Plan: | Cuneraweg 384 Rhenen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | projectbesluit |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0340.PBCuneraweg384-de01 |
Voor de locatie Veeneind in Rhenen is, zoals al aangegeven, een stedenbouwkundig plan gemaakt. Het plangebied beslaat een 1.200 meter lange strook tussen de Cuneraweg en de Veenendaalse wijk Petenbos, opgespannen tussen de Kerkewijk en de Koesteeg. Nadat de gemeente Rhenen het plan in december 2004 op heeft laten stellen, is het in oktober 2005 aangepast.
In de visievorming wordt benadrukt dat het plangebied nog behoort tot het veengebied, waarin ook Petenbos is gebouwd, maar dat het ook één van de beide lintstroken aan weerszijden van de Cuneraweg vormt. Dit dubbelkarakter van het veengebied met bijbehorende kavelrichting enerzijds en het lintkarakter anderzijds is het uitgangspunt voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied.
Afbeelding 8: Ligging Veeneind tussen Petenbos en lintbebouwing Cuneraweg
Een verdichting van het bebouwingslint langs de Cuneraweg is binnen de gewenste ontwikkeling van het plangebied mogelijk, maar moet wel beperkt blijven. De ruimtelijke kwaliteit van het lint en de overgang naar Petenbos zijn belangrijker dan de huisvestingscapaciteit. Inzet is dat Veeneind een heel ander milieu krijgt dan Petenbos. De sterke landschappelijke kwaliteiten moeten de aanknopingspunten vormen voor een bijzonder hoogwaardig woonmilieu.
Gezien historische voorbeelden van geleidelijk aan verdichte linten, ontstaat er na verloop van tijd een tweedelijns bebouwing achter de woningen die aan de weg liggen. Daarbij worden de woningen in de tweede lijn ontsloten door een pad langs de bestaande woning. Hoewel het lint een veelheid aan mogelijke invullingen biedt, afhankelijk van de kaveldieptes en -breedtes, acht het stedenbouwkundig plan verkavelingsvormen die zo ontstaan in Veeneind goed denkbaar.
Ofschoon Veeneind daardoor vooral herkenbaar blijft als lintontwikkeling, geeft het plan ook antwoord op de open-eind-verkaveling van Petenbos. De lange zichtlijnen uit de structuur van deze wijk, die de richting volgen van het oorspronkelijke landschapspatroon en meestal aan woon- en ontsluitingsstraten zijn gekoppeld, worden benut in de verkaveling in clusters. Als gevolg van doorsnijdingen door ontsluitingswegen en waardevolle houtwallen, kavels met ontwikkelingsbeperkingen en een versnipperd eigendom ligt een clustergewijze ontwikkeling namelijk het meest voor de hand.
Deze insteek van het plan leidt tot een sterk kavelgewijze opzet en bepaalt daardoor mede het karakter van het gebouwde resultaat. Dit sluit naadloos aan op hetgeen wordt nagestreefd met de versterking van het lintkarakter. Op deze wijze zorgt het stedenbouwkundig plan voor een sterke eigen kwaliteit en herkenbaarheid van Veeneind.
Het stedenbouwkundig plan maakt aldus een clustergewijze, particuliere ontwikkeling van het plangebied, met behoud en versterking van de identiteit en kwaliteit van het bebouwingslint langs de Cuneraweg, mogelijk. Ook is het plan gericht op het afronden van de wijk Petenbos. Niet alleen biedt het stedenbouwkundig plan duidelijkheid aan belanghebbenden en particuliere initiatiefnemers in het gebied over wat mag en wat niet mag. Het biedt ook voldoende flexibiliteit. Het stedenbouwkundig plan fungeert tenslotte ook als toetsingskader voor concrete bouwplannen.
Het project past binnen de visie op de ontwikkeling van het plangebied Veeneind. Door de bestaande woning op het perceel Cuneraweg 384 te slopen en de vervangende nieuwbouw meer in lijn met de belendende bebouwing te situeren, wordt ze nadrukkelijk onderdeel van het bebouwingslint. Dit draagt bij aan de versterking van het lintkarakter. Daarbij kan met de gewijzigde situering beter invulling gegeven worden aan het woningbouwproject dat toeziet op de gewenste tweedelijns bebouwing. Het project bevordert daarmee het ontstaan van de denkbaar geachte verkavelingsvorm en de clustergewijze particuliere ontwikkeling van het plangebied. Met dit gemeentelijk beleid is het project niet in strijd.
In oktober 2005 zijn het Beeldkwaliteitplan voor de architectuur (BKP) en de buitenruimte (KHB) opgesteld. Deze behoren bij het voor de locatie Veeneind gemaakte stedenbouwkundige plan.
Het BKP en KHB geven aanvullend op het stedenbouwkundig plan voorschriften wat betreft materialisatie, hoofdvormen, groenstructuur, erfscheidingen en bestrating. Voor de welstandscommissie dienen zij als toetsingskader.
Het plan beschouwt de diversiteit aan bebouwing, met een verschillende korrelgrootte in combinatie met open stukken grasland, houtwallen en bomenrijen als zeer kenmerkend voor de Cuneraweg. Alleen een zorgvuldige invulling van de bebouwing die samengaat met "openheid" en "doorzicht" kan zorgen voor een verdicht lint met een hoogwaardige uitstraling.
In het beeldkwaliteitplan worden de architectuur, bebouwingsvoorschriften en materialisatie van de nieuwe (toe te voegen) bebouwing aan het lint omschreven. De karaktertypering voor de architectuur is een "landelijke" sfeer. Doel is de bijzondere locatie recht te doen door zorgvuldig en terughoudend om te gaan met architectuuruitingen en materialen.
