direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buursteeg 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het Fort aan de Buursteeg in Renswoude is het 'Grebbelinie Bezoekerscentrum' gevestigd. De bezoekers kunnen hier het verhaal van de Grebbelinie vinden en ontdekken. Het fort is een rijksmonument. In het bezoekerscentrum is reeds voorzien met de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied in 2010. Het uiteindelijke bouwplan voor het bezoekerscentrum week op onderdelen af van dat bestemmingsplan (zie verderop in paragraaf 1.3). Voor die onderdelen en de bouw van het centrum is in mei 2016 omgevingsvergunning verleend.

Om het bezoekerscentrum financieel te kunnen dragen is er in 2016 voor gekozen om op de begane grond ook een kantoorfunctie, een restaurant en proeflokaal onder te brengen. In het kantoorgedeelte bevond zich gebiedscoöperatie O-gen en in het restaurantgedeelte heeft de Grebbelounge zich gevestigd. Het proeflokaal was bedoeld voor Heeren van de Wijn, maar is uiteindelijk niet gerealiseerd. De ruimte is ingevuld als ontvangstruimte bij het bezoekerscentrum. Naar aanleiding van de opheffing van de gebiedscoöperatie per 1 januari 2021 is de kantoorruimte leeg komen te staan. In reactie hierop heeft de restauranteigenaar (na overleg met Staatsbosbeheer, provincie Utrecht en stichting Bezoekerscentrum Grebbelinie), het voornemen opgevat om de vrijkomende vierkante meters van de kantoorruimte, inclusief bijbehorend terras, bij de horecafunctie te betrekken. Initiatiefnemer wil hiermee, naast het verbeteren van de exploitatiemogelijkheden van het bestaande restaurant, bijdragen aan het voortbestaan van het museale gedeelte van het bezoekerscentrum in de toekomst en aan het toegankelijk en beleefbaar houden van het Fort aan de Buursteeg.

De vergroting van de horecafunctie vormt de aanleiding om met een nieuw bestemmingsplan, het voorliggende bestemmingsplan, een nieuwe, juridisch-planologische regeling vast te gaan stellen voor het fort. Naast een nieuwe invulling van de vrijgekomen kantoorruimte, zijn er diverse gerealiseerde en nog te realiseren ontwikkelingen die een nieuw bestemmingsplan voor het fort gewenst maken. Daarnaast zijn ontwikkelingen voorzien die op basis van bestaande rechten al toegestaan zijn. Voor een volledig beeld van de activiteiten van het fort, worden deze hierna wel beschreven. De aanleiding van het bestemmingsplan is dus de herinvulling van de vrijgekomen kantoorruimte. De doelstelling is groter: een nieuwe en adequate, juridisch-planologische regeling voor het fort, waarmee de monumentale en cultuurhistorische waarden van de Grebbelinie worden beschermd en beleefbaar worden en blijven. Daarvoor is en blijft een bezoekerscentrum gewenst en nodig. Dat bezoekerscentrum kan niet zonder een financiële drager. Die financiële drager is nu het restaurant.

Daarom wordt met dit bestemmingsplan voorzien in de volgende activiteiten:

  • 1. Een hogere, maximaal toegestane horecacategorie, in combinatie met een nieuw maximaal vloeroppervlak voor de horecafunctie, zodanig dat de hele begane grond van het bezoekerscentrum (612 m² bvo) daarvoor gebruikt mag worden.
  • 2. Het terras dat bij de voormalige kantoorruimte hoorde, mag ten dienste van de horeca worden gebruikt.
  • 3. De realisatie van twee opslagruimtes voor het restaurant en voor de outdooractiviteiten op het fort.
  • 4. Het kunnen bouwen van een seizoensgebonden c.q. tijdelijke tent voor de outdoor-activiteiten op het fort (voor het geven ven instructies).
  • 5. De mogelijkheid om een extra opslagruimte te realiseren voor de outdooractiviteiten. Daarbij is het voornemen om een verloren gegaan kruitmagazijn op het fort te gaan herbouwen.

Daarnaast zijn met de realisatie van het bezoekerscentrum een aantal zaken anders gerealiseerd dan het bestemmingsplan aangeeft of dan dat met de omgevingsvergunning voor het bezoekerscentrum is beoogd. Deze zaken zijn ruimtelijke inpasbaar en dragen bij aan de geschetste doelstelling. Ze worden dan ook ingepast in dit bestemmingsplan. Het gaat dan om de volgende activiteiten:

  • 6. De terrassen die deels anders en deels groter zijn gerealiseerd dan de omgevingsvergunning aangeeft, mogen niet door een horecabedrijf in categorie 1c of 2 worden gebruikt (gebruik van de terrassen leidt tot een restaurant die groter is dan 250 m², waardoor die niet in de geldende, maximale horecacategorie past). Per saldo zijn de beide terrassen niet groter geworden, maar juist circa 20 m² kleiner aangelegd.
  • 7. Over de terrassen zijn twee terrasoverkappingen gemaakt. Dit zijn bouwwerken waarin het geldende bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor het bezoekerscentrum niet voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0001.png"

Situatietekening nieuwe situatie op het fort

Verder is het voornemen om het (dag)recreatieve aanbod dat vanuit het bezoekerscentrum op het fort wordt aangeboden te vergroten. Naast de al bestaande verhuur van e-choppers wordt ook gewerkt aan het organiseren van en aanbrengen van voorzieningen voor outdooractiviteiten. Het gaat dan ook om het realiseren van gebouwde voorzieningen voor spel en sport. Dat is binnen het geldende bestemmingsplan reeds toegestaan. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dat de mogelijkheden voor dagrecreatieve voorzieningen worden gecontinueerd.

Afgezien van het grotere vloeroppervlak (waardoor de horecacategorie hoger wordt), blijft de bedrijfsvoering van het restaurant hetzelfde. Hiervoor is dus verder geen aanpassing van het geldende bestemmingsplan voor nodig. Het restaurant krijgt alleen meer ruimte voor haar bestaande aanbod. Het aanbod bestaat nu primair uit het aanbieden van koffie, lunch en diner. Ook worden de aanwezige faciliteiten gebruikt voor bijeenkomsten door de zakelijke markt (vergaderbijeenkomsten, mini conferenties en dergelijke) en voor (particuliere) partijen, trouwerijen en verjaardagen. In de avonduren worden de activiteiten voortgezet. Het aantal evenementen dat op het Fort kan worden georganiseerd wordt door de APV beperkt. Grote evenementen zijn en worden niet beoogd op het fort, met uitzondering van “Grebbelinie gerelateerde evenementen”. De bestaande mogelijkheden zijn daarvoor het uitgangspunt.

1.2 Ligging en begrenzing

De Buursteeg 2 is gelegen binnen de Grebbelinie en in het buitengebied van Renswoude, ten zuiden van het dorp. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Renswoude, sectie G, nummer 1275. Verder is het gebied gelegen ten noorden van de gemeentegrens met Veenendaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0002.png"

Ligging in de omgeving

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan is 'Buitengebied 2010', vastgesteld door de gemeenteraad op 5 oktober 2010, in combinatie met de reparatieherziening daarvan: 'Buitengebied herziening', vastgesteld door de gemeenteraad op 12 november 2013. Het plangebied heeft de bestemming 'Recreatie'. In het bestemmingsplan is geregeld dat de gronden met deze bestemming bestemd zijn voor dagrecreatieve voorzieningen en, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bezoekerscentrum', voor een bezoekerscentrum met daaraan ondergeschikte voorzieningen zoals horeca behorende tot ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten. Deze categorie houdt lichte horeca in, waaronder een restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice), met een maximaal bedrijfsoppervlak van 250 m². In het bestemmingsplan is voor het plangebied een maximale bebouwingsoppervlakte van 500 m² aangegeven. Gebouwen en overkappingen mogen alleen binnen een bouwvlak worden aangegeven. Voor de planlocatie is geen bouwvlak aangegeven. Voor zover bekend betreft dat een omissie in het bestemmingsplan, aangezien met het bestemmingsplan wel beoogd is te voorzien in een bezoekerscentrum.

Op 31 mei 2016 is voor de locatie een omgevingsvergunning verleend voor:

  • 1. het realiseren van een bezoekerscentrum inclusief horecagelegenheid, proeflokaal en kantoorruimte;
  • 2. het bouwen van een fietsenstalling;
  • 3. het aanleggen van een terras;
  • 4. het gebruiken van het perceel ten behoeve van evenementen.

