Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Kooiweg 1
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0339.BP2016Kooiweg1-vg01
Hoofdstuk 1 Inleiding
 
1.1 Aanleiding
 
Deze toelichting is in opdracht van KLAPROOS TUINEN opgesteld om aan de Kooiweg 1 in het buitengebied van Renswoude een ontwikkeling mogelijk te maken. Het gaat hierbij om de sloop van enkele bestaande bijgebouwen van het hoveniersbedrijf KLAPROOS TUINEN (hierna Klaproos) en de mogelijkheid voor de realisatie van een nieuwe schuur.
  
Klaproos is een vooruitstrevende hovenier / tuinontwerper die met zijn bedrijf op een karakteristieke locatie in het buitengebied is gevestigd. Het bedrijf is in 2002 gestart. In 2007 is het bedrijf verhuisd van de Parallelweg in Veenendaal naar Kooiweg 1 te Renswoude. De ondernemer woont ook bij het bedrijf. De locatie is passend en geschikt voor het hoveniersbedrijf. Op het kavel op de Kooiweg heeft het bedrijf een groei kunnen doormaken. Van een vervallen en verlopen boerderij is het geheel veranderd in een mooie, stijlvolle plek in het buitengebied van Renswoude. Nog steeds worden er elementen verbeterd en vervangen; het bedrijf is voortdurend in beweging. Op dit moment staat de bouwkundige staat en de inrichtingsmogelijkheden van twee bijgebouwen een veilige en efficiënte bedrijfsvoering in de weg. Voor de bedrijfsvoering is het noodzakelijk om te beschikken over een erf met voldoende manoeuvreerruimte en voldoende overdekte opslagmogelijkheden. Hiervoor is een plan ontwikkeld. In samenwerking met de ervenconsulent van Landschap Erfgoed Utrecht heeft het plan de ruimtelijke kwaliteit gekregen die passend is in deze omgeving.
  
Het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2010 staat deze ontwikkeling niet toe aangezien de nieuwe bebouwing deels buiten het geldende bouwvlak ligt en het plan een grotere bebouwde vloeroppervlakte bevat dan het bestemmingsplan toestaat. Daarnaast zijn de siertuinen op de bestemming agrarisch in de huidige situatie niet toegestaan.
  
De gronden zijn gelegen in het zogenaamde ‘verwevingsgebied’. In dit gebied is een verwevenheid aan functies mogelijk. Een bedrijf dat zich bezighoudt met tuinarchitectuur en, -onderhoud en –aanleg past in dit gebied en kan ook uitbreiden zonder dat dit onevenredig nadelige gevolgen voor de omgeving heeft. In deze toelichting wordt toegelicht op welke wijze de uitbreiding mogelijk is binnen de grenzen van het provinciaal en gemeentelijk beleid zodat deze Renswoudse ondernemer de kans krijgt zich te ontwikkelen.
  
Met voorliggend bestemmingsplan wordt het ruimtelijk plan voorzien van een ruimtelijk juridisch kader.
  
1.2 Ligging plangebied
 
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Renswoude op relatief korte afstand van de kernen Renswoude en Veenendaal. Het perceel ligt in een agrarische omgeving. Landschappelijk gezien ligt het in een halfopen landschap aan de voet van de Emminkhuizerberg op de overgang naar het veenontginningsgebied. Het perceel ligt langs de spoorlijn Arnhem-Utrecht en nabij de Rijkssnelweg A12 Utrecht-Arnhem. Ten oosten van het plangebied liggen op circa 400 meter afstand en 1.400 m afstand landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle restanten van een voormalige batterij, redoute, lunet en een schans van de Grebbelinie.
 
[image]Globale ligging plangebied in omgeving (bron: Google Maps).
  
1.3 Vigerend bestemmingsplan
 
Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Buitengebied Renswoude 2010 van de gemeente Renswoude, dat is vastgesteld op 5 oktober 2010. Voor het perceel aan de Kooiweg 1 geldt de bestemming Bedrijf en de bestemming agrarisch. Het bestemmingsvlak Bedrijf bevat tevens de functieaanduiding “hovenier”, zodat hier uitsluitend een hoveniersbedrijf is toegestaan met de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, tuinen, erven, groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. De maximum bouw- en goothoogte is respectievelijk 6.00 en 3.00 meter. In totaal is 600 m2 bvo (bruto vloeroppervlakte) toegestaan, de bedrijfswoning niet meegerekend.
 
Verder geldt de dubbelbestemming Waarde archeologie–2, zodat voor werkzaamheden met een oppervlakte van 100 m2 of meer en een diepte van 40 cm of meer de archeologische waarde moet worden onderzocht.
 
Op de bestemming agrarisch is het gebruik voor agrarische bedrijven toegestaan. Hier zijn de siertuinen van het bedrijf aangelegd.
 
Het gebied waarin het plangebied ligt, is aangeduid als reconstructiewetzone – verwevingsgebied. Deels is het plangebied aangeduid als “Wro-zone – wijzigingsgebied” (tussen de rode lijnen in onderstaande uitsnede). Hier kan de bestemming onder voorwaarden worden gewijzigd in Natuur. Met een flora en faunaonderzoek is aangetoond dat de ecologische hoofdstructuur niet wordt aangetast (zie bijlage).
 
[image]
 
Uitsnede vigerende bestemmingsplan buitengebied 2010. (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl). Het paarse vlak is het bestaande vlak met bestemming Bedrijf, tevens bouwvlak.
  
Op 12 november 2013 is het bestemmingsplan Herziening buitengebied Renswoude 2010 vastgesteld. De herziening liet de verbeelding en bestemmingsregels voor onderhavig perceel ongemoeid.
  
Op 27 mei 2014 is het ontwerp-Inpassingsplan Grebbelinielandschap ter inzage gelegd. Dit betreft een parapluplan voor het behoud en de herontwikkeling van dit monumentale landschapselement. In artikel 3 van de regels is opgenomen dat het is bestemd voor ”…tevens aangewezen voor het behoud, herstel en bescherming van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden, deeluitmakende van de Grebbelinie zoals beschreven in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie behorende bij deze regels. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge van de voor de gronden vigerende bestemmingsplannen van toepassing zijn”.
  
[image]
 
Uitsnede van de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan Grebbelinielandschap (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
  
Bij het nu voorliggende plan is dan ook rekening gehouden met de waarden zoals die in het ontwerpbestemmingsplan Grebbelinielandschap zijn vastgelegd. In hoofdstuk 3 is dit nader toegelicht.
 
Het plan voor de sloop en nieuwbouw van de bedrijfsbebouwing aan de Kooiweg 1 in Renswoude past niet binnen het bouwvlak. Voorts bedraagt de gewenste vloeroppervlakte meer dan het bestemmingsplan toestaat. De begrenzing van de bestemmingen Bedrijf en Agrarisch en de regels voor gebruik als hovenier zijn in deze bestemmingsplanherziening tevens meer in overeenstemming met de werkelijke en gewenste situatie gebracht, wat bijdraagt aan een heldere indeling en de beoogde beeldkwaliteit. Ter plaatse van de huidige siertuinen geldt nu de bestemming bedrijf en agrarisch. Dit wordt gewijzigd naar een agrarische bestemming met een minimale toevoeging waarbij siertuinen zijn toegestaan.
  
1.4 Opzet bestemmingsplan en toelichting
Het bestemmingsplan ‘Kooiweg 1’ bestaat uit de volgende stukken:
  • Toelichting:
     
  • Verbeelding
     
  • Planregels
     
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
  
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
  
De toelichting is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 is een beschrijving van de bestaande en beoogde situatie verwoord. Hoofdstuk 3 bevat een beknopte beschrijving van het bestaande ruimtelijke beleid dat hier van toepassing is. Beleid vanuit milieu en andere sectoren is opgenomen in hoofdstuk 4. Daarna volgt in hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid, waaronder de inspraak en het overleg.
 
Hoofdstuk 2 SITUATIE
 
2.1 Omgeving
 
Klaproos is gevestigd in een gevarieerde omgeving met een rijke historie. Kenmerken zijn:
 
  • De ligging in het buitengebied van Renswoude aan de voet van de Emminkhuizerberg (stuwal uit de ijstijd).
  • De laaggelegen veengebieden die in de loop der tijd door ontginning nog lager zijn komen te liggen. 
  • De Grebbelinie, een cultuurhistorisch waardevolle militaire linie van verdedigingswerken (Rijksmonument).
  
