelden en -hallen en tennisbanen;

met de daarbij behorende:

  1. kantinefaciliteiten;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kookstudio', een kookstudio in de kelder;

  3. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  4. tuinen, erven en terreinen;

  5. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water en speel- en sportvoorzieningen.

 

16.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

16.2.1 Gebouwen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. onder gebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale bouwdiepte van 3,3 meter.

 

16.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

andere bouwwerken

bouwhoogte

Ballenvangers en vlaggenmasten

8 meter

Lichtmasten

8 meter

Luifels en pergola's

3,5 meter

Speelvoorzieningen

3 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

3 meter

 

16.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Sport’ als bedoeld in artikel 16.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen.

 

Artikel 17 Tuin

 

17.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

  2. perceelsontsluitingen;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bijbehorende bouwwerken’: één bestaand bijbehorend bouwwerk;

  2. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – carport’: carport;

  3. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – garageboxen’: garageboxen.

 

17.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

17.2.1 Erkers en ingangspartijen:

Uitbouwen, waaronder begrepen erkers en ingangspartijen, buiten het bouwvlak, aan de voorgevel van een woning zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de breedte van de betreffende uitbouw mag niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel zijn, dan wel niet breder dan het bestaande raam waarvoor de erker in de plaats komt;

  2. de diepte van betreffende uitbouw mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning, niet dieper zijn dan 1,5 meter;

  3. de goothoogte van betreffende uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 meter gemeten vanaf peil;

  4. de bouwhoogte van betreffende uitbouw mag niet meer bedragen dan 4 meter gemeten vanaf peil;

  5. de oppervlakte van betreffende uitbouw wordt meegeteld bij de maximale bebouwing zoals bedoeld in lid 17.2.2.

 

17.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

andere bouwwerken

voor de voorgevel hoofdgebouw

achter de voorgevel hoofdgebouw

vlaggenmasten

8 meter

8 meter

perceelafscheidingen

1 meter

2 meter

overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

  1. een overkapping boven de voordeur is toegestaan, mits:

    1. de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;

    2. de horizontale diepte niet meer dan 1,50 meter bedraagt, gemeten uit de voorgevel van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;

    3. het om een open constructie zonder zijwanden gaat;

    4. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.

 

17.3 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de bestemming ‘Tuin’ als bedoeld in lid 17.1 te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening' als bedoeld in artikel 9, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. deze bevoegdheid geldt uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’;

  2. gebouwen bestemd voor dienstverlening mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de betrokken en van de nabijgelegen gronden, zoals de belangen met betrekking tot het stedenbouwkundige karakter van het gebied, mogen niet onevenredig worden geschaad;

  4. er aan de in de ‘Nota Parkeernormen en Parkeerfonds’ (1e herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  5. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  6. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 18 Verkeer

 

18.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, rijbanen, inclusief in-, uitvoeg- en opstelstroken, verkeerstekens en verkeersborden;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. voet- en fietspaden;

  3. groen- en speelvoorzieningen;

  4. bermen en overige verhardingen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen;

  6. overige voorzieningen, zoals terrassen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen, zulks met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen;

alsmede voor:

  1. (boeken)markten en evenementen;

  2. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – garageboxen’: garageboxen;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding ‘monumentale boom’: monumentale boom.

 

18.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

18.2.1 Garageboxen:

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn geen gebouwen en/of overkappingen toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen', garageboxen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

 

18.2.2 Andere bouwwerken:

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

 

andere bouwwerken

maximale bouwhoogte

licht-, vlaggen- en andere masten

10 meter

geluidwerende voorzieningen

5 meter

Speelvoorzieningen

5 meter

overige andere bouwwerken

3 meter

 

18.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. op de voor 'Verkeer' als bedoeld in lid 18.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen;

  2. het gebruik van garageboxen voor een bedrijf, detailhandel en/of horeca is in strijd met dit bestemmingsplan.