Voor onderdelen van het project was het nodig om, op basis van een ruimtelijke onderbouwing, ook omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het geldende bestemmingsplan. Zodoende is met de vergunning voorzien in:

  • 1. het overschrijden van de maximaal toegestane horecacategorie door horeca in categorie 2;
  • 2. het gebruiken van gronden voor evenementen;
  • 3. het bouwen buiten een bouwvlak;
  • 4. het overschrijden van de maximaal te bebouwen oppervlakte.

Met de omgevingsvergunning is een groter bezoekerscentrum vergund dan voorzien in het geldende bestemmingsplan. Vergund is een gebouw van circa 715 m² (circa 1000 m² bvo), met daarnaast een fietsenstaling van 55 m². Die fietsenstalling is tot op heden niet gerealiseerd. Daarnaast is de maximaal toegestane horeca-categorie verruimd met categorie 2.

Op het plangebied rusten verder drie dubbelbestemmingen, namelijk 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Cultuurhistorie - Grebbelinie', en (deels) 'Waterstaat - Waterkering'. Met deze bestemmingen worden de naar verwachting aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden beschermd en is een deel van het plangebied bestemd voor de waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0003.jpg"

Uitsnede plankaart met in rood omkaderd globaal het plangebied

Binnen de gegeven bestemmingen passen de in paragraaf 1.1 geschetste ontwikkelingen niet of niet geheel:

  • 1. Het bij het restaurant betrekken van de leegstaande kantoorruimte bij de horecafunctie leidt tot (meer) horeca in categorieën (1c en 2), die het bestemmingsplan niet toestaat.
  • 2. Het terras bijhorende de voormalige kantoorruimte mag niet door een horecabedrijf in categorie 1c of 2 worden gebruikt.
  • 3. De opslagruimte leiden tot een verdere overschrijding van het maximale bebouwingsoppervlakte voor gebouwen en overkappingen.
  • 4. De terrassen die deels anders en deels groter zijn gerealiseerd dan de omgevingsvergunning aangeeft, mogen niet door een horecabedrijf in categorie 1c of 2 worden gebruikt.
  • 5. De terrasoverkappingen, tijdelijke tent en extra opslagruimte leiden tot een verdere overschrijding van het maximale bebouwingsoppervlakte voor gebouwen en overkappingen.

De nieuwe gebouwen en overkappingen hoeven feitelijk overigens niet '1 op 1' tot een overschrijding van het vergunde oppervlakte aan gebouwen en overkapping te leiden, zolang de vergunde fietsenstalling niet daadwerkelijk gebouwd wordt. Zowel het bestemmingsplan als de omgevingsvergunning voorzien echter niet in een mogelijkheid om die vergunde bouwmogelijkheden te verplaatsen en/of anders in te vullen.

Kortom, er is een nieuw bestemmingsplan nodig waarmee voorzien wordt in een functiewijziging waarbij de horecafunctie de hele begane grond, inclusief de terrassen, mag gebruiken, de werkelijke omvang van de terrassen gelegaliseerd wordt en waarbij de maximale oppervlaktemaat voor gebouwen en overkappingen vergroot wordt, om te kunnen voorzien in de terrasoverkappingen en opslagruimtes. Ook is een specifieke (bouw)regeling nodig voor de tijdelijke tent. Ook is de wens om een extra opslagruimte te realiseren nog niet concreet genoeg om daarvoor een regeling bij recht op te nemen in dit bestemmingsplan. Voor dit gebouw wordt met dit bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid geintroduceerd. De verdere uitwerking en beoordeling kan dan in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning plaatsvinden.

Tegelijkertijd dienen de planologische afwijkingen, waarvoor in 2016 omgevingsvergunning voor is verleend, een doorvertaling te krijgen in dit bestemmingsplan. Concreet houdt dit het volgende in:

  • 1. ophoging van de maximaal toegestane horecacategorie naar categorie 2 (conform de categorisering van het geldende bestemmingsplan);
  • 2. het bestemmen van de gronden voor evenementen;
  • 3. de introductie van een bouwvlak voor gebouwen;
  • 4. het ophogen van de maximaal te bebouwen oppervlakte (vanwege de vergunde omvang van het bezoekerscentrum).

Voor evenementen is daarbij van belang dat beoogd is alleen evenementen toe te staan die niet groot zijn of die gerelateerd zijn aan de Grebbelinie en dat de APV voor verdere inperking zorgt. Grote evenementen die geen relatie hebben met de Grebbelinie dienen dus uitgesloten te worden in dit bestemmingsplan. In de ruimtelijke onderbouwing bij de omgevingsvergunning wordt hierover het volgende omgemerkt:

Grote evenementen worden echter niet beoogd op het fort, met uitzondering van “Grebbelinie gerelateerde evenementen”. Dit soort evenementen dienen duidelijke samenhang te vertonen met de museale, cultuurhistorische, educatieve, recreatieve of ecologische functies die aan het fort verbonden zijn. Het aantal evenementen van deze aard zal beperkt blijven en door de APV worden ingeperkt.

Voor het restaurant zijn in de nieuwe situatie geen planologisch relevante wijzigingen voorzien in de bedrijfsvoering van dit bedrijf. Het is en blijft een restaurant. Dat restaurant krijgt in de beoogde situatie alleen meer ruimte voor haar al bestaande aanbod.

1.4 Werkwijze en opzet van de toelichting

Deze toelichting vangt in hoofdstuk 2 aan met het relevante beleidskader. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de situatie in en rond het plangebied, evenals het voornemen en de nieuwe situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht en in hoofdstuk 6 wordt ingegaan om de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen van het kabinet voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeenten hebben meer bevoegdheden in de ruimtelijke ordening gekregen. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Provincies en gemeenten hebben in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden gekregen. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten weten beter wat er speelt in de regio en wat bewoners, bedrijven en organisaties willen. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Toetsing

Uit de SVIR volgt het nationale belang 'ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten'. Met onderhavige ontwikkeling zullen de cultuurhistorische waarden van de Grebbelinie beschermd en gewaarborgd worden. In paragraaf 4.2.2 wordt dit nader toegelicht. Derhalve is het plan in overeenstemming met de SVIR.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • rijksvaarwegen;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorzieningen;
  • buisleidingen van nationaal belang van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)

Toetsing

Gelet op de ligging van het plangebied, alsmede de aard en omvang van de beoogde planontwikkeling dat in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt geconcludeerd dat er geen strijdigheid is met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro. Voornoemde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Provincie Utrecht

De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De Omgevingsvisie is uitgewerkt aan de hand van 7 thema's en 3 regio's. De thema's zijn als volgt:

  • 1. Stad en land gezond.
  • 2. Klimaatbestendig en waterrobuust.
  • 3. Duurzame energie.
  • 4. Vitale steden en dorpen.
  • 5. Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar.
  • 6. Levend landschap, erfgoed en cultuur.
  • 7. Toekomstbestendige natuur en landbouw.

De drie regio's zijn U16, Amersfoort en Foodvalley.

De Omgevingsvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Interim Omgevingsverordening, die tegelijk met de Omgevingsvisie is vastgesteld. Op grond van de Wro heeft de Omgevingsvisie alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De Interim Omgevingsverordening zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.

2.2.2 Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht

De Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De omgevingsverordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de omgevingsverordening staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de omgevingsverordening zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

De omgevingsverordening geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met -de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de omgevingsverordening ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.

Watersysteem

Op de kaart 'watersysteem' is het plangebied gelegen binnen een gebied gezoneerd als 'overstroombaar gebied'. Artikel 2.10 bepaalt hierover gebied het volgende:

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Overstroombaar gebied bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico’s. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.

Toetsing

Het plangebied is binnendijks gelegen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in kwetsbare en vitale objecten (zoals elektriciteitscentrales en ziekenhuizen) en ook niet in woonwijken en bedrijventerreinen. Derhalve hoeft voor dit plan geen rekening te worden gehouden met overstromingsrisico’s.