De Kooiweg was, gelegen op de overgang van de hoge naar de lage gronden, een van de ontginningsassen. Aanvankelijk werd er loodrecht vanaf de Kooiweg verkaveld en de bebouwingsdichtheid was relatief hoog. Halverwege de 19e eeuw werd de spoorlijn midden door deze ontginningsas aangelegd, waarmee de samenhang verdween. Nadien is de mate van bebouwing om verschillende redenen langzaam maar zeker afgenomen.
 
[image]
 
Uitsneden uit het Minuutplan 1818 en de Militaire topografische kaart uit 1870, met daarop de locatie van het plangebied globaal in rood aangeduid (bron: rapportage verkennend archeologisch onderzoek Econsultancy).
  
Het landschap rond de Emminkhuizerberg is daarna meer versnipperd geraakt door de oprukking van stedelijke bebouwing, houtwallen, en grootschalige infrastructuur zoals de A12 en de NS-spoorlijn Arnhem-Utrecht. Het plangebied ligt op circa 400 meter van een voormalige batterij en verdedigingswal, maar door de versnippering (met name de ligging van de spoorlijn, waarvan de taluds begroeid zijn), is de inrichting van het plangebied hierop niet of nauwelijks van invloed. De verkaveling rond het plangebied volgt voor het merendeel nog het rechthoekige patroon van de ontginningen die loodrecht op de weg staat.
  
[image]
 
Uitsneden uit historische kaart omstreeks 1926 en 1973 (bron: verkennend archeologisch onderzoek Econsultancy 2015).
  
De Kooiweg kent dus een historie waar in verschillende perioden meer en minder gebouwd is. Op de historische kaarten zijn de bebouwingsclusters herkenbaar. Uitbreiding van bebouwing aan de Kooiweg is historisch gezien niet nieuw.
 
2.2 Beschrijving bestaande situatie
 
Het plangebied ligt in de oksel van de Kooiweg en de spoorlijn Arnhem-Utrecht. Het hoofdgebouw met een inhoud van circa 1100 m³ staat met de voorgevel onder een hoek ten opzichte van de Kooiweg en de heersende verkavelingsrichtingen. Hierdoor oriënteert de voorgevel zich op de grootste open ruimte en liggen de zij- en achterzijden meer besloten vanwege begroeiing langs de Kooiweg en de spoorlijn. Het hoofdgebouw bestaat uit de rietgedekte woning en inpandig kantoor met bijzonder lage goothoogte en heeft een traditionele agrarische uitstraling, mede door de rietgedekte kap met wolfseinden en de voor de gevel geplaatste Leilinden. Het voorerf is het visitekaartje van het hier gevestigde hoveniersbedrijf en is zorgvuldig ontworpen en aangelegd.
  
[image]
Voorgevel en voorerf Kooiweg 1. (bron: Google Maps)
  
Er zijn meerdere bijgebouwen aanwezig, waarvan twee schuren dicht langs de Kooiweg. De schuren passen in het landschap door de beperkte schaal, de vrije situering, het materiaalgebruik (waaronder gepotdekseld hout en rieten kappen) en de situering rond een centraal achtererf, waaraan nu ook nog twee andere schuren staan. Het achtererf heeft vanwege de spie-vorm, de bebouwing en de begroeiing een besloten karakter.
  
[image]Bestaande schuren bij de Kooiweg 1 met landelijk karakter. De linker schuur blijft behouden, de rechtse zal ten behoeve van het plan worden gesloopt. (bron: Google Maps)
  
Direct naast het hoofdgebouw staat aan de oostzijde een klein bijgebouwtje. Op circa 25 meter staat een solitaire schaapskooi. Voorts staan aan deze zijde op het perceel twee bomen die voor het aanzicht beeldbepalend zijn. Het erf heeft hier een relatief open en landelijke uitstraling. Aan de oostzijde is sprake van een ‘voorzijde’ en hier is vanwege de openheid vergezicht mogelijk.
  
[image]
Zicht vanaf de Kooiweg bij nr. 1 in oostelijke richting (bron: Google Earth)
 
[image]
Kadastrale situatie 2012 met te slopen bouwwerken (bron: Kadaster)
  
Het bouwvlak in het bestemmingsplan is op de kadastrale grenzen van kavel 216 gebaseerd. De gronden grenzend aan perceel 216 zijn ook in eigendom en gebruik bij Kooiweg 1. Deze gronden zijn circa 4 jaar geleden verworven van de Spoorwegen en de buren. Onderstaand is een overzicht opgenomen.
  
[image]
Kadastrale kaart met in groen de gronden van de KLAPROOS TUINEN, in paars de gronden van ProRail en in blauw de gronden op naam van Perron XX BV. Voor de uitbreiding worden gronden langs het spoor verworven. De exacte grenzen moeten nog worden bepaald.
  
2.3 Beschrijving van het plan en beeldkwaliteit
 
Het hoveniersbedrijf KLAPROOS TUINEN is ter plaatse in het verleden gestart als een klein bedrijf (1 persoon) en houdt zich bezig met het ontwerp en de aanleg van verschillende stijlen tuinen, vooral in het buitengebied. In de loop der jaren is het bedrijf langzaam maar zeker gegroeid en inmiddels zijn er in totaal 4 personen werkzaam. De huidige inrichting en opzet van het erf zijn voor een efficiënte bedrijfsvoering en met het oog op verdere groei hoveniersbedrijf in de toekomst belemmerend. De twee te slopen schuren hebben een geringe bouwkundige waarde en verkeren niet meer in goede staat. Daarbij komt dat de bouwkundige indeling van de schuren een verdere groei van het bedrijf in de toekomst in de weg staat. De manoeuvreerruimte op het centrale achtererf is momenteel gering.
  
Samenwerking met Mooisticht (Landschap Erfgoed Utrecht)
 
Om tot een goede landschappelijke in passing te waarborgen is Landschap Erfgoed Utrecht betrokken bij het ontwerp van dit plan. Daarbij zijn diverse mogelijkheden bekeken, om tot een optimale ruimtelijke inpassing te komen. Als uitgangspunt is gehanteerd om de landschappelijke kernkwaliteiten te behouden en te versterken en dat het boerenensemble van het bedrijf aan de Kooiweg 1 wordt versterkt. Dit alles is onderstaand beschreven, en in de situatietekening inzichtelijk gemaakt.
  
Ruimtelijk plan
 
Voor een efficiënte bedrijfsvoering met toekomstwaarde is een nieuwe grotere schuur voorzien langs het spoor. Het plan gaat uit van schuren om een centraal achtererf en een uitnodigende voorzijde aan de Kooiweg met een karakteristieke woonboerderij omringd door tuinen. Met de sloop van twee schuren ontstaat meer eenduidigheid in de indeling van entree aan de voorzijde en bedrijfsvoering op het achtererf. De schuur wordt uit het zicht gesitueerd zodat er geen contrast ontstaat met het karakteristieke landschap. Aan de voorzijde blijven de eiken behouden, zodat het zicht op de nieuwe schuur wordt gebroken. Met een draairichting is de schuur gesitueerd in het ensemble van de woning, bomen, groeninrichting en bijgebouwen. Een tekening van het plan is weergegeven in de volgende afbeelding. Parkeerplaatsen voor bezoekers zijn bereikbaar via de huidige inrit. Vanwege verkeersveiligheid draaien ze niet gelijk de Kooiweg op.
 
[image]
Ruimtelijk plan opgesteld door Landschap Erfgoed Utrecht.
  
Beeldkwaliteit
 
In samenwerking met Landschap Erfgoed Utrecht is een plan gemaakt ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het plan (bijlage 1).
 
