Plan: | Wijzigingsplan Asschatterweg 225 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0327.268-0401 |
Aan de Asschatterweg 225 in Leusden is een rund- en pluimveehouderij aanwezig. De eigenaar van het bedrijf is voornemens om vervangende nieuwbouw op zijn perceel te realiseren. De wens is om de twee geschakelde stallen te vervangen door een nieuwe pluimveestal. De nieuwe pluimveestal is echter deels buiten het bouwvlak geprojecteerd. De gewenste, vervangende nieuwbouw is daarom alleen mogelijk als het bouwvlak een andere vorm krijgt. In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de vorm van het bouwvlak gewijzigd kan worden. Door de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is het wel mogelijk om het voornemen te realiseren. Derhalve is onderhavig wijzigingsplan opgesteld.
Het perceel Asschatterweg 225 is gelegen in buitengebied van Leusden. Het perceel is circa 3 kilometer ten westen van de kern van Leusden gelegen. Circa 1,5 kilometer ten noordoosten is de kern van Achterveld gelegen. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Leusden, sectie G, nummers 1658, 1659 en 1824.
Ligging in omgeving
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009'. vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2009. Daarnaast is in 2017 het wijzigingsplan Asschatterweg 225 vastgesteld door burgemeester en wethouders op 19 december 2017.
Voor het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch gebied met landschapswaarden'. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor agrarische bedrijvigheid. Daarnaast is middels de aanduding 'intensieve veehouderij (tak)' een intensieve veehouderij toegestaan. Tevens rust ook de aanduiding 'verwevingsgebied' op het plangebied. Middels een bouwvlak is voorzien in een agrarisch bouwperceel. Hierbinnen is voorzien in een bedrijfswoning en gebouwen ten behoeve van het bedrijf.
Verder is het plangebied gelegen in een gebied met archeologische verwachtingswaarde. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachte archeologische waarden.
Met het wijzigingsplan uit 2017 is de vorm van het bouwvlak veranderd om de uitbreiding van een (andere) pluimveestal te realiseren.
Uitsnede plankaart met het plangebied globaal in rood omkaderd
Uitsnede plankaart van het wijzigingsplan uit 2017
Uitsnede situatietekening uit het wijzigingsplan uit 2017
De beoogde vervangende nieuwbouw is deels buiten het bouwvlak geprojecteerd. Het geldende bestemmingsplan maakt deze bouwwerken daardoor niet mogelijk. In het bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Agrarisch gebied met landschapswaarden' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verschuiven en vergroten van bouwpercelen. Deze wijzigingsbevoegdheid is toereikend om de vorm van het bouwvlak te veranderen, en daarmee te voorzien in de vervangende nieuwbouw. In hoofdstuk 3 zal op de bijbehorende voorwaarden worden ingegaan.
Deze toelichting vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het initiatief. In hoofdstuk 3 vindt de toetsing aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheden plaats. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied tussen Leusden en Achterveld. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap. Ten noorden van het plangebied loopt de Modderbeek, een A-waterganng. Tussen het plangebied en die beek heeft het landschap een meer open karakter. Op iets ruimere afstand ten westen en noordoosten van het plangebied liggen de bebouwde kernen van Leusden en Achterveld.
Luchtfoto omgeving met het plangebied in rood omkaderd
Het plangebied is gelegen aan de lange gebiedsontsluitingsweg de Asschatterweg. Deze weg loopt vanaf de kern van Leusden door het buitengebied richting Achterveld. Het plangebied heeft een gedeelde erftoegangsweg die aan twee kanten is aangesloten op de Asschatterweg.
Binnen het plangebied is bedrijfsbebouwing aanwezig. In totaal gaat het om acht bedrijfsgebouwen, waaronder pluimeestallen en rundveestallen. Daarnaast is nog een bedrijfswoning aanwezig en enkele bijgebouwen. Op onderstaande afbeelding is een luchtfoto van het plangebied te zien. Het noordelijke gebouw is de pluimveestal, die op basis van het wijzigingsplan uit 2017 is uitgebreid. Ten zuiden daarvan zijn twee kleinere pluimveestallen aanwezig. Weer ten zuiden van deze stallen liggen de overige gebouwen, waaronder de rundveestallen en de bedrijfswoning.
