Type plan: projectbesluit
Naam van het plan: Stokweg 19 te Rhenen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0340.PBSTOKWEG19-de01

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte, ruimte voor ontwikkeling (2006)
De Nota Ruimte [1] geeft de hoofdlijnen aan van het nationaal ruimtelijke beleid voor de komende decennia. Uitgegaan wordt van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen het rijk en de decentrale overheden. Hiermee keert het beleid terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid en verschuift het accent van ‘ordening’ naar ‘ontwikkeling’.
 
De Nota Ruimte is een integrale nota en brengt zoveel mogelijk rijksbeleid voor ruimtelijke onderwerpen in één nota en vervangt hiermee diverse Planologische Kernbeslissingen (PKB’s) en ruimtelijk relevante rijksnota’s. De hierin vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven en het Actieplan Bedrijventerreinen, de Agenda Vitaal Platteland en het daarbij behorende Meerjarenprogramma Groene Ruimte en het actieprogramma voor ruimte en cultuur.
 
In het nationaal ruimtelijk beleid richt het kabinet zich op:
  • Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • Borging van de veiligheid.
 
In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Voor geheel Nederland is een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen. De gebieden en netwerken die het Rijk van nationaal belang acht, zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen. Onderhavig plangebied maakt deel uit van de Ruimtelijke Hoofdstructuur Economie, infrastructuur en verstedelijking. Op de PKB-kaarten is het gebied aangemerkt als Economisch kerngebied ‘Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal’ (WERV) en is nauw verbonden met het Nationaal stedelijk netwerk ‘Arnhem – Nijmegen’.
 
Conclusie
Door het nationale karakter van de Nota Ruimte en de kleine schaal van onderhavig plan, heeft dit bestemmingsplan nauwelijks raakvlak met het nationaal beleid. Toch kan worden geconcludeerd dat onderhavig plan binnen de Nota Ruimte past, daar de nieuwbouw plaatsvindt op reeds bebouwd terrein. Hierdoor worden de ruimtelijke waarden in de nabijheid van het plangebied niet aangetast.


[1] Ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ (mei 2006) Nota Ruimte, Ruimte voor ontwikkeling
3.1.2 Waterwet (2009)
Op 22 december 2009 is de nieuwe Waterwet van kracht geworden. Deze integrale wet dient om ook in de toekomst te kunnen voldoen aan de eisen die het waterbeheer van de toekomst aan ons land stelt. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’ centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van binnenwatersystemen, zoals de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.
De Waterwet voegt de volgende acht bestaande waterbeheerwetten samen:
  • Wet op de waterhuishouding;
  • Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
  • Wet verontreiniging zeewater;
  • Grondwaterwet;
  • Wet droogmakerijen en indijkingen;
  • Wet op de waterkering;
  • Wet beheer rijkswaterstaatswerken (de ‘natte’ delen daarvan); 
  • Waterstaatswet 1900 (het ‘natte’ gedeelte ervan).
 
Daarnaast wordt vanuit de Wet bodembescherming de regeling voor waterbodems ondergebracht bij de Waterwet.
 
Conclusie
Het verhard oppervlak binnen het plangebied zal niet toenemen, waardoor het plan geen negatief effect heeft op de waterhuishouding. Op het aspect water wordt in de waterparagraaf (paragraaf 4.8) verder ingegaan.
3.1.3 Nationaal Milieubeleidsplan 3 & 4 (2001)
Het NMP 3 bevat het milieubeleid voor op de korte termijn, met een doorkijk tot 2010. Voor het milieubeheer wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling. Brongerichte maatregelen (onderscheiden in emissiegerichte, volumegerichte en structuurgerichte maatregelen) hebben de voorkeur boven effectgerichte maatregelen. In het NMP 3 wordt aangegeven wat van de doelgroepen landbouw, verkeer en vervoer, industrie, milieubedrijven en maatschappelijke en milieuorganisaties wordt verwacht om aan het milieubeheer bij te dragen.
 
Op 13 juni 2001 is het NMP 4 ‘Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid’ verschenen. Het NMP 4 kijkt vooruit naar het jaar 2030. Er worden zeven grote milieuproblemen benoemd: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de gezondheid, externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijk onbeheersbare risico’s. Over het algemeen bevat het NMP 4 geen concrete maatregelen en doelen voor de korte termijn.
 
Conclusie
Onderhavig plan veroorzaakt geen wijzigingen op het vlak van milieu ten opzichte van het huidige gebruik van het gebied. Bovendien valt de bestemming recreatie niet binnen de genoemde doelgroepen. Het NMP 4 geeft geen concrete maatregelen of criteria waaraan het plan moet voldoen. Vanuit het perspectief van het NMP 3 en 4 bestaat er dan ook geen bezwaar ten aanzien van het plan.