Voor de beeldkwaliteit is van belang dat de schuur langs het spoor wordt gesitueerd. De spoorlijn is halverwege de 19e eeuw midden door de ontginningsas gelegd waardoor plaatselijk het karakteristieke beeld wordt onderbroken. Een schuur langs het spoor is hiermee niet storend voor het zicht over het landschap. Daarbij ligt de schuur uit het zicht vanaf de Kooiweg. Hier bepalen de karakteristieke woonboerderij met bebouwing en de tuinen de beeldkwaliteit. Daarnaast wordt de schuur evenwijdig met de woning gesitueerd, waardoor de eiken aan de voorzijde van de nieuw te realiseren schuur behouden kunnen blijven. Deze beeldkwaliteit is zowel voor de omgeving als voor de uitnodiging aan de bezoekers van Klaproos van belang. De nieuwe schuur wordt gebouwd in een landelijke bouwstijl met een lage goothoogte en een grote kap.
  
Voor een efficiënte bedrijfsvoering is het mogelijk om op twee plekken door de schuur te rijden. Hiermee komt de schuur voldoende ver van het achterliggende fietspad te liggen. Rondom de functionele buitenruimte komt een haag voor de groenbeleving vanaf de Kooiweg en het achterliggende fietspad. De beeldkwaliteit voor bezoekers en passanten wordt bepaald door de losse karakteristieke bedrijfsbebouwing aan de Kooiweg, de siertuinen en de groene haag. Deze bebouwing doet mee in de aankleding van de entree. De schuur komt qua zichtbaarheid in de luwte te liggen. Voor de beeldkwaliteit geldt een juiste balans tussen entree en achtererf, waarbij een volume langs het spoor niet storend is voor de beleving van het landschap.
 
Voor de nieuwe bedrijfsbebouwing langs het spoor is de goothoogte 3m en de bouwhoogte 10m. Voor de vormgeving van de bedrijfsbebouwing geldt het karakteristiek van schuur in landelijke bouwstijl met grote schuine kappen en een lage goot.
  
Economische noodzaak nieuwe schuur
 
Met de nieuwe schuur kan Klaproos de groei van het bedrijf faciliteren. In 5 jaar tijd is het bedrijf verdriedubbeld. In personeel van eenmanszaak naar bedrijf van 4 personen. Voor groei in de hoveniersbranche is het belangrijk voldoende overdekte opslag te hebben voor materieel (voertuigen en machines) en hout, zodat groter ingekocht kan worden. Het materieel bestaat uit 2 sjovels, 2 graafmachines, zitmaaiers, tuinbouwtrekker, 4 aanhangers,1 trailer, een hoogwerker, 3 bestelwagens en diverse machines als tuinvrezen, snipperaars, stobbefrees, graszodensnijder. Het hout dat overdekt opgeslagen wordt bestaat uit 12-15 kuub boomschors en 2 trailers larikshout voor schuttingen, veranda’s en borders. Met de schuur kan 20 % goedkoper worden ingekocht en ontstaat een belangrijk efficiencyvoordeel. In de winter kan worden ingekocht en de voorraad worden opgebouwd en in het voorjaar en de zomer kan in de tuinen worden gewerkt. Tijd kan efficiënt over het jaar worden verdeeld en het risico dat leveranciers in drukke tijden niet kunnen leveren wordt voorkomen. Het hout moet droog worden opgeslagen anders krijg je weer in het hout. Omdat het gaat om een forse uitbreiding zijn zowel de beleidskaders van de gemeente en provincie van belang.
  
Voor de bedrijfsbebouwing geldt een substantiële uitbreiding waarvoor zowel het beleidskader van de gemeente als de provincie maatgevend is. In het bestemmingsplan is maximaal 600 m² aan vloeroppervlakte toegestaan met de bevoegdheid van het college om af te wijken met ten hoogste 15 % (= maximaal 690 m²). Dit plan gaat uit van bedrijfsbebouwing tot maximaal 1003 m². Dit is meer dan de 15% die als afwijking is opgenomen in het bestemmingsplan. De Provinciale Ruimtelijke Verordening biedt in artikel 4.6.3. voorwaarden om maximaal 20% (= 720 m²) af te wijken voor bestaande – niet agrarische bedrijven. Indien er meer dan 20% wordt uitgebreid, dient te worden aangetoond dat de uitbreiding ruimtelijk inpasbaar is en dat sprake is van economische noodzaak voor de voortzetting van het bedrijf.
  
De huidige schuren zijn met een ruimte van 3,3m tussen de spanten te klein. Het is niet mogelijk om opslag en materieel efficiënt op te ruimen met gevolg dat dit buiten komt te staan en een rommelig beeld ontstaat.
  
Door de ruime overspanning kunnen in de nieuwe schuur partijen en materieel spantvrij en vorstvrij worden afgesloten en opgeslagen en hoeft het niet langer buiten te staan. Dit is ook voor het voorkomen van diefstal een uitkomst.
  
Ook een voordeel is dat grote voertuigen op eigen terrein kunnen manoeuvreren en niet meer op de Kooiweg hoeven te draaien steken. Met een schuur van 700 m² en losse bedrijfsgebouwen kan Klaproos de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn waarborgen. Het bedrijf kan met deze extra capaciteit voldoende groeien en kan behouden blijven in de bedrijvensector in het buitengebied. De mogelijkheid tot schaalvergroting is bepalend voor de bedrijven in het buitengebied van de provincie Utrecht en een belangrijke voorwaarde om niet te verhuizen naar gebieden waar meer ruimte is. Een goed passend bedrijf blijft hiermee behouden. Klaproos doet de investeringen op deze locatie omdat het bedrijf het zich wil onderscheiden met de landelijke uitstraling. Ook de nieuwe schuur moet in dit landelijke beeld passen. Om aan te tonen dat het bedrijf een meerwaarde wil bieden voor de beleving van het buitengebied is de inpassing in het landschap afgestemd met Landschap Erfgoed Utrecht.
  
Het plan vraagt om een wijziging van het bestemmingsplan. Voor de uitbreiding wijzigt de bestemming van gronden langs het spoor en de Kooiweg van Agrarisch naar Bedrijven. De verbeelding van het bestemmingsplan is in de volgende afbeelding weergegeven.
    
[image]
Verbeelding bestemmingsplan ‘Kooiweg 1’
  
De specifieke bestemming voor hovenier en bedrijfswoning wordt verruimd met gebruiksmogelijkheden voor een functieverbreding gerelateerd aan tuinen, zoals de aanleg van siertuinen en tuinarchitectuur. Doel van de siertuinen is bezoekers voorbeelden te laten zien van tuinarchitectuur en soorten beplanting.
  
Voor een overzicht van de oppervlakten is een onderscheid gemaakt in de volgende oppervlakten:
 
  • 700 m² voor de nieuwe schuur
 
  • 83 m² carport
 
  • 32 m² bakhuis
 
  • 103 m² karakteristiek bijgebouw aan de Kooiweg
 
  • 85 m² kantoor in woning
 
  • 76 m² schaapskooi (brief gemeente d.d. 15-12-2014. Dit word gerekend als bijgebouw en hoeft hierdoor niet meegerekend te worden)
  
Totaal 1003 m²
 
[image]
Overzicht oppervlakten
  
Omdat de nieuwe schuur een oplossing is voor verrommeling van de huidige situatie en ruimtelijk inpasbaar en tevens bedrijfseconomisch noodzakelijk is, wordt voldaan aan de Provinciale Verordening artikel 4.3.3. en 4.3.4. om meer dan 20% af te wijken van de huidige situatie door middel van een onderbouwing van de bedrijfseconomische noodzaak en de ruimtelijke aanvaardbaarheid. Hiermee wordt een 280 m² grotere schuur toe te staan bovenop de mogelijkheid om 20% af te wijken van de 600 m² die is toegestaan in het vigerend bestemmingsplan. In totaal is er 1003 m² aan bedrijfsbebouwing, en 386 m² aan overige bebouwing waarvan 76 m² aan bijgebouwen (schaapskooi) en 310m² aan woonruimte. Totaal is er 1389m² aan bebouwd oppervlak aanwezig.
  
2.4 Landschappelijke inpassing
 
Het plan ligt in een gebied dat vanuit landschappelijk oogpunt bijzonder is vanwege het geomorfologisch reliëf (Emminkhuizerberg) en de ligging in een veengebied dat onderdeel uitmaakt van de Grebbelinie (Rijksmonument). Hoewel het plangebied op korte afstand ligt van enkele fysiek herkenbare linie-restanten, is het landschap ter plaatse erg versnipperd door met name de spoorlijn die direct achter het plangebied ligt, zodat deze bijzonderheden geen directe gevolgen hebben voor de bebouwing op het perceel.
  
