Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Parallelweg 1
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0339.BP2022Parallelweg1-vg01
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan Parallelweg 1 met identificatienummer NL.IMRO.0339.BP2022Parallelweg1-vg01 van de gemeente Renswoude;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0339.BP2022Parallelweg1-vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 de verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan Parallelweg 1 bestaande uit het GML-bestand NL.IMRO.0339.BP2022Parallelweg1-vg01.
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.7 aan-huis-gebonden beroep:
het door de bewoner van de woning, in diens woning, uit te oefenen dienstverlenend beroep, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.8 afhankelijke woonruimte:
een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (boomteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
 
  1. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
    2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond en waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
    5. paardenhouderij en paardenfokkerij;
    6. sierteelt: de teelt van siergewassen (boomteelt daaronder begrepen) op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  2. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen, permanente tunnels en plastic kassen daaronder begrepen;
    2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
    3. intensieve veehouderij: een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
    4. overige teelten van gewassen of dieren, al dan niet in gebouwen.
 
1.10 agrarisch bedrijfsgebouw:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
 
1.11 agrarische bedrijfswoning:
een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.
 
1.12 agrarisch deskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen, op het gebied van land- en tuinbouw.
 
1.13 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.
 
1.14 archeologisch deskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
 
1.15 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.16 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.
 
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.18 bedrijf:
een onderneming gericht op het (bedrijfsmatig) produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.19 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.20 bedrijfshoofd:
degene die zijn hoofdberoep ter plaatse uitoefent en die een volledige of nagenoeg volledige dagtaak op het bedrijf heeft.
 
1.21 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een bouwvlak, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
 
1.22 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
1.23 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
 
1.24 bestaand gebruik:
gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
 
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.27 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.28 bouwgrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
 
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.33 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.34 containerveld:
een (semi)-verhard terrein, waarop potplanten worden geteeld.
 
1.35 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
 
1.36 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:
de in bijlage 1 opgenomen lijst van bebouwing van grote cultuurhistorische waarde (Rijks- of gemeentelijk monument of opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project).
 
1.37 dagrecreatie:
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.
 
1.38 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen en huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.39 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in de volgende categorieën:
 
  1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. tuincentra;
  4. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. bouwmarkten.
 
1.40 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureau, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
 
1.41 extensieve dagrecreatie:
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
 
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.43 gebruiksgerichte paardenhouderij:
alle vormen van paardenhouderij, al dan niet gecombineerd met het aanbieden van paardrijactiviteiten, die niet zijn gericht op agrarische productie.
 
1.44 geluidgevoelige objecten:
woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
1.45 geomorfologische waarde:
de waarde van de samenhang van de verschijningsvorm van het aardoppervlak met de wijze van zijn ontstaan.
 
1.46 groepsaccommodatie:
Een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf door meerdere personen in groepsverband.
 
1.47 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen en/of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.48 horecabedrijf:
een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
1.49 hoveniersbedrijf:
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
 
1.50 kampeerhuisje:
een eenvoudig gebouw met een beperkte inhoud en oppervlakte, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.51 kampeermiddelen:
tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.52 kampeerseizoen:
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van ieder kalenderjaar.
 
1.53 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.54 kas:
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.
 
1.55 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.56 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
 
1.57 kwel:
grondwater dat door natuurlijke of kunstmatige hoogteverschillen onder druk staat en dat daardoor door de ondergrond stroomt en plaatselijk aan de oppervlakte kan treden.
 
1.58 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake landschaps- en / of natuurwaarden.
 
1.59 landschapswaarde:
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
 
1.60 landschapselement:
een kleinschalig beplantingselement, zoals een bossage, houtwal, houtsingel, steilrandbeplanting, of een waterpartij.
 
1.61 manege:
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, ondergeschikte horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
 
1.62 mantelzorg:
langdurende zorg die wordt geboden aan ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.63 mantelzorgwoning:
een tijdelijke extra woonruimte in (een aan- of uitbouw van) een woning of bijgebouw, die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, bestemd voor bewoning door een mantelzorgvrager of een mantelzorgverlener en waarin zich zelfstandige voorzieningen bevinden.
 