Natuur

Op de kaart met de naam 'natuur' ligt het besluitgebied in een gebied dat is gezoneerd als 'Natuurnetwerk Nederland'. Artikel 6.3 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen het natuurnetwerk Nederland bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk Nederland, bedoeld in Bijlage 10 Wezenlijke kenmerken en waarden van deze verordening, of die kunnen leiden tot een vermindering van de kwaliteit, de oppervlakte of de samenhang van het natuurnetwerk Nederland, tenzij sprake is van:
    • a. ruimtelijke ontwikkelingen vanwege een groot openbaar belang, waarbij er geen reële alternatieven zijn die het natuurnetwerk Nederland niet of minder aantasten;
    • b. ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot aantasting worden gecompenseerd binnen een met die ruimtelijke ontwikkeling samenhangend gebied en met dusdanige activiteiten dat de uitvoering van die activiteiten gezamenlijk binnen 10 jaar resulteert in een duidelijk aantoonbare meerwaarde voor het natuurnetwerk Nederland voor wat betreft kwaliteit, oppervlakte en samenhang; of
    • c. ruimtelijke ontwikkelingen in het natuurnetwerk Nederland die beperkt worden gewijzigd of worden toegevoegd, waarbij die wijziging of toevoeging noodzakelijk is voor de instandhouding van de bestaande bestemming.
  • 2. Onder de oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval niet de bestaande legale bebouwing, erven en verhardingen begrepen.
  • 3. Aantasting van het natuurnetwerk Nederland op grond van het eerste lid is slechts mogelijk als:
    • a. de aantasting zo veel mogelijk wordt beperkt; en
    • b. de overblijvende aantasting tijdig wordt gecompenseerd.
  • 4. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan.

Uit de toelichting bij de omgevingsverordening volgt dat bij significante aantasting van waarden en kenmerken in ieder geval gedacht moet worden aan:

  • 1. de aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit (bijzondere samenhang abiotische en biotische kenmerken, goed ontwikkelde systemen, zoals waardevolle oude boskernen);
  • 2. gebieden die bepalend zijn voor de aaneen geslotenheid en robuustheid van het NNN;
  • 3. de aanwezigheid van bijzondere soorten;
  • 4. de aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes).

Toetsing

Dit bestemmingsplan leidt tot de introductie van enkele gebouwen en overkappingen en het aanpassen van de vergunde terrassen bij het bezoekscentrum. Deze aanpassingen vinden binnen het bestaande fort plaats. Omdat hier al sprake is van een zekere menselijke activiteit, het fort ook grotendeels als struinnatuur beheerd wordt en de toevoegingen relatief zeer beperkt van omvang zijn, is geen sprake van significante aantasting van waarden en kenmerken. In paragraaf 4.3 wordt hier verder op ingegaan.

Cultuurhistorie en landschap

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap kaart 1' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en daarbij nader aangeduid als 'militair erfgoed'. Van artikel 7.7 zijn daarom de volgende bepalingen relevant:

  • 1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties gelegen in de Cultuurhistorische hoofdstructuur wordt rekening gehouden met de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur en worden regels gesteld ter bescherming en benutting van deze waarden
  • 2. Als waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur gelden de kernkwaliteiten, bedoeld in de Bijlage 14 Cultuurhistorie bij deze verordening, voor de volgende gebieden:
    • a. de Historische buitenplaatszone, die bestaat uit de deelgebieden Stichtse Lustwarande, Langbroekerwetering, Vecht, Amersfoortseweg (Wegh der Weegen), Laagte van Pijnenburg, Valleilandgoederen, Amelisweerd, Kasteel de Haar, Landgoed Linschoten, Maarsbergse Flank en Prattenburg-Remmerstein;
    • b. het Militair erfgoed, dat bestaat uit de deelgebieden Nieuwe Hollandse Waterlinie, Oude Hollandsche Waterlinie, Grebbelinie en Soesterberg en omgeving;
    • c. het Agrarisch cultuurlandschap, dat bestaat uit de deelgebieden Lopikerwaard, Kockengen-Kamerik-Zegveld, Westbroek, Linschoten, Ronde Venen, Soester Eng, Cope-ontginningscomplex Hei- en Boeicop e.o. en Zouweboezem;
    • d. de Historische infrastructuur, die bestaat uit de deelgebieden Route Impériale, Via Regia en Wegh der Weegen; en
    • e. de Archeologisch waardevolle zone, die bestaat uit de deelgebieden Utrechtse Heuvelrug, Limes en Dorestad.
  • 3. De motivering van een bestemmingsplan bevat:
    • a. een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden; en
    • b. een beschrijving en motivering van de wijze waarop rekening is gehouden met deze waarden.

Hierbij gaat het voor het plangebied om de waarden van het militaire erfgoed dat gevormd wordt door de Grebbelinie. De waarden hiervan worden als volgt omschreven:

De Grebbelinie is een zestig kilometer lange waterlinie, gelegen in de Gelderse Vallei tussen de voormalige Zuiderzee en de Nederrijn. De linie is vanaf het midden van de achttiende eeuw aangelegd om de vijand uit het oosten te weren. De Grebbelinie is een samenhangend verdedigingsstelsel van liniedijk, keerkaden, aarden verdedigingswerken, sluizen, waterlopen, inundatie- en schootsvelden. In 1939/40 is de linie versterkt met loopgraven, tankgrachten en kazematten om een Duitse aanval uit het oosten tegen te houden. De hoofdweerstandslijn, gevormd door het Valleikanaal met liniedijk en de Eem boven Amersfoort, werd toen uitgebreid met een voorpostenlijn en een stoplijn als achterste begrenzing. In 1944/45 is door de Duitse bezetter de ‘Pantherstellung’ deels op de Grebbelinie aangelegd. De verdediging in de breedte is uniek aan deze linie. De forten markeren de plaats van de linie in het landschap, zij liggen op strategische plekken, gebouwd ter verdediging van een acces, zoals (spoor)wegen en stroomruggen. De openheid van de voormalige inundatiegebieden versterkt de beleving van de linie. De Grebbelinie is nog grotendeels ongeschonden aanwezig en manifesteert zich als een groen lint door het landschap.

Toetsing

Dit bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van de horecafunctie binnen het bestaande bezoekerscentrum en de realisatie en legalisatie van enkele voorzieningen daarbij, waaronder voorzieningen voor outdooractiviteiten. Het bezoekerscentrum is van belang voor het herkenbaar en beleefbaar maken en houden van de cultuurhistorische waarden van de Grebbelinie. Dit belang wordt ook door de provincie Utrecht zelf onderschreven gezien haar bijdrage aan het bezoekerscentrum en de overeenkomst die daarover is afgesloten. Het bezoekerscentrum heeft een financiële drager nodig om exploitabel te zijn. Die drager is het restaurant. De bestaande voorzieningen zijn geclusterd rondom het bestaande gebouw dat centraal op het fort staat, op ruime afstand van de grachten en de bomenstructuren. De nieuwe toevoegingen zijn ondergeschikt in het landschappelijek beeld van en op het fort. Het fort zelf en de strategische ligging daarvan in het landschap blijven goed herkenbaar. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen negatieve invloed op de cultuurhistorische waarden en de herkenbaarheid van de Grebbelinie. Middels de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - Grebbelinie' worden de aanwezige waarden beschermd. Voor de verdere onderbouwing voor de bescherming van en omgang met de cultuurhistorische waarden wordt verwezen naar paragraaf 3.2.

Cultuurhistorie en landschap

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap kaart 2' is het plangebied gelegen binnen het landschap Gelderse Vallei. Artikel 7.9 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Landschap bestaat uit Landschap Eemland, Landschap Gelderse Vallei, Landschap Groene Hart, Landschap Rivierengebied en Landschap Utrechtse Heuvelrug.
  • 2. De kernkwaliteiten zijn per gebied vastgelegd in de bijlage Bijlage 15 Kernkwaliteiten Landschap bij deze verordening.
  • 3. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in Landschap bevat:
    • a. bestemmingen en regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten; en
    • b. geen bestemmingen of regels die nieuwe activiteiten toestaan die de kernkwaliteiten onevenredig aantasten.
  • 4. De motivering van een bestemmingsplan bevat een beschrijving van de voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming van de kernkwaliteiten is omgegaan.

De kernkwaliteiten voor het landschap Gelderse Vallei zijn als volgt:

  • 1. rijk gevarieerde kleinschaligheid;
  • 2. Stelsel van beken, griften en kanalen;
  • 3. Grebbelinie;
  • 4. overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank).

