Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0327.231-0401 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Regels
Inhoudsopgave pag.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Waarde - Archeologie hoge verwachting
Artikel 9 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting
Artikel 11 Algemene bouwregels
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
Artikel 16 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlagen bij de Regels
Lijst 1 - Staat van bedrijfsactiviteiten
Inrichtingsplan
Bouwkundige randvoorwaarden
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het Bestemmingsplan Emelaarseweg 22 Achterveld met identificatienummer NL.IMRO.0327.231-0401 van de gemeente Leusden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;
1.6 aan- of uitbouw:
een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan;
1.7 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 agrarisch grondgebruik
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die zowel bedrijfsmatig als hobbymatig in gebruik zijn;
1.9 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 antennedrager:
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.11 antenne-installatie:
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.15 bed and breakfast:
een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt binnen bestaande woning of bijbehorend bouwwerk door de bewoners;
1.16 bedrijf:
een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.17 bedrijfsgebouw:
niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of andere voorziening;
1.18 begane grond:
dat gedeelte van een gebouw dat met de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging, gelijk is;
1.19 beroepsuitoefening aan huis:
een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.20 bestaand (in relatie tot bebouwing):
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
1.21 bestaand (in relatie tot gebruik):
het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.24 bevi:
een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid;
1.25 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte;
1.26 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.27 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.28 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.29 bouwgrens:
1.30 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.32 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.34 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.35 bruto-vloeroppervlakte:
de gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten;
1.36 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.37 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.38 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.39 dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.40 erker:
een uitbouw van een woning, meestal voorzien van een borstwering en aan meer zijden voorzien van een raamconstructie;
1.41 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.42 geluidgevoelig object:
gebouw, ruimte of terrein dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.43 gevellijn
een als zodanig op de verbeelding aangegeven figuur, die tevens functioneert als lijn waarnaar het hoofdgebouw met de voorgevel op moet zijn georiënteerd;
1.44 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.45 kantoor:
een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard;
1.46 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.47 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend voor een overkapte teelt of veredeling van gewassen (zoals kassen, boog-, tunnel- en rolkassen en wandelkappen);
1.48 kavel:
de bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde;
1.49 maaiveld:
de gemiddelde hoogte van het natuurlijk terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;
1.50 maatvoeringsvlak:
het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes, hoogtes en woningtypes scheidt;
1.51 nok:
het snijpunt van twee hellende vlakken, of, indien voorgaande niet van toepassing is, het hoogste punt van het dak;
1.52 nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.53 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.54 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.55 oorspronkelijke woning:
het hoofdgebouw met alle daarbinnen opgenomen ruimten, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende bouwvergunning of een ander oudtijds verworven recht, zonder nadien gerealiseerde voor bewoning bestemde uitbreidingen. Alleen als een garage of bergruimte geheel binnen de architectuur van de woning is geïntegreerd en niet bouwkundig kan worden afgezonderd, wordt deze gerekend tot het hoofdgebouw;
1.56 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door
1.57 overkapping:
een voor mensen toegankelijk bouwwerk, bestaande uit een dak met de nodige ondersteuningen met ten hoogste één wand;
1.58 paardenbak
een niet overdekt en omheind terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.59 peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. In het geval van een brug is het aansluitende afgewerkte maaiveld de bovenkant van het wegdek;
1.60 plaatsgebonden risico:
het in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.61 prostitutie:
het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen;
1.62 publieke dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting;
1.63 risicovolle inrichting
een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen;
1.64 sexinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.65 veiligheidszone:
de zone welke niet mag worden overschreden door de grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. door een plaatsgebonden risico-afstand welke geldt voor aanwezige of te vestigen risicobedrijven;
1.66 veldschuur
een vrijstaand eenvoudig gebouw zonder verdieping die gebruikt wordt of voorheen gebruikt werd als schuilplaats, opslag van agrarische hulpmaterialen zoals machines, werktuigen etc. en of voor opslag van gewassen;
1.67 verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan (onder tek.nr. NL.IMRO.0327.231-0401) conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;
1.68 volkstuin
een particuliere tuin, die niet bij de eigen woning ligt en benut wordt voor de teelt van groenten, fruit, kruiden, bloemen, siergewassen, etc.;
1.69 voorerf:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.70 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
1.71 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
1.72 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
1.73 woning of wooneenheid:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.74 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.75 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.76 zorgwoning:
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;
1.77 zijdelingse perceelsgrens:
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.3 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak of aanduidingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
in afwijking van het onder a gestelde geldt dat bij het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel van de dakkapel.
