Plan: | Schalm11 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0339.BP2017Schalm11-ow01 |
Aan de Schalm 11 heeft dhr. Boonzaaijer een 'Hippisch Centrum' genaamd 'De Schalm'. In het bestemmingsplan "Buitengebied Renswoude" heeft het perceel deels een bedrijfsbestemming voor een paardentrainingscentrum. Tevens is op het perceel een renbaan aanwezig; deze is als zodanig bestemd in het bestemmingsplan "Buitengebied Renswoude".
Dhr. Boonzaaijer wenst het Hippisch Centrum (hierna HC) uit te breiden met een derde paardenrijbak, uitbreiden van de bedrijfsbebouwing, en het verplaatsen van de stalmeesterswoning op het perceel. Tevens organiseert het HC grote internationale paardensportevenementen op het perceel. Hiervoor zal het perceel de functieaanduiding "Evenemententerrein" krijgen. In overleg met de gemeente is besloten om een zelfstandig nieuw bestemmingsplan te maken voor dit perceel, waarbij bovengenoemde zaken in één keer goed worden geregeld.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in dit kader en maakt derhalve de nagestreefde ontwikkelingen op HC 'De Schalm' mogelijk.
Afb.1 Luchtfoto buitengebied Renswoude
Het perceel Schalm 11 ligt in het buitengebied van de gemeente Renswoude, ten zuiden van het dorp Renswoude, noordelijk van de spoorlijn Utrecht-Arnhem, oostelijk van de straat Schalm. De straat Schalm is een lokale klinkerweg, welke noordelijk wordt ontsloten op de provinciale weg N224 (Arnhemseweg). Zuidelijk van het HC loopt de Schalm over in een onverhard pad langs de voormalige Batterij aan de Schalmdijk (onderdeel van het Fort aan de Buursteeg), richting de Kooiweg. De direct naastgelegen percelen zijn agrarische landbouwgronden en weilanden.
Afb.2 Situatie Schalm 11
Het perceel Schalm 11 ligt in het buitengebied van Renswoude waarvoor op 05-10-2010 het Bestemmingsplan "Buitengebied 2010" is vastgesteld, en een Buitengebied Herziening vastgesteld op 12-11-2013.
In het bestemmingsplan heeft het perceel de volgende bestemmingen meegekregen:
Verder is op 08-12-2014 de dubbelbestemming 'Waarde - Grebbelinielandschap' vastgesteld waarvan dit perceel ook onderdeel uit maakt.
Afb. 3 Vigerend bestemmingsplan Westelijk Buitengebied.Rood omkaderd het plangebied.
Na dit inleidende hoofdstuk komen de volgende aspecten nog aan bod:
Het perceel Schalm 11 ligt in het agrarisch buitengebied van de gemeente Renswoude. Het betreft een bedrijf (paardentrainingscentrum) met bedrijfswoning en diverse paardentrainings-voorzieningen, zoals paardenrijbakken, renbaan, eventingparcours en stallen. De bebouwing concentreert zich op de noordwesthoek van het perceel. Hier staan de bedrijfswoning, stallen, stalmeesterswoning en binnenrijbak met stallen. De buitenrijbakken liggen in de nabijheid van de bebouwing. Het overgrote deel van het perceel wordt ingenomen door de renbaan en eventingparcours. De toegang van het perceel ligt in de noordwesthoek, zuidelijk van de bedrijfswoning. Het perceel is omzoomd door bomen- en struikenrijen. De omgeving is een open agrarisch landschap met plaatselijk door bomen omzoomde percelen, en bomenlanen langs diverse wegen. Het perceel ligt in de nabijheid van een onderdeel van de Grebbelinie; ten zuidwesten grenst het perceel aan De Batterij aan de Schalmdijk, verder ten oosten van het plangebied ligt het Fort aan de Buursteeg, met aansluitend de Slaperdijk.
Afb. 4. Plangebied Schalm 11
Het perceel bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Renswoude. Het buitengebied is een afwisseling van woningen, agrarische en niet-agrarische bedrijven in een open weidelandschap. De bebouwing bestaat meest uit 1 laag met een kap. De kaprichting is een afwisseling van loodrecht op en evenwijdig met de weg.
De verkeersstructuur wordt gevormd door een kleine weg (Schalm) tussen de weilanden. De Schalm wordt hoofdzakelijk aan de noordzijde ontsloten via de provinciale weg N224 Arnhemseweg (Arnhem-Utrecht). Het is een doodlopende weg voor gemotoriseerd verkeer. Voor fietsers en wandelaars loopt de weg aan het zuideinde door als onverhard pad langs De Batterij en komt uit op de Kooiweg; hiervandaan kan men o.a. Veenendaal bereiken. De Schalm is een (doodlopende) klinkerweg en er geldt een maximum snelheid van 60km/h.
De groenstructuur wordt gevormd door bomen langs de weg, langs De Batterij, en langs de zuidgrens van het perceel. De noordelijke en oostelijke erfgrens zijn voorzien van kleine bomen- en struikenrijen, met enkele openingen in de groenstructuur. De omliggende percelen tonen eenzelfde groenstructuur, waarbij weilanden gelegen tussen ontsluitingswegen vaak geen groen-omzoomde perceelsgrenzen hebben.
De planontwikkeling voorziet in het verplaatsen van de stalmeesterswoning, het uitbreiden van de bedrijfsbebouwing, en toevoeging van de functieaanduiding Evenemententerrein. Deze ontwikkelingen vinden plaats binnen de huidige perceelsgrenzen en groenstructuren. De planontwikkeling heeft geen gevolgen voor de bovengenoemde ruimtelijke structuren.
Het perceel maakt deel uit van het buitengebied van de gemeente Renswoude. De functionele structuur nabij het perceel is een afwisseling van agrarische bestemmingen (onbebouwde gronden en agrarische bedrijven), woningen (burgers) en bedrijven (productie, diensten, recreatie). De wegenstructuur is lokaal gericht. Parkeren vind uitsluitend plaats op eigen terrein.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
De Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in Nationale belangen.
In onderstaande lijst zijn deze belangen benoemd:
Bij dit laatste belang gaat het onder meer om het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen, dat nodig is om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen.
Deze nationale belangen moeten worden gerealiseerd en juridisch geborgd. Voor de realisatie van de nationale belangen zijn vier instrumenten voorhanden:
In de realisatieparagraaf van het SVIR is per nationaal belang aan de hand van de hierboven genoemde instrumenten aangegeven hoe het belang gerealiseerd zal worden.
(bron: www.rijksoverheid.nl)
Relatie met het plangebied
Door de ligging van de gemeente Renswoude, en daarbij de ligging en de activiteiten van het beoogde plangebieden (kleine uitbreiding bebouwing, aanleg paardenbak, verplaatsen stalmeesterswoning) zijn geen nationale belangen in het geding. Wel is Nationaal belang 13 (zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming) van toepassing.
Het Barro is 30 december 2011 vastgesteld, en voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het Barro bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Over diverse projecten zijn regels opgenomen in het Barro, o.a. Project Mainportontwikkeling Rotterdam en Waddenzee en waddengebied en diverse andere onderwerpen.