1.64 mantelzorgwoning, tijdelijke unit:
een tijdelijke mantelzorgwoning is een mantelzorgwoning in de vorm van een tijdelijk op een perceel aanwezige unit die hetzij geheel hetzij in delen over de weg verplaatsbaar is.
 
1.65 mestbassin:
voorziening, niet zijnde een bouwwerk, ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken, foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.
 
1.66 mestopslagruimte:
bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest, zoals een mestsilo.
 
1.67 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
 
1.68 Nederlandse grootte-eenheden (nge):
een economische maatstaf om de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven vast te stellen.
 
1.69 nevenactiviteit:
niet-agrarische activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een agrarisch bouwvlak.
 
1.70 neventak:
een agrarische bedrijfstak op een agrarisch bedrijf, die wat productieomvang betreft ondergeschikt is aan de andere agrarische activiteiten.
 
1.71 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.72 opslag:
Opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden.
 
1.73 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
 
1.74 paardenfokkerij:
een agrarisch bedrijf, gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, eventueel in combinatie met (en daaraan ondergeschikte) trainingsfaciliteiten en verkoop ten behoeve van de eigen gefokte paarden.
 
1.75 paardenhouderij:
een agrarisch bedrijf, gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het geven van instructie aan derden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en de in- en verkoop van paarden.
 
1.76 paardenpension:
een bedrijf, gericht op het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.
 
1.77 peil:
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg of de kruin van een dijk grenzen: de hoogte van die weg respectievelijk kruin van de dijk;
  2. voor bouwwerken binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer': de bovenkant van de spoorstaaf;
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
 
1.78 perceelgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
 
1.79 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
 
1.80 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.81 recreatiewoning:
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, die het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
 
1.82 ruimtelijke kwaliteitswinst:
ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden en/of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie.
 
1.83 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.84 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
 
1.85 Staat van Horeca-activiteiten:
de in bijlage 3 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten.
 
1.86 stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.87 standplaats:
Het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of een kampeerhuisje, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:
 
  1. permanente standplaats: een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje, inclusief daarbij behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn;
  2. niet-permanente standplaats: een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, gedurende een periode van ten hoogste 8,5 maanden.
 
1.88 sterlocatie:
een bouwvlak voor een, al dan niet grondgebonden, agrarisch bedrijf binnen de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' dat in potentie aan een intensieve veehouderij de mogelijkheid biedt om zich binnen de wettelijke kaders te ontwikkelen tot een omvang van ten minste 150 Nge.
 
1.89 streekeigen producten:
al dan niet bewerkte agrarische producten, afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven uit de streek.
 
1.90 teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, zoals:
 
  1. boog-, tunnel- en gaaskassen: al dan niet verplaatsbare gebouwen overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;
  2. afdekfolie: folie die op de bodem wordt aangebracht;
  3. containervelden: al dan niet verharde of met worteldoek afgedekte percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten;
  4. overkappingconstructies: bouwwerken zonder wanden, geen gebouwen zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;
  5. stellingen: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld;
  6. tijdelijke kassen: kassen, die gedurende een beperkte periode, die afhankelijk is van de teelt, maar die maximaal 8 maanden per jaar bedraagt, worden opgericht en eenvoudig te monteren en te demonteren zijn.
 
1.91 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie die mede of uitsluitend gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.
 
1.92 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, de aard van de gewassen, de hoeveelheid grond en de inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
 
1.93 voorgevellijn:
de lijn gelegen:
 
  1. evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van een gebouw;
  2. dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van een gebouw.
 
1.94 voorzieningen voor opslag op agrarisch bedrijf:
voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:
 
  1. voorzieningen die aan te merken zijn als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voerdersilo's, sleufsilo's, watertanks en CO2-opslagtanks;
  2. voorzieningen die gelet op de bouwkundige kenmerken aan te merken zijn als geen bouwwerken zijnde, zoals mestzakken, drijvende afdekkingen of foliebassins.
 
1.95 waterbassins:
voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van water, zoals foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van wateropslag.
 