2.7 inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de binnenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en binnenwerkse dakvlakken, met uitzondering van erkers en dakkapellen.
2.8 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.9 vloeroppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 oppervlakte van een ondergronds bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van de scheidingsmuren, verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische bedrijvigheid en grondgebruik, uitgezonderd intensieve veehouderij, fokkerijen en mesterijen van eenden, ganzen en kalkoenen in de open lucht en van pelsdieren, alsmede vis-, wormen- en madenkwekerijen;
recreatief medegebruik in de vorm van, fruitgaarde, moestuin, paardrijden en het hobbymatig weiden van vee;
instandhouding en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, waaronder hier zijn begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische, landschapsecologische en biologische waarden;
instandhouding en herstel van waardevolle landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
groenvoorzieningen en watergangen;
bouwwerken; en
overige andere bouwwerken zoals erf- of perceelafscheidingen.
met daaraan ondergeschikt:
extensief dagrecreatief medegebruik;
ontsluitingswegen en paden;
waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder watergangen, waterpartijen en waterberging.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
andere bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen en vlaggenmasten zijnde;
overige andere bouwwerken zoals erf- of perceelafscheidingen.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen en vlaggenmasten zijnde, mogen niet meer bedragen dan 2 meter;
erf- en terreinafscheidingen mogen niet meer bedragen dan 1,5 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Schuilstallen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 3.2.1 in die zin dat gebouwen in de vorm van schuilstallen voor het niet-bedrijfsmatig houden van vee mogen worden opgericht, mits:
de oppervlakte van een schuilstal ten hoogste 25 m² zal bedragen;
de bouwhoogte van een schuilstal ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Paardenbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 3.2.1 in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:
de gronden enkel worden gebruikt als paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik;
de paardrijbak wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de woning, ten behoeve waarvan de paardrijbak voor het eigen gebruik wordt aangelegd;
de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
er geen sprake is van bestrating of een andere wijze van verharding;
de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
lichtmasten enkel zijn toegestaan als wordt aangetoond dat er geen onevenredige lichthinder zal worden waargenomen;
het aantal lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken zal ten hoogste 4 zijn;
de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken ten hoogste 6 meter zal bedragen;
de lichtuitstraling vanuit de lichtmasten naar beneden is gericht.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in artikel 12.1 in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 3.1;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
het gebruik van gebouwen en overkappingen voor bewoning.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaam- heden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging naar natuur
Het bevoegd gezag kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor ‘Natuur’ van overeenkomstige toepassing zijn;
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
recreatieve activiteiten in de vorm van een volkstuinencomplex;
bijbehorende voorzieningen zoals in- en uitritten, wegen, paden en parkeervoorzieningen;
agrarische bedrijvigheid en grondgebruik, uitgezonderd intensieve veehouderij, fokkerijen en mesterijen van eenden, ganzen en kalkoenen in de open lucht en van pelsdieren, alsmede vis-, wormen- en madenkwekerijen;
recreatief medegebruik in de vorm van, fruitgaarde, moestuin, paardrijden en het hobbymatig weiden van vee;
instandhouding en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, waaronder hier zijn begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische, landschapsecologische en biologische waarden;
instandhouding en herstel van waardevolle landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
groenvoorzieningen en watergangen;
bouwwerken; en
overige andere bouwwerken zoals erf- of perceelafscheidingen.
met daaraan ondergeschikt:
extensief dagrecreatief medegebruik;
ontsluitingswegen en paden;
waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder watergangen, waterpartijen en waterberging.
met daarbij horende:
veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - veldschuur".
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
gebouwen en overkappingen ten behoeve van het volkstuinencomplex;
gebouwen ten dienste van de bestemming en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - veldschuur' is uitsluitend een (veld)schuur toegestaan;
andere bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen en vlaggenmasten zijnde;
overige andere bouwwerken zoals erf- of perceelafscheidingen.