Relatie met het plangebied
Met betrekking tot het plangebied kan worden opgemerkt dat hiervoor geen regels in het Barro zijn opgenomen, waardoor er voor het plangebied geen beperkingen zijn vanuit het Barro.
De provincie heeft een Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie, waarin het provinciaal beleid voor de periode tot 2028 is beschreven. De PRS is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten, en is middels een 1e partiële herziening (10-03-2014) en een 2e partiële herziening (03-11-2014) uitgebreid en aangevuld.
De provincie wil de provincie aantrekkelijk houden om te wonen, werken en recreëren. De met vele regiopartijen opgestelde Strategie Utrecht2040 is daarbij de stip aan de horizon. Het ruimtelijk beleidsvizier is daar op gericht. De doelen uit Strategie Utrecht2040 vragen om een integrale aanpak die voor het ruimtelijk beleid resulteert in drie pijlers:
Vanuit waar we staan leiden deze pijlers tot de volgende twee belangrijkste beleidsopgaven; opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats:
De provincie wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.
De provincie heeft een aantrekkelijk landelijk gebied. Deze kwaliteit moeten worden behouden en versterkt, zowel voor het landelijk gebied zelf, als voor het stedelijk gebied. De binnenstedelijke opgave vraagt als contramal ook om een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen. De zware terugval van financiële middelen voor natuur en recreatie om de stad wil de provincie onder andere opvangen door hier rood voor groenconstructies mogelijk te maken. De cultuurhistorische waarden van onder meer de linies, de buitenplaatsen en het agrarische landschap dragen bij aan een aantrekkelijk landelijk gebied. De landbouw is een belangrijke drager van het agrarische cultuurlandschap. Die rol vergt ruimte voor een economisch duurzame landbouw. De aanwezigheid van zo'n 1,2 miljoen inwoners biedt afzetmogelijkheden voor de producten die dit oplevert. Bij dit alles is het kunnen beleven van rust en ruimte van belang.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is samen met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten.In de verordening staan de regels waar de gemeenten zich bij het maken van bestemmingsplannen aan moeten houden en het zorgt voor de doorwerking van de structuurvisie naar de gemeenten. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De regels van de verordening richten zich primair tot gemeenteraden, verantwoordelijk voor het vaststellen van bestemmingsplannen. De regels van de verordening hebben betrekking op nieuwe planologische besluiten. Dit betekent dat bijvoorbeeld vigerende bestemmingsplannen niet onder de werking van de verordening vallen.
De verordening bevat géén zogenaamde burgerbindende bepalingen. De normen uit de artikelen moeten eerst "vertaald" worden in een gemeentelijk planologisch besluit. Pas dan worden burgers daardoor gebonden.
Relatie met het plangebied
In de PRV zijn de regels vastgelegd waarmee de provinciale belangen (vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie) in nieuwe bestemmingsplannen verwerkt kunnen worden. Het voor dit gebied geldende provinciaal belang is: 'Landelijk gebied met kwaliteit'. In Hoofdstuk 4 'Pijler ontwikkeling landelijk gebied' worden de mogelijkheden voor het landelijk gebied behandeld.
In artikel 4.6, lid 3 staat dat bestaande niet-agrarische bedrijven maximaal 20% van de bestaande bebouwing kan worden uitgebreid. Hierbij is een nieuwe bestemmingsplan noodzakelijk.
De onderhavige bestemmingsplanwijziging welke diverse kleine aanpassingen voor het aanwezige bedrijf mogelijk maakt tast de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving niet aan en is niet in strijd met het beleid uit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en met de regels gesteld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. De bebouwing van het niet-agrarisch bedrijf wordt maximaal 20% uitgebreid.
De Grebbelinie is een verdedigingslinie die loopt van de Neder-Rijn bij Rhenen tot het Eemmeer bij Spakenburg. De Grebbelinie heeft een totale lengte van 60 km en doorkruist een gebied dat is ingeklemd door de stuwwallen van de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe. De linie bestaat uit een samenhangend stelsel van liniekade, keerkades, forten, inundatievelden, sluizen, toegangswegen en daarbij behorende werken. Vanaf de 16e eeuw tot halverwege de 20e eeuw is aan de linie gebouwd.
Op 18 april 2011 is de Grebbelinie aangewezen als rijksmonument. Deze monumentstatus betreft de Grebbeliniekade met keerkades en de daaraan gekoppelde gebouwde werken, zoals forten, schansen, kazematten en sluizen en dergelijke. De al bestaande rivierdijk langs de Eem valt daar niet onder.
Naast deze (gebouwde) elementen is ook het gebied rondom de Grebbelinie van belang. Het gaat dan om de relatief open inundatiezijde (voor het zien van de vijand) en de meer beschutte verdedigingszijde (waar men zich verschool). Deze gebieden bepalen voor een groot deel het zicht op en het zicht vanaf de Grebbelinie en zijn daarmee van groot belang voor de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van deze linie. Deze gebieden zijn echter niet aangewezen als rijksmonument. Om ook deze waarden te borgen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat handvatten aanreikt en regels stelt ten aanzien van bebouwing en beplanting in deze gebieden.
Relatie met het plangebied
Het plangebied valt binnen het Inpassingsplan Grebbelinielandschap. Het inpassingsplan zorgt ervoor dat binnen dit Grebbelinielandschap de waarden van de Grebbelinie worden meegenomen in planologische ontwikkelingen en dat de beeldkwaliteitsrichtlijnen, zoals deze zijn opgenomen in het 'Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie', worden toegepast. In paragraaf 5.4 Landschap worden de gevolgen van het Inpassingsplan Grebbelinielandschap voor het plangebied behandeld.
Het perceel ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Renswoude. Het perceel heeft de bestemming 'Agrarisch' en 'Bedrijf - paardentrainingscentrum' gekregen.
De eigenaar is van plan een loods ten behoeve van het bergen van paardentrainingsbenodigdheden te bouwen, de stalmeesterswoning te verplaatsen, de 3e buitenrijbak te legaliseren en het perceel te gebruiken als Evenemententerrein voor de Eventing en springwedstrijden.
Uitbreiding bebouwingsoppervlak:
In het huidige bestemmingsplan is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het uitbreiden van een bedrijf in het buitengebied met 15% van de huidige oppervlakte. Provinciaal beleid biedt de mogelijk tot 20% uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf in het buitengebied, als er een nieuw bestemmingsplan wordt gemaakt. Op het terrein zijn diverse paardentrainings-attributen, zoals (houten) hindernissen, mobiele tribunes, en diverse werktuigen, in de buitenlucht gestald. Dit is niet bevorderlijk voor de levensduur, en geeft het een rommelig beeld van het bedrijf. Door het uitbreiden van de bebouwingsmogelijkheden met 20% kan onder meer een loods gerealiseerd worden waar de genoemde onderdelen in ondergebracht kunnen worden, en vallen aanwezige bebouwde oppervlaktes (tribunegebouw, toiletgebouwen, e.d.) binnen de bebouwingsmeters.