De bebouwing op het perceel is geclusterd aanwezig in een opzet die recht doet aan een historische opzet. Het hoofdgebouw is onder een uitzonderlijke hoek ten opzichte van de kavelrichting geplaatst. Dit benadrukt het feit dat is gereageerd op de ligging in de hoek van de weg en spoorweg in tegenstelling tot het oorspronkelijke landschapspatroon, waarbij haaks op de Kooiweg is verkaveld en gebouwd. Door deze hoek hebben de voorgevel en voortuin meer nadruk aan de Kooiweg. Bovendien kijkt het hoofdgebouw uit op de meest open zijde van het landschap. Het hoofdgebouw is door zijn afmeting en bouwhoogte herkenbaar, de bijgebouwen staan relatief vrijelijk om het erf. Door een gedeeltelijke sloop van de bijgebouwen komt het hoofdgebouw markanter naar voren. Het achtererf wordt overzichtelijker en het centrale erf wordt wat ruimer van opzet. De materiaalkeuze en bouwhoogte sluiten aan bij de bestaande bebouwing.
 
Rond het bebouwingscluster en verder westelijk op het perceel staat veel erfbeplanting. Ook langs de spoorlijn is relatief veel begroeiing aanwezig. De volwassen eikenbomen naast de te slopen schuur blijven behouden. De opzet, waarbij het westelijk deel van het perceel meer besloten is, wordt verder versterkt door de nieuwe bebouwing maar ook door nieuwe beplanting in de vorm van inheemse hagen. De oostzijde van het perceel krijgt geen nieuwe beplanting of bebouwing en wordt mede door de sloop van de schuur aan de Kooiweg overzichtelijker. De tegenstelling besloten achtererf en open voorzijde met zicht wordt met het plan benadrukt. Door de opzet en het materiaalgebruik en het behoud van bestaande beplanting, past het initiatief goed in het landschap ter plaatse.
  
Hoofdstuk 3 Beleid
 
In dit hoofdstuk is het ruimtelijk relevante beleid opgenomen op Europees, Nationaal, Provinciaal, Regionaal en Lokaal niveau. Gelet op de relatief geringe omvang van het plan, is niet alle beleid op alle niveaus van toepassing en te vertalen naar het bestemmingsplan. Veel van het beleid van hogere overheden is doorvertaald naar dat van de gemeente.
  
3.1 Rijksbeleid
 
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012)
 
In deze structuurvisie worden de ambities van het Rijk tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geschetst voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid.
  
Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed. Het Rijk laat meer over aan provincies en gemeenten. De daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties wordt leidend. Regels zullen zo veel mogelijk worden beperkt.
  
Het Rijksbeleid richt zich voornamelijk op de regio's Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven. De ergste bereikbaarheidsknelpunten en de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports krijgen voorrang.
  
Conclusie
 
Door de beperkte schaal en omvang van het plan raakt het geen nationaal belang. In dit plan is in hoofdstuk 4 aandacht besteed aan de milieuthema’s en het cultureel erfgoed.
  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
 
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, op 30 december 2011 in werking getreden) worden nationale ruimtelijke belangen juridisch geborgd. Een deel van het Barro is gebaseerd op eerdere pkb’s en beleidsnota’s die in de SVIR zijn herbevestigd. Het gaat daarbij om de volgende onderdelen:
 
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam
     
  • Kustfundament
     
  • Grote rivieren
     
  • Waddenzee en waddengebied
     
  • Defensie
     
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
     
Het Barro is aangevuld (wijziging Barro) met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het derde Structuurschema Electriciteitsvoorziening. Het gaat hierom de volgende onderwerpen:
  • Rijksvaarwegen
     
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
     
  • Elektriciteitsvoorziening
     
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
     
  • Ecologische hoofdstructuur
     
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
     
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
     
 
Het Barro heeft geen concrete gevolgen voor de ontwikkeling van het plangebied.
  
3.2 Provinciaal beleid
 
3.2.1 Structuurvisie Utrecht
 
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is op 7 februari 2014. vastgesteld. In de PRS legt de provincie het ruimtelijke beleid voor de periode 2013-2028 vast. Rode draad van het beleid: blijven zorgen voor de goede balans tussen wonen, werken en recreëren die Utrecht zo aantrekkelijk maakt. Tegelijkertijd is de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) een procedure, die de regels bevat om de PRS te bewerkstelligen.
  
De provincie voert een ruimtelijk ontwikkelingsbeleid gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit als de vitaliteit van het landelijk gebied, waaronder recreatie en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang. Het ruimtelijke beleid van de provincie biedt gemeenten meer ruimte om zelf beslissingen te nemen.
  
Het plangebied behoort tot het landschap Gelderse Vallei. Op de overgang van de Vallei naar de Utrechtse heuvelrug ligt de Grebbelinie, een stelsel van verdedigingswerken uit diverse tijdsperioden die goed bewaard is gebleven. Het betreft een Rijksmonument, waarvoor een (ontwerp) Inpassingsplan met Beeldkwaliteitplan in procedure zijn.
  
[image]
 
Uitsnede kaart Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie, Cultuurhistorische hoofdstructuur (bron: website Provincie Utrecht)
  
Op de kaart is een zone opgenomen met ruimte om de aanwezige stellingen in het landschap. Het plangebied valt binnen deze Cultuurhistorische hoofdstructuur en valt dan ook onder het Inpassingsplan en Beeldkwaliteitplan. In navolgende paragrafen is dit nader toegelicht.
  
Het plan ligt aan de voet van de landschappelijk en geologisch waardevolle Emminkhuizerberg. Met de bouwplannen worden deze waarden niet aangetast. Een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Dit komt in hoofdstuk 4 van deze toelichting aan de orde. Om het plangebied liggen gebieden die behoren tot de Ecologische hoofdstructuur en Groene Contour. Het plangebied ligt in de groene contour, waarvoor geldt dat de provincie vrijwillige participatie steunt voor het ontwikkelen van nieuwe natuur. Met het ontwikkelen van natuur in combinatie met de bouw van een nieuwe schuur wil de aanvrager een plan maken dat voldoet aan de voorwaarden voor natuur en een zorgvuldige vormgeving. De beoogde kapschuur is op 23 april 2015 ambtelijk besproken met Mooisticht. De reactie om voor het zadeldak één materiaalsoort toe te passen is overgenomen in het plan. Het volume is in het plan niet aangepast maar meer in relatie gebracht met de bestaande bebouwing met meernieuwe begroeiing.
    
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2013
 
1e partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening:
 
Op 10 maart 2014 hebben Provinciale Staten de Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRSph) en de Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRVph) vastgesteld. Hierin zijn aanpassingen opgenomen voor duurzame energie, windenergie, cultuurhistorie (kaart), rode contouren Utrecht en Rhenen, ecologische hoofdstructuur (EHS), militair oefenterrein met natuurwaarden en stiltegebieden. Voor windenergie is er ook een aanvulling op de bijlage bij de planMER voor de PRS opgesteld. In de PRVph zijn aanpassingen opgenomen voor duurzame energie en windenergie, cultuurhistorie, rode contouren Utrecht en Rhenen, EHS en groene contour en enkele technische aanpassingen.
  
Gevolgen voor plangebied
 
Het plangebied ligt qua cultuurhistorie in gebied dat is aangeduid als Militair Erfgoed, het gaat om de Grebbelinie. Er is geen sprake van Ecologische Hoofdstructuur, Natura2000-gebied, natuurwaarde of groene contour. Wel ligt het plangebied in een landbouwgebied, verweving met mogelijkheden voor bovenlokale recreatie en is er ruimte voor ontwikkeling van windturbines en is het doel te anticiperen op klimaatverandering. Met Landschap Erfgoed Utrecht wordt afgestemd welke meerwaarde KLAPROOSTUINEN kan bieden voor de beleving van de Grebbelinie. In het plan is rekening gehouden met de waarden van de Grebbelinie.
  