Voor het wijzigingsplan uit 2017 is een landschappelijk inpassingsplan, inclusief beplantingsplan gemaakt. Het beplantingsplan is reeds uitgevoerd. In onderstaande foto's is deze beplanting weergeven.
Luchtfoto van het plangebied
Beplanting op het plangebied
Beplanting op het plangebied
Beplanting op het plangebied
De initiatiefnemer en eigenaar van het bedrijf wil graag de twee kleinere pluimveestallen vervangen door een nieuwe, grotere stal. In onderstaande afbeelding is de nieuwe stal aangegeven als gebouw F. Aanleiding voor de vervangende nieuwbouw is dat de huidige stallen verouderd zijn. Daarnaast betreft het in de huidige situatie twee losse stallen. Voor een optimale bedrijfsvoering is het dan ook de wens om twee stallen te vervangen door één grote stal.
De nieuw te bouwen stal krijgt een oppervlakte van circa 1.860 m2. De huidige stallen hebben gezamenlijk een oppervlakte van circa 1.880 m2. Zoals op onderstaande situatietekening te zien is, is locatie van de huidige stallen de enige logische plek om de nieuwe stal te realiseren. Daarnaast is vrijwel nergens anders in of bij het cluster van het bestaande erf geschikte ruimte om de nieuwe stal te realiseren. De meest logische keuze is dus om de stal parallel aan de bovenliggende pluimveestal te situeren. Hierdoor ontstaat echter wel de situatie dat de stal deels buiten het bouwvlak gesitueerd wordt, zoals te zien is aan de blauwe lijn in onderstaande situatietekening. De rode lijn in onderstaande situatietekening weergeeft de nieuwe vorm van het bouwvlak. Zowel in de huidige als nieuwe situatie heeft het bouwvlak een oppervlakte van 13.147 m2, onderhavig plan verandert hier dus niks aan.
Situatietekening nieuwe situatie
Qua landschappelijke inpassing ligt het erf in een vrij open agrarisch landschap waar overige bebouwde erven schaars voorkomen en gespreid in het landschap staan. Vanaf de openbare weg is dit perceel (haast) niet te zien door de aanwezige beplanting langs de weg. Verder wordt de nieuwe bebouwing vrijwel direct achter de bestaande bebouwing en op dezelfde plek als de huidige stallen gesitueerd. Hierdoor blijft het vooraanzicht van het erf vanaf de weg grotendeels onveranderd. Ook zal de openheid van het landschap gewaarborgd blijven door de situering van de nieuwe bebouwing en de afwezigheid van overige bebouwing in de omgeving. Naast het nieuwe gebouw blijft de bestaande beplanting gehandhaafd. De bestaande rij eiken langs de oostzijde van het erf zal voor een goede landschappelijke inbedding van de nieuwe situatie zorgen. Aanvullend zullen er aan de noordzijde 50 hoogstamfruitbomen aangelegd en ten zuiden van de nieuwe stal 50 perenbomen, 2 notenbomen en naast de woning nog 8 hoogstamfruitbomen. Voor de nieuwe bebouwing is de landschappelijke kwaliteit op het erf daarmee van voldoende niveau.
Duurzaamheid
Het bedrijf heeft op de bestaande gebouwen al zonnepanelen liggen. Initiatiefnemer zal bezien of voor de nieuwe stal ook zonnepanelen nodig zijn. Wanneer dit niet direct haalbaar is, zal er rekening mee worden gehouden dat deze later nog toegevoegd kunnen worden. Andere duurzaamheidsmaatregelen worden niet noodzakelijk geacht voor de nieuwe stal.
Voor de nieuwe stal is het nodig om de vorm van het bouwvlak te wijzigen. De nieuwe stal zal op dezelfde plek gesitueerd worden als de huidige stallen. Echter, de nieuwe stal wordt langer, waardoor deze buiten het huidige bouwvlak geprojecteerd is. Hierdoor is het nodig om het bouwvlak van vorm te veranderen.