Stalmeesterswoning:
Herbouw/verplaatsing van de stalmeesterswoning is door de gemeente in 2011 afgewezen; de stalmeesterswoning valt onder het overgangsrecht. In het nieuwe bestemmingsplan voor het Buitengebied is de stalmeesterswoning niet bestemd, en valt daardoor weer onder het overgangsrecht. Het 2 maal laten vallen van een illegale situatie onder het overgangsrecht is niet toegestaan. Indien een gemeente niet handhavend tegen een strijdige situatie optreedt en de situatie onder het overgangsrecht valt, dan zal de gemeente die situatie in een nieuw bestemmingsplan positief moeten bestemmen.
3e buitenrijbak:
Op het perceel zijn 2 buitenrijbakken aanwezig welke onder het overgangsrecht vallen. De eigenaar heeft een 3e buitenrijbak aangelegd van ca. 3500m² op de agrarische bestemming, welke in strijd is met het bestemmingsplan. Er is een ontheffingsmogelijkheid om een rijbak te realiseren op gronden grenzend aan een niet-agrarisch bestemmingsvlak waarin een woning is toegestaan. Deze mag niet groter zijn dan 1200m².
Echter past de rijbaan bij de huidige inrichting van het terrein en specifieke bedrijfsbestemming van paardentrainingscentrum, en geeft de rijbaan weinig inbreuk op het landschap.
Functieaanduiding Evenemententerrein:
Op het perceel worden jaarlijks diverse paardensportwedstrijden gehouden, zoals eventing en springconcoursen. Deze evenementen kunnen van invloed zijn op de leefbaarheid in de omgeving. Daarom is er behoefte aan duidelijke nieuwe richtlijnen voor evenementen, met daarbij ook richtlijnen voor de vergunningverlening.
De functieaanduiding Evenemententerrein maakt duidelijk hoeveel evenementen mogen plaatsvinden op het perceel. Voor het organiseren van een evenement is het verkrijgen van een vergunning noodzakelijk. Dit is aangegeven in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In de planregels behorende bij dit bestemmingsplan is een omschrijving van het begrip evenement opgenomen en zijn evenementen binnen diverse openbare bestemmingen toegestaan of apart geregeld. Eén en ander laat echter onverlet dat wel een vergunning op basis van de APV is vereist.
De toevoeging van de functieaanduiding Evenementen geeft rechtszekerheid voor burgers en aanvragers. Burgers weten wanneer en hoe vaak ze geconfronteerd kunnen worden met evenementen en voor organisatoren is het duidelijk waar welke eisen er aan de te houden evenementen gesteld worden.
Relatie met het plangebied
De gemeente heeft bovengenoemde punten bekeken en voorgesteld het bestemmingsplan plaatselijk te vernieuwen. Hierdoor kan de oppervlakte bedrijfsbebouwing uitgebreid worden met 20% van het huidige aanwezige oppervlakte, en kunnen de stalmeesterswoning en de 3e rijbak gelegaliseerd worden.
Op het perceel Schalm 11 is een paardentrainingscentrum gevestigd. Dit bedrijf zit nu aan zijn grenzen qua groeimogelijkheden en faciliteiten ten behoeve van het bedrijf. Door het aanpassen van het bestemmingsplan komt er ruimte voor de gewenste uitbreiding, en voor het verder inrichten en gebruiken van het terrein voor het paardentrainingscentrum.
Afb.5. Plangebied aan de Schalm 11
Het huidige bebouwingsoppervlak bedraagt 2530m². Met de uitbreidingsmogelijkheid van 20% kan het bedrijf uitbreiden met 506m², tot 3036m².
De stalmeesterswoning is door 2 maal overgangsrecht gelegaliseerd. De stalmeesterswoning op het bedrijf wordt gebruikt voor de toezicht op het bedrijf, met name op de stallen waar diverse zeer waardevolle paarden staan gestald. Vanuit de bestaande bedrijfswoning is ook toezicht gewaarborgd. Echter is de eigenaar van het bedrijf ook een fervent ruiter die regelmatig aan meerdaagse (eventing-)evenementen elders in binnen- en buitenland deelneemt, waardoor vanuit de bedrijfswoning geen toezicht gehouden kan worden. De bestaande stalmeesterswoning wordt nu gebruikt om ook in deze genoemde situaties toezicht op het bedrijf te houden, zodat er geen 'vreemden' in de bedrijfswoning hoeven te verblijven bij afwezigheid van de eigenaar.
Door de afgelegen plek van het bedrijf, aan het eind van een smallere doodlopende weg in het buitengebied van Renswoude, is enkel toezicht op afstand via een monitor en/of alarmering niet voldoende om op tijd in te kunnen grijpen bij calamiteiten. Direct aanwezig toezicht is nodig om de bedrijfsvoering te kunnen waarborgen. Direct toezicht is één van de eisen van de eigenaren van de gestalde pensionpaarden.
Ook de toenemende mate van paardenmishandeling en diefstal is een grote zorg voor het bedrijf. Door permanent aanwezig toezicht wil de eigenaar de kans hierop zoveel mogelijk beperken.
De stalmeesterswoning vormt een vast onderdeel van het bedrijf, en zal daardoor niet afgesplitst kunnen worden als aparte burgerwoning. De gebruikers van de stalmeesterswoning zal de huidige eigenaar van het bedrijf zijn, dhr. Boonzaaijer en zijn vrouw. De gebruikers van de huidige bedrijfswoning zal de dochter van dhr. Boonzaaijer zijn, met haar gezin. Beide gebruikers zijn actief in het bedrijf betrokken, zowel als beheerder/eigenaar als gebruiker in de vorm van paardrijder. Met de aanwezigheid van de bedrijfswoning en de stalmeesterswoning is een voortzetting van het bedrijf gewaarborgd, ook voor de toekomst.
De wens is om de stalmeesterswoning te verplaatsen op het terrein. In de huidige situatie staat de stalmeesterswoning pal achter de bestaande bedrijfswoning, gekoppeld aan de bestaande paardenstal. De privacy en buitenruimte bij de woningen is erg beperkt. Omdat er 2 gezinnen gebruik gaan maken van de bedrijfswoning en de stalmeesterswoning is de ruimte voor privacy zeer gewenst. Verder is het plan van de eigenaar om in de toekomst (over ca. 5 jaar) de paardenstal te vervangen door nieuwbouw. De bestaande stalmeesterswoning staat in de voorlopige plannen in de weg van die nieuwbouw. Verplaatsing geeft voor het gebruik duidelijk verbetering voor de woonkwaliteit van de bestaande bedrijfswoning en de nieuwe stalmeesterswoning. De huidige directe koppeling van de stalmeesterswoning aan de paardenstallen is door de technische vooruitgang (monitoring) niet meer noodzakelijk; directe nabijheid bij de stallen is voor toezicht en direct ingrijpen wel gewenst.
De nieuwe stalmeesterswoning komt zuidelijk van de huidige bedrijfswoning. Voor de plaats van de stalmeesterswoning is gekeken naar de routing van het bedrijf (zie afbeelding 6): men komt het terrein op zuidelijk van de bestaande bedrijfswoning, en kan op verschillende plekken langs de routing stoppen om de paarden uit te laden. De routing loopt via de bestaande inrit over het parkeerterrein, langs de bestaande bedrijfswoning en dan rondom de paddock weer terug naar de parkeerplaats. Deze routing is het meest efficiënt en heeft zo min mogelijk haakse bochten. Deze bochten vormen voor de grotere trailercombinaties vaak een probleem.