Artikel 19 Wonen

 

19.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. al dan niet met een beroep of bedrijf aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  3. bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;

  4. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel', detailhandel op de begane grond;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'dienstverlening', dienstverlening op de begane grond;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor', kantoor op de begane grond;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'woonwagenstandplaats', woonwagens.

 

19.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

19.2.1 Hoofdgebouwen:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;

  3. ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-onder-één-kapwoningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

  5. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  6. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  7. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum aantal woonwagens’ mag het aantal woonwagens niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  8. onder hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale bouwdiepte van 3,3 meter;

  9. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonumenten’, rijksmonumenten;

  10. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijke monumenten’, gemeentelijke monumenten.

 

19.2.2 Bijbehorende bouwwerken:

  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden met de bestemming wonen en tuin met een maximum van 150m2;

  4. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

5 meter

  1. van bijgehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhoog lopen.

 

19.2.3 Andere bouwwerken:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

situering

bouwhoogte

voor de voorgevel van het hoofdgebouw

1 meter

achter de voorgevel van het hoofdgebouw

2 meter

 

  1. voor het bouwen van een zwembad dient het volgende in acht te worden genomen:

    1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 3 meter te bedragen.

 

19.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor de bouw van een bijbehorend bouwwerk met een hogere goot- en/of bouwhoogte, mits:

  1. daarmee een betere aansluiting op de hoogte van de begane grond laag van het hoofdgebouw kan worden verkregen;

  2. de kapvorm en dakhellingen van het hoofdgebouw worden overgenomen;

  3. de bouwhoogte tenminste 2 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt.

 

19.4 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken dient functioneel ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, dus te gebruiken voor functies zoals garage, stalling, hobbyruimte, bergruimte, kas, huisdierenverblijf, en voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep;

  2. Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

    1. de woonfunctie daardoor niet mag worden verdrongen en maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt;

    2. het beroep- of bedrijf aan huis door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;

    3. in het kader van een beroep of bedrijf aan huis mogen maximaal 2 personen in de woning werkzaam zijn;

    4. uitsluitend beroeps- en bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegestaan van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in bijlage 2;

    5. er geen horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

    6. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010 vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

    7. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden;

    8. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc.

 

19.5 afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.4 en de vestiging toestaan van een beroep- of bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis is genoemd maar die naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden vergeleken met een rechtstreeks toegelaten beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

19.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de bestemming 'Wonen' als bedoeld in lid 19.1 te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening' als bedoeld in artikel 9 of, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. deze bevoegdheid geldt uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’;

  2. gebouwen bestemd voor dienstverlening mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de betrokken en van de nabijgelegen gronden, zoals de belangen met betrekking tot het stedenbouwkundige karakter van het gebied, mogen niet onevenredig worden geschaad;

  4. er aan de in de ‘Nota Parkeernormen en Parkeerfonds’ (1e herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  5. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  6. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 20 Wonen - Gestapeld

 

20.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. al dan niet met een beroep of bedrijf aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  3. andere bouwwerken;

  4. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

 

20.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

20.2.1 Gebouwen

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. er mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

20.2.2 Andere bouwwerken:

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

situering

bouwhoogte

voor de voorgevel van het hoofdgebouw

1 meter

achter de voorgevel van het hoofdgebouw

2 meter

 

20.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie daardoor niet mag worden verdrongen en maximaal 50 m² van de woning voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt;

  2. een bedrijf aan huis slechts op de begane grond laag van een gebouw met gestapelde woningen is toegestaan;

  3. het beroep- of bedrijf aan huis door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend, waarbij er tegelijkertijd maximaal 2 arbeidskrachten in de woning aan het werk mogen zijn;

  4. uitsluitend beroeps- en bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegestaan van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in bijlage 2;

  5. er geen horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

  6. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010 vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  7. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden;

  8. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc.