2e partiële herziening:
 
Op 3 november 2014 hebben Provinciale Staten de Tweede partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Tweede partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 vastgesteld. Hierin is de windenergielocatie te Lage Weide (gemeente Utrecht) geschrapt als specifiek benoemd zoekgebied. In de Verordening is onder meer het artikel om meer ruimte te bieden voor de productie van duurzame energie (artikel 2.9a) aangepast, om dit beleid juridisch te borgen in de regels. Daarnaast zijn de artikelen rond de definitie van stedelijk gebied en het artikel landschappelijke kwaliteit aangevuld.
  
Regels Provinciale Ruimtelijke Verordening
 
Voor de uitbreidingsmogelijkheden in het plangebied zijn de volgende regels van belang:
  
Artikel 4.6 Bestaande niet-agrarische bedrijven
 
1. Als ‘Bestaande niet-agrarische bedrijven’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.
 
2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat percelen bestemd voor specifieke niet-agrarische bedrijven een andere niet-agrarische bedrijfsbestemming krijgen onder de voorwaarde dat de functiewijziging naar aard en omvang niet leidt tot een toename van de invloed op de omgeving.
 
3. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat bestaande niet-agrarische bedrijven worden uitgebreid met maximaal 20% van de bestaande bebouwing. Van deze maximale uitbreiding kan afgeweken worden mits er sprake is van een economische noodzaak.
 
4. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing die aantoont dat de uitbreiding ruimtelijk aanvaardbaar is. Indien de uitbreiding groter is dan 20% wordt tevens onderbouwd dat die uitbreiding noodzakelijk is voor de voortzetting van het niet-agrarische bedrijf.
  
Gevolgen voor plangebied
 
Voor onderhavig plan geldt een toets aan provinciale ruimtelijke verordening, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen een bedrijfswoning of woning in het landelijk gebied. Het betreft één woning die als riante woning aan de differentiatie van woningen wordt toegevoegd en die vanwege zijn specifieke kenmerken geen invloed heeft op de woningmarkt.
  
De Grebbelinie boven water
 
Onder leiding van de provincies Utrecht en Gelderland hebben de betreffende gemeenten, Staatsbosbeheer en het waterschap Vallei en Eem deze visie vastgesteld. De Grebbelinie is aangewezen als Rijksmonument en vervat in de PRS en PRV.
 
De Grebbelinie is een verdedigingslinie van grote, cultuurhistorische, ecologische en recreatieve betekenis. De linie is nog grotendeels ongeschonden aanwezig. De zestig kilometer lange linie manifesteert zich als een groen lint in het landschap en loopt van de Rijn bij Rhenen tot aan het Eemmeer bij Spakenburg. Behalve de cultuurhistorische waarde en fysieke belevingsmogelijkheden, bevat de linie vooral kansen voor landschap, natuur, water, educatie, recreatie en toerisme in onderlinge samenhang.
 
De vaststelling van de gebiedsvisie 'De Grebbelinie boven water' is ook de start geweest van de uitvoeringsfase van het Programma Grebbelinie. In een uitvoeringsprogramma zijn hiervoor circa honderd projecten benoemd. Elf grotere projecten die cruciaal zijn voor de uitvoering van de gebiedsvisie hebben de titel gekregen van sleutelproject.
  
[image]
 
Grebbelinie in overzichtskaart Provincie Utrecht (bron:website Provincie Utrecht).
 

 
Gevolgen voor plangebied
 
Project “fort aan de Buursteeg” is sleutelproject 1 en ligt ten oosten van het plangebied. De voormalige camping is ontruimd en ter plaatse is de beleving van het oude fort voorzien met een bezoekerscentrum. Verder zijn nabij het plangebied een aantal historische elementen aanwezig, zoals wallen en batterijen (Batterij op de Schalmdijk) en watergangen. De plannen voor de sloop en nieuwbouw van bijgebouwen aan Kooiweg 1 liggen dicht bij de Linie, maar hebben hierop geen directe invloed en ondervinden hiervan geen hinder. In de nu voorliggende plannen wordt de ruimtelijke clustering van de bebouwing en begroeiing verbeterd, waarmee ook de openheid aan de oostzijde wordt benadrukt, hetgeen de beleving van de Linie ten goede komt.
  
Ontwerp-inpassingsplan Grebbelinielandschap en Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie, zien en gezien worden.
 
Aanleiding voor dit ontwerpbestemmingsplan is de aanwijzing van de Grebbelinie tot Rijksmonument in 2011. Het Inpassingsplan kan worden beschouwd als een bestemmingsplan van hogere overheden en strekt tot behoud en verbetering van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden ter plaatse. Het hiervan deel uitmakende beeldkwaliteitplan beschrijft de gewenste inrichting van bebouwing en beplanting op agrarische, niet-agrarische en woonpercelen en op welke wijze andere landschapselementen vormgegeven mogen worden.
  
De linie is vooral een waterlinie, waarbij delen onder water gezet konden worden en waarbij afgezien van sluizen en enkele forten geen bouwwerken zijn gebouwd. Aangezien de linie een vijftal landschapstypen doorkruist, is het beeld niet uniform. Er bestaat een wisselwerking waarbij de ene keer de Grebbelinie leidend is, de andere keer het landschapstype.
  
Het nu voorliggende plan ligt in het gebied dat is getypeerd als “de halfopen linie” waarbij er niet direct sprake is van duidelijk gemarkeerde zichtlijnen of weidse openheid. Het landschap en de inrichting is divers zodat per geval bekeken moet worden wat dit betekent voor eventuele zichtlijnen en openheid. Het streven is gericht op een compact erf om de open ruimte eromheen zo groot mogelijk te maken en een rustige vormgeving in opzet. Zichtlijnen zo mogelijk versterken en bedrijfsmatige elementen zo veel mogelijk uit het zicht onttrekken.
  
Het nu voorliggende plan gaat uit van sloop van bebouwing waardoor het hoofdgebouw met kleine bijgebouwtjes het zicht aan de voorgevelzijde vormen. De overige bebouwing is in de nieuwe situatie beoogd in de besloten wig tussen de Kooiweg, de bestaande bebouwing en het groen langs de spoorlijn. Er is bovendien sprake van een landschappelijke inpassing aan deze zijde. Het geheel leidt tot een compacte erfindeling rond een centraal erf. Door afscherming van het terrein met beplanting zijn bedrijfsmatige elementen aan het oog onttrokken. Dit word vervolgens versterkt door de aanwezige eiken die tussen de bestaande woning en de nieuw te bouwen schuur staan en in de nieuwe situatie worden behouden. De voorzijde blijft open.
  
Het plan is opgebouwd vanuit de uitgangspunten uit het beeldkwaliteitplan.
  
3.3 Gemeentelijk beleid
 
Landschapsontwikkelingsplan Gelderse Vallei+
 
Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) stemt het landschapsbeleid van acht gemeenten (Amerongen, Barneveld, Leersum, Leusden, Maarn, Renswoude, Scherpenzeel en Wouden-berg) op elkaar af. Het belangrijkste doel van het LOP is het stimuleren van initiatieven voor landschaps- en natuurontwikkeling in het buitengebied door particulieren, instanties en gemeenten. Hierbij staat het behouden, versterken en verbeteren van de landschappelijke identiteit en haar groenblauwe structuur voorop. Het opstellen van beleidskaders voor de gemeenten is een essentieel onderdeel. Het LOP dient ervoor om bouwstenen te bieden aan nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied en deze actief te geleiden. Er worden kansen geboden voor nieuwe economische dragers, mits deze een bijdrage leveren (compensatie) aan de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit.
 
De gemeente Renswoude valt in het gebied "De Vallei". De belangrijkste ontwikkeling die het LOP in de Vallei inzet, is het versterken van het landschappelijke raamwerk. Binnen het raamwerk wordt ruimte geboden aan een keur van functies tot een dynamisch multifunctioneel landschap. Naast ruimte voor (nieuwe) landgoederen en landelijk wonen, wordt bijzondere aandacht besteed aan het behoud van het agrarisch karakter en de versterking van de streekeigen landschapselementen en ook kleinschalige natuurontwikkeling.
  