Meerdere malen per week komt er een groep ruiters trainen waarbij de parkeerruimte vol staat en op verschillende plekken langs de rijroute geparkeerd wordt.
Indien de stalmeesterswoning direct aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak zou komen te staan zou de inrit verplaatst moeten worden, en zal de routing achter de stalmeesterswoning gelegd moeten worden. Dit geeft 2 haakse bochten meer in de routing wat niet wenselijk is. Verder zal het parkeerterrein deels verplaatst moeten worden, en zal deze meer langs de weg komen te liggen.
In het voorliggend plan is de stalmeesterswoning direct naast het bestaande parkeerterrein gesitueerd, op de plek van het huidige overloopparkeerterrein; de afstand tussen het bestemmingsvlak en de nieuwe plek van de stalmeesterswoning is nu ca. 39m. Op deze plek ligt in de huidige situatie een sloot; deze sloot wordt verlegd naar het zuiden. Zo wordt het perceel van de stalmeesterswoning en die van het bestaande bedrijf ruimtelijk tot één geheel gevormd. De overloopparkeerplaats komt nu zuidelijk van de stalmeesterswoning en de te verleggen sloot te liggen. Langs de achterzijde van de stalmeesterswoning zal een verbindingsroute tussen de twee parkeerplaatsen worden aangelegd. In normaal gebruik blijft de overloopparkeerplaats een weiland.
De huidige inhoudsmaat van de stalmeesterswoning wordt maatgevend voor de nieuw te bouwen stalmeesterswoning.
Een reeds gerealiseerde 3e rijbak wordt gelegaliseerd; de gemeente wil medewerking verlenen aan deze 3e rijbak omdat deze functie past bij het op het perceel gelegen bestemming van paardentrainingscentrum.
Door de toevoeging van de functieaanduiding Evenemententerrein wordt duidelijk dat het perceel mede gebruikt mag worden voor evenementen.
Afb. 6. Routing op het perceel
De bestemmingsplanwijziging is gericht op de mogelijkheid tot uitbreiden van de bedrijfsbebouwing en (her)inrichten van het perceel Schalm 11. De huidige bestemming 'Bedrijf - paardentrainingscentrum' biedt al diverse mogelijkheden voor het bezig zijn met paarden. De nieuwe ontwikkeling maakt enkele kleine uitbreidingen/aanpassingen mogelijk en geeft een handvat voor het gebruik van het terrein.
De bebouwing moet voldoen aan de huidige bebouwingseisen opgesteld in het bestemmingsplan Buitengebied 2010. Dit betekent dat voor de bedrijfsbebouwing een maximale goothoogte van 4m en een maximale bouwhoogte van 8m geldt.
Voor de stalmeesterswoning zal de huidige inhoudsmaat maatgevend zijn voor de nieuw te bouwen stalmeesterswoning (260m³). De maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 3m en 6m.
Qua kleur- en materiaalgebruik zal de nieuwbouw aansluiten bij de bestaande bebouwing. Nieuwbouwplannen worden getoetst aan de algemene toetsingscriteria uit de Welstandsnota gemeente Renswoude.
De huidige erfafscheidingen (bomen en struiken) blijven gehandhaafd. Bij de nieuwe stalmeesterswoning zal een haag aangebracht worden ten behoeve van een privéterras.
De nieuwe rijbak past binnen de huidige inrichting en de specifieke bedrijfsbestemming en geeft weinig inbreuk op het landschap. De functieaanduiding Evenemententerrein regelt het gebruik van het terrein. Hieraan zijn geen bebouwingsvoorschriften gekoppeld.
De Schalm is een voor gemotoriseerd verkeer doodlopende weg in het buitengebied van Renswoude. De maximum snelheid bedraagt 60km/u. Het paardentrainingscentrum ligt aan het eind van deze weg, net voor de afsluiting. Al het verkeer op de Schalm is bestemmingsverkeer. De bestaande uitritten vanaf het perceel blijven ongewijzigd. Het parkeren gebeurt op eigen terrein.
Volgens de CROW-publicatie nummer 317, getiteld "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" wordt er voor de verkeersgeneratie van verschillende bestemmingen onderscheidt gemaakt naar het type omgeving: Centrum, schil centrum, rest bebouwde kom, buitengebied; En verder wordt er een bebouwingsdichtheid aangegeven: van zeer sterk stedelijk naar niet stedelijk.
Voor het plangebied kunnen we uitgaan van de kolommen 'buitengebied' en niet stedelijk. Voor de kleine woning geeft dit een toename in het aantal motorvoertuig (mvt) -bewegingen/etmaal tussen 7,8 en 8,6
Voor het bedrijf (paardentrainingscentrum) gaan we uit van een manege/paardenhouderij. De toename van het aantal mvt-bewegingen bedragen per bezette box/paard 4,0 per etmaal.Het bestaande bedrijf breidt niet uit qua aantal paardenstallen (50 stuks). De toename van het aantal mvt-bewegingen voor het bedrijf neemt niet toe.
Samenvattend betekent dit dat ca. 8,2 motorvoertuig-bewegingen per woning per etmaal extra over de Schalm verwerkt moet worden. De Schalm is een doodlopende weg met weinig voertuigbewegingen. De toename is enkel het gevolg van het legaliseren van de aanwezige stalmeesterswoning. Deze stalmeesterswoning genereert al verkeer, dus de toename is theoretisch.
Door de lage verkeersintensiteit (weinig aanwonenden) en het geringe aantal extra verkeersbewegingen zal de extra woning verkeerstechnisch geen problemen geven.
In dit hoofdstuk komen de planologische en milieuaspecten aan de orde welke voor dit plan van belang zijn. Deze aspecten zijn bekeken voor de uitbreidingsmogelijkheden van het bestaande bedrijf aan de Schalm 11 (plangebied).
Binnen het plangebied wordt 506m² bedrijfsuitbreiding gerealiseerd. Verder wordt een stalmeesterswoning gelegaliseerd en verplaatst, een rijbak gelegaliseerd en de bestemming Evenementen toegevoegd.
Om te kunnen beoordelen of de ontwikkeling van het plan mogelijk, wenselijk en uitvoerbaar is zijn de volgende milieuaspecten beoordeeld: Geluid, Bodem, Milieuzonering, Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Water en Flora-Fauna.
Onderstaand zijn de resultaten van de bovengenoemde onderzoeken verwerkt.
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing bij geluidgevoelige objecten (een woning) als deze gerealiseerd worden binnen de geluidzone van een weg. Deze wet heeft betrekking op geluid dat veroorzaakt wordt door wegen, spoorwegen, gezoneerde industrieterreinen en luchthavens. De Wgh bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van voorgenoemde geluidsbronnen.
In de Wet geluidhinder staan verder regels voor industrielawaai, bijvoorbeeld hoeveel geluid bedrijven op een industrieterrein mogen maken. Voor bedrijven welke op andere plekken staan (buitengebied) zijn in het Activiteitenbesluit regels over geluid.