 

20.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.3 en de vestiging toestaan van een beroep- of bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis is genoemd maar die naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden vergeleken met een rechtstreeks toegelaten beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Artikel 21 Waarde - Archeologie Waardevol Gebied 2

 

21.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Waardevol gebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met hoge archeologische waarden die geen beschermde monumentenstatus hebben, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie Waardevol gebied 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

21.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

21.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie Waardevol gebied 2' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking zoals bedoeld in lid 21.3 te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

21.2.2 Uitzonderingen

Het onder lid 21.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de waardevolle laag al is geroerd;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad;

  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);

  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

    2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

 

21.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 21.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

21.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

21.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie Waardevol gebied 2' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld.

 

21.4.2 Uitzonderingen

Het onder lid 21.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen;

  4. die een oppervlakte van 50 m² of minder beslaan;

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de waardevolle laag al is geroerd;

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

21.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in lid 21.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

21.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

21.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie Waardevol gebied 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 22 Waarde - Archeologie hoge verwachting

 

22.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - archeologie hoge verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

22.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

22.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - archeologie hoge verwachting' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking zoals bedoeld in lid 22.3 te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming (en).

 

22.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 22.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad, of;

  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;

  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

    2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid, of;

  6. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

 

22.3.1 Afwijking:

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 22.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

22.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

22.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

22.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld.

 

22.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 22.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die normale onderhoud betreffen, of;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen, of;

  4. die een oppervlakte van 100 m² of minder beslaan, of;

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

22.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in lid 22.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

22.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

22.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

22.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - archeologie hoge verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 23 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting

 

23.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - archeologie middelhoge verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

23.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

23.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - archeologie middelhoge verwachting' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking van het bevoegd gezag te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen.

 

23.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad, of;

  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;

  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

    2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid, of;

  6. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

 

23.3.1 Afwijking:

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 23.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

23.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

23.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 500 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld.

 

23.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen, of;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen, of;

  4. die een oppervlakte van 500 m² of minder beslaan, of;

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

23.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in lid 23.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

23.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

23.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

23.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - archeologie middelhoge verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

 

Artikel 24 Waarde - Archeologie lage verwachting

 

24.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - archeologie lage verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

24.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

24.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking van het bevoegd gezag te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen.

 

24.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 24.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad, of;

  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;

  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

    2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 10.000 m² wordt uitgebreid, of;

  6. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10.000 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

 

24.3.1 Afwijking:

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 24.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

24.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

24.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - archeologie lage verwachting' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 10.000 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld.

 

24.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 24.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen, of;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen, of;

  4. die een oppervlakte van 10.000 m² of minder beslaan, of;

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

24.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in lid 24.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

24.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

24.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

24.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - archeologie lage verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht

 

25.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het gemeentelijk beschermde dorpsgezicht, waarbij de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

25.2 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken vanwege de instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde dorpsgezicht.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.3.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, kavelsloten, greppels en andere wateren;

  2. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  3. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  4. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 1.000 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

 

25.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden, of;

  2. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, of;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

25.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 25.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;

  2. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van het beschermde stadsgezicht en de Commissie voor welstand en monumenten daarover heeft geadviseerd.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels

 

27.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in lid 27.4 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;

  2. Het bepaalde in lid 27.1.a. geldt niet voor bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

27.2 Maximum goothoogte

Van een gebouw waarvan de maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken boven de denkbeeldige vlakken, die de denkbeeldige verticale vlakken onder een hoek van 142 graden snijden ter hoogte van de maximum goothoogte. Onder de denkbeeldige verticale vlakken worden de verticale vlakken verstaan boven twee tegenover elkaar liggende zijden van het bouwvlak evenwijdig aan de hoofdrichting van de nok. Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, dakkapellen en goten (zie toelichting in lid 27.3: figuur maximale goothoogte).