1.96 Wgh-inrichtingen:
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
 
1.97 zorgboerderij:
een locatie waar zorg wordt geboden aan ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak – waaronder begrepen reïntegratie- en waarbij de situering in het buitengebied en de relatie met de natuur, landbouw, grond en dieren een onderdeel uitmaakt van het zorgconcept.
   
1.98 normaal agrarisch gebruik
onder normaal agrarisch gebruik wordt onder andere verstaan:
  • ploegen (niet diepploegen);
  • woelen (verwijderen van verstoorde lagen);
  • zaaiklaar maken;
  • oogsten en rooien;
  • stoppel bewerkingen;
  • grasland woelen;
  • planten en poten van gewassen (niet van bomen en struiken).
 
1.99 agrarisch hobbybedrijf
het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf kunnen worden aangemerkt en waarbij tenminste 1,5 ha gronden in beheer zijn.
  
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
 
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie:
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
 
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.5 goothoogte van een bouwwerk:
tussen het peil en de horizontale snijlijn van elk dakvlak met de daaronder gelegen buitenzijden van de gevels en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren.
 
2.6 inhoud van een bouwwerk:
tussen het peil, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.7 inhoud van een bouwwerk voor mestopslag, mest(na)vergisting of kadaveropslag:
tussen de bovenkant van de onderste vloer en de binnenzijde van de gevels en de onderkant van de bovenste vloer /het dak.
 
2.8 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.9 ondergeschikte bouwonderdelen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, stofkappen en andere onderdelen van technische installaties, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
 
2.10 vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
 
  
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - Reliëf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – Reliëf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. het behoud, herstel en de ontwikkeling van het waterhuishoudkundig systeem;
  3. het behoud, herstel, en ontwikkeling van groot- en kleinschalig reliëf;
 
en tevens voor:
 
  1. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij;
 
alsmede voor:
 
  1. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  2. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, tuinen, erven, groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen;
  3. beweiding voor recreatieve of hobbydoeleinden.
 
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 3.2.1 Bedrijfsbebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
  1. tenzij anders is bepaald, mogen binnen bouwvlakken gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tevens worden begrepen een buitenrijbaan en/of een stapmolen, en teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, worden gerealiseerd;
  2. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter, tenzij anders op de verbeelding aangegeven;
  3. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt 10 meter;
  4. de maximale hoogte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 4 meter, de maximale oppervlakte 300 m² per bedrijf;
  5. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning bedraagt 1 meter;
  6. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning bedraagt 2 meter;
  7. de maximale hoogte van silo's, niet zijnde mestsilo's en watersilo's, bedraagt 12 meter;
  8. de maximale hoogte van sleufsilo's bedraagt 3 meter;
  9. de maximale hoogte van bouwwerken voor mestopslag bedraagt 10 meter en de maximale inhoud bedraagt 2.500 m³, exclusief de mestopslagruimten onder gebouwen;
  10. de oppervlakte van een buitenrijbaan bedraagt maximaal 1.200 m²;
  11. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een buitenrijbaan bedraagt 2 meter;
  12. de maximale hoogte van lichtmasten ten behoeve van een buitenrijbaan bedraagt 8 meter.
  13. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch hobbybedrijf’ bedraagt de oppervlakte van gebouwen maximaal hetgeen met de maatvoeringsaanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’ is bepaald;
 