De Schalm is een smalle klinkerweg met een maximumsnelheid van 60km/h in het buitengebied van de gemeente Renswoude. De weg functioneert als ontsluiting van de aangelegen percelen voor bedrijven en woningen en eindigt voor gemotoriseerd verkeer ter hoogte van het plangebied. De nieuwe stalmeesterswoning is een (kleine) bedrijfswoning welke reeds aanwezig is op het perceel. Verkeer wat tot hier op de Schalm rijdt is bestemmingsverkeer voor het paardentrainingscentrum. Het verkeer is nagenoeg bedrijf-gerelateerd.
De weg heeft geen verkeersfunctie voor doorgaand verkeer. De verkeersintensiteiten zijn gezien het doodlopende karakter van de weg ter hoogte van het plangebied en het beperkt aantal woningen en overige functies langs de weg als zeer laag in te schatten. Derhalve is te verwachten dat de wettelijke geluidsnormen voor de nieuwe stalmeesterswoning niet overschreden zal worden. Onderzoek naar dit aspect wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Geluidhinder veroorzaakt uit het aanwezige bedrijf
Op het perceel Schalm 11 is een bedrijf-paardentrainingscentrum gevestigd. Dit bedrijf heeft een milieuvergunning voor het in werking hebben van het bedrijf. Hierin zijn ook de geluidsaspecten aangegeven.
De uitbreiding van het bedrijf betreft voornamelijk het realiseren van een opslaggebouw. Het aantal paardenstallen op het bedrijf blijft gelijk (50 stuks).
De dichtstbijzijnde geluidsgevoelige objecten zijn een agrarische bedrijfswoning op Schalm 9 op ca. 148m¹, een woning op Schalm 12 op ca. 100m¹ en een agrarische bedrijfswoning op ca. 175m¹. De aangegeven maat is gemeten vanaf de (bedrijfs)woning tot aan de grens van de inrichting.
Deze maten zijn groter dan de in de het Activiteitenbesluit aangegeven minimale afstand van 50m¹ uit de grens van de inrichting.
Het realiseren van de stalmeesterswoning mag geen belemmering vormen voor bestaande bedrijven, en de veiligheid van toekomstige bewoners mag geen verhoogd risico opleveren voor slachtoffers als gevolg van gevaarlijke situaties.
VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'
De Vereniging van Nederlandse Gemeente doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen.
De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies in een gemengd gebied zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Milieucategorie | Aan te houden richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 0m |
2 | 10m |
3.1 | 30m |
3.2 | 50m |
4.1 | 100m |
4.2 | 200m |
5.1 | 300m |
5.2 | 700m |
6 | 1000m |
Aan de Schalm 9 is een agrarisch bedrijf - nertsenfokkerij gevestigd, en aan de Schalm 13 een agrarisch bedrijf intensieve veehouderij, welke beide van invloed kan zijn op de planontwikkeling aan de Schalm 11.
Volgens de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" vallen de genoemde agrarische bedrijven respectievelijk onder de milieucategorie 4.1 en 3.1. De aan te houden richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied is respectievelijk minimaal 100m en 50m.
In onderstaand figuur is met rode pijlen de afstand van de 2 bedrijven aangegeven ten opzichte van de nieuwe stalmeesterswoning. De afstanden zijn ruim boven de aan te houden richtafstanden van 100m resp. 50m. De omgeving laat deze ontwikkeling toe.
Afb.7. Milieuzonering Hippisch Centrum De Schalm
Het bedrijf op de Schalm 11 is een paardentrainingscentrum. Volgens de VNG Staat van Bedrijven valt een paardenhouderij onder de milieucategorie 3.1. De aan te houden richtafstand is voor deze categorie 30m. In bovenstaand figuur is de afstand vanaf de inrichting van Schalm 11 tot aan de woningen op Schalm 9 en Schalm 13 in het blauw aangegeven. De afstanden bedragen beide ca. 145m. De beoogde ontwikkeling past in de omgeving. Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering bestaat dan ook geen bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkeling
RISICO'S DOOR INRICHTINGEN
Hierbij wordt gekeken naar risicovolle bedrijven of inrichtingen die zich in de omgeving van het plangebied bevinden. Hierbij valt te denken aan bedrijven die onder het Besluit risico's zware ongevallen vallen (Brzo), LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoel-/vriesinstallaties, en/of spoorwegemplacementen.
Op de Risicokaart Nederland zijn in de directe nabijheid van het plangebied geen inrichtingen aanwezig welke risico's brengen op de locatie.
Afb.8. Uitsnede Risicokaart Nederland, buisleiding ten noorden van plangebied
Afb.9. Uitsnede Risicokaart Nederland, 2 buisleidingen ten zuiden van plangebied
RISICO'S DOOR BUISLEIDINGEN
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de omgang met externe veiligheid rond buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals gas en brandbare vloeistoffen).
In de nabijheid van het perceel liggen diverse transportbuisleidingen, zie onderstaande figuren. Het betreft 2 buisleidingen in beheer van de Gasunie, voor het transport van aardgas, en 1 buisleiding in beheer van Defensie Pijpleiding Organisatie voor het vervoer van brandstoffen. Deze buisleidingen lopen niet over het perceel waar de ontwikkeling plaatsvindt.
Rond de buisleidingen zijn geen risicocontouren aangegeven op de Risicokaart Nederland. De ontwikkeling op het perceel Schalm 11 betreft onder andere een legalisatie van de stalmeesterswoning. Deze woning is reeds aanwezig en in gebruik op de inrichting, en zal voor de risicovergroting geen gevolgen hebben.
RISICO'S DOOR VERVOER OVER WEG, WATER OF SPOOR
In de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (s996) is de samenhang vastgelegd tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen via weg, binnenvaart, spoor en buisleidingen en de ruimtelijke ordening langs deze routes.
In de buurt van of binnen het plangebied bevinden zich geen relevante routes van gevaarlijke stoffen. Het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water of spoor vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.
De algemene conclusie is dat er voor wat betreft de externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van het plangebied.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet op basis van artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het is wettelijk (via de bouwverordening) geregeld dat nieuwbouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Om deze reden dient bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van verkennend onderzoek (conform NEN5740) in beeld te worden gebracht. Als blijkt dat de bodem niet geschikt is dan zal voor aanvang van de werkzaamheden een sanering moeten worden uitgevoerd.
De ontwikkeling op het plangebied betreft onder andere het uitbreiden van het oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, en het verplaatsen van de stalmeesterswoning. De uitbreiding van de bedrijfsbebouwing bestaat uit het nieuw bouwen van een opslagloods. De nieuwe loods komt aan de oostzijde van het huidige bedrijfsbestemmingsvlak. Het bedrijfsbestemmingsvlak zal hier uitgebreid worden. De loods zal geen verblijfsfunctie bevatten. Hierdoor is er geen bodemonderzoek vereist voor het kunnen realiseren van dit plan.