Toetsing

Het plangebied ligt in de Grebbelinie. Dat is de enige aanwezige kernkwaliteit. De landschappelijke kwaliteit van de Grebbelinie manifesteert zich binnen het plangebied door de aanwezigheid van het noordelijke deel van het Fort aan de Buursteeg. Dit kenmerkt zich door een met grachten omringt fort die doorsneden is door de spoorlijn Arnhem-Utrecht, de landschappelijke openheid op het fort zelf door de afwezigheid van opgaande beplanting, grondlichamen en de bomenstructuren daarop die de vestigingsstructuur van het fort laten zien.

De veranderingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, vinden voor het grootste deel inpandig plaats. De horecafunctie zal namelijk de hele begane grond in gebruik nemen. Daarnaast is het voornemen om de terrassen aan te passen en te voorzien van stretchtenten, die dienen als terrasoverkapping. Tot slot wordt voorzien in twee zeecontainers ten behoeve van opslag, een tijdelijke tent voor outdooractiviteiten en een extra opslagruimte. Deze ontwikkelingen doen geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van de Gelderse Vallei, en specifiek de Grebbelinie. Het (pand van het) bezoekerscentrum is tevens reeds aanwezig en de horecafunctie is reeds toegestaan. De terrassen, inclusief overkappingen, en zeecontainers, worden tegen het hoofdgebouw gerealiseerd/gegroepeerd. Dit zal het aanzicht van het Fort aan de Buursteeg als landschappelijke element niet veranderen. Er wordt met dit plan dan ook geenafbreuk gedaan aan de landschappelijke kwaliteiten die samenhangen met de Gelderse Vallei.

Wonen, werken en recreëren

Op de kaart 'wonen, werken en recreëren' is het plangebied gelegen binnen een gebied aangeduid als 'bovenlokaal dagrecreatieterrein'. Artikel 9.20 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. In afwijking van Artikel 9.2 Verstedelijkingsverbod landelijk gebied kan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Bovenlokaal dagrecreatieterrein ten behoeve van de dagrecreatieve functie bestemmingen en regels bevatten die ontwikkeling van aan het recreatieve gebruik gerelateerde voorzieningen op bestaande bovenlokale dagrecreatieterreinen toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • a. de recreatieve waarde van het gebied wordt versterkt;
    • b. de voorzieningen zijn noodzakelijk voor de duurzame exploitatie van het bestaande bovenlokale dagrecreatieterrein; en
    • c. de voorzieningen worden zo veel mogelijk op één plek geconcentreerd, op zodanige wijze dat nabij gelegen natuurgebieden worden ontzien.
  • 2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Toetsing

Met dit plan wordt de horecafunctie van het bezoekerscentrum uitgebreid. Dit zal gebeuren binnen het bestaande bezoekerscentrum, waardoor de voorzieningen op één plek geconcentreerd blijven. Ook worden de mogelijkheden voor outdooractiviteiten verbeterd. Dat door de mogelijkheid te bieden voor het plaatsen van een tijdelijke tent en voor een extra opslagruimte. De recreatieve waarde van het gebied wordt hierdoor versterkt en de omliggende agrarische bedrijven zullen niet in bedrijfsvoering belemmerd worden. De vergroting van de horecafunctie is nodig voor de duurzame exploitatie van het fort, aangezien de kans anders groot is dat het bezoekerscentrum anders financieel niet meer exploitabel is.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling is in overeenstemming met de Interim Omgevingsverordening.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Renswoude 2018-2030

De Omgevingsvisie Renswoude 2018-2030 is vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 2018. Het doel van de Omgevingsvisie is het creëren van een strategische visie voor de langere termijn voor de hele fysieke leefomgeving van Renswoude. De gemeente heeft daarvoor de volgende doelen opgesteld die bij elk thema in meer of mindere mate een rol spelen:

  • Saamhorigheid, sociale cohesie en veiligheid.
  • Ruimtelijke kwaliteit en gezondheid.
  • Energietransitie.
  • Bereikbaarheid.

Het relevante thema uit de omgevingsvisie voor dit plan is 'Voorzieningen'. De Grebbelinie met het bezoekerscentrum is een toeristisch recreatieve voorziening. Volgens de gemeente dragen meer voorzieningen bij aan een prettige woonomgeving, saamhorigheid en de leefbaarheid. Meer recreanten betekent meer draagvlak voor de voorzieningen en stimuleert de lokale economie. De gemeente wil dit type voorziening graag uitbreiden en waar mogelijk verder optimaliseren. Aandachtspunt hierbij is het respect voor de natuurwaarden waarin veel van de voorzieningen zich bevinden.

Toetsing

Met dit bestemmingsplan wordt een bestaande toeristisch-recreatieve functie versterkt. Met het bij de horecafunctie betrekken van de vrijgekomen kantoorruimte blijft het bezoekerscentrum voldoende draagvlak houden. Met de instandhouding van het bezoekerscentrum blijft Fort aan de Buursteeg een plek die aantrekkelijk is voor recreanten om te bezoeken en blijft het een goed punt om (verder) kennis te maken met de geschiedenis van de Grebbelinie. Enerzijds wordt zo een belangrijke bijdrage geleverd aan het herkenbaar houden en maken van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de linie, anderzijds wordt het toeristisch-recreatief product van Renswoude verder versterkt door een horecafunctie met een breed aanbod op een bijzondere plek. Dat gebeurt zonder dat het ten koste gaat van natuurwaarden. Dit bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de gemeentelijke omgevingsvisie.

Hoofdstuk 3 Beschrijving situatie

3.1 Bestaande situatie

Omgeving

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten zuiden van de dorpskern van Renswoude en ten noorden van Veenendaal. De omgeving is voornamelijk te typeren als een slagenlandschap. Er is sprake van een relatief lange en rechthoekige strokenverkaveling. Ten zuidenoosten van het plangebied bevindt zich een bedrijventerrein welke in Veenendaal is gelegen. Verder is er relatief weinig begroeiing en is het grondgebruik voornamelijk agrarisch.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0004.png"

Luchtfoto omgeving

Plangebied

Het plangebied is gelegen aan Buursteeg, aan een doodlopende weg welke in het oosten aanhaakt op provinciale weg N418: de Klompersteeg. Het plangebied bevindt zich in de Grebbelinie en midden op het Fort aan de Buursteeg. Het fort zelf is door de spoorlijn Arnhem-Utrecht, die langs de zuidgrens van het plangebied loopt in tweeën opgedeeld. Ten zuiden van de spoorlijn ligt het Veenendaalse deel van het fort. Ten noorden van de spoorlijn is he100t Renswoudse deel van het fort aanwezig, wat het plangebied van dit plan vormt. Binnen het plangebied is bebouwing aanwezig ten behoeve van het bezoekerscentrum met horecafunctie. Het parkeren voor het bezoekerscentrum en restaurant vindt plaats op eigen terrein (op het fort) en op een parkeerterrein op loopafstand ten oosten van het plangebied (in de gemeente Ede). Verder wordt het plangebied omringd door begroeiing/bomen en er zijn meerdere grachten aanwezig. Het plangebied bestaat verder uit velden met verschillende looppaden om de cultuurhistorische plekken te bezichtigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0005.png"

Luchtfoto plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0006.jpg"

Vooraanzicht bezoekerscentrum

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0007.jpg"

Achteraanzicht bezoekerscentrum

Gebouw

Op de begane grond van het gebouw waren oorspronkelijk de ondergeschikte en deels aan het bezoekerscentrum ondersteunende kantoorfunctie, horeca en een proeflokaal gedacht, met de bijbehorende ruimten zoals toiletten, keuken, opslag en dergelijke. Het proeflokaal is uiteindelijk niet gerealiseerd. Deze ruimte is de entree van het bezoekerscentrum geworden. Onder horeca wordt volgens de omgevingsvergunning voor het gebouw verstaan: een bedrijf met drankvergunning, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of bedrijfsmatig zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.