Voor de beoogde verandering bevat het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan is namelijk binnen de bestemming 'Agrarisch gebied met landschapswaarden' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verschuiven en vergroten van bouwvlakken. Hieronder wordt deze bepaling aangehaald en vervolgens wordt het initiatief daaraan getoetst.
5.11 Wijzigingsbevoegdheid verschuiving en vergroting bouwpercelen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk III (Bijzondere bepalingen), het plan zodanig te wijzigen, dat de op de plankaart op de gronden als bedoeld in lid 1, aangegeven grens van een bouwperceel elders op die gronden wordt aangegeven, mits:
Bij het wijzigen worden de volgende bepalingen in acht genomen:
Toetsing
De beoogde wijziging van het bouwperceel voldoet aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van bouwpercelen. Hiermee is deze wijzigingsbevoegdheid toereikend en toepasbaar voor het initiatief.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de gevoelige functie.
Met onderhavig plan wordt niet voorzien in een nieuwe bestemming. Het betreft enkel de wijziging van het bouwvlak om de nieuwe stal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering te realiseren. Er is dus geen sprake van de bouw van een woning, maar alleen een nieuwe stal. Hiermee verandert er in de nieuwe situatie niets aan het huidige bodemgebruik. Daarnaast betreft het geen gebouw waar mensen niet langer dan 2 uur achter elkaar verblijven. De bodemkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan dan ook niet in de weg en er is geen planologische reden om voor dit wijzigingsplan verkennend bodemonderzoek uit te voeren.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Het plangebied kan worden aangemerkt als het omgevingstype 'rustig buitengebied'. Op basis van de VNG-publicatie geldt voor een pluimveebedrijf milieucategorie 4.1, met een richtafstand van 200 meter tot milieugevoelige functies. Deze afstand geldt voor het aspect geur. Voor stof en geluid bedragen de richtafstanden respectievelijk 30 en 50 meter. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functie is gelegen aan de Asschatterweg 225a. Deze woning ligt op circa 40 meter vanaf het plangebied, en circa 100 meter vanaf de stallen. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand voor het geuraspect. Er dient dan ook getoetst te worden aan de Wet geurhinder en veehouderij. Voor pluimvee geldt vanuit de Wet geurhinder en veehouderij een vaste afstand van 50 meter buiten de bebouwde kom. Het gaat om de afstand van het emissiepunt van een dierenverblijf tot de buitenzijde (gevel) van een geurgevoelig object. De afstand van de woning aan de Asschatterweg 225a tot aan de stal bedraagt circa 100 meter. Er wordt dus aan de afstand voldaan.
Voor onderhavig plan is tevens een geuronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Uit dit onderzoek blijkt dat de geurbelasting vanwege het agrarische bedrijf in het plangebied op de dichtstbijzijnde geurgevoelige woningen en locaties, de Koningin Julianaweg en de Asschatterweg 225a en 70, ruimschoot aan de geurnormen voldoen. Daarnaast vormt de woning gelegen aan Asschatterweg 223 tevens geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling. Dit is een woning behorende bij een agrarisch bedrijf waarvoor een afstand is vereist van 50 meter. Aan deze afstandseis werd ruimschoots voldaan. Met dit wijzigsplan wijzigt de beoogde veebezetting op het bedrijf niet. De afstand tussen het bouwvlak en de dichtstbijzijnde woning aan de Asschatterweg 225a wordt door onderhavig plan niet verkleind.