De stalmeesterswoning wordt verplaatst vanuit het bedrijfsbestemmingsvlak naar een plaats ten zuid-zuidwesten van het huidige bestemmingsvlak, in de bestemming Agrarisch. De stalmeesterswoning zal de inhoud krijgen van de bestaande stalmeesterswoning. Het oppervlak van de stalmeesterswoning is gering, en vanuit historisch gebruik is geen hoge verwachting dat op de locatie bodemvervuiling aanwezig is.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Op basis van de Wet luchtkwaliteit, welke onderdeel uitmaakt (hoofdstuk 5) van de Wet Milieubeheer, gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden, tenzij het project is gelegen in een aangewezen gebied of behoort tot een bepaalde broncategorie.
Voor bovengenoemd plan geldt dat er 1 nieuwe woning wordt gerealiseerd. Het aantal nieuw te realiseren woningen valt (ruim) binnen het criterium voor de categorie woningbouwlocaties (de grens ligt op 1.500 woningen, bij één ontsluitingsweg). Met andere woorden, het plan draagt niet of nauwelijks bij aan de luchtverontreiniging en is in dat opzicht niet in betekenende mate. Daarom is een onderzoek naar de luchtkwaliteit en/of toetsing aan de grenswaarden in dit verband niet nodig.
Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het ook van belang om af te wegen of het aanvaardbaar is om het (bouw)plan op de gewenste plek te realiseren. Daarbij speelt de mate van blootstelling en de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging een rol. Wat dat laatste betreft is het Besluit Gevoelige bestemmingen van belang. Echter ligt het plan niet binnen een onderzoekszone en voorziet het ook niet in het mogelijk maken van een gevoelige bestemming zoals bedoeld in het besluit. In dat verband is het evenmin nodig om een luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Samenvattend wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling vormt.
Algemeen
De watertoets is een instrument dat er voor zorgt dat bij alle ruimtelijke plannen (landelijk én stedelijk gebied) aandacht is voor de kwaliteit en kwantiteit van water. De watertoets is verplicht voor alle overheden die waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten hebben. Maar ook als bijvoorbeeld een particulier of ondernemer een vrijstelling van het bestemmingsplan nodig heeft, komt de watertoets aan de orde. De gemeente vraagt de watertoets dan namens de particulier of ondernemer aan bij de 'waterbeheerder'. Dit is de overheid die verantwoordelijk is voor het waterbeheer in het plangebied. Meestal het waterschap, soms Rijkswaterstaat of de provincie.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.
Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water.
Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
Relatie met het plangebied
De onderzoekslocatie (± 8,4ha) ligt aan de Schalm 11, ca. 2,0km ten zuiden van het dorp Renswoude. Het perceel, waar de onderzoekslocatie deel van uitmaakt, is kadastraal bekend gemeente Renswoude, sectie G, nummers 178. Volgens het Actueel Hoogte Bestand van Nederland (www.ahn.nl), bevindt het maaiveld zich op een gemiddelde hoogte van circa 7,3 m +NAP ter plaatse van de bedrijfsbebouwing, en ca. 6,7 m +NAP op het overige terrein.
De Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) ligt tussen de 40 tot 160 cm onder maaiveld. De ontwateringsdiepte is vrij diep. De onderzoekslocatie ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied.
Voor het plangebied is onderzocht wat de effecten zijn op de waterhuishouding. Met name de toename van eventuele verharding is daarbij van belang.
Op het perceel wordt het verhard oppervlakte uitgebreid. De uitbreiding betreft globaal 506m² (20% uitbreidingsmogelijkheid). Op het gehele perceel gezien (8,4ha.) betreft dit een uitbreiding van het oppervlakte van het gehele perceel met bijna 1%. Deze uitbreiding is zo klein dat er geen problemen zullen ontstaan voor de opvang van het hemelwater welke op het verhard oppervlak valt. Het hemelwater wat op het extra verhard oppervlakte zal vallen zal opgevangen worden en op het terrein worden geïnfiltreerd.
Voor het plan is een Watertoets aangevraagd bij het Waterschap Vallei&Veluwe.
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Het nieuwe bestemmingsplan mag geen nadelige gevolgen hebben voor de eventueel aanwezige beschermde flora en fauna op het perceel. Op het perceel is reeds een bedrijfsbestemming - paardentrainingscentrum gehuisvest. De bijbehorende gronden zijn ook als zodanig in gebruik. Het bestemmingsvlak Bedrijf wordt aan de oostzijde uitgebreid. Dit deel van het terrein is in gebruik als opslagruimte. Hier wordt een nieuwe loods gebouwd voor het stallen van attributen voor het paardentrainingscentrum. De nieuwe stalmeesterswoning wordt gerealiseerd ten zuiden van het huidige Bedrijfsbestemmingsvlak. Dit deel van het terrein is nu in gebruik als weide.
Natura 2000
De Natuurbeschermingswet 1998 heeft tot doel bijzondere natuurgebieden in Nederland te beschermen en in stand te houden. De wet omvat onder andere de richtlijnen van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn ten aanzien van gebiedsbescherming. Doordat de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn beide zijn opgenomen in de Natura 2000-wetgeving, zijn de termen "Habitatrichtlijngebied" en "Vogelrichtlijngebied" komen te vervallen. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Europese Unie. Handelingen die een negatieve invloed hebben op gebieden die binnen dit netwerk vallen, worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Een vergunning is vereist. Door middel van het Nederlandse vergunningsstelsel wordt een zorgvuldige afweging gewaarborgd. De vergunningen zullen beoordeeld en afgegeven worden door het Ministerie van Economische Zaken (via Dienst Regelingen) of door de Provincie.
Relatie met het plangebied
De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Het Binnenveld, bevindt zich op circa 4,5km afstand ten zuidoosten van de onderzoekslocatie. De ingreep van het plan is niet verstorend voor het Natura 2000 gebied.
Ecologische hoofdstructuur (EHS) en Groene contour
De Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van gebieden dat planten- en diersoorten in staat stelt zich door en tussen verschillende natuurgebieden te verplaatsen. Het netwerk moet voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat gebieden hun ecologische waarde verliezen. De EHS is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk en bestaat uit kerngebieden (in Nederland de Natura-2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en de Wetlands) of verweven gebieden (gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur) die onderling verbonden worden door ecologische verbindingszones. Ecologische verbindingszones zijn stroken en stukjes natuur die de verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden. Op deze manier kunnen dieren en planten zich van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Met name de kleine populaties die met uitsterven worden bedreigd, blijven hierdoor levensvatbaar. Negatieve invloed op de werking van een verbinding of aantasting van een verbinding dient vermeden en gecompenseerd te worden zodat het netwerk niet verslechtert.
Binnen de 'groene contour' liggen gebieden die van belang worden geacht voor het functioneren van de EHS, maar die niet onder de EHS zelf vallen, omdat er tot 2021 geen financiering met Rijksmiddelen mogelijk is. In het Akkoord van Utrecht hebben de deelnemende partijen afgesproken dat binnen deze gebieden op 3.000 ha. grond op vrijwillige basis nieuwe natuur gerealiseerd kan worden. Na realisatie wordt deze nieuwe natuur op in de EHS.
