direct naar inhoud van Regels
Plan: De Hokhorst Kindcentrum en School
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0339.BP2017Hokhorst2en4-ow01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Hokhorst Kindcentrum en School met identificatienummer NL.IMRO.0339.BP2017Hokhorst2en4-ow01 van de gemeente Renswoude;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van een hoofdgebouw;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijf:

een onderneming gericht op het (bedrijfsmatig) produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.12 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 bruto vloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 daknok:

hoogste punt van een schuin dak;

1.26 dakvoet:

laagste punt van een schuin dak;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.29 differentiatielijn:

aanduiding welke het verschil aangeeft tussen de, binnen één bestemming geldende, bouw- en / of gebruiksregels;

1.30 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.31 evenementen:

het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geluidgevoelige objecten:

woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet Geluidhinder;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.35 kampeermiddelen:

tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.36 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve-, boekhoudkundige-, financiële-, technische-. organisatorische en/of zakelijke dienstverlening niet zijnde detailhandel, al dan niet met een publieksgerichte baliefunctie;

1.37 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.38 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor maatschappelijke activiteiten in de (para)medische, sociale, educatieve, culturele en administratieve sfeer en andere activiteiten, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een prostitutiebedrijf en/of seksinrichting;

1.39 markten en standplaatsen:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten:

a. gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

b. door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

1.40 opslag:

het bedrijfsmatig opslaan, die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden;

1.41 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen, uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.42 openbare dienstverlening

het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven, opvoeding en cultuur, uitgezonderd religieuze diensten.

1.43 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk met slechts één wand dan wel een voor mensen toegankelijke, overdekte constructie op palen zonder wanden, waaronder begrepen een carport;

1.44 overstek:

het overstekende gedeelte van een dak- of gootconstructie;

1.45 peil:
  • a. voor een bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.46 perceelsgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;

1.47 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.49 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een vertrek is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw doordat het in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdmassa;

1.51 verenigingsleven:

totaal van activiteiten van verenigingen, clubs en dergelijke, uitgesloten religieuze diensten;

1.52 verkeers- en verblijfsactiviteiten:

activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen en (in de openlucht) verblijven van personen, waaronder tevens wordt verstaan verblijf ten behoeve van kort durende evenementen die veelal plaatsvinden in straten, woonerven en op pleinen, daaronder begrepen parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen;

1.53 verkeers- en vervoersactiviteiten:

activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen van personen en goederen en die veelal plaatsvinden op doorgaande wegen, vaarwegen en spoorwegen, daaronder begrepen parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen;

1.54 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en daar aangebouwde bijbehorende bouwwerken op de begane grond;

1.55 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.56 voorgevellijn:

de denkbeeldige, doorgetrokken lijn van de naar de openbare weg gekeerde, meest evenwijdig daaraan liggende, gevel van een hoofdgebouw;

1.57 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.58 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een antenne-installatie:
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 lengte, breedte en diepte van andere bouwwerken:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;

2.6 hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen;

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 oppervlakte van andere bouwwerken

de verticale projectie van alle delen van die werken binnen de omtrekslijn;

2.10 onderlinge afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.11 vloeroppervlakte:

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, overstekken en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt en met dien verstande dat die overschrijding voor overstekken en overstekende daken niet meer dan 0,7 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen,
  • b. bruggen en brughoofden;
  • c. (fiets)parkeervoorzieningen.

en voorts voor:

  • d. waterhuishouding, watergangen en -partijen inclusief bruggen en bruggenhoofden;
  • e. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en andere palen en masten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijs, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' ;
  • b. een Kindcentrum (waaronder mede wordt verstaan een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang en / of peuterspeelzaal), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk- kinderopvang';
  • c. (school)pleinen en speelterreinen;
  • d. verkeer- en verblijfsactiviteiten in de vorm van onder meer voet- en fietspaden;

alsmede voor:

  • e. (fiets)parkeer- en groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • f. straatmeubilair, speel- en nutsvoorzieningen;
  • g. water(huishouding), waterlopen, waterpartijen, oeververbindingen (bruggen en bruggenhoofden);
  • h. erven en terreinen en overige daarbij behorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de totale oppervlakte aan bebouwing mag per bouwvlak niet meer bedragen dan de waarde ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak';
  • b. hoofdgebouwen zijn alzijdig georiënteerd naar de omgeving;
4.2.2 Onderwijsgebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' gelden voor het bouwen voorts de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 meter;
  • b. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 7 meter;
  • c. het aantal bouwlagen bedraagt maximaal 2 plus een kapconstructie;
  • d. het hoofdgebouw dient overwegend in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ten minste 20 meter van de voorgevel dient te worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
    • 2. de maximale breedte van de voorgevel mag ter plaatste van de aanduiding 'gevellijn' niet meer bedragen dan 35 meter;
    • 3. de overige delen van de voorgevel mogen maximaal 3 meter achter de gevellijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' worden gebouwd;
  • e. de hoofdentree dient te worden gesitueerd in de westgevel of in de noordgevel van het hoofdgebouw.
4.2.3 Kindcentrum