De activiteiten die plaatsvinden in het bezoekerscentrum/horeca zijn enerzijds gericht op educatie en communicatie over de cultuurhistorische kwaliteiten van de Grebbelinie en anderzijds op het bedienen van het publiek als het gaat om gebruik van de horecafaciliteiten, een en ander conform de verleende omgevingsvergunning voor het gebouw. Incidenteel worden de faciliteiten van het bezoekerscentrum en de horeca gebruikt voor bijeenkomsten door de zakelijke markt (vergaderbijeenkomsten, mini conferenties en dergelijke) en voor particuliere feesten en partijen. De locatie is ook aangewezen als trouwlocatie en het restaurant heeft een ruim buitenterras. In de avonduren worden de activiteiten voortgezet, uiteraard binnen de gemeentelijke regelgeving en de APV. Het aantal evenementen dat op het Fort kan worden georganiseerd wordt door diezelfde APV beperkt. Grote evenementen zijn en worden echter niet beoogd op het fort, met uitzondering van “Grebbelinie gerelateerde evenementen”. Dit soort evenementen dienen duidelijke samenhang te vertonen met de museale, cultuurhistorische, educatieve, recreatieve of ecologische functies die aan het fort verbonden zijn. Het aantal evenementen van deze aard zal beperkt blijven en door de APV worden ingeperkt.

Deze commerciële activiteiten hebben een toegevoegde waarde voor zowel de beleefbaarheid van de cultuurhistorie als voor de financiering van de instandhouding van het bezoekerscentrum en het fort zelf. Ten aanzien van particuliere en zakelijke commerciële activiteiten wordt opgemerkt dat de voorziene (horeca)ruimte onvoldoende geschikt is voor grote feesten of partijen. Binnen de ruimte van het gebouw, geldende regels van de APV en de horecavergunning zijn uiteraard wel feesten mogelijk. Verder wordt de ruimte gebruikt voor bedrijfsdiners en lunches en worden er personeelsuitjes en managementtrainingen georganiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0008.jpg"

Indeling terrein

3.2 Nieuwe situatie

Voortraject

Sinds de zomer van 2020 heeft de provincie met de partijen in het gebied (de Stichting Bezoekerscentrum Grebbelinie, Staatsbosbeheer en de Grebbelounge) gekeken naar de duurzame instandhouding van het bezoekerscentrum. Dit vanuit het doel om de Grebbelinie beter beleefbaar te maken.

Een provinciaal Erfgoed Expert Team heeft daarbij een advies (zie Bijlage 2) uitgebracht over hoe het businessmodel van het fort en het bezoekerscentrum kan worden verbeterd, waarbij ook is onderzocht of het nodig is commerciële ruimte aan het bestaande gebouw toe te voegen om te komen tot een sluitende business case. De belangrijkste uitkomsten van dit advies waren dat een uitbreiding van het fort zich in de huidige markt niet terugverdient. Wel liggen kansen in de optimalisatie van het gebruik van het bestaande vloeroppervlak en in de verbetering van de samenwerking tussen partijen betrokken bij het fort.

Dit heeft ertoe geleid dat partijen hebben afgesproken de horecaruimte op het fort te vergroten door de vrijgekomen ruimte van O-gen toe te voegen aan de bestaande horecaruimte en te kiezen voor een omzetafhankelijke huur. Ook zal de Stichting Bezoekerscentrum Grebbelinie inzetten op het vergroten van het aantal betalende bezoekers. Op deze wijze is een oplossing gevonden om de continuiteit van het bezoekerscentrum te waarborgen en de Grebbelinie beter beleefbaar te maken.

Ruimtelijke uitwerking

Voor de nieuwe situatie op het fort is een inrichtingsplan gemaakt. Dat plan is hieronder weergegeven en maatgevoerd opgenomen als bijlage 1.

In de nieuwe situatie wordt de vrijkomende kantoorruimte en het bijbehorende terras in gebruik genomen door de horecafunctie, met de mogelijkheid om de gehele begane grond in gebruik te nemen voor de horeca. In de huidige situatie wordt ook de ontvangstruimte van het pand incidenteel gebruikt door het restaurant. Mocht de ontvangstruimte in de toekomst onverhoopt zijn functie verliezen, dan is de wens van initiatiefnemer om ook deze ruimte bij het horecagedeelte te kunnen betrekken. Leegstand van de betreffende ruimte kan zo op een logische wijze worden voorkomen en er ontstaat zo een financiële waarborging voor het museale deel van het Grebbelinie Bezoekerscentrum. In dat geval zal dan ook de hele begane grond van het bezoekerscentrum in gebruik zijn door de horecafunctie.

Het grotere grondbeslag van het restaurant leidt tot een vergroting van de capaciteit. Qua inhoud en karakter zal de bedrijfsvoering niet gaan afwijken van de bedrijfsvoering van de afgelopen drie jaar. In de afgelopen drie jaar waren de mogelijkheden daarvoor niet optimaal door de beperkte ruimte. In de nieuwe situatie zal dat sterk gaan verbeteren.

Verder staan er momenteel enkele bouwwerken bij het bezoekerscentrum die bij het restaurant horen. Het betreft twee opslagruimtes in de vorm van zeecontainers en twee stretchtenten, welke, in plaats van parasols, ter overkapping van het terras dienen. In de opslagruimtes worden goederen opgeslagen voor de horeca en voor de outdoor-activiteiten. De wens van initiatiefnemer is om deze bouwwerken mee te nemen in dit bestemmingsplan. Hierbij geldt dat het op basis van een geldende omgevingsvergunning nog mogelijk is om bij het bezoekerscentrum een fietsenstalling te realiseren. Die stalling is nog niet gebouwd. De bouwmogelijkheden hiervoor kunnen worden 'ingewisseld' voor de opslagruimtes. In het bezoekerscentrum zelf ontbreekt voor het hrecabedrijf (voldoende) ruimte om goederen op te slaan.

Er is een bewuste keuze gemaakt voor het plaatsen van de stretchtenten in plaats van grote horecaparasols. De kleur en vorm van de tenten is zo gekozen dat die passen in het militaire en historische beeld van de Grebbelinie en daarmee het leger. Zowel tijdens de Eerste als Tweede wereldoorlog werden er kampementen ingericht op het fort met dergelijke tenten. Op basis hiervan is de keuze gemaakt voor het plaatsen van strechtenten, in plaats van parasols. Ook de kleur van de tenten, lichtgrijs, is ingegeven door het militaire verleden van het fort.

De opslagruimtes krijgen een functionele, sobere en robuuste architectuur. Hiermee wordt aangesloten op de robuuste architectuur van het bezoekerscentrum en wordt verwezen naar het militaire verleden van het fort. Als uitwerking hiervan zijn zeecontainers als basis gebruikt voor deze gebouwen. De beide zeecontainers komen dichtbij het hoofdgebouw te liggen en in de zone tussen het bezoekerscentrum en de spoorlijn. De landschappelijke en cultuurhistorische impact van de bebouwing neemt op deze wijze af. Dit wordt versterkt door de ruimte tussen het bezoekerscentrum en de spoorlijn te begrenzen met hagen. Deze meer functionele ruimte wordt zo met groen aan het zicht onttrokken en krijgt een duidelijke afbakening ten opzichte van de rest van het fort. Ook worden de containers groen geverfd en eventueel voorzien van camouflagenetten, zodat ze meer opgaan in het militaire karakter van het fort.

Over de opslagruimtes is advies gevraagd aan de gemeentelijke welstandscommissie. De commissie adviseerde negatief. Het advies is opgenomen als Bijlage 3. Besloten is dit advies niet over te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0009.png"

Situatietekening nieuwe situatie op het fort

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0010.png"

Situatietekening nieuwe situatie rondom bezoekerscentrum

Tent

Verder is het voornemen om de organsatie van outdooractiviteiten op het fort verder te gaan verbeteren. Hiervoor is de wens om te kunnen beschikken over een tent waarin (droog) instructies gegeven kunnen worden aan de deelnemers. Deze tent is gewenst op het zogenoemde reduit. Dat is het noordwestelijke gedeelte van het fort, waar de outdooractiviteiten nu ook gezoneerd zijn. Op het redoute werden in het verleden ook tenten geplaatst. Als er op het hoofdfort een kampement ingericht werd en er troepen waren die voorbij trokken dan werd er ook een tentenkamp opgericht op het redoute, alwaar het fort ook verdedigd/bewaakt moest worden.

Als de tent langere tijd blijft staan, tijdens het seizoen, kan de situatie optreden dat het aangemerkt moet worden als een gebouw. Hoewel het dan om een tijdelijke voorziening gaat (in de winterperiode wordt de tent in ieder geval van het terrein verwijderd) zal het dan aan de bouwregels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Om deze reden zal in het bestemmingsplan dan ook worden voorzien in een tijdelijke tent op het reduit. Het zal dan gaan om een tijdelijk/seizoensgebonden gebouw van maximaal 50 m² groot.