Per landschapstype is uitgewerkt:
 
- de erfinrichting en kleine landschapselementen
 
- de spelregels voor nieuwe landgoederen
 
- de inrichting van de beken
 
- het soortenbeleid
  
De visie is nader uitgewerkt in projectvoorstellen, onderverdeeld in zes categorieën:
 
- algemene projecten
 
- natuurgerichte projecten
 
- cultuurhistorische projecten
 
- recreatieve projecten
 
- educatie en voorlichting
 
- beleids- en procesmatige projecten
  
Gevolgen voor plan
 
Het plan voor de sloop en nieuwbouw van erfbebouwing op het perceel Kooiweg 1 is opgesteld met zorgvuldige aandacht voor landschappelijke inpassing en met een bouwstijl die past bij het landschap en de cultuurhistorie. Dit is gebeurt in samenwerking met Landschap Erfgoed Utrecht. Om het geheel landelijk inpasbaar te maken is er gekozen om de schuur niet parallel aan het spoor te plaatsen, maar te draaien en te verplaatsen zodat deze meer achter het bestaande ensemble komt te liggen. De schuur wordt hierdoor minder dominant en maakt deel uit van het ensemble. De haag in lengterichting draagt niet bij aan het agrarisch karakter van het erf. Door de hoogte van de haag verliest het erf de relatie met de omgeving. Er kan meerwaarde geboden worden door meer variatie in hoogte of beplantingssoort toe te passen, zodat er een afwisselend erfsilhouet ontstaat.
 

 
Hoofdstuk 4 MILIEU
 
In dit hoofdstuk komt beknopt aan bod of de plannen gevolgen hebben voor milieuhinder. De analyse is uitgevoerd door SPAingenieurs.
  
4.1 Geluid en geur
 
De bijgebouwen zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh naar wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk. Evenmin is sprake van het toevoegen van een geurgevoelige functie.
  
In de VNG-bundel “Bedrijven en Milieuzonering” (2009) is voor een hoveniersbedrijf SBI-code 016 opgenomen. Voor dergelijke bedrijven is de richtafstand voor geurhinder 30 meter, stofhinder 10 meter, geluidhinder 50 meter en gevaar 10 meter. Doordat de wijziging van het bouwvlak naar het noorden en westen toe verplaatst, zou het aan deze zijden gevolgen kunnen hebben voor hinder op milieugevoelige bestemmingen.
 
[image]
 
Afstand gemeten vanaf www.ruimtelijkeplannen.nl
  
Aan de noordzijde ligt de voorgevel van de meest nabijgelegen milieugevoelige bestemming (woning) op meer dan 50 meter afstand. De woning is bovendien afgeschermd van het plangebied vanwege het talud van de tussen de bestemmingen gelegen spoorlijn. Aan de westzijde ligt in de nabijheid geen geluidgevoelige bestemming. Voor de overige zijden wijzigt de situatie enkel ten gunste ten opzichte van de bestaande situatie. Er kan daarom worden geconcludeerd dat er geen hinder bij de al aanwezige gevoelige bestemmingen wordt verwacht als gevolg van de voorgestelde wijzigingen.
  
4.2 Luchtkwaliteit
 
Ten aanzien van luchtkwaliteit is op grond van de Wet milieubeheer hoofdstuk 5 (Wet luchtkwaliteit), en de daarbij behorende Regeling Niet In Betekende Mate (NIBM) voor dit plan geen onderzoek noodzakelijk. De toename van verkeersbewegingen is ingeschat van 16 motorvoertuigen per dag naar 18 motorvoertuigbewegingen per dag. De effecten van de voorgestelde verandering blijven dan ook ruim onder de waarden uit de NIBM en er is geen onderzoek nodig.
  
4.3 Externe veiligheid
 
Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie. De Besluiten externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moeten individuele groepen personen een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
  
Met de huidige plannen vinden geen veranderingen plaats aan inrichtingen, leidingen of andere zaken die gevaar met zich mee kunnen brengen voor personen. Evenmin neemt het aantal aanwezige personen binnen eventuele risicocontouren als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling toe of af. Voor de externe veiligheid heeft het bouwplan geen gevolgen.
  
4.4 Bodem en archeologie
 
Voor het perceel is geen nieuw bodemonderzoek uitgevoerd, aangezien de functie niet verandert. Met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem zijn er geen belemmeringen voor het bouwplan. Wel zal in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning moeten worden aangetoond dat de bodemkwaliteit voldoet.
  
Vanwege de dubbelbestemming en de oppervlakte aan bebouwing is een archeologisch onderzoek uitgevoerd door Econsultancy (13055612 RNS.PBM.ARC d.d. 15 januari 2014, zie bijlage 2). Aan de hand van bestaande bronnen over bekende en te verwachten archeologische waarden is een voor het plangebied specialistische verwachting opgesteld, waarna karterend onderzoek heeft plaatsgevonden.
  
Op basis van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart is de kans op het voorkomen van archeologische resten uit alle archeologische perioden vanaf het (Laat)Paleolithicum hoog. Uit het uitgevoerde veldonderzoek blijkt echter dat het aanwezige bodemprofiel tot variërende diepte is geroerd/verstoord, van minimaal 50 centimeter tot maximaal 135 centimeter onder maaiveld. Alleen in de geroerde grond is bodemvreemd materiaal aangetroffen, maar het gaat om fragmenten/brokken puin en baksteen uit de 19e en 20e eeuw. Archeologisch relevante indicatoren zijn niet aangetroffen, waarmee de archeologische verwachtingswaarde niet wordt bevestigd. Voor de voorgenomen bodemingreep vormt archeologie naar verwachting geen belemmering. Vervolgonderzoek wordt niet geadviseerd (selectieadvies). Bij de omgevingsvergunning geldt wel een meldingsplicht.
  
4.5 Water
 
Voor het plan van de sloop en nieuwbouw van bijgebouwen aan Kooiweg 1 in Renswoude is gebruik gemaakt van de online watertoets. Het doel van de watertoets is om alle belanghebbenden tijdig te informeren en om te bepalen welke procedure benodigd is en de daarbij eventueel te treffen maatregelen om te komen tot een hydrologisch neutraal plan.
  
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Vallei en Veluwe. Uit de online watertoets komt naar voren dat sprake is van een korte procedure, aangezien het plan geen van de relevante waterthema’s raakt. Er zijn wel waterhuishoudkundige aspecten waarmee rekening moet worden gehouden.
  
Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
 
Deze kaderrichtlijn gaat ervan uit dat water een erfgoed is dat moet worden beschermd en verdedigd. Het bevat het kader voor bescherming van landoppervlakte-, overgangs-, kust- en grondwater. Dit behoedt aquatische ecosystemen en gebieden die hiervan afhankelijk zijn voor achteruitgang. Emissies worden verbeterd, duurzaam gebruik wordt bevorderd en de grondwaterkwaliteit wordt aanzienlijk minder verontreinigd.
  
Vierde Nota Waterhuishouding (1998)
 
In de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) is aangegeven, dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en veerkrachtige watersystemen waarmee een duurzaam gebruik gegarandeerd blijft. Voor wat betreft het buitengebied stelt NW4 dat vooral aspecten als verdroging en beperking van emissies van bestrijdingsmiddelen van belang zijn. Waterkwaliteit staat hier dus voorop.
  
Ontwerp-Nationaal Waterplan 2015-2021
 
Het Ontwerp-Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en inrichting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021 met een vooruitblik tot 2050. Het Rijk speelt proactief in op klimaatverandering. Doel is het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid is integraal van opzet door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het Rijk initieert zelf en werkt samen met andere partijen, stimuleert en informeert om de beleidsdoelen te bereiken. Naast overheid zijn bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust van de kansen en bedreigingen van water in hun omgeving. Het Waterplan is aan te merken als een Structuurvisie.
  
Dit beleidsplan gaat uit van een stroomgebiedsbenadering. In Nederland is sprake van de 4 stroomgebieden:
 
  1. de Rijn
  2. de Maas 
  3. de Schelde
  4. de Eems 
 
Per stroomgebied is het beleid verschillend. Voorts zijn er strategieën gericht op deelgebieden zoals de Zeeuwse Delta, het Rivierengebied, het IJsselmeer, de Noordzee, de Kust en het Waddengebied.
  
Algemene thema’s:
 
Waterveiligheid: Iedereen in Nederland krijgt hetzelfde basisbeschermingsniveau (1/100.000per jaar). Waar veel slachtoffers kunnen vallen of grote economische schade kan ontstaan en bij vitale infrastructuur wordt extra bescherming geboden. Per kering zijn nieuwe normen geformuleerd.
 