  1. Van een gebouw waarvoor geen bouwvlak is opgenomen en waarvan de maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de denkbeeldige verticale vlakken waarin de twee langste gevels van het bouwwerk liggen onder een hoek van 142° snijden ter hoogte van de maximum goothoogte. Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, dakkapellen en goten;

  2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot het uiterlijk, de afmeting en de plaatsing van dakkapellen.

 

27.3 Figuur maximale goothoogte

 [image]

27.4 Onderkeldering van gebouwen

Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:

  1. de verticale bouwdiepte mag maximaal 3.30 meter bedragen;

  2. het deel van de kelder, dat verder reikt dan het oppervlak van het gebouw vanaf peil wordt meegeteld bij de oppervlaktebebouwing buiten het bouwvlak en bedraagt niet meer dan de maxima zoals deze zijn gesteld in de daar voorkomende bestemming;

  3. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1.00 meter uit de gevel van de kelder worden gebouwd;

  4. toelaatbaar zijn uitsluitend ondergrondse ruimten, die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen.

 

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

 

28.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

Onverminderd het bepaalde in artikel 32 (Overgangsrecht) is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen. Onder het verboden gebruik valt in ieder geval het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen.

 

28.2 Verboden gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dit gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens het plan;

  2. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, en als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking of het beheer van de bestemming.

 

28.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders van Soest wijken af van het bepaalde in lid 32.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen word gerechtvaardigd.

 

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

 

29.1 Geluidzone - spoor

  1. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels', geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:

    1. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;

    2. voor deze woningen een hogere grenswaarde is verleend op grond van art. 110 van de Wet geluidhinder;

    3. de geluidsgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelig objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat:

      • daarbij de afstand tot de weg niet wordt verkleind of;

      • de geluidsbelasting vanwege treinverkeer op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of;

      • de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde.

  2. het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.1, sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met dien verstande dat de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten vanwege het wegverkeerslawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde.

 

29.2 Geluidzone - weg

  1. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels' , geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:

    1. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;

    2. voor deze woningen een hogere grenswaarde is verleend op grond van art. 110 van de Wet geluidhinder;

    3. de geluidsgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelig objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat:

      • daarbij de afstand tot de weg niet wordt verkleind of;

      • de geluidsbelasting vanwege treinverkeer op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of;

      • de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde.

  2. het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 29.2 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met dien verstande dat de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten vanwege het wegverkeerslawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde.

 

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

 

30.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan mits dit stedenbouwkundig acceptabel wordt geacht:

  1. voor het overschrijden van bouwgrenzen, mits de overschrijding niet meer dan 2.00 meter bedraagt;

  2. voor het overschrijden van voorgeschreven maten en percentages tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;

  3. voor het toestaan van bijzondere dakvormen;

  4. voor het bouwen van portieken, liftschachten en stedenbouwkundige accenten;

  5. voor de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken bij een woning voor de stalling van scootmobielen of daaraan gelijk te stellen vervoersmiddelen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3.00 m en de oppervlakte niet meer dan 10 m² mag bedragen;

  6. voor het plaatsen van beeldende kunstwerken met een maximale bouwhoogte van 5.00 m.

 

30.2 Criteria

Er wordt niet afgeweken als bedoeld in lid 30.1, indien daardoor afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

30.3 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan teneinde toe te staan dat een bijbehorend bouwwerk bij een hoofdgebouw met de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 19 wordt gebruikt als aantoonbare afhankelijke mantelzorg woonruimte, met dien verstande dat:

    1. een dergelijke bewoning aantoonbaar noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;

    2. er geen onevenredig aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

    4. de mantelzorg wordt beëindigd indien daarvan geen gebruik meer wordt gemaakt;

    5. indien het gebruik van een bijbehorend bouwwerk bij een woning als mantelzorgwoning niet mogelijk is, mag het bevoegde gezag voor wat betreft de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een gebouw met de bestemming 'wonen' afwijken van de regels van dit bestemmingsplan, mits aanvrager aantoont, onverminderd het bepaalde onder c en d van dit lid, dat het zelfstandig op te richten gebouw na de beëindiging van de mantelzorg wordt verwijderd;

    6. de mantelzorg woonruimte slechts wordt toegestaan onder de bij de omgevingvergunning te stellen verplichting dat de aanvrager schriftelijk bij de aanvraag verklaart te voldoen aan het bepaalde in dit artikel, zulks op grond van een schriftelijk advies van een deskundige inzake ouderen- of gehandicpatenzorg en op grond van een schriftelijk advies van een huisarts.