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' gelden voor het bouwen voorts de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 7 meter en maximaal 10 meter;
  • b. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. het hoofdgebouw mag uit maximaal 2 bouwlagen plus een kapconstructie worden opgebouwd;
  • d. het hoofdgebouw dient overwegend in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd, met dien verstande dat de maximale breedte van een voorgevel ter plaatse van de aanduiding voorgevel niet meer mag bedragen dan 35 meter;
  • e. de hoofdentree dient te worden gesitueerd in de westgevel.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Met betrekking tot het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 50m²;
  • a. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 4,5 meter bedragen.
4.2.5 Andere bouwwerken en werken

Binnen deze bestemming mogen tevens andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de hoogte van terrein en erfafscheidingen in de vorm van hagen mag maximaal 1,20 meter bedragen;
  • c. de hoogte van ballenvangers mag maximaal 4 meter bedragen;
  • d. de hoogte van kunstobjecten en lichtmasten mag maximaal 9 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag ten hoogste 8 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Bij het stellen van nadere eisen toetsen Burgemeester en wethouders aan de stedenbouwkundige eisen en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan dat als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze planregels.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruik of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.

4.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, als bedoeld in 4.4.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen of materialen en van emballage en/of afval, tenzij dit noodzakelijk is met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan, tenzij dit noodzakelijk is met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.1 voor nevenactiviteiten in de vorm van openbare dienstverlening en verenigingsleven, daaronder niet begrepen prostitutiebedrijven en/of seksinrichtingen, tot een maximum van 50% van het bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.

4.5.2 Voorwaarden

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 4.5.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:

  • a. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu kunnen ontstaan;
  • b. de parkeerbalans en verkeersdruk in de directe woonomgeving mogen niet onevenredig worden of kunnen worden beïnvloed;
  • c. aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersactiviteiten in de vorm van onder meer wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, (fiets)parkeervoorzieningen alsmede voet- en fietspaden;
  • b. verblijfsactiviteiten en verblijfgebieden zoals pleinen;
  • c. evenementen;
  • d. markten en standplaatsen;

alsmede voor:

  • e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • f. straatmeubilair, nutsvoorszieningen;
  • g. water(huishouding), waterlopen, waterpartijen, oeververbindingen (bruggen en bruggenhoofden).
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd met in acht neming van de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen gebouwen worden gebouwd, met in acht neming van de volgende bepalingen;

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag maximaal 20m² bedragen.
5.2.2 Andere bouwwerken

Andere bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan voor zover (en in het geval dat) de in artikel 43 van de Woningwet genoemde situaties dit toelaten, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van lantaarnpalen en bewegwijzering maximaal 10 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van verkeersregelinstallaties maximaal 5 meter mag bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de sociale veiligheid; en
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
  • b. ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclameuitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde Welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid en bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruik of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.

5.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, als bedoeld in 5.4.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen of materialen en van emballage en/of afval, tenzij dit noodzakelijk is met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan, tenzij dit noodzakelijk is met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en watergangen met bijbehorende (natuurvriendelijke) oevers;
  • b. waterpartijen met bijbehorende (natuurvriendelijke) oevers;
  • c. waterberging;
  • d. waterhuishouding;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. infiltratievoorzieningen;
  • g. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;

alsmede voor:

  • h. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van watergebonden natuur en/of ecologische waarden.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruik of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.

6.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, als bedoeld in 6.3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik of beheer van de grond, water daaronder begrepen;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik of beheer van de gronden, water daaronder begrepen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het talud, het plaatsen van beschoeiing en objecten;
  • b. het aanplanten van opgaande beplanting;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.
6.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
6.4.3 Voorwaarde voor vergunningverlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de

in 6.1 onder h genoemde waarden of functie van de gronden niet onevenredig worden of kunnen

worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig

worden of kunnen worden verkleind.

6.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een vergunningverlening winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterbeheerder, omtrent de voorwaarde zoals genoemd in 6.4.3.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen
8.1.1 Bouwen ondergrondse werken

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden maaiveld gelegen gebouwen gelden, met inachtneming van het bepaalde in Hoofdstuk 2, de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en geheel of gedeeltelijk onder een gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
  • b. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag, de bouwdiepte bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • c. externe toegangen zijn gesitueerd in de achtergevel van het gebouw.
8.1.2 Afwijkingsregels ten behoeve van ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in 8.1.1:

  • a. onder b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een diepte van maximaal 10 meter onder peil onder voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. onder c teneinde de toegangen aan andere zijden van het gebouw toe te staan met dien verstande dat geen onevenredige aantasting van de ruimtelijke karakteristiek mag plaatsvinden.
8.2 Bestaande afstanden en andere maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. indien afstanden, goot- of bouwhoogte, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. indien afstanden, goot- of bouwhoogte, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als ten minste toelaatbaar worden gehouden;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in 11.1 niet van toepassing.
8.3 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen, in afwijking van de plankaart en de regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 meter bedraagt.
8.4 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. de regels en toestaan dat bouwgrenzen, mits geen bestemmingsgrenzen zijnde, worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • c. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • d. de regels ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de hoogte van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter indien het niet mogelijk is gebruik te maken van een reeds bestande mast, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en (bij voorkeur) bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doet aan de aanwezige kwaliteiten;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen anders dan de ondergeschikte bouwonderdelen als bedoeld in Artikel 2, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak of aangegeven maat zal bedragen;
    • 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  • f. de minimale afstand van de weg voor gebouwen en andere bouwwerken mits dit geen problemen oplevert voor de verkeersveiligheid.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunne de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van lid 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten

hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Hokhorst Kindcentrum en School.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van:

De voorzitter, de Griffier,