Zoetwaterbeleid: Voor voldoende zoet water is het beleid gericht op het veilig stellen van de aanvoer en het tegengaan van verzilting in gevoelige gebieden. Het bestaande hoofdwatersysteem wordt beschermd en versterkt als buffer en aanvoerroute met gerichte korte termijninvesteringen, zoals het vergroten van de zoetwaterbuffer in het IJsselmeergebied in de zomer door geringe peilstijging.
 
Waterkwaliteit: Met verschillende partijen maakt het Rijk gebiedsgerichte afspraken om de doelstellingen voor de stoffen die OESO noemt en de nieuwe stoffen te bereiken. Eind 2021 zijn gebiedsgericht knelpunten geagendeerd en worden deze aangepakt. Eén van de actiepunten is het verminderen van de emissie van gewasbestrijdingsmiddelen. Voor glastuinbouw komt een zuiveringsverplichting voor spuiwater te gelden. Voor de effecten van geneesmiddelen kom een ketengerichte benadering. Verder is er een Deltaplan Agrarisch Waterbeheer met gebiedsgericht en knelpuntsgewijs maatwerk. Voor het terugdringen van kunststof is het Kunststofketenakkoord gesloten. In het Besluit Kwaliteitsdoelstellingen en Monitoring Water worden de best beschikbare technieken voorgeschreven. Voorts zal in 2015 de Structuurvisie Ondergrond (STRONG) in ontwerp gereed zijn met een visie op duurzaam en efficiënt gebruik van grondwater en strategische watervoorraden.
 
Stroomgebiedsplannen in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water: De eerste plannen zijn in uitvoering en worden in overleg met provincies en waterschappen voor alle vier de stroomgebieden binnen de planperiode geactualiseerd.
  
Het is nadrukkelijk de bedoeling dat bij het uitwerken van plannen, water en ruimtelijke ontwikkeling op elkaar aansluiten of elkaar versterken. De watertoets blijft een wettelijk verplicht onderdeel in de planvorming. Voor het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten komen De Nationale Adaptiestrategie en de Nationale Omgevingsvisie. In 2014 is de rijksvisie “Natuurlijk verder” gepresenteerd, die uitgaat van het versterken van de natuur met de samenleving. Ook bij het willen bereiken van de doelen van het Energieakkoord (2013) is de inzet van gronden/wateren zeer wel mogelijk. Onderdeel is voorts het kunnen behouden van wateren voor de scheepvaart en een beknopte functielijst van Rijkswateren.
  
Duurzaam waterbeheer 21e eeuw (2000)
 
De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven, betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat toegelaten wordt dat rivieren bij hoge waterstanden gecontroleerd buiten hun oevers treden, op plekken waar daar ruimte voor is gemaakt. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.
  
Vasthouden, bergen, afvoeren
 
De waterbeheerder heeft gekozen voor een strategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk afgevoerd wordt, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt ook verdroging voorkomen. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.
  
Schoon houden – scheiden – schoon maken
 
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen, is het belangrijk dat hemelwater niet vervuild raakt. Dit kan door eisen te stellen aan materialen.
  
Grondwaterneutraal bouwen
 
Om grondwateroverlast te voorkomen is het advies te bouwen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand.
  
Waterplan 2010 - 2015 Utrecht
 
Rekening houdend met de Europese Kaderrichtlijn heeft de provincie Utrecht voor de middellange termijn doelen beschreven voor de wijze van omgang met water in de provincie. Het heeft als ondertitel: richting robuust. Duurzame en robuuste watersystemen zijn nodig voor het waarborgen van een aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving. De provincie onderscheidt 3 hoofdthema’s:
 
Veiligheid: met aandacht voor preventie, gevolgenbeperking en rampenbeheersing bij overstromingen.
 
Kwaliteit en kwantiteit: met aandacht voor voldoende en schoon oppervlakte- en grondwater en water voor natuur.
 
Gebruik en Beleving: met aandacht voor mooier water, veilig vaar- en zwemwater.
  
Bij het Waterplan hoort het Deelplan Kaderrichtlijn Water (KRW). Hierin staan de provinciale kaders voor de kwaliteit van oppervlaktewater en de maatregelen die de provincie zelf neemt ten aanzien van het grondwater.
  
De provincie realiseert de doelen door in de verschillende gebieden op de lange termijn in te zetten. Vraagstukken worden op een groter schaalniveau benaderd en daar waar nodig voert de provincie ruimtelijke oplossingen door. Naast dit nieuwe, sterk regionale beleid ‘Duurzaam en robuust’ zetten we ons bestaande waterbeleid voort binnen de wettelijke taken en bestaande afspraken.
  
Waterbeheersplan Waterschap Vallei & Eem/Veluwe
 
In de Waterbeheersplannen 2010-2015 hebben beide waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma’s vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda’s en zijn ook kaderstellend voor de wijze waarop met water in de plangebieden wordt omgegaan.
 

  
Waterkering
 
In het plangebied is geen waterkering aanwezig in de vorm van een secundaire waterkering. De ligging van de waterkering Grebbelinie is onderstaand weergegeven.
  
[image]
 
Ligging waterkering
  
De bestaande te slopen opstallen liggen buiten deze waterkering. De nieuw te bouwen opstallen worden ook buiten de zone van de kering gesitueerd.
  
Watertoets
 
Het plan is aangemeld bij de online watertoets. Hieruit komen geen specifieke aandachts-punten naar voren en geldt de korte procedure (zie bijlage 3).
  
De toename verhard oppervlak is bij sloop en nieuwbouw maximaal 900 m2. Ingeval van nieuwe verharding wordt gebruik gemaakt van grasbetonklinkers, die water doorlaten in de bodem. Gelet op de beleidsuitgangspunten van het Waterschap is voor dit plan uitgegaan van het geheel afkoppelen van het nieuwe bedrijfsgebouw. Bij de nieuwe bebouwing worden dan ook geen uitloogbare materialen toegepast.
  
De hemelwater wordt afgekoppeld en ten noordoosten van de schuur gebufferd en geïnfiltreerd met infiltratiekratten. Vanwege de goede waterdoorlatendheid van de bodem (op basis van de bodemsoort circa 7 meter per dag) en de gunstige grondwaterstand (grondwatertrap VI en VIII) wordt op deze wijze bijgedragen aan een nog gunstiger waterhuishoudkundige situatie.
  
Conclusie water
 
Voor het plangebied gelden geen waterspecifieke thema’s. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regio-nale waterberging. Dit betekent dat het plan geen essentieel waterbelang raakt. Wel blijft hydrologisch neutraal bouwen het uitgangspunt en is het advies om niet dieper dan de ge-middeld hoogste grondwaterstand te bouwen. Het plangebied ligt aflopend van zuid naar noord op circa 8,8 tot 7,5 m boven NAP. De gemiddelde hoogste grondwaterstand is naar verwachting meer dan 80 cm – mv. De beoogde opstallen hebben hierop geen invloed. Gelet op de bodemopbouw is infiltratie goed mogelijk en hier wordt dan ook gebruik van gemaakt met infiltratiekratten.
  
Grondwaterkwaliteit
 
In het plangebied zijn geen grondwaterbeschermingsgebieden en/of waterwingebieden gele-gen. De beoogde functie heeft geen invloed op de grondwaterkwaliteit. Er is geen sprake van bodemdaling of oppervlaktewatervervuiling.
  
4.6 Natuur
 
Voor het perceel is door Econsultancy een quickscan flora en fauna uitgevoerd (13055601.RNS.PBM.ECO1 d.d. 20 januari 2015, zie bijlage 4). Hieruit blijkt dat het plan niet ligt in de Ecologische Hoofdstructuur en op circa 4,5 kilometer van het meest nabijgelegen Natura2000- gebied ligt. De ontwikkeling is hiervoor dan ook niet verstorend. Voorts is voor diverse soortgroepen nagegaan of zij aanwezig zijn en de ingreep al dan niet verstorend kan zijn. Het resultaat is in onderstaande tabel opgenomen.
  