 

30.4 Kangoeroewoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan teneinde in woningen een kangoeroewoning toe te staan, met dien verstande dat:

    1. de kangoeroewoning deel uitmaakt van een grotere woning, maar als zelfstandige wooneenheid is aan te merken en daarmee fysiek één geheel vormt;

    2. de kangoeroewoning geen eigen woonadres krijgt;

    3. per eengezinshuis maximaal één kangoeroewoning is toegestaan;

    4. het geheel van de oorspronkelijke woning/kangoeroewoning past binnen de maatvoering van de woning zoals die is opgenomen in de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan;

    5. de voor de kangoeroewoning benodigde parkeervoorzieningen op eigen erf wordt gerealiseerd;

    6. ten behoeve van de afwijking een ruimtelijke onderbouwing wordt ingediend;

    7. de woonoppervlakte van de kangoeroewoning maximaal 30% van de totale woonoppervlak bedraagt;

    8. de kangeroewoning slechts wordt toegestaan onder de bij de omgevingvergunning te stellen verplichting dat de aanvrager schriftelijk verklaart te voldoen aan het bepaalde in dit lid.

 

Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

 

31.1 Overschrijding van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de begrenzing van bestemmings- en bouwvlakken wijzigen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken en zones niet meer dan 20% wordt verkleind of vergroot.

 

31.2 Wijzigen van Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uit makende Staat van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 1 wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.

 

31.3 Nota Parkeernormen en Parkeerfonds

Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010 het bestemmingsplan wijzigen voor zover dit nodig is in verband met een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds.

 

31.4 Wijzigen van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart

Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart het bestemmingsplan wijzigen voor zover dit nodig is in verband met:

  1. een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, dan wel;

  2. een door Burgemeester en wethouders vastgestelde wijziging van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Waardevol Gebied 1, 2 of 3, zodanig, dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgraving, daartoe aanleiding geeft.

 

31.5 Wro-zone - wijzigingsgebieden

 

31.5.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Voor de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ gelden de regels als bedoeld in de artikelen 8.4, 13.4, 17.4 en 19.4, waarin naar deze gebiedsaanduiding wordt verwezen.

 

31.5.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 2’ (Koninginnelaan 158) te wijzigen in de bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 17 en de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 19, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. maximaal 3 grondgebonden woningen, uitgevoerd als twee bouwlagen met kap, met een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 9 meter zijn toegestaan;

  2. één vrijstaande woning, gelegen op een afstand van maximaal 8 meter van de openbare weg, en één twee-aanéén gebouwde woningen, gelegen op een afstand van maximaal 60 meter van de openbare weg;

  3. de afstand van de vrijstaande woning tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen, en de afstand van de twee-aanéén woning tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 9 meter te bedragen;

  4. de bestemming van de gronden tussen de openbare weg en de vrijstaande woning en van de gronden, gelegen tussen de openbare weg en 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de vrijstaande woning, mogen slechts worden gewijzigd in de bestemming 'Tuin';

  5. de bestemming van de grondenm, die op een afstand van 20 meter of minder zijn gelegen van de verst van de openbare weg gelegen (achterste) grens van deze gebiedsaanduiding mag slechts worden gewijzigd in de bestemming 'Tuin';

  6. de nieuwe en bestaande woningen dienen te worden ontsloten via een inrit aan de Koninginnelaan;