Artikel 3.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende gebouwen binnen het bouwvlak
Binnen het bouwvlak zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
Artikel 3.2.3 3.2.3 Buiten het bouwvlak
Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en overkappingen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf en ten behoeve van extensieve dagrecreatie zoals zitbanken en routeborden, worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 meter;
3.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 3.3.1 Ontheffing buitenrijbaan
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a, ten behoeve van het bouwen van een buitenrijbaan buiten het bouwvlak ten behoeve van het houden van paarden met in achtneming van het volgende:
  1. aangetoond moet zijn dat de buitenrijbaan niet geheel of gedeeltelijk binnen het bouwvlak of, indien sprake is van een buitenrijbaan ten behoeve van en behorend bij een woning, niet binnen de bestemming Wonen kan worden gerealiseerd;
  2. een buitenrijbaan wordt gerealiseerd direct aansluitend aan het agrarische bouwvlak of op gronden grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig is;
  3. de oppervlakte van een buitenrijbaan ten behoeve van een agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 1.200 m²;
  4. de oppervlakte van een buitenrijbaan ten behoeve van en behorend bij een woning en als onderdeel van een nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 800 m²;
  5. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter;
  6. de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  7. ontheffing wordt niet verleend voor een buitenrijbaan gelegen voor de voorgevellijn van de bebouwing;
  8. ontheffing wordt niet verleend binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
  9. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
  10. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Wro - zone wijzigingsgebied' en binnen een afstand van 50 meter van de door de provincie in de Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur is het realiseren van een buitenrijbaan en het oprichten van lichtmasten slechts toegestaan als de wezenlijke ecologische kenmerken, waarden en potenties van de Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden aangetast;
  11. alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder i en j vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  12. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. detailhandel, anders dan het verkopen van streekeigen producten of ter plaatse geproduceerde producten met een oppervlakte van ten hoogste 150 m², is niet toegestaan;
  2. niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten zijn niet toegestaan;
  3. fokkerijen en mesterijen van eenden, ganzen en kalkoenen in de open lucht alsmede pelsdierhouderijen, vis-, wormen- en madenkwekerijen zijn niet toegestaan;
  4. de opslag van goederen en materialen is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het eigen bedrijf binnen het bouwvlak en achter de voorgevellijn van de bedrijfsgebouwen;
  5. teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend gedurende de periode van maart tot en met september toegestaan;
  6. het gebruik van afdekfolie buiten een bouwvlak is niet toegestaan;
  7. containervelden zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan;
  8. waterbassins zijn niet toegestaan;
  9. mestbassins, niet zijnde bouwwerken, zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan;
  10. het aanbieden van meer dan 3 kamers ten behoeve van bed en breakfast per bedrijfswoning is niet toegestaan;
  11. bed & breakfast is niet toegestaan in een bijgebouw;
  12. bed & breakfast is niet toegestaan op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied';
  13. bewoning anders dan door één afzonderlijk huishouden is niet toegestaan;
  14. permanente of tijdelijke bewoning van bedrijfs- en bijgebouwen is niet toegestaan;
  15. het gebruiken van een bedrijfsgebouw of bijgebouw bij de woning, ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
  16. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  17. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  18. het gebruik van de bedrijfswoning door derden ten behoeve van bewoning in afwijking van het bepaalde in 1.21, terwijl er binnen het betreffende bouwvlak nog sprake is van een agrarische bedrijfsvoering, is toegestaan.
 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 3.5.1 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4 onder j en/of k voor de uitoefening van een bed & breakfast met meer dan drie kamers in een woning of in een bestaand bijgebouw, met in achtneming van het volgende:
  1. ontheffing wordt niet verleend op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied';
  2. ontheffing wordt niet verleend voor meer dan vijf kamers en een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 350m²;
  3. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
 
Artikel 3.5.2 Ontheffing ten behoeve van mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4 onder o voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw of een tijdelijke unit, met in achtneming van het volgende:
  1. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van een bouwperceel waarop krachtens het plan een bedrijfswoning is toegestaan en ook feitelijk aanwezig is;
  2. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  3. ontheffing wordt slechts verleend als een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt overgelegd voor Awbz-zorg thuis;
  4. uit de indicatie van het CIZ moet blijken dat sprake is van mantelzorg voor minimaal zes maanden;
  5. de indicatie moet na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan zijn afgegeven voor minimaal zes maanden en geldig zijn op het moment van de aanvraag om bouwvergunning;
  6. de oppervlakte in gebruik voor mantelzorg bedraagt maximaal 80 m²;
  7. indien sprake is van een tijdelijke unit dient deze te voldoen aan de volgende voorwaarden:
  8. een tijdelijke unit wordt geplaatst aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter bedraagt;
  9. de afstand van een tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 meter;
  10. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  11. ontheffing wordt verleend voor de duur van de periode waarin mantelzorg wordt geboden.
 