Voor de overige aspecten wordt wel voldaan aan de richtafstand. Hoewel de dichtstbijzijnde woning aan de Asschatterweg 225a op 30 meter vanaf het agrarische bedrijf gelegen is, wordt deze afstand in de nieuwe situatie niet verkleind. De afstand van deze woning tot aan de nieuwe stal bedraagt meer dan 100 meter. Er wordt dus ruimschoots voldaan aan alle genoemde (richt)afstanden. Overige milieugevoelige functies liggen op ruimere afstand.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg: de Asschatterweg. Het plangebied is zelf echter gelegen aan de eigen erftoegangsweg, welke praktisch gezien een zijweg is vanaf de Asschatterweg. Het doorgaande verkeer van de Asschatterweg vindt op meer dan 500 meter vanaf het plangebied plaats. Verder voorziet dit plan niet in de realisatie van nieuwe geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is derhalve niet nodig. In paragraaf 4.1.3 zijn de geluidaspecten van het aanwezige bedrijf aangehaald. Hieruit blijkt dat ook het geluidsaspect geen belemmering vormt.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel"). Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderhavig plan voorziet enkel in de vormwijziging van het bouwvlak, zodat een nieuwe stal gerealiseerd kan worden. De bedrijfsomvang wijzigt niet. Toch is voor onderhavig plan via de NIBM-tool een worst-case berekening gemaakt naar bijdrage van het extra verkeer op de luchtkwaliteit. Hierbij is uitgegaan van een toename van 10 voertuigbewegingen per weekdaggemiddelde, waarvan het aantal vrachtverkeer 80% bedraagt. Uit de berekening volgt dat er geen nader onderzoek nodig is.
Uitsnede NIBM-tool
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder meer gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Uitsnede risicokaart
Uit bovenstaande uitsnede van www.risicokaart.nl is te zien dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen aanwezig zijn, waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden. De dichtstbijzijnde inrichting waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen en tevens transportas voor gevaarlijke stoffen liggen beide op meer dan 2 kilometer ten (noord)westen van het plangebied.
Het plangebied ligt niet binnen een indicatieve veiligheidszone van een hoogspanningslijn, waarbinnen beperkingen gelden voor het oprichten van stralingsgevoelige objecten. Volgens de gegevens op de website www.antenneregister.nl zijn er in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig die overschrijdingen kunnen veroorzaken van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten.
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (14) opgenomen: de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren. De relevante drempelwaarden voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. liggen:
Het planvoornemen ligt ruimschoots onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. en is daarmee niet rechtstreeks plan-m.e.r.-, project-m.e.r. of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Omdat het planvoornemen wel een activiteit (wijziging pluimvee en vleesrunderen) betreft zoals genoemd in lijst D is een vormvrije m.e.r. beoordeling nodig.
Kenmerken van het project
Het planvoornemen betreft het veranderen van de vorm van het bouwvlak, zodat de nieuwe pluimveestal gerealiseerd kan worden. Onderhavig plan verandert niets aan de veebezetting. Het aantal pluimvee is en blijft 24.000.
Plaats van het project
Het plangebied is gelegen in het buitengebied Leusden. Het plangebied is gelegen aan de lange gebiedsontsluitingsweg de Asschatterweg. Deze weg loopt vanaf de kern van Leusden door het buitengebied richting Achterveld. Het plangebied heeft een gedeelde erftoegangsweg die aan twee kanten is aangesloten op de Asschatterweg. Gebieden die beschermd zijn op grond van de Wet natuurbescherming zijn op ruime afstand gelegen. In het plangebied liggen geen waterkeringen met beschermingszone. In het kader van het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, waaronder het vermogen om stoffen op te kunnen nemen, wordt ingegaan op de volgende gebieden.
Gevoelige gebieden
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland. Ook ligt het plangebied niet in een Groene contour. De provincie hanteert geen externe werking als het gaat om het NNN, de Nee-tenzij toets is derhalve niet aan de orde. Het plangebied betreft tevens geen weidevogelgebied of een ander gebied dat is beschermd overeenkomstig het provinciale natuurbeleid. Dergelijk beschermd gebied zal derhalve niet verloren gaan of aangetast worden. Het plangebied is niet gelegen nabij een Natura2000-gebied. Er zal derhalve geen rechtstreekse aantasting (veroorzaakt door bijvoorbeeld licht, trillingen, geluid of menselijke aanwezigheid) of indirecte aantasting door bijvoorbeeld verdroging plaatsvinden op soorten die voor omliggende Natura2000-gebieden zijn aangewezen. Ook ligt het plangebied buiten beschermingszones van de gebieden die tegen verzuring worden beschermd op basis van de Wet ammoniak en veehouderij.