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:
gebouwen
de oppervlakte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 100 m²;
de goot- en bouwhoogte van de veldschuur mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 4 meter;
bij het gebruik als volkstuinencomplex mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, overkappingen en kassen binnen het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan maximaal 200 m²;
de goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 2,5 en 3 meter;
bijbehorende bouwwerken
de bouwhoogte van hobbykassen en soortgelijke bebouwing, mogen niet meer bedragen dan 2,5 meter.
andere bouwwerken
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen en vlaggenmasten zijnde, mogen niet meer bedragen dan 2 meter;
erf- en terreinafscheidingen mogen niet meer bedragen dan 1,5 meter.
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken en nadere eisen te stellen aan de plaats, afmeting en uitvoering van bebouwing als bedoeld in sublid 4.2.2, ten behoeve van:
de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:
het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
de plaats en afmeting:
die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 3 m hiervan worden gebouwd, althans voor zover die bijbehorende bouwwerken een bouwhoogte van meer dan 2 m zullen krijgen, indien zulks noodzakelijk wordt geacht met het oog op de invloed van de bijgebouwen en overkappingen op de belendingen, waaronder op de bezonnings- en uitzichtsituatie.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Vergroten oppervlakte gebouwen en overkappingen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 4.2.2 in die zin dat de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen met ten hoogste 20% wordt vergroot, mits:
de vergroting niet leidt tot een onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en tot verkeersoverlast;
met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijk- heden van de aangrenzende gronden;
sublid 4.2.2 onder b voor het overschrijden van de maximum hoogte met ten hoogste 1 meter;
sublid 4.2.2 onder h voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot ten hoogste 6 meter.
Onder de voorwaarden dat:
de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
4.4.2 Schuilstallen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 4.2.1 in die zin dat gebouwen in de vorm van schuilstallen voor het niet-bedrijfsmatig houden van vee mogen worden opgericht, mits:
de gronden voor agrarisch gebruik zijn ingericht en instand worden gehouden;
de oppervlakte van een schuilstal ten hoogste 25 m² zal bedragen;
de bouwhoogte van een schuilstal ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in artikel 12.1 in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 4.1;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
het gebruik van gebouwen en overkappingen voor bewoning.
4.5.2 Voorwaardelijke verplichting: aanleg en instandhouding afschermend groen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen als volkstuinencomplex overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van afschermend opgaand groen ter plaatse van de aanduiding 'groen' conform het in Bijlage 2 van de regels opgenomen 'Inrichtingsplan', teneinde te komen tot een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaam- heden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging naar natuur
Het bevoegd gezag kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Gemengd' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor ‘Natuur’ van overeenkomstige toepassing zijn;
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ontsluitingswegen en paden;
pleinen;
in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
groen- en speelvoorzieningen;
watergangen;
bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nuts- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, zijn uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
5.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1 gelden de volgende bepalingen:
andere bouwwerken
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. |
palen en masten, waaronder lichtmasten |
3 m |
straatmeubilair en speelobjecten |
2,5 m |
overige andere bouwwerken |
2 m |
erf- en terreinafscheidingen |
1 m |
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woningen;
tuinen en erven;
beroepsuitoefening aan huis; en
niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
woningen;
bijbehorende bouwwerken; en
andere bouwwerken.
6.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1 gelden de volgende bepalingen:
hoofdgebouwen
woningen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud niet meer dan 600 m³ mag bedragen;
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 woning mag worden gebouwd;
ter plaatse van de figuur 'gevellijn' dient de voorgevel van de woning op deze gevellijn te worden gebouwd;
de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 meter bedragen;
de woning moet zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling minimaal 30° en maximaal 60° dient te bedragen;
de goothoogte en de bouwhoogte van een woning en of uitbreiding aan de woning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 9 meter.
bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken of uitbreiding daarvan zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied, mits op de grond staand en mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijgebouwen mag niet meer dan 80 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder h;
van de bij een woning behorende gronden als bedoeld in lid 6.1, mag ten hoogste 20% worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
de goothoogte en hoogte mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. |
max. |
bijgebouwen |
3 m |
5 m |
hobbykassen, volières en soortgelijke gebouwen |
- |
2,5 m |
overkappingen |
- |
3 m |
andere bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend in achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in een bebouwingsgebied niet meer mag bedragen dan maximaal 60% van dat bebouwingsgebied;
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. |
erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied |
1 m |
erf- of perceelafscheidingen in het achtererfgebied en andere |
2 m |
pergola's en overkappingen met open constructie |
3 m |
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken en nadere eisen te stellen aan de plaats, afmeting en uitvoering van bebouwing als bedoeld in sublid 6.2.2, ten behoeve van:
de woonsituatie:
ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
het straat- en bebouwingsbeeld:
ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
de milieusituatie:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
de plaats en afmeting:
die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd, althans voor zover die bijbehorende bouwwerken een bouwhoogte van meer dan 2 m zullen krijgen, indien zulks noodzakelijk wordt geacht met het oog op de invloed van de bijgebouwen en overkappingen op de belendingen, waaronder op de bezonnings- en uitzichtsituatie.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 6.2.2 onder f en toestaan dat de goothoogte en bouwhoogte wordt vergroot tot respectievelijk 3,5 en 10 meter;
sub 6.2.2 onder g en toestaan dat bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van:
maximaal 100 m², indien de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende gronden 1 ha of meer bedraagt;
maximaal 150 m², indien de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende gronden 2 ha of meer bedraagt.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Beroepsuitoefening aan huis en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m² per woonperceel;
het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn alleen toegestaan voor zover deze bedrijven zijn aangegeven als een 'bedrijf tot en met categorie 1' in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 'Lijst 1 - Staat van bedrijfsactiviteiten', dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten.
6.5.2 gebruik van bijbehorende bouwwerken
Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
voor bijbehorende bouwwerken
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
gebruik van onbebouwde gronden
stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
voor oefeningen met rups- en andere zware voertuigen.
6.6 Voorwaardelijk verplichting
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat:
alle bestaande bedrijfsbebouwing op het perceel kadastraal bekent als Stoutenb B1891 is gesloopt, met uitzondering van de bestaande woning ter plaatse Emelaarseweg 22 en bijbehorend bijgebouw;
het terrein ter plaatse van de bestemming ‘Gemengd’ en ‘Agrarisch’ ingericht en in stand wordt gehouden, conform het in Bijlage 2 van de regels opgenomen 'Inrichtingsplan', e.e.a. met inachtneming van het burenrecht als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek;
bij de woning op eigen terrein wordt voorzien in ten minste twee parkeerplaatsen. De gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van de functies zoals bedoeld in artikel 5.1 zonder dat de parkeervoorzieningen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
Artikel 7 Wonen-1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woningen;
tuinen en erven;
beroepsuitoefening aan huis; en
niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
woningen;
bijbehorende bouwwerken; en
andere bouwwerken.
7.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 7.2.1 gelden de volgende bepalingen:
hoofdgebouwen
woningen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud niet meer dan 600 m³ mag bedragen of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 600 m³ bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 woning mag worden gebouwd;
ter plaatse van de figuur 'gevellijn' dient de voorgevel van de woning op deze gevellijn te worden gebouwd;
de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 meter bedragen;
de woning moet zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling minimaal 30° en maximaal 60° dient te bedragen;
de goothoogte en bouwhoogte van de bestaande woning zijn zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaan, dan wel rechtens mogen bestaan, vermeerderd met ten hoogste 1 m;
goothoogte en de bouwhoogte van uitbreidingen aan de woning mogen niet meer bedragen dan die van de bestaande woning.
herbouw van de woning met karakteristieke voorgevel
de inhoud van de woning bij vervangende herbouw, waarbij de voorgevel de uitstraling en indelingen behoud van de oorspronkelijke woning, mag de inhoud van de te herbouwen woning worden vermeerderd met 300 m³;
e.e.a. met inachtneming van de voorwaarden in de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 'bouwkundige randvoorwaarden'.
bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken of uitbreiding daarvan zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied, mits op de grond staand en mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijgebouwen mag niet meer dan 80 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder k;
van de bij een woning behorende gronden als bedoeld in lid 7.1, mag ten hoogste 20% worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
de goothoogte en hoogte mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. |
max. |
bijgebouwen |
3 m |
5 m |
hobbykassen, volières en soortgelijke gebouwen |
- |
2,5 m |
overkappingen |
- |
3 m |
andere bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
Voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend in achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in een bebouwingsgebied niet meer mag bedragen dan maximaal 60% van dat bebouwingsgebied;
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. |
erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied |
1 m |
erf- of perceelafscheidingen in het achtererfgebied en andere |
2 m |
pergola's en overkappingen met open constructie |
3 m |
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken en nadere eisen te stellen aan de plaats, afmeting en uitvoering van bebouwing als bedoeld in sublid 7.2.2, ten behoeve van:
de woonsituatie:
ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
het straat- en bebouwingsbeeld:
ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
de milieusituatie:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
de plaats en afmeting:
die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd, althans voor zover die bijbehorende bouwwerken een bouwhoogte van meer dan 2 m zullen krijgen, indien zulks noodzakelijk wordt geacht met het oog op de invloed van de bijgebouwen en overkappingen op de belendingen, waaronder op de bezonnings- en uitzichtsituatie.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
sub 7.2.2 onder i en toestaan dat bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van:
maximaal 100 m², indien de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende gronden 1 ha of meer bedraagt;
maximaal 150 m², indien de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende gronden 2 ha of meer bedraagt.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Beroepsuitoefening aan huis en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m² per woonperceel;
het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn alleen toegestaan voor zover deze bedrijven zijn aangegeven als een 'bedrijf tot en met categorie 1' in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 'Lijst 1 - Staat van bedrijfsactiviteiten', dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten.