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 3.6.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – Reliëf' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen, vergraven, verruimen, uitdiepen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren;
  2. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  4. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
Artikel 3.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 3.6.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer waaronder begrepen worden de normale agrarische exploitatie ten dienste van de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  4. binnen bouwvlakken worden uitgevoerd.
 
Artikel 3.6.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid 3.1 onder b en c genoemde waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 3.6.4 Advisering over de aanlegvergunning
 
Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterbeheerder, omtrent de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.6.3.
Artikel 3.6.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 3.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in lid 1a van de Wet op de economische delicten.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 3.7.1 Wijziging bestemming Agrarisch naar Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied, dan wel hebben de eigenaar en gebruiker schriftelijk ingestemd met de natuurontwikkeling;
  2. wijziging leidt niet tot:
    1. een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
    2. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.
 
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, daaronder begrepen de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
 
alsmede voor:
 
  1. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, paden, parkeervoorzieningen en groenelementen.
  2. het hobbymatig agrarisch gebruik ter plaatse van de aanduiding “agrarisch hobbybedrijf”
 
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 4.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. per bouwvlak mag één woning, inclusief aan- en uitbouwen, worden gebouwd, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander maximaal aantal wooneenheden is aangegeven, waarbij het aantal wooneenheden het aantal woningen aangeeft;
  2. de inhoud van de woning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 600 m3 tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum volume (m³)' anders is bepaald en met uitzondering van het bepaalde onder c;
  3. de goothoogte van woningen bedraagt maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter;
  4. bijgebouwen, overkappingen, erf - en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  5. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt 80 m2 per woning, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' anders is bepaald;
  6. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  7. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3 meter;
  8. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevellijn van de woning bedraagt 1 meter;
  9. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen achter de voorgevellijn van de woning bedraagt 2 meter.
  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch hobbybedrijf': uitsluitend een agrarisch hobbybedrijf.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 4.3.1 Het vergroten van de inhoudsmaat van woningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 4.2.1 onder b en c voor het vergroten van de inhoudsmaat van woningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de vergroting mag maximaal 25% bedragen tot maximaal 800 m3 inclusief aan- en uitbouwen;
  2. het ontwerp van de woning sluit goed aan bij het karakter van het buitengebied en de omgeving;
  3. de woning wordt landschappelijk goed ingepast in de omgeving;
  4. het landschap wordt niet onevenredig aangetast;
  5. de maatvoeringseisen voor woningen worden in acht genomen;
  6. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
 
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt maximaal 50 m2 van het vloeroppervlak van de betrokken woning inclusief de bijgebouwen;
  2. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of een aan-huis-gebonden bedrijf ondergeschikt aan het wonen is uitsluitend toegestaan indien deze activiteit wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner;
  3. uitsluitend ten behoeve van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is beperkte verkoop van artikelen toegestaan;
  4. het aanbieden van meer dan 3 kamers ten behoeve van bed & breakfast per woning is niet toegestaan, met dien verstande dat een omvang van maximaal 5 kamers is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  5. bed & breakfast is niet toegestaan in een bijgebouw;
  6. bed & breakfast is niet toegestaan op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied';
  7. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn is niet toegestaan;
  8. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  9. het gebruiken van een bijgebouw bij de woning, ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  10. bewoning anders dan door één afzonderlijk huishouden is niet toegestaan;
  11. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  12. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4.5.1 Ontheffing ten behoeve van mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 4.4 onder i voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw of een tijdelijke unit, met in achtneming van het volgende:
  1. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van een bouwperceel waarop krachtens het plan een woning is toegestaan en ook feitelijk aanwezig is;
  2. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  3. ontheffing wordt slechts verleend als een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt overgelegd voor Awbz-zorg thuis;
  4. uit de indicatie van het CIZ moet blijken dat sprake is van mantelzorg voor minimaal zes maanden;
  5. de indicatie moet na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan zijn afgegeven voor minimaal zes maanden en geldig zijn op het moment van de aanvraag om bouwvergunning;
  6. de oppervlakte in gebruik voor mantelzorg bedraagt maximaal 80 m²;
  7. indien sprake is van een tijdelijke unit dient deze te voldoen aan de volgende voorwaarden:
    1. een tijdelijke unit wordt geplaatst aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter bedraagt;
    2. de afstand van een tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 meter;
  8. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  9. ontheffing wordt verleend voor de duur van de periode waarin mantelzorg wordt geboden.
 