Gebieden waarin bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied Veluwe, gelegen op meer dan 10 kilometer afstand van het plangebied. Op basis van deze afstand zijn negatieve effecten op Natura 2000-gebieden uit te sluiten, met uitzondering van verzuring en vermesting door stikstofdepositie. Zoals uit paragraaf 4.3 blijkt, leidt het project niet tot een toename van stikstofdepositie. Ook ten aanzien van stikstofdepositie zijn negatieve effecten niet aan de orde.
Gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid
Het plangebied is gelegen in het grote buitengebied van Leusden. Hier zijn veel agrarische bedrijven aanwezig, die verspreid staan in het verder dunbevolkte landschap. Rondom het plangebied is dan ook geen sprake van een gebied met een hoge bevolkingsdichtheid.
Landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang
Het plangebied is gelegen in het landschap Gelderse Vallei. Uit de beschouwing in paragraaf 3.2 is gebleken dat de kernkwaliteiten van het landschap niet geschaad worden met onderhavig plan.
Kenmerken potentiële effecten
Geur, geluid en trillingen
Met dit plan wordt er binnen het plangebied enkel een nieuwe, vervangende milieubelastende functie geprojecteerd, namelijk de pluimveestal. In paragraaf 4.1.3 is op deze aspecten ingegaan. Voor het aspect geur gelden de aan te houden afstanden voor het bedrijf uit de Wet geurhinder en veehouderij. Voor de overige aspecten zijn de richtafstanden uit de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering aangehouden. Uit de beoordeling in deze paragraaf blijkt dat voldaan wordt aan de gestelde afstanden.
Luchtkwaliteit
In paragraaf 4.1.5 is ingegaan op het aspect luchtkwaliteit. Via de NIBM-tool is een worst-case berekening gemaakt naar bijdrage van het extra verkeer op de luchtkwaliteit. Hierbij is uitgegaan van een toename van 10 voertuigbewegingen per weekdaggemiddelde, waarvan het aantal vrachtverkeer 80% bedraagt. Uit de berekening volgt dat er geen nader onderzoek nodig is.
Externe veiligheid
In paragraaf 4.1.6 is ingegaan op externe veiligheid. Hieruit blijkt dat het plangebied niet gelegen is in de nabijheid van Bevi-bedrijven en ook niet in de nabijheid van transportassen voor gevaarlijke stoffen.
Water
Voor dit plan is een digitale watertoets uitgevoerd. In paragraaf 4.4 wordt hier nader op ingegaan. In het kort blijkt hieruit dat met dit plan geen essentiële waterbelangen geraakt worden. Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.
Ecologie
In het kader van beschermde gebieden is voor dit plan met AERIUS een stikstofberekening uitgevoerd. In paragraaf 4.3 wordt hierop ingegaan. Uit deze berekening blijkt dat de wijziging van de veehouderij in het plangebied ten opzichte van de vergunde situatie niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op voor vermesting en verzuring gevoelige habitats in de Natura 2000-gebieden. Negatieve effecten op Natura 2000-gebieden zijn daarmee aangesloten.
Bodem
In paragraaf 4.1.2 is het bodemaspect behandeld. Gezien de aard van de ontwikkeling en het feit dat het gebruik van de gronden ongewijzigd blijft is er geen aanleiding tot een bodemonderzoek.
Conclusie
Op basis van de voorgaande vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd, gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten, dat er geen negatieve milieugevolgen aan de orde zijn. Daarmee hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen.
Beleid
Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Naast archeologie op het land en onder water heeft de Erfgoedwet betrekking op museale objecten, musea en monumenten. Samen met de in 2022 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samen gebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Archeologische beleidskaart
Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten en landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door het college van burgemeester en wethouders op 6 maart 2018 vastgesteld. Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Naast Rijksmonumenten en gemeentelijke ondergrondse monumenten zijn er gebieden met een hoge archeologische waarde aangewezen. Ook is er een verdeling gemaakt tussen gebieden met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachting. Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.