7.5.2 gebruik van bijbehorende bouwwerken
Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
voor bijbehorende bouwwerken
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
gebruik van onbebouwde gronden
stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
voor oefeningen met rups- en andere zware voertuigen.
7.6 Voorwaardelijk verplichting
Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van de woning wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat:
alle bestaande bedrijfsbebouwing op het perceel kadastraal bekent als Stoutenb B1891 is gesloopt, met uitzondering van de bestaande woning ter plaatse Emelaarseweg 22 en bijbehorend bijgebouw;
bij de woning op eigen terrein wordt voorzien in ten minste twee parkeerplaatsen. De gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van de functies zoals bedoeld in artikel 7.1 zonder dat de parkeervoorzieningen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
Artikel 8 Waarde - Archeologie hoge verwachting
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport
Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
8.2.2 Uitzondering
Het bepaalde onder sublid 8.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
8.2.3 Verlening vergunning
Het bevoegd gezag verleent de onder sublid 8.3.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden worden geschaad of;
schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
8.2.4 Voorwaarden verlening vergunning
De volgende in sublid 8.3.3 genoemde voorwaarden kunnen aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
8.2.5 Weigering
De onder sublid 8.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag, omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
het omzetten van gras naar bouwland;
het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.
8.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
de aanvrager van de vergunning als bedoeld in sublid 8.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
de onder sublid 8.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
8.3.3 Verlening vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in sublid 8.3.2 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden worden geschaad of;
schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
8.3.4 Voorwaarden verlening vergunning
De volgende in sublid 8.3.3 genoemde voorwaarden kan door het bevoegd gezag aan de vergunning verbonden worden zoals:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
8.3.5 Weigering
De onder sublid 8.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
8.3.6 Uitzondering
Het in sublid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste100 m².
Artikel 9 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport
Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
9.2.2 Uitzondering
Het bepaalde onder sublid 9.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 500 m² bedraagt;
indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
9.2.3 Verlening vergunning
Het bevoegd gezag verleent de onder sublid 9.3.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden worden geschaad of;
schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
9.2.4 Voorwaarden verlening vergunning
De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
9.2.5 Weigering
De onder sublid 9.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag, omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
het omzetten van gras naar bouwland;
het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.
9.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
de aanvrager van de vergunning als bedoeld in sublid 9.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
de onder sublid 9.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
9.3.3 Verlening vergunning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in sublid 9.3.2 genoegzaam blijkt dat:
er geen archeologische waarden worden geschaad of;
schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
9.3.4 Voorwaarden verlening vergunning
De volgende in sublid 9.3.3 genoemde voorwaarden kan door het bevoegd gezag aan de vergunning verbonden worden zoals:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
9.3.5 Weigering
De onder sublid 9.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
9.3.6 Uitzondering
Het in sublid 9.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m².
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
11.1 Bouwen binnen bouwvlak
Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
11.2 Gelding bestaande afmetingen, afstanden en percentages
Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten en situering gelden de dan aanwezige maten en situering, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
11.3 Ondergronds bouwen
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen, met dien verstande, dat:
het bouwwerk loodrecht onder het hoofdgebouw en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt gebouwd;
de maximale diepte van een ondergronds bouwwerk bedraagt 3,5 m, gemeten vanaf de onderkant begane grond.