  7. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  8. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  9. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  10. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  11. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  12. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 3’ (Spoorstraat 9) te wijzigen in de bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 17 en de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 19, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. maximaal 5 grondgebonden woningen, uitgevoerd als twee bouwlagen met kap, met een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 9 meter zijn toegestaan;

  2. één vrijstaande woning en twee twee-aanéén gebouwde woningen;

  3. de afstand van de nieuw te realiseren woningen tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;

  4. de nieuwe woningen, zijnde één vrijstaande woning en één twee-onder-één-kapwoning dienen te worden ontsloten via een inrit aan de Prins Bernhardlaan, en één twee-onder-één- kapwoning dient te worden ontsloten via een inrit aan de Spoorstraat;

  5. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  6. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  7. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  8. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  9. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  10. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.4 Wro-zone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 4’ (Nieuwstraat 25) te wijzigen in de bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 17 en de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 19, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. maximaal 5 grondgebonden woningen, uitgevoerd als twee bouwlagen met kap, met een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 9 meter zijn toegestaan;

  2. één vrijstaande woning en twee twee-aanéén gebouwde woningen;

  3. de afstand van de woningen tot de weg moet minimaal 3 meter bedragen, de afstand van de woningen tot alle overige perceelgrenzen minimaal 5 meter, uiteraard met uitzondering van de perceelgrenzen waar twee woningen aan elkaar grenzen;

  4. de bouw van de woningen is alleen mogelijk, als er een nieuwe weg wordt aangelegd tussen de Nieuwstraat en de Mezenhof, aan welke weg de nieuwe woningen worden gesitueerd;

  5. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  6. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  7. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  8. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  9. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  10. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.5 Wro-zone - wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 5’ (hoek Van Weedestraat 5 – Prins Bernhardlaan) te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' als bedoeld in artikel 15, de bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 17 en de bestemming 'Verkeer' als bedoeld in artikel 18, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte maximaal 8 meter bedragen;

  2. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  3. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  4. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat.

  5. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  6. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.6 Wro-zone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bouwvlak met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 6’ (hoek Van Weedestraat 8 – Korte Melmweg) te vergroten, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte maximaal 4 meter bedragen;

  2. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  3. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  4. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  5. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  6. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  7. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.7 Wro-zone - wijzigingsgebied 7

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 7' (Van Weedestraat 97) aan te duiden als bouwvlak en te wijzigen naar de bestemming 'Centrum' waarbinnen de planregels van de bestemming 'Centrum' als bedoeld in artikel 7 en waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte maximaal 10 meter bedragen;

  2. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  3. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  4. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  5. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  6. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.8 Wro-zone - wijzigingsgebied 8

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 8’ (Van Weedestraat 56-58) aan te duiden als bouwvlak en te wijzigen naar de bestemming 'Centrum' als bedoeld in artikel 7, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. maximaal 6 woningen, uitgevoerd als twee bouwlagen met kap, met een goothoogte van maximaal 10 meter en een bouwhoogte van maximaal 13 meter zijn toegestaan;

  2. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  3. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  4. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  5. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  6. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  7. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.9 Wro-zone - wijzigingsgebied 9

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 9’ (Van Weedestraat 62 - Stadhouderslaan) te wijzigen in de bestemming 'Centrum' als bedoeld in artikel 7, en aan te duiden als bouwvlak, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. maximaal 6 woningen, uitgevoerd als drie bouwlagen zonder kap, met een goothoogte van maximaal 10 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter zijn toegestaan;

  2. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  3. het gebied dient als één geheel ontwikkeld te worden;

  4. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  5. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  6. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  7. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  8. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.10 Wro-zone - wijzigingsgebied 10

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 10’ (Burgemeester Grothestraat 2 tot en met 12) aan te duiden als bouwvlak waarbinnen de planregels van de bestemming ‘Centrum’ als bedoeld in artikel 7 van toepassing zijn, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedragen;

  2. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  3. het gebied dient als één geheel ontwikkeld te worden;

  4. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  5. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  6. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  7. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  8. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.11 Wro-zone - wijzigingsgebied 11