Regeling in het bestemmingsplan
Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming. Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Archeologie in relatie tot het plangebied
Archeologische waardevolle gebieden
Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.
Archeologische waardevolle verwachtingsgebieden
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Leusden is het plangebied gelegen in een gebied met een hoge en middelhoge verwachting. De locatie van de nieuwe stal is gelegen in het gebied met een middelhoge verwachting. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij ontwikkelingen groter dan 500 m2 en waarbinnen de bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder het maaiveld plaatsvinden.
Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Leusden
Archeologische verwachtingen
Aangezien de ondergrens van 500 m2 door onderhavige ontwikkeling overschreden wordt, is een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Door ADC ArcheoProjecten is een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten besproken.
Op basis van het bureauonderzoek werden verschillende archeologische perioden worden verwacht daterend uit de periode Mesolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen worden verwacht vanaf 50 cm – mv. De vondsten worden onderin het plaggendek verwacht en in de top van de C-horizont. In de Middeleeuwen en Nieuwe tijd lag het plangebied nabij een boerderij en kunnen resten worden verwacht die samenhangen met het erf van het plangebied. Archeologische resten die samenhangen met deze perioden worden direct onder het maaiveld verwacht.
Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. In alle boringen is in het onderste pakket zand aangetroffen (C- horizont). Het matig siltige- lemige zand zijn geïnterpreteerd als fluvio-periglaciale afzettingen. In boring 3 is een venig kleipakket aangetroffen. Dit kleipakket is waarschijnlijk gevormd onder relatief warmere en natte omstandigheden gedurende de laatste ijstijd. Bovenop het venige kleipakket is een sterk zandig leempakket aanwezig dit pakket valt onder fluvio-periglaciale afzettingen. In de boringen 1 en 2 gaat de C-horizont abrupt over naar een verstoord grijs bruin humeus zandpakket. Dit verstoorde pakket bevindt zich in boring 3 boven het sterk zandige leempakket. In de boringen 4 en 5 is boven de C-horizont een verstoord zandpakket aanwezig. Boven op de verstoorde pakketten is bij de boringen 1 en 3 de bouwvoor aanwezig. Bij de overige boringen is een opgebracht zandpakket aanwezig.
Het potentiële archeologische niveau, waar de vondsten uit het Mesolithicum tot en met de Middeleeuwen werden verwacht is niet meer intact. De top van de C-horizont waar een vondstenniveau werd verwacht is verstoord. In de humeuze laag werden archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht. Dit pakket is niet meer intact of niet meer aanwezig, waardoor het aantreffen van archeologische vondsten in situ zeer klein is.
ADC ArcheoProjecten adviseert om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is altijd mogelijk dat tijdens grondwerkzaamheden onverwacht archeologische vondsten aan het licht komen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van de grondwerkzaamheden te wijzen op de plicht zogenoemde toevalsvondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Deze melding dient behalve bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) tevens plaats te vinden bij de gemeente Leusden.
Cultuurhistorie en monumenten
Op de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht is het plangebied gelegen in een agrarisch cultuurlandschap, ontstaan vanaf het jaar 1000. Daarnaast is het plangebied gelegen in de zone van de inundatiewerken van de Grebbelinie. Onderhavig plan voorziet enkel in vervangende nieuwbouw op nagenoeg dezelfde locatie, zonder dat de bestaande landschapsstructuur doorsneden of onderbroken wordt. Cultuurhistorische waarden worden hiermee niet aangetast. Monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied.
Gebiedsbescherming
Circa 10 kilometer ten westen van het plangebied is het Natura 2000-gebied 'Veluwe' gelegen. Circa 11 kilometer ten noorden is het Natura 2000-gebied Arkemheen gelegen. Voor onderhavig plan zijn met AERIUS berekeningen gemaakt naar de te verwachten effecten op het de Natura 2000-gebieden door de stikstofdepositie tijdens de aanleg en het gebruik van de nieuwe stal. Het stikstofdepositie-onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting. Uit deze berekening volgen geen toenames die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar.