11.4 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 10.2 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik
gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
gronden en bouwwerken als of ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
onbebouwde gronden:
als stand- of ligplaats van onderkomens;
als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij, omgevingsvergunning, afwijken van de regels van het plan:
ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, behoudens de inhoud van woningen, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
13.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van deze regels omtrent het toegestane aantal en de toegestane inhoud van woningen ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één zelfstandige woonruimte ten behoeve van mantelzorg in een bedrijfs-, dienst- of andere woning of in een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht c.q. bijgebouw indien daarvoor naar het oordeel van het College dringende sociale verzorgingsredenen zijn.
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
de inhoud, inclusief een eventuele kelder, van de extra woonruimte mag niet meer bedragen dan 250 m³;
de goothoogte en bouwhoogte van de extra woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning waarin of waaraan de extra woongelegenheid wordt gerealiseerd of, ingeval van een vrijstaande extra woongelegenheid, niet meer dan de volgens de regels van dit bestemmingsplan toegestane goot- en bouwhoogte voor bijbehorende bouwwerken c.q. bijgebouwen;
in het geval de extra woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk c.q. bijgebouw wordt gerealiseerd mag de afstand van dat bijbehorende bouwwerk of bijgebouw tot de hoofdwoning op hetzelfde perceel niet meer dan 20 m bedragen. De extra woongelegenheid mag niet voor de voorgevel van de hoofdwoning op hetzelfde perceel komen, met dien verstande dat die woongelegenheid binnen het betreffende bouwperceel of bestemmingsvlak moet blijven;
op geen van de gevels van de extra woonruimte mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde op grond van de Wet Geluidhinder overschrijden;
de extra woonruimte mag niet via een eigen nieuw aan te leggen uitrit worden ontsloten;
het bouwen dient op een zodanige wijze te geschieden dat de extra woonruimte bij beëindiging van de verzorgingsreden voor tijdelijke huisvesting en/of bij intrekking van de omgevings- vergunning ongedaan kan worden gemaakt;
de extra zelfstandige woonruimte mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van nabij gelegen (agrarische) bedrijven.
13.3 Bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan bij, omgevingsvergunning, afwijken van de regels van het plan, ten behoeve van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van 'bed and breakfast'- appartementen, -vakantieappartementen of -pension, in een woning en daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mits:
de vloeroppervlakte van de verblijfsrecreatieve voorzieningen niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt en in ieder geval niet meer dan 50 m²,
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
14.1 Algemene wijzigingen
14.1.1 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:
de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.
14.1.2 Voorwaarden
Van de in sublid 14.1.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid mag:
slechts gebruik worden gemaakt indien aannemelijk is dat daardoor de gebruikswaarde dan wel het woongenot voor belendende percelen niet onevenredig wordt aantast en mits toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet tot een aanmerkelijke aantasting van de structurele opzet van het plan en de stedenbouwkundige eenheid van het desbetreffende gedeelte van het plan zal leiden;
geen gebruik worden gemaakt indien een wijziging tot gevolg zou hebben dat de op grond van de Wet geluidhinder hoogst toelaatbare geluidsbelasting van woningen wordt overschreden, tenzij door het treffen van voorzieningen aan de woningen of op andere wijze binnen de hoogst toelaatbare waardes kan worden gebleven.
14.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 als volgt te wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.
Artikel 15 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.1 Vergunningplicht
Behoudens het bepaalde in lid 15.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
|
werken en werkzaamheden * |
|
Gronden met de bestemming: |
a |
b |
c |
d |
e |
f |
g |
h |
art. 3 |
Agrarisch |
- |
+ |
+ |
+ |
- |
- |
+ |
+ |
art. 4 |
Gemengd |
- |
+ |
+ |
+ |
- |
- |
+ |
+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Alle gronden met aanduiding "houtsingel" |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
- |
+ |
* de onderstaande letters worden hierna verklaard; |
a
|
aanleggen en verharden van wegen en het aanleggen of aanbrengen van andere |
b |
verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden; |
c |
aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen; |
d |
aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen |
e |
vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten of kunnen hebben, met uitzondering van landschappelijk vreemde soorten (exoten); |
f |
werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die |
g |
bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters; |
h |
bouwen van overkappingen. |
15.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 15.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
werken en werkzaamheden ten behoeve van inrichtingsmaatregelen, conform het inrichtingsplan;
werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning;
verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.1, bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.
15.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
15.4 In te winnen adviezen
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 15.1, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.
Artikel 16 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het 'Bestemmingsplan Emelaarseweg 22 Achterveld' van de gemeente Leusden.