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4.6.1 Verplaatsen van de woning
Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak wijzigen voor het verplaatsen van de woning binnen het bestemmingsvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de woning wordt op maximaal 10 meter van de bestaande woning gebouwd;
  2. de bestaande woning wordt gesloopt;
  3. de maatvoeringseisen voor woningen worden in acht genomen;
  4. de woning wordt landschappelijk goed ingepast in de omgeving;
  5. het landschap wordt niet onevenredig aangetast;
  6. wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
 
Artikel 4.6.2 Wijzigen van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak wijzigen in combinatie met de vergroting van de inhoud van de woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het bouwvlak mag niet buiten het bestemmingsvlak worden gelegd;
  2. het landschap wordt niet onevenredig aangetast;
  3. de maatvoeringseisen voor woningen worden in acht genomen;
  4. ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
 
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
Artikel 6.1 Ondergronds bouwen
Artikel 6.1.1 Bouwen ondergrondse werken
Voor het bouwen van beneden het maaiveld gelegen bouwwerken gelden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 2, de volgende bepalingen:
  1. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en onder een gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
  2. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag, de bouwdiepte bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  3. externe toegangen zijn gesitueerd in de achtergevel van het gebouw;
  4. het bepaalde in dit lid is niet van toepassing op mestkelders, mestbassins, silo’s en vergelijkbare bouwwerken op de gronden met een bestemming zoals bedoeld in artikel 3.
 
Artikel 6.1.2 Ontheffing bouwen ondergrondse werken
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.1.1 onder b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.1.1 onder c teneinde de toegangen aan andere zijden van het gebouw toe te staan, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting van de ruimtelijke karakteristiek mag plaatsvinden.
 
Artikel 6.2 Bestaande afstanden en andere maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. indien afstanden, goot- of bouwhoogte, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. indien afstanden, goot- of bouwhoogte, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als ten minste toelaatbaar worden gehouden;
  3. in het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in a en b uitsluitend van toepassing indien de heroprichting geschiedt op dezelfde plaats;
  4. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in lid 9.1 niet van toepassing.
 
Artikel 6.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
 
Artikel 6.4 Afstanden van woningen tot wegen en spoorwegen
Artikel 6.4.1 Aan te houden afstanden tot wegen
  1. Ingeval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging of ontheffing of herbouw van een woning elders op een bestemmingsvlak of bouwvlak, mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de weg – ter beperking van geluidhinder – in geen geval minder bedragen dan de afstanden die zijn aangegeven in de kolom '48 dB contour' van tabel 1 die is opgenomen in bijlage 1 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied herziening, vastgesteld 2013-11-12.
  2. Voor woningen waarvoor vóór de vaststelling van dit plan door Burgemeester en Wethouders een hogere waarde is verleend, bedraagt de afstand in geen geval minder dan de afstanden die zijn aangegeven in de kolom '53 dB contour' danwel de afstanden die zijn aangegeven in de kolom '58 dB contour' van tabel 1 die is opgenomen in bijlage 1 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied herziening, vastgesteld 2013-11-12.
 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
  1. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen, mits geen bestemmingsgrenzen zijnde, worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  3. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%:
  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter indien het niet mogelijk is gebruik te maken van een reeds bestaande mast, onder de volgende voorwaarden:
    1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
    2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      1. op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      2. tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, anders dan de ondergeschikte bouwonderdelen als bedoeld in lid 2.3, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  6. de minimale afstand van de weg voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits dit geen problemen oplevert voor de verkeersveiligheid.
 
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
Artikel 8.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
 
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Parallelweg 1 van de Gemeente Renswoude;