Het huidig gebruik van deze gronden is overwegend agrarisch. De reguliere agrarische ontwikkeling is op deze gronden dan ook gewoon mogelijk. Daarnaast is ook de omzetting van agrarisch gebruik naar natuur in deze gebieden mogelijk. Om de realisatie van natuur te stimuleren kan het ontwikkelingsinstrument Rood voor Natuurgroen in zijn grootschalige vorm, zoals nieuwe landgoederen, in en om deze gebieden worden ingezet. Er moet dan wel rekening worden gehouden met de overige provinciale belangen. Binnen de groene contour is het belangrijk dat de bouw van rood plaatsvindt op zodanige wijze, dat natuur en landschap zoveel mogelijk worden versterkt. Daar waar de aard van het gebied zich niet leent voor het toevoegen van rood ten behoeve van de ontwikkeling van ecologische kwaliteiten zullen de provincie helpen met het zoeken naar andere vormen van financiering. Dit vindt plaats buiten het ruimtelijke spoor om. Bij de inrichting van nieuwe natuur zal extra aandacht gegeven worden aan (of gevraagd worden voor) de aardkundige, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit. Waar mogelijk wordt gezocht naar koppeling met waterberging en extensieve vormen van recreatie. In de groene contour is een goede combinatie van natuur en recreatie mogelijk, mits de recreatie geen negatieve invloed heeft op het functioneren van de nieuwe natuur. Ook EHS-compensatie ten gevolge van het nee, tenzij-regime zal vooral in de groene contour kunnen plaatsvinden
Relatie met het plangebied
Het overgrote deel van het perceel ligt in de 'Groene contour'. In deze zone wordt verstening niet wenselijk geacht, tenzij het mogelijke (toekomstige) natuurvorming niet in de weg staat. De uitbreiding van de bebouwing bestaat uit een loods achter de bestaande bebouwing (compacte bouw) en het realiseren van een kleine (stalmeesters)woning langs de Schalm. Deze bebouwing zal toekomstige natuurvorming niet in de weg staan. Middels een rood voor groen regeling kan deze bebouwing verwijderd worden en vervangen door natuur.
Het overgrote deel van het perceel blijft onveranderd, agrarisch met de dubbele bestemming renbaan. De bestemmingsplanwijziging betreft een kleine ingreep. Het plan is reeds omzoomd door groensingels. Waar nodig zullen deze singels versterkt worden middels een landschappelijke inpassing.
De Europese natuurwetgeving is in Nederland, op het gebied van de soortbescherming, uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten te beschermen en in stand te houden. Om dit doel te bereiken, bevat de wet een aantal verbodsbepalingen. Hierbij wordt het zogenaamde "nee, tenzij…" principe gehanteerd. Dit wil zeggen dat activiteiten met een (potentieel) schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn ("nee"). Van dit verbod kan echter onder voorwaarden ("tenzij") afgeweken worden door ontheffingen of vrijstellingen.
Middels een quickscan flora en fauna (bijlage 2) is in beeld gebracht of er (potentiële) vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn van de soorten uit de verschillende beschermingscategorieën. Vervolgens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep verstorend kan zijn en of nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Broedvogels en vleermuizen zijn soortgroepen uit de strengste beschermingscategorie. Voor de overige soortgroepen is de beschermingsstatus afhankelijk van de soort. In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen beschermde diersoorten van de Flora en faunawet voor. Het plangebied heeft, behoudens huismus en foeragerende vleermuizen, aannemelijk geen essentiële betekenis voor zwaarder en strikt beschermde soorten. Behoudens mogelijke verblijfplaatsen van huismus zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen.
In een aanvullend huismussenonderzoek (Bijlage 3) op de locatie is naar voren gekomen dat met name in de paardenstal en de bedrijfswoning nestlocaties aanwezig zijn van huismussen. In de stalmeesterswoning is ook een enkele nestlocatie aangetroffen. De bedrijfswoning blijft gehandhaafd, de stalmeesterwoning wordt vervangen. Op langere termijn is het de bedoeling dat de paardenstal vervangen gaat worden. Dit gaat echter de komende 5 jaar niet gebeuren. Mocht in de toekomst de paardenstal vervangen gaan worden, zal er een actualiserend onderzoek naar de huismussen uitgevoerd worden. Verder zal dan een werkprotocol opgesteld worden, en een ontheffing op de Flora en fauna wet aangevraagd worden bij het Ministerie. Door het nemen van de juiste maatregelen in de daarvoor gestelde periodes kan de stalmeesterswoning onbruikbaar gemaakt worden voor het verblijf en nestelen van de huismus. De omliggende bebouwing bied voldoende alternatieve ruimte om te kunnen nestelen.
Voorafgaand aan de eigenlijke werkzaamheden te nemen maatregelen om aanbod en functioneren van alternatieve verblijfplaatsen tijdens de werkzaamheden te garanderen (Soortstandaard Huismus), zijn:
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden te nemen maatregelen (Soortstandaard Huismus), zijn:
Conclusie:
De ingrepen op de bestaande bebouwing zijn minimaal als bedreiging voor de beschermde huismus. Een enkele nestgelegenheid zal verdwijnen door de sloop van de bestaande stalmeesterswoning. In de naastgelegen, te handhaven paardenstal zijn genoeg alternatieve nestgelegenheden te realiseren voor het verloren gaande exemplaar in de stalmeesterswoning. Door tijdig de juiste maatregelen te nemen om toegang van de huismus tot de te slopen bebouwing tegen te gaan zal er geen huismus worden gedood, verdreven of beperkt worden in zijn leefomgeving. De ingreep van het plan wordt niet belemmerd door de Flora en Fauna wetgeving.
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie geeft de provincie aan hoe met Utrechtse landschappen omgegaan moet worden. Elk Utrechts landschap heeft zijn eigen kwaliteiten die mede richting geven aan de daarin gelegen en omliggende functies en hun ontwikkelingsmogelijkheden. Daarom worden de kernkwaliteiten van de verschillende landschappen in de provincie beschermd. Deze kernkwaliteiten zijn aangegeven bij de beschrijving van de afzonderlijke landschappen.
Het plangebied ligt in het landschap Gelderse Vallei. De kernkwaliteiten hiervan zijn:
Het plangebied ligt direct naast een onderdeel van de Grebbelinie, namelijk Fort aan de Buurtsteeg en het bijbehorende Batterij aan de Schalmdijk. Het perceel maakt tevens deel uit van de bestemming Waarde-Grebbelinielandschap.
In het Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie (bijlage 1) worden de eisen omschreven waaraan planontwikkelingen in het gebied dienen te voldoen. Het perceel valt in dit beeldkwaliteitsplan onder 'De half-open linie. De kenmerken voor dit gebied zijn:
De algemene beeldkwaliteitscriteria en criteria voor ontwikkelingen bij Uitbreiding van het erf zijn:
Relatie met het plangebied
De ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied betreft een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing en het realiseren van een stalmeesterswoning. De uitbreiding van de bedrijfsruimte vindt plaats achter de bestaande bedrijfsbebouwing. Hierdoor blijft het bestaande doorzicht over de kavel gehandhaafd. De stalmeesterswoning komt naast het huidige bestemmingsvlak te liggen. De zichtlijn over de kavel wordt hiermee enigszins beperkt. Echter betreft het een kleine woning van geringe afmetingen. De privétuin rond deze woning zal in de geest van het Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie opgezet worden.