Kruitmagazijn
Nog verdere verbetering van de mogelijkheden voor outdooractiviteiten is mogelijk als op het reduit ook een kleine opslagruimte wordt gerealiseerd. De materialen voor de activiteiten kunnen dan op het terrein voor de activiteiten zelf worden bewaard. Het idee hiervoor is om een replica van het kruitmagazijn dat op het noordwestelijke deel van het fort heeft gestaan, na te gaan bouwen. Dit voornemen zal nog verder uitgewerkt moeten worden. Daarbij moet nog met name worden bepaald op welke wijze deze voorziening het beste ingepast kan worden, gelet op de landschappelijke, cultuurhistorische en monumentale waarden van het fort. Daarom wordt deze mogelijkheid niet bij recht opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor deze extra opslagruimte, van maximaal 30 m² is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in de planregels. De verdere uitwerking en beoordeling kan dan plaatsvinden in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning .
afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0011.png"
Locatie oude kruitmagazijn

Met de beoogde ontwikkeling neemt de horecafunctie binnen het bezoekerscentrum toe. Hierdoor verandert ook de parkeerbehoefte. Om te voorzien in voldoende parkeervoorzieningen zijn de parkeernormen van CROW (publicatie 381) aangehouden. De parkeernormen van CROW geven voor een restaurant geen minimale en maximale parkeernorm aan voor het buitengebied. Derhalve wordt voor dit bestemmingsplan de norm aangehouden voor 'rest bebouwde kom' in een 'niet stedelijk gebied'. Daarvoor is de minimale en maximale parkeernorm aangegeven van respectievelijk 14 en 16 per 100 m2 bvo. Met de nieuwe ontwikkeling neemt de omvang van de horecafunctie binnen het bezoekerscentrum toe tot een bruto vloeroppervlak van 612 m2. Hierdoor komt de minimale en maximale parkeernorm afgerond neer op respectievelijk 86 en 98. Om zeker te zijn van voldoende parkeervoorzieningen wordt voor dit bestemmingsplan uitgegaan van de maximale parkeernorm van 98.

Het CROW geeft geen parkeernormen voor een bezoekerscentrum of museum. Derhalve is de parkeernorm aangehouden zoals beschreven in de omgevingsvergunning van het bezoekerscentrum, welke is verleend op 31 mei 2016. Hierin is beschreven dat 30 parkeerplaatsen voor het bezoekerscentrum nodig zijn. Hiermee komt de totale parkeerbehoefte neer op 128. Verder is in de omgevingsvergunning beschreven dat het oostelijk gelegen parkeerterrein voorziet in 100 parkeerplaatsen. Dit parkeerterrein is gelegen in de gemeente Ede, die destijds positief tegenover deze ontwikkeling stond. Dit parkeerterrein voorziet echter niet in de volledige parkeerbehoefte. In de overige behoefte van 28 dient elders voorzien te worden. Dit gebeurt op het terrein bij het bezoekerscentrum, waar ruimte is voor 30 parkeerplaatsen. Daarmee wordt voorzien in de parkeerbehoefte op basis van de maximale parkeernorm. Een opmerking hierbij is dat het aannemelijk is dat er sprake kan zijn van een dubbele telling. Wanneer bezoekers zowel gebruik maken van het museale gedeelte als de horecafunctie, neemt dat één parkeerplaats in beslag, terwijl gebruik wordt gemaakt van beide functies. Verder zal niet elke bezoeker met de auto komen, maar ook met bijvoorbeeld de fiets. Kortom is er voldoende parkeergelegenheid op en rondom het bezoekerscentrum om te voorzien in de behoefte.

Recent is de verkeerssituatie rondom het bezoekerscentrum gewijzigd. Voorheen stroomde het verkeer richting Veenendaal-De Klomp door vanaf de Nieuweweg-Noord naar de Klompersteeg. De Buursteeg was in deze situatie een doodlopende zijstraat. In de nieuwe situatie is er geen doorstroming meer vanaf de Nieuweweg-Noord naar de Klompersteeg. Het doorstromende verkeer wordt nu richting Veenendaal-De Klomp geleidt via de Voorpoort. De Nieuweweg-Noord is nu een doodlopende weg geworden. De Klompersteeg is een zijweg geworden vanaf de Voorpoort. De Buursteeg loopt nu door vanaf de Klompersteeg. Het resultaat van deze wijziging is dat er geen doorstromend verkeer meer is langs de Buursteeg en de Klompersteeg. Enkel bestemmingsverkeer komt over deze wegen. Hierdoor vormt het (toenemende) verkeer voor het restaurant in het bezoekerscentrum geen belemmering voor omwonenden. Ook heeft het omliggende wegennet, zeker gelet op de recent doorgevoerde wijzigingen, voldoende capaciteit om de extra verkeersbewegingen als gevolg van de uitbreiding van het restaurant te verwerken.

Verder zal er een nieuwe bewegwijzering komen. Hierdoor wordt de weg richting het bezoekerscentrum en de Grebbelounge duidelijker voor de bezoekers. Ook zal de parkeerssituatie verduidelijkt worden middels de nieuwe bewegwijzering.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

4.1.2 Bodem

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Omdat voorliggend plan voorziet in de uitbrei

ding van de horecafunctie regelt binnen een bestaand gebouw, en er met de overige voornemens geen (milieu)gevoelige functies worden toegevoegd, is bodemonderzoek niet noodzakelijk.

4.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Binnen het plangebied bevinden milieubelastende functies: het restaurant en een bezoekerscentrum. Binnen de richtafstandenlijst van de VNG is het bezoekerscentrum vergelijkbaar met een museum. Die functie en het restaurant zijn functies in milieucategorie 1. Bij deze categorie geldt een richtafstand van 10 meter. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functies bevinden zich op meer dan 150 meter afstand van het plangebied. Voor het gebruik van het fort voor dagrecreatie leidt dit bestemmingsplan niet tot veranderingen. De bestaande mogelijkheden worden doorgezet in dit bestemmingsplan. Randvoorwaarde hierbij is wel dat bij de outdoor-activiteiten geen versterkte muziek toegepast wordt. Dat is in dit bestemmingsplan vastgelegd. Daarnaast moet het gebruik altijd voldoen aan de (geluids)voorwaarden uit de APV. Dat laatste geldt ook voor evenementen. Daarvoor worden de vergunde rechten uit de omgevingsvergunning uit 2016 (zie paragraaf 1.1) doorvertaald in dit bestemmingsplan. Alleen kleinschalige evenementen en Grebbelinie-gerelateerde evenementen zijn en blijven mogelijk op het fort.

Tevens is door Het Geluidburo een akoestisch onderzoek naar het restaurant. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 4 bij deze toelichting. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat voldaan wordt aan de gestelde eisen uit de VNG-richtlijn (voor gemengd gebied). Ook voldaan kan worden aan de eisen uit het Activiteitenbesluit en de APV Renswoude 2022 voor wat betreft de incidentele festiviteiten.

Om een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woningen te borgen worden een aantal uitgangspunten uit het akoestisch onderzoek in dit bestemmingsplan doorvertaald naar randvoorwaarden voor de activiteiten op het Fort aan de Buursteeg. Het gaat dan om de randvoorwaarden om een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woningen te borgen. Het betrefften de volgende zaken:

  • Voor de mogelijkheid om de horeca uit te breiden, als de ontvangstruimte van het bezoekerscentrum onverhoopt zijn functie verliest, is in het onderzoek (als uitgangspunt) niet voorzien in de toepassing van versterkte muziek.
  • Maximaal 12 dagen per jaar is een verhoging van de geluidbelasting, boven de grenswaarden uit de VNG-brochure en op de omliggende woningen, aanvaardbaar door versterkte muziek op de terrassen. Versterkte muziek is daarbij in de nachtperiode niet aan de orde. Dus om en na 23:00 uur is de versterkte muziek uit. In de dag- en avondperiode moet de geluidbelasting dan wel voldoen aan de normen voor incidentele festiviteiten uit het Activiteitenbesluit en de APV Renswoude 2022. Ook moet dan altijd en tijdig, op grond van die APV, een melding voor incidentele festiviteiten worden gedaan.

Deze randvoorwaarden zijn verwerkt in de (specifieke) gebruiksregels, zie artikel 3.4, van de (recreatie)bestemming voor het fort.

Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig plan.

4.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van wegverkeer: de Klompersteeg, de Nieuweweg-Noord en de (doodlopende weg) de Buursteeg. Verder is het plangebied gelegen binnen de invloedssfeer van railverkeer. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen. Derhalve is een verder akoestisch onderzoek niet noodzakelijk en vormt geluidshinder geen belemmering voor dit plan.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van de horecafunctie binnen het bezoekerscentrum en twee overkappingen en opslagruimtes. Daarmee valt dit bestemmingsplan onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Via de website www.risicokaart.nl is voor de locatie vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en/of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0012.png"

Uit de risicokaart blijkt dat er ten noorden en zuiden van het plangebied leidingen liggen. Ten noorden bevindt zich een hoofdaardgastransportleiding. Volgens de risicokaart ligt de PR 10-6 -contour niet buiten de leidingen. De zuidelijke leiding is een brandstofleiding van de DPO (Defensie Pijpleiding Organisatie). De DPO verzorgt en bewaakt het transport van vliegtuigbrandstoffen naar militaire en civiele vliegvelden. Deze brandstofleiding heeft een diameter van 220 mm en een maximale werkdruk van 80 bar. Voor deze leiding is sprake van een PR 10-6 -contour van 12 meter aan weerszijden van de leiding. Het gebouw voldoet hier op de kortste afstand tot aan de leiding niet aan, maar het overige gedeelte van het gebouw, inclusief de horecafunctie, voldoet wel aan deze afstand.

Met dit plan worden geen nieuwe kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten toegevoegd. Het betreft de uitbreiding van de horecafunctie binnen bestaande bebouwing, welke grotendeels buiten de risicocontour van de genoemde brandstofleiding ligt, en twee overkappingen, een tijdelijke tent en opslagruimtes. Derhalve is het aannemelijk dat het plaatsgebonden risico verder geen belemmering voor dit plan vormt.

Gezien de bebouwingsdichtheid langs de leiding zal het groepsrisico ver onder de oriënterende waarde liggen. Verder maakt dit plan geen ontwikkeling mogelijk die leidt tot een relevante toename van de persoonsdichtheid langs de leiding. Hierdoor worden groepsrisicoberekeningen niet noodzakelijk geacht.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

De Erfgoedwet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.

4.2.1 Archeologie

Volgens de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart ligt het plangebied deels in een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen die groter zijn dan 100 m² en die dieper gaan dan 30 cm onder maaiveld, dient hier eerst archeologisch onderzoek te worden verricht.

Met onderhavig plan wordt niet voorzien in bodemingrepen die deze ondergrenzen overschrijden. De terrasoverkappingen worden niet door middel van graafwerkzaamheden in de grond vastgezet. Daarmee is er geen aanleiding tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Voor de verdere borging van het archeologische beleid van de gemeente zijn in dit bestemmingsplan dubbelbestemmingen opgenomen.

4.2.2 Cultuurhistorie

De Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in het bestemmingsplan.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Grebbelinie. De Grebbelinie is een waterlinie op de grens van Gelderland en Utrecht, die werd aangelegd in de 18e eeuw. Haar bekendheid ontleent ze echter aan de periode 1939-1940 toen de linie onder de naam Valleistelling deel uitmaakte van de Nederlandse hoofdverdediging. Na de Tweede Wereldoorlog werden de kazematten, tankversperringen en Duitse bunkers bedekt met een laag groen. Meer dan 40 kilometer aan militaire geschiedenis ligt nu enigszins verborgen in een mooi en langgerekt natuurgebied langs Valleikanaal en Eem. De Grebbelinie is aangewezen als Rijksmonument, en daarmee ook Fort aan de Buursteeg.

Dit plan realiseert de uitbreiding van de horecafunctie binnen de bestaande bebouwing en de aanleg van bouwwerken welke dienen voor opslag en overkapping van het terras. Hiermee worden de cultuurhistorische waarden van de Grebbelinie niet aangetast. Andere bijzondere, cultuurhistorische waarden en andere monumenten zijn in het plangebied niet aanwezig.

Over het planvoornemen is advies gevraagd aan de gemeentelijke monumentencommissie. Het verslag van de bespreking met de monumentencommissie is opgenomen als bijlage 5. De commissie heeft enkele aanbevelingen meegegeven voor de verdere uitwerking en concludeert voor het overige dat er geen bezwaren bestaan tegen de diverse planonderdelen.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.

Daarnaastl ligt het plangebied binnen het NatuurNetwerk Nederland (NNN) uit de Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht. Nieuwe ontwikkelingen zijn hier, kort gezegd, alleen mogelijk als geen significante aantasting plaatsvindt van de waarden en kenmerken van NNN.

Uit de toelichting bij de omgevingsverordening volgt dat bij significante aantasting van waarden en kenmerken in ieder geval gedacht moet worden aan:

  • a. de aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit (bijzondere samenhang abiotische en biotische kenmerken, goed ontwikkelde systemen, zoals waardevolle oude boskernen);
  • b. gebieden die bepalend zijn voor de aaneen geslotenheid en robuustheid van het NNN;
  • c. de aanwezigheid van bijzondere soorten;
  • d. de aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes).

Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Onderzoek

Met dit bestemmingsplan worden al toegestane ontwikkelingen opnieuw toegestaan, wordt alsnog in een juridisch-planologische basis voorzien voor al gerealiseerde ontwikkelingen en wordt ook in nieuwe ontwikkelingen voorzien. Een goed overzicht van de verschillende zaken geeft het inrichtingsplan. Dat is hieronder weergegeven en ook (beter leesbaar en maatgevoerd) opgenomen als bijlage 1.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0013.png"

Situatietekening nieuwe situatie op het fort

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2022Buursteeg2-vg02_0014.png"

Situatietekening nieuwe situatie rondom bezoekerscentrum

Adviesbureau Groenewold Milieu & Natuur heeft voor de nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan een natuurtoets uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 6 van de Bijlagen bij de toelichting. Uit dit onderzoek blijkt het volgende.

Soortenbescherming

Ten aanzien van soortenbescherming zijn geen beschermde soorten gevonden of te verwachten, behoudens enkele broedende vogels tijdens het broedseizoen. Specifiek is gezocht naar aanwijzingen voor nesten van roofvogels, eekhoorn, marters, holtes e.d.. Deze zijn niet aangetroffen op of rond het bezoekerscentrum of op de vestingwallen rond het grasveld met de beoogde tijdelijke tent. Vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen zijn uit te sluiten. De huidige kwaliteit van het gebied als foerageergebied vleermuizen is goed, vooral de boven en langs de grachten en boven de vestingwallen. Realisatie van het plan heeft naar verwachting verder geen negatieve gevolgen voor de foerageermogelijkheden en er verdwijnen geen beschermde nestplaatsen. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is daarmee niet nodig.

Gebiedsbescherming

Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen is de conclusie dat deze ingreep geen negatieve invloed heeft op de specifieke natuurwaarden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Binnenveld ten zuiden van Veenendaal (ca. 3.6 km). De activiteiten wijzigen feitelijk niet. Externe werking kan worden uitgesloten. Aanvullend onderzoek of een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.

Het plan ligt binnen de begrenzing van het NNN en grenst aan de Groene Contour. Het fort is, qua natuurdoeltype, in beheer als fortterrein met historische beplanting. De grasvelden binnen het fort zijn niet specifiek in beheer als kruidenrijk grasland, maar bevatten wel veel wilde planten. Enige betreding en verstoring is niet erg. De ecologische waarde zit vooral in de buitengrachten en de vestingwallen. De wallen zijn deels ingeplant met ruige bermplanten, bomen en struiken. Beheer is gericht op maaien en afvoeren. De grachten vormen een goed foerageergebied voor vleermuizen. Met name de vestingwallen en grachten zijn van belang als verbindingszone met de aangrenzende gebieden en andere delen van het NNN. De vestingwallen en grachten blijven behouden. De activiteiten zullen slechts marginale effecten hebben op aanwezige flora en fauna. Omdat in het provinciale beleid elke aantasting van het NNN als aantasting wordt gezien is compensatie nodig voor de eventuele herbouw van een replica van het kruithuis. Als compensatie worden in de herbouw verblijfsplaatsen voor vleermuizen geïntegreerd, zodanig dat die ruimte biedt aan minimaal 30 vleermuizen. Hiermee is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciale beleid voor het NNN. Per nieuwe activiteit laten de conclusies van het rapport zich als volgt samenvatten.