[image]Het Natuurbeheerplan provincie Utrecht 2015 en ontwerp-Natuurbeheerplan 2016
 
Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan is het Ontwerp- Natuurbeheerplan Provincie Utrecht 2016 in ontwerp ter inzage. Voor diverse gronden is op kaart het beheertype aangeduid. Via het Natuurbeheerplan zijn regelingen voor subsidie bepaald. Het plangebied behoort tot gronden waarvoor de typering Botanisch waardevol grasland geldt.
  
4.7 Verkeer en vervoer
 
Het hoveniersbedrijf KLAPROOS TUINEN is in het verleden op de bestaande locatie gestart als een eenpersoonsbedrijf en inmiddels uitgegroeid tot een bedrijf met 4 personeelsleden. Het bedrijf genereert hoofdzakelijk verkeer van motorvoertuigen, waarvoor de Kooiweg de ontsluitingsroute vormt. De Kooiweg heeft een landelijke uitstraling, ontsluit een beperkt aantal percelen en is ingericht als 60 km/uur-weg. De rijbaanbreedte is circa 5 meter breed en bevat geen middenlijn of –aanduiding.
  
[image]Profiel van de Kooiweg (bron: Google maps)
  
Aan beide zijden zijn fietssuggestiestroken aangeduid die de weg optisch smaller maken om lagere rijsnelheden te bewerkstelligen. Aan beide zijden van de weg zijn halfverharde rabatstroken aanwezig. Hoewel de rijbaan voor personenauto’s voldoende breed is om probleemloos te passeren, zullen de rabatstroken van pas komen bij het passeren van vrachtwagens en landbouwvoertuigen. Het karakter van de weg is relatief rustig, er zijn geen situaties van congestie bekend.
  
Wekelijks is vanwege het hoveniersbedrijf sprake van 1 vrachtwagen, circa 3 busjes (klein rijbewijs) en de woon-werkbewegingen van 3 à 4 personeelsleden. De eigenaar woont immers in de bedrijfswoning. Dit betekent in totaal circa 16 motorvoertuigbewegingen per werkdag. De nu beoogde sloop en nieuwbouw heeft vooral betrekking op het meer en efficiënter overdekt kunnen opslaan van materialen. Eventuele personele groei is zeer bescheiden, vooralsnog wordt uitgegaan van 1 persoon. Hiermee zal in de toekomst sprake zijn van circa 18 mvt/etmaal vanwege het bedrijf. Het effect hiervan op de doorstroming en beleving van de Kooiweg is praktisch nihil. Het plan maakt het mogelijk om op het terrein van Klaproos beter te manoeuvreren. Derhalve zal bestemmingsverkeer het perceel in alle gevallen op rijden en ter plaatse laden, lossen, parkeren en manoeuvreren, zodat het verkeer op de Kooiweg hierdoor niet wordt belemmerd.
   
Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving
 
5.1 Algemeen
 
Het bestemmingsplan ‘Kooiweg 1’ bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.
  
Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het gebruik van gronden in het plangebied en de toegestane bebouwing. Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels. Het plan sluit daarom aan bij de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en het gemeentelijk model bestemmingsplannen.
  
Verbeelding
 
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. De op de verbeelding opgenomen bouwvlakken en bouwaanduidingen maken duidelijk op welke locaties en tot welke hoogte mag worden gebouwd. In beginsel mag slechts worden gebouwd binnen het bouwvlak. In de woonbestemming mogen ook buiten het bouwvlak aan- en bijgebouwen worden gerealiseerd. Het plan maakt het mogelijk om op het terrein van KLAPROOSTUINEN beter te manoeuvreren. Derhalve zal bestemmingsverkeer het perceel in alle gevallen op rijden en ter plaatse laden, lossen, parkeren en manoeuvreren, zodat het verkeer op de Kooiweg hierdoor niet wordt belemmerd.
  
Regels
 
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De regels zijn, overeenkomstig de SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
 
• Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. In artikel 1 zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van de regels. Artikel 2 betreft de wijze van meten, waarin is aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
 
• Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. In dit hoofdstuk zijn per bestemming regels opgenomen voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de gronden. In paragraaf 5.2 wordt nader ingegaan op de bestemmingen die voorkomen binnen het plangebied.
 
• Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Het betreft regels die voor het hele plangebied of voor verschillende bestemmingen van toepassing zijn. In dit hoofdstuk zijn onder andere de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouw- en gebruiksregels en algemene afwijkingsregels opgenomen.
 
• Hoofdstuk 4 bevat twee artikelen. In het eerste artikel is het overgangsrecht opgenomen, zoals dat ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Het tweede artikel bevat de slotregel. In de slotregel is aangegeven hoe de regels kunnen worden aangehaald.
  
Toelichting
 
De toelichting van een bestemmingsplan heeft geen bindende werking en maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. De toelichting heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
  
5.2 De bestemmingen
 
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de aanwezige bestemmingen binnen dit bestemmingsplan. In het voorliggend bestemmingsplan komen volgende bestemmingen voor:
  
Bedrijf
 
Ter plaatse van de bestemming ‘bedrijf’ en de specifieke aanduiding ‘hovenier’ zijn uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het hoveniers bedrijf toegestaan.
  
Agrarisch
 
De gronden ter plaatse van de bestemming agrarisch zijn bedoeld voor agrarische doeleinden. Daarnaast hebben deze gronden ter plaatse van de aanduiding ‘siertuin’ de mogelijkheid tot het realiseren van tuinen. De grenzen voor de siertuinen zijn afgebakend en ondersteunen de landschappelijke inpassing. Van oudsher zijn rond boerenerven vaker weitjes gevestigd met een aantal fruitbomen en eventueel aanwezigheid van koeien of schapen, waardoor dit de schakel vormt tussen het boerenerf en het omliggende landschap. Dit is ook opgenomen in het ruimtelijk plan van Landschap Erfgoed Utrecht
  
Dubbelbestemming waarde
 
Ter plaatse van de dubbelbestemming ‘waarde- archeologie’ heeft de grond een archeologische verwachting. De gronden zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden. In overeenstemming met het gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart geldt voor het gehele plangebied een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde. Om de mogelijk aanwezige waarden te beschermen geldt voor dit gebied een onderzoeksdrempel (voor het oprichten van bouwwerken en werken) vanaf 100 m² en 40 cm diepte.
  
De dubbelbestemming ‘waarde-grebbelinie’ is opgenomen om ervoor te zorgen dat beeldkwaliteitscriteria in het 'Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie' bij planologische procedures worden toegepast. Hoewel de criteria ook door middel van het welstandsbeleid een rol kunnen en zullen spelen, wordt de behoefte gevoeld om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen sterker het belang van de Grebbelinie neer te zetten. Deze regeling is enkel bedoeld om toe te passen in het geval gebruik wordt gemaakt van een afwijkingsmogelijkheid of wijzigingsbevoegdheid in het onderliggende vigerende bestemmingsplan. De regeling bestaat eruit dat ter behoud, bescherming en versterking van de waarden van het Grebbelinielandschap de beeldkwaliteitscriteria uit het 'Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie' van toepassing wordt verklaard.
     

 
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid
6.1 Besluit ruimtelijke ordening
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade.
  
6.2 Economische uitvoerbaarheid
 
De gronden zijn in eigendom van de ontwikkelende partij die het plan voor haar rekening ontwikkelt. De gemeente treedt niet op als risicodragend exploitant. De plankosten worden gegenereerd uit de grond- c.q. bedrijfsopbrengsten. De gemeente en de ontwikkelende partij hebben een overeenkomst gesloten om afspraken ingeval van eventuele onkosten vast te leggen. Mogelijke planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer.
  

 
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor onderhavig ontwerpbesluit wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.
  
7.1 Overleg met overheidsinstanties
 
In het kader van de overlegverplichting ex artikel 3.1.1 Bro dient een bestemmingsplan, in het kader van het vooroverleg te worden voorgelegd aan betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke mogelijk in het plan in het geding zijn.
 
Het (concept)ontwerpbestemmingsplan ‘Kooiweg 1’ is toegezonden aan de provincie Utrecht. Zij hebben een positieve reactie gegeven ten aanzien van de ontwikkeling, zoals opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
 
7.2 Zienswijzen
 
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Kooiweg 1’ heeft vanaf 29 november 2016 gedurende een periode van zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze periode konden belanghebbenden hun zienswijzen kenbaar maken tegen het plan.
 
Tegen het plan zijn geen zienswijzen binnengekomen.