Aangezien de Aerius-berekeningen uit april 2021 komen en het rekenprogramma inmiddels geactualiseerd is, zijn de berekeningen opnieuw uitgevoerd in de nieuwe versie van AERIUS. De nieuwe berekeningen zijn opgenomen als Bijlage 4 en Bijlage 5. Ook uit deze berekeningen volgen geen toenames die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar.
Negatieve effecten op Natura 2000-gebieden door onderhavig plan zijn dan ook niet te verwachten.
Soortenbescherming
Onderhavig plan voorziet in enkel in een wijziging van de vorm van het bouwvlak, zodat de initiatiefnemer een nieuwe stal kan realiseren. Hiervoor worden wel de twee bestaande stallen gesloopt. Deze stallen en de omliggende weilanden zijn intensief in gebruik door de veehouderij. Hierdoor is het niet aannemelijk dat er beschermde soorten aanwezig zijn binnen de te slopen stallen. Daarnaast zijn de te slopen stallen voorzien van een vogelschroot. Hierdoor hebben vogels en vleermuizen geen toegang tot de openingen. Negatieve effecten op beschermde soorten zijn derhalve niet te verwachten. Een onderzoek naar beschermde soorten is niet nodig.
Vogelschroot in de stallen
Met dit wijzigingsplan wordt nieuwe bebouwing opgericht, maar dat betreft vervangende nieuwbouw. Het bebouwd oppervlak blijft nagenoeg gelijk. Aangezien er geen toename in het verhard oppervlak is, is er ook geen aanleiding om waterbergende maatregelen te treffen.
Het hemelwater dat op de nieuwe stal valt, zal oppervlakkig afgevoerd worden richting de omliggende gronden. Daar kan het de bodem infiltreren.
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Rond het plangebied zijn sloten aanwezig die voor de afwatering zorgen. Dit betreffen C-watergangen. Deze wijziging heeft geen gevolgen op het functioneren van deze watergangen.
Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavig wijzigingsplan voorziet niet een bouwplan in de zin van de Bro. Derhalve is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige wijziging van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.
De wijzigingsbevoegdheid voor het veranderen van vorm van het agrarische bouwvlak betreft alleen het veranderen van de aanduidingen op de plankaart. Met dit plan wordt dan ook alleen de plankaart van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' gewijzigd. Daarnaast vervangt onderhavig plan geheel het wijzigingsplan uit 2017.
Het bouwvlak wordt niet vergroot, maar enkel aan de noordwestzijde van vorm veranderd. Tevens is de geldende archeologische dubbelbestemming overgenomen. Met dit wijzigingsplan wordt dan ook niet in nieuwe bestemmingsregels voorzien. De geldende regels blijven onverkort gelden.
Toch bevat dit plan regels. In artikel 1 zijn drie definities opgenomen (plan, wijzigingsplan, bestemmingsplan), om dit wijzigingsplan goed te definiëren en om daarbij de juridische binding met bestemmingsplan – Buitengebied 2009' aan te geven. Vervolgens is bepaald dat voor het overige de bestaande begrippen blijven gelden. Vervolgens zijn artikelen opgenomen waarmee wordt aangegeven hoe de regels van het geldende bestemmingsplan van toepassing zijn op dit wijzigingsplan.
Wettelijk zijn voor wijzigingsplannen overgangsregels en een anti-dubbeltelbepaling voorgeschreven. Deze zijn opgenomen in de artikelen 5 en 7. Verder heeft dit plan een eigen slotregel: artikel 8.
Het concept van dit plan is toegezonden aan de provincie Utrecht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. [P.M.]. Het concept van dit bestemmingsplan is niet toegezonden aan het Rijk. Met dit plan zijn geen nationale belangen in het geding zijn. Aangezien het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding (zie paragraaf 4.4) is het vooroverleg met het waterschap ook achterwege gebleven.
De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen.
Het ontwerp van dit wijzigingsplan heeft van 22 maart 2022 tot en met 2 mei 2022 ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.