Activiteit   Toets   Conclusie  
Hogere horecacategorie en vergroting oppervlakte horeca   Betreft een inpandige gebruikswijziging van een bestaand en vergund pand.   Geen consequenties voor NNN.  
Legaliseren terrassen   Acitiviteit betreft het anders situeren en kleiner uitvoeren van al vergunde terrassen. Geen bijzondere soorten aanwezig ter plaatse van de terrassen.   Geen aantasting van NNN.  
Plaatsen opslagruimtes (zeecontainers)   Gebouwen zijn geplaatst op al bestaande verharding en zijn de vervanging van een vergunde, maar niet gebouwde fietsenstalling van 55 m². Terrein voor fietsenstalling blijft onverhard. Geen nieuw/extra grondbeslag.   Geen aantasting van NNN.  
Aanvullende opslagruimte (kruitmagazijn)   Door bouw te combineren met verblijfplaatsen voor vleermuizen wordt de kwaliteit van NNN verbeterd. Wel aantasting door grondbeslag met bebouwing.   Compensatie van oppervlakteverlies nodig in het kader van de omgevingsvergunning.  
Seizoensgebonden tent   Geen nieuw ruimtebeslag omdat terreindeel al voor outdooractivieiten wordt gebruikt en omdat het een seizoensgebonden bouwwerk is.   Geen aantasting van NNN.  
Legaliseren terrasoverkappingen   Overkappingen zijn geplaatst over de terrassen bij het restaurant. Voor de NNN leidt dat daarom niet tot andere conclusies dan voor de terrassen zelf.   Geen aantasting van NNN.  
Evenementen   Vergund met omgevingsvergunning op 31 mei 2016.   Geen nieuwe activiteit en dus geen consequenties voor NNN  
Outdooractiviteiten   Toegestaan op basis van geldend bestemmingsplan.   Geen nieuwe activiteit en dus geen consequenties voor NNN  

Conclusie

Beschermde flora en fauna staan de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

4.4 Waterparagraaf

Dit bestemmingsplan leidt planologisch niet tot een significante toename van de mogelijkheden om gronden te verharden. Met de opslagruimtes en stretchtenten wordt extra bebouwing opgericht in een gebied met relatief weinig bebouwing. Regenwater kan de bodem blijven infiltreren. Waar dat niet mogelijk is zal het water afgevoerd worden naar de omliggende gronden en de gracht rondom het fort.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer zal een anterieure overeenkomst over grondexploitatie als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening sluiten. Hierin wordt geregeld dat de initiatiefnemer de kosten voor rekening neemt die de gemeente maakt ter uitvoering van het initiatief. Alle met deze planwijziging samenkomende kosten komen dus ten laste van de initiatiefnemer. Deze wijziging heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen. Er behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.
Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2010, inclusief herziening, als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgns ontdaan van overbodige elementen, geactualiseerd op gewijzigde wetgeving en op onderdelen aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied. Tevens wordt de in 2016 verleende omgevingsvergunning doorvertaald in de planologische mogelijkheden. De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.

5.1 Recreatie

Het plangebied blijft de enkelbestemming 'Recreatie' houden. Hiermee is het hele plangebied bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen, zoals de verhuur van e-choppers. Verder blijft het plangebied ook de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bezoekerscentrum' houden. Door de gewenste uitbreiding van de horecafunctie, zal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bezoekerscentrum' een horecafunctie (categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten) toegestaan zijn. Ook zijn evenementen nu binnen de bestemming mogelijk ('omzetting' van geldende omgevingsvergunning. Hierbij wordt alleen voorziein in kleine evemenementen (maximaal 500 bezoekers) en evenementen die gerelateerd zijn aan de Grebbelinie. Grote evenementen, die geen relatie hebben met de Grebbelinie, worden dus niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan.

Binnen de bestemming geldt een maximale bebouwingsoppervlakte van 770 m², inclusief overkappingen. In de specifieke gebruiksregels is aangegeven dat enkel de begane grond (van het gebouw binnen het bouwvlak) gebruikt mag worden door de horecafunctie. De maat van 770 m² wordt bepaald door het bestaande gebouw van het bezoekerscentrum en de opslagruimtes daarbij. Terrasoverkappingen tellen daarbij niet mee. Daarvoor geldt een afzondelijke maximale maat: 205 m². Dat is het gezamenlijke oppervlakte van de (feitelijk) aanwezige terrasoverkappingen. Andere uitzondering is de tijdelijke tent voor outdooractiviteiten. Buiten het bouwvlak is een tijdelijk c.q. seizoensgebonden gebouw toegestaan van maximaal 50 m² groot. Een gebouw is voor de planregels seizoensgebonden als dat alleen aanwezig is in de periode van maart t/m oktober.

Via een specifieke afwijkingsbevoegdheid, lid 3.3.2, kan worden voorzien in de aanvullende opslagruimte.

5.2 Waarde - Archeologie - 2

Het plangebied heeft naast de genoemde enkelbestemming de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Deze gronden zijn, naast de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden. Deze regels zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'.

Om daadwerkelijk te kunnen beschermen, is in deze bestemming een specifiek op dit onderwerp toegesneden aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Voor diverse activiteiten, waarbij de grond wordt "geroerd", vooral graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm, is een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) nodig.

Ter bescherming van (naar verwachting) aanwezige archeologische waarden is in deze bestemming ook de bevoegdheid van burgemeester en wethouders opgenomen om voorwaarden te stellen bij een aanvraag van een omgevingsvergunning. Die eisen betreffen onder meer, een rapportageplicht van de aanvrager van de omgevingsvergunning betreffende de archeologische situatie van het betreffende terrein, en de mogelijkheid om aan de omgevingsvergunning de verplichting tot "bouwbegeleiding" door een ter zake deskundige (archeoloog) te verbinden. Deze onderzoeksplicht geldt bij grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 100 m².

5.3 Waarde - Cultuurhistorie - Grebbelinie

Naast de archeologische dubbelbestemming heeft het plangebied ook de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - Grebbelinie'. Deze gronden zijn, naast de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de Grebbelinie. Ook hier geldt dat er een omgevingsvergunning nodig is voor verschillende activiteiten, waaronder het uitvoeren van grondbewerkingen. Deze regels zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. Toevoegingen hierbij zijn dat het beschreven vergunningenstelsel zo is uitgebreid dat het aanleggen en verharden van parkeerterreinen en terras daar nu ook onder valt.

5.4 Waterstaat - Waterkering

Het plangebied heeft verder deels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Deze gronden zijn, naast de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de waterkering. De regels voor deze bestemming zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'.

5.5 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

In het geldende bestemmingsplan heeft een zone in het plangebied de gebiedsaanduiding 'wro - zone wijzigingsgebied'. Deze aanduiding regelt een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming van gronden, onder voorwaarden, te wijzigen in de bestemming 'Natuur'. Dit is overgenomen in dit bestemmingsplan. Wel is daarbij, om technische redenen, de naam van de aanduiding veranderd naar 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Participatie

Initiatiefnemer heeft de directe buren van het Fort aan de Buursteeg benaderd en ingelicht over het voornemen. Hieruit kwam naar voren dat deze partijen het belangrijk vinden dat de activiteiten van de horecafunctie qua inhoud en karakter niet af zullen gaan veranderen in vergelijking met de afgelopen jaren. De initiatiefnemer is hiermee akkoord.

6.2 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan zal worden toegezonden aan de provincie Utrecht, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, waterschap Vallei & Veluwe en de gemeente Ede in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De inhoud en de beantwoording van de ontvangen inspraakreacties is verwerkt in de Nota inspraak en overleg. Die is opgenomen als bijlage 7 van de Bijlagen bij de toelichting.

6.3 Inspraak

Met ingang van 5 mei 2022 tot en met 15 juni 2022 heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn twee inspraakreacties ingediend. De inhoud en de beoordeling van deze inspraakreacties is verwerkt in de Nota inspraak en overleg. Die is opgenomen als bijlage 7 van de Bijlagen bij de toelichting.

6.4 Totstandkoming plan

Met ingang van 1 december 2022 tot en met 13 januari 2023 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen is één zienswijze ingediend. De samenvatting van de zienswijze en de beoordeling daarvan is opgenomen in een nota die separaat dit het bestemmingsplan is gevoegd.