Wat betreft vorm refereert het plan aan het archetype voor een woonhuis (een huis met een "puntdak") en aan de grote maten van het landelijk bouwen (diverse vormen schuren). De materialisatie moet natuurlijk zijn: door de tand des tijds zullen de materialen hun uitstraling blijven behouden en zelfs mooier worden. Deze combinatie van vorm en materialisatie zal het Veeneind een kenmerkend beeld geven. Hierbinnen is alle ruimte voor variatie, om ieder een eigen uitdrukking te kunnen laten geven aan het woonhuis.
Met de realisering van het project wordt de woning ingevoegd in het lint, maar de woning behoudt tegelijkertijd een ruime afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen. Daardoor blijft sprake van voldoende "openheid" en van "doorzicht" naar het achterliggende gebied. Ook beantwoordt het ontwerp voor de vrijstaande woning aan de typering "landelijke sfeer". Het project wordt dan ook geacht niet in strijd te zijn met hetgeen het beeldkwaliteitplan voorschrijft.
Een beoordeling van het bouwplan door de welstandscommissie zal moeten bevestigen dat het project inderdaad voldoet aan het beeldkwaliteitplan. Getuige het advies van 9 september 2008 is dit het geval.
Op 23 september 2008 heeft de raad van de gemeente Rhenen een Stedenbouwkundige Structuurvisie vastgesteld, die een perspectief biedt voor de woningbouw op langere termijn. Belangrijk kenmerk is dat het eindresultaat een ontwikkelingsvisie is, die richting geeft aan de gewenste bouwinitiatieven passend bij de schaal en het karakter van de drie kernen Elst, Achterberg en Rhenen.
De woningbouwopgave van de gemeente Rhenen, 650 tot 750 woningen in de periode tot 2020, moet op basis van de stedenbouwkundige structuurvisie gerealiseerd kunnen worden. De visie levert een bijdrage aan de nieuwe prestatieafspraken met woningbouwcorporaties. Ook is het een toetsingsinstrument voor individuele bouwaanvragen en basis voor het opstellen van gebiedsvisies met beeldkwaliteitplannen, (herzieningen van) bestemmingsplannen en projectbesluiten.
Op de locatie Veeneind gaat de stedenbouwkundige structuurvisie niet specifiek in. Wel geeft de visie met betrekking tot het project De Vordel in Elst aan dat het plan voor deze locatie overeenkomsten heeft met het regieplan dat voor het gebied Veeneind is opgesteld en waar diverse deelprojecten in uitvoering zijn.
Het projectgebied ligt binnen de zogeheten rode contour en het project, een te bouwen vrijstaande woning, is binnen het bestaande bebouwingslint langs de Cuneraweg voorzien. Daarbij komt de realisering van het project de ontwikkeling van de ook in het Streekplan Utrecht 2005-2015 genoemde potentiële woningbouwlocatie Veeneind ten goede. Het project mag daarom beschouwd worden als passend in de lijn van de stedenbouwkundige structuurvisie.
De integrale structuurvisie geeft op een globale wijze de door de gemeente gewenste ruimtelijke structuur weer. Voor woningbouwlocaties ligt de nadruk op onder meer zuinig ruimtegebruik en het zorgvuldig en zuinig omgaan met bestaand landschap. Langs de Cuneraweg, waar de onderhavige plangebied zich bevindt, wordt ruimte geboden voor de verdichting van het reeds bestaande lint door middel van woningbouw.
Het projectgebied is gelegen in het bestemmingsplan "Buitengebied partiële herziening 1997". De betreffende gronden hebben de bestemmingen "Woondoeleinden" en "Agrarische doeleinden".
De bestemming "Woondoeleinden" geldt voor de gronden waar de bestaande woning staat en het daarbij behorende erf ligt. De voorschriften geven aan dat deze gronden bestemd zijn voor huisvesting van huishoudens in woningen en voor woongebruik van zowel de bebouwde als niet bebouwde grond. Voor woningen geldt dat deze uitsluitend gebouwd mogen worden binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken.
Afbeelding 9: Uitsnede geldend bestemmingsplan
Juist voor de gronden waar de te bouwen vrijstaande woning is voorzien geldt daarentegen de bestemming "Agrarische doeleinden". Op grond van de voorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven, en voor de daarbij behorende ontsluitingspaden, -wegen en waterlopen. Uitsluitend ten dienste hiervan mogen binnen de bouwvlakken op de gronden gebouwen, waaronder begrepen bedrijfswoningen, worden gebouwd.
Afbeelding 10: Bestemmingsplankaart geldend bestemmingsplan
De te bouwen vrijstaande woning staat niet ten dienste van de uitoefening van het agrarische bedrijf. Het betreft geen bedrijfswoning, maar een burgerwoning. Gezien dit gegeven is het project in strijd met het vigerend bestemmingsplan. Daarnaast past het plan ook niet binnen het voorontwerp bestemmingsplan "Buitengebied 2010". Daarom moet een projectbesluitprocedure worden gevoerd.
Op basis van bovenstaande beleidsstukken kan geconcludeerd worden dat het voorliggende plan aan het gemeentelijk beleid voldoet. Door de bestaande woning op het perceel Cuneraweg 384 te slopen en de vervangende nieuwbouw meer in lijn met de belendende bebouwing te situeren, wordt deze nadrukkelijk onderdeel van het bebouwingslint. Het project bevordert daarmee het ontstaan van de denkbaar geachte verkavelingsvorm en de clustergewijze particuliere ontwikkeling van het plangebied.