Een goede landschappelijke inpassing van de erven betekent dat de erven interactie hebben met het half-open landschap. De erfscheidingen worden dan ook vaak vormgegeven met transparante beplantingen (zoals bomenrijen).
Het plangebied heeft volgens het bestemmingsplan Waarde - Archeologie 2 en 3. Met Archeologie Waarde - 2 wordt aangegeven dat er een hoge archeologische verwachtingswaarde is, en bij waarde -3 een middelhoge verwachtingswaarde. Voor de archeologische bestemmingen zijn de volgende, verschillende onderzoeksdrempels (bouwwerken en werken) opgenomen:
Een archeologisch onderzoek is noodzakelijk indien het nieuwe bouwplan een groter oppervlakte beslaat dan 1000m² en meer dan 50cm diepte. In het plangebied wordt een bestaande schuur vervangen welke op de bestemming Archeologie - waarde 3 staat. De oppervlakte van de nieuwe schuur zal nagenoeg gelijk zijn aan de bestaande schuur, en komt op dezelfde plaats als de oude schuur. Een verstoring van de grond op archeologisch gebied is op deze plek niet te verwachten.
Achter het bestaande bestemmingsvlak is een nieuwe loods gepland. Deze loods komt te staan op het gedeelte van het perceel waar geen Archeologische waarde is aangegeven in het bestemmingsplan. Het bestemmingsvlak 'Bedrijf-paardentrainingscentrum' wordt aan de oostzijde uitgebreid. De maximale uitbreidingsoppervlakte voor bebouwing bedraagt 506m². Dit blijft onder de gestelde grenswaarde van 1000m². Een archeologisch onderzoek is voor dit plan niet noodzakelijk.
De stalmeesterswoning komt te staan ten zuiden van de bestaande bedrijfswoning. De woning komt in de bestemming Agrarisch. Hier is geen archeologische waarde als bestemming bijgevoegd.
Ten zuiden van de nieuwe stalmeesterswoning is een strook met de bestemming Archeologie - Waarde 2 aangegeven. Deze strook loopt midden over de volle lengte van het perceel. Bij de realisatie van de stalmeesterswoning zullen geen archeologische waarden geschaad worden.
Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding en in de planregels geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen welke planologische bescherming nodig hebben. Tevens zijn er geen straalpaden boven Putten aanwezig.
De algemene conclusie is dat er voor wat betreft de kabels, leidingen en straalpaden geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van het plangebied.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Putten. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Wettelijk is ook geregeld dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de RO- standaarden 2012. De RO-Standaarden bestaan uit wettelijk verplichte standaarden en toelichtingen op deze standaarden (praktijkrichtlijnen en werkafspraken). Hierdoor worden uniforme bestemmingsplannen gerealiseerd, die gelijkwaardig zijn en op dezelfde wijze raadpleegbaar via Ruimtelijke Plannen
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
Voor sommige begrippen worden in de SVBP2012 omschrijvingen gegeven. Deze worden overgenomen.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP2012 richtlijnen gegeven.
Voorliggend bestemmingsplan bevat drie bestemmingen: Agrarisch, Wonen en de dubbelbestemming Archeologie. De bestemmingen zijn in overeenstemming gebracht met de bestemmingen zoals die gelden in het buitengebied. Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro
De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan alle gronden met een agrarisch grondgebruik, waar een aantal algemene landschapswaarden aan de orde zijn, samenhangend met de voorkomende beplanting (singels en houtwallen) en de waterhuishoudkundige structuur. Voor deze aspecten is een beperkt aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Er is tevens een 'functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch - paardenrenbaan' en 'functieaanduiding Evenementen' op het perceel aanwezig. Deze aanduidingen zijn in de kaart aangeduid.
Het perceel Schalm 11 heeft de bestemming 'Bedrijf, functieaanduiding Paardentrainingscentrum'. Dit betekent dat uitsluitend de bestaande bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
De In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om andere bedrijfsactiviteiten mogelijk te maken, onder de voorwaarde dat de milieubelasting niet toeneemt. De bedrijfsgebouwen dienen binnen de op de verbeelding plankaart aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd. De maximale bebouwingsomvang is op de verbeelding opgenomen.
Om voor het plan een nieuwe bestemming mogelijk te maken zijn enkele voorwaarden gesteld op het gebied van te slopen bebouwing en te bouwen stalmeesterswoning, en aanvullend onderzoek naar de aanwezige huismussen. De voorwaarden worden in deze paragraaf vermeld.
Naast de hiervoor besproken enkelbestemmingen zijn er ook zogeheten dubbelbestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die een heel specifiek ruimtelijk belang beogen te beschermen en als het ware over de 'onderliggende' gebiedsbestemming heen liggen. De dubbelbestemming voegt een gebruiksfunctie aan de betreffende gronden toe en bevat een uitbreiding of juist een beperking van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van de 'onderliggende' gebiedsbestemming(en).
De dubbelbestemmingen in dit bestemmingsplan zijn de bestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3, en de Waarde - Grebbelinielandschap.
Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.
Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, geldt een aantal algemene bouwregels. Ook is voorzien in een regeling ten aanzien van ondergronds bouwen.
In de algemene aanduidingsregels zijn de regels opgenomen met betrekking tot de gebiedsaanduidingen. De gebiedsaanduidingen zijn in de algemene aanduidingsregels geregeld, omdat ze betrekking hebben op meerdere bestemmingen.
Met behulp van de aanduidingsregels is de reconstructiewetzone- extensiveringsgebied en -verwevingsgebied in het bestemmingsplan vertaald. Het gaat daarbij om de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij en om nevenactiviteiten op de agrarische bedrijven.
In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Aangegeven wordt van welke regel met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden en waarvoor.
In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Aangegeven wordt van welke regel met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden en waarvoor.
Het plan kent tot slot een hoofdstuk met overgangs- en slotregels. De overgangsregels regelen het overgangsrecht voor de bebouwing en het gebruik van de bebouwing in het plangebied. Uit oogpunt van behoorlijk bestuur dienen bestaande bebouwing en bestaand gebruik, welke afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen regels, te kunnen worden voortgezet (overgangsregels).
De slotbepaling geeft aan onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald. Overigens wordt voor beide regelingen verwezen naar de betreffende regels.
In artikel 6.12 van de Wro is aangegeven, dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit moet onder andere als er sprake is van de bouw van één of meer woningen, zoals in voorliggend plan het geval. Als de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn, kan de gemeenteraad echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Het opstellen van een aangepast nieuw bestemmingsplan met daarin verwerkt het kunnen uitbreiden van de bedrijfsbebouwing, het legaliseren van de stalmeesterswoning en rijbak, is een particulier initiatief. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd middels het afsluiten van een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Over het ontwerp-bestemmingsplan wordt dan ook, in overeenstemming met de gemeentelijke inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden. Ook vind in deze fase het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening met diensten van rijk en provincie plaats. De resultaten van zowel het vooroverleg als de inspraak worden in het laatste hoofdstuk van de plantoelichting verwerkt.