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 11’ (Burgemeester Grothestraat 9) aan te duiden als bouwvlak waarbinnen de planregels van de bestemming ‘Centrum’ als bedoeld in artikel 7 van toepassing zijn, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  2. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  3. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  4. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  5. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.12 Wro-zone - wijzigingsgebied 13

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 13’ (Mezenhof) te wijzigen in de bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 17 en de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 19, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. maximaal 2 grondgebonden woningen, uitgevoerd als twee bouwlagen met kap, met een goothoogte van maximaal 4 meter en een bouwhoogte van maximaal 9 meter zijn toegestaan;

  2. de afstand van de nieuw te realiseren woningen tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;

  3. twee twee-aanéén gebouwde woningen;

  4. de nieuwe woningen dienen te worden ontsloten via een inrit aan de Mezenhof;

  5. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  6. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  7. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  8. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  9. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.13 Wro-zone - wijzigingsgebied 14

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bouwvlak met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 14’ (Schrikslaan 25) te vergroten en de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 19, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. maximaal één vrijstaande of een twee-aanéén woning met een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 8 meter is toegestaan;

  2. de afstand van de nieuw te realiseren woningen tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;

  3. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  4. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  5. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  6. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  7. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.14 Wro-zone - wijzigingsgebied 15

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bouwvlak met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 15’ (Beek en Daalselaan) te vergroten, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. het bebouwd oppervlak met maximaal 600m2 te vergroten, met een bouwhoogte van maximaal 6;

  2. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  3. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  4. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  5. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  6. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.15 Wro-zone - wijzigingsgebied 16

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om om de gronden met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 16' (Koninginnelaan 148) te wijzigen in de bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 17 en de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 19 waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. maximaal 2 grondgebonden woningen, uitgevoerd als 1 twee aan-één gebouwde woning, en uitgevoerd als twee bouwlagen met kap, met een goothoogte van maximaal 5 meter en een bouwhoogte van maximaal 9 meter zijn toegestaan;

  2. de afstand van de nieuw te realiseren woningen tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;

  3. op een afstand van 63 meter van de openbare weg worden de achterliggende gronden opgenomen met de bestemming 'Tuin';

  4. de diepte van de nieuw te realiseren woningen mag maximaal 12 meter bedragen;

  5. de nieuw te realiseren woningen dienen te worden geplaatst tussen de denkbeeldige doorgetrokken rooilijnen van de belendende woningen Koninginnelaan 146/146A en 150/150A;

  6. de nieuwe en bestaande woningen dienen te worden ontsloten via een inrit aan de Koninginnelaan;

  7. de sloop van de aanwezige agrarische bebouwing dient een onderdeel van het totaalplan te zijn;

  8. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  9. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  10. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  11. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  12. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  13. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.16 Wro-zone - wijzigingsgebied 17

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bouwvlak aan de zijde van de Lindenlaan met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 17' (Van Weedestraat 7 - 9) te vergroten:

  1. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen;

  2. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  3. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  4. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  5. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  6. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.5.17 Wro-zone - wijzigingsgebied 18

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bouwvlak aan de zijde van Bakkersweg met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 18' (Burgemeester Grothestraat 7) te vergroten:

  1. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen;

  2. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  3. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  4. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  5. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  6. alvorens tot wijziging over te gaan, dient eerst een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

 

31.6 Wijzigen van de verbeelding

Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding wijzigen door het verwijderen van de functieaanduiding ‘supermarkt’ als bedoeld in artikel 7.1.g. (de bestemming 'Centrum'), indien de uitoefening van de betreffende functie ter plaats beëindigd is.

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 32 Overgangsrecht

 

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder 32.1.a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 32.1.a met maximaal 10%;

  3. Het bepaalde in lid 32.1.a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

32.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 32.2.a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 32.2.a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. Het bepaalde in lid 32.2.a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

32.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen Burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Soestdijk.