Plan: | Afas Experience Centre |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0327.169-0401 |
Afas Software heeft in 2011 in Leusden de locatie van de Bankgirocentrale aangekocht om vervangende nieuwbouw te plegen en de locatie te herontwikkelen tot een nieuw Experience Centre. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Randweg, Zwarteweg, Olmenlaan en Groene Zoom.
Het plan bestaat uit een nieuw kantoorpand met sportfaciliteiten, educatie, studio's, een restaurant en omvat ook een theater/congrescentrum. Het Experience Centre is voor gebruik van de Afas onderneming.
Daarnaast wordt het theater buiten kantoortijden gebruikt voor commerciële activiteiten. Het is de bedoeling het theater beschikbaar te stellen voor musicalproducties. Het theater van Afas kan een trekpleister worden op het gebied van cultuur. Theaterproducties kunnen aanvullend zijn op het programma van omringende theaters zoals de Flint in Amersfoort.
Op de kruising Zwarteweg/Olmenlaan/Ruige Velddreef wordt een rotonde gerealiseerd voor een goede verkeersafwikkeling. De gemeente Leusden verwacht dat het Afas Experience Centre een 'boost' betekent voor de omgeving.
Voor de planlocatie en directe omgeving is de beheersverordening 'Leusden en Achterveld' van toepassing. Het onderliggende bestemmingsplan 'Princenhof 1997' laat op de locatie de bestemming 'Bedrijven' toe. Binnen deze bestemming zijn kantoren en bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. De bouwvoorschriften en aanduidingen op de plankaart staan tot maximaal 44.000 m2 BVO aan bedrijfsdoeleinden toe, waarvan er feitelijk 14.000 m2 gebruikt werden door de Bankgirocentrale. Ter hoogte van de beoogde rotonde geldt de bestemming 'Verkeersdoeleinden' en 'Groen'. Niet alle elementen van het project zijn mogelijk op basis van de beheersverordening en het onderliggende bestemmingsplan, namelijk:
Voorliggende toelichting is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 wordt het project beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleidskader aan de orde. In hoofdstuk 4 komt de stedenbouwkundige inrichting aan bod. Hoofdstuk 5 behandelt diverse waarden die het plangebied rijk is. Hoofdstuk 6 vormt een toetsing aan de milieu- en overige onderzoekaspecten. In hoofdstuk 7 worden de planregels toegelicht. Hoofdstuk 8 behandelt de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan. De toelichting sluit af met een beschrijving van de procedure.
Het bedrijventerrein "Princenhof" is in de zeventiger jaren van de vorige eeuw ontwikkeld. Op het bedrijventerrein hebben zich hoofdzakelijk kantoren en kantoorhoudende bedrijven gevestigd. Het bedrijventerrein "Princenhof" sluit aan de oost- en zuidkant direct aan op de woonbuurten "Hamersveld" en "Rossenberg". Na de ontwikkeling van het bestemmingsplan heeft de realisering van het bedrijventerrein fasegewijs plaatsgevonden. Op het bedrijventerrein hebben zich hoofdzakelijk kantoren en kantoorhoudende bedrijven gevestigd. De planlocatie is in het verleden in gebruik geweest als grasland (oostelijk en westelijk deel) en in het middendeel van het plangebied heeft tot voor kort het gebouw van de voormalige Bankgirocentrale gestaan.
In de bestaande situatie zijn de gronden deels in gebruik als grasland (westelijke en oostelijk deel) en is de bebouwing van de voormalige centrale (14.000 m2, middendeel plangebied) inmiddels gesloopt. De waterpartij die het gebouw aan de noordzijde oorspronkelijk begrensde is nog op het terrein aanwezig.
![]() |
Figuur 1, luchtfoto huidige situatie |
Ter plaatse is de beheersverordening 'Leusden en Achterveld' van toepassing. De beheersverordening verwijst naar het 'Bestemmingsplan Princenhof 1997'. Dat plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Leusden op 4 juni 1998. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Bedrijven'. De hoogte van bedrijfsgebouwen is gelimiteerd met een aanduiding voor een maximum aantal bouwlagen. De ruimtes langs de doorgaande wegen Groene Zoom, Randweg en Olmenlaan hebben de aanduiding 'Groen en/of water' gekregen. Ter plaatse van de geplande rotonde liggen nu de bestemmingen 'Verkeersdoeleinden', 'Groen' en 'Bedrijven'. De rotonde komt deels in de bestemming groen en bedrijven te liggen.
![]() |
Figuur 2, uitsnede bestemmingsplan |
Bestemmingsplan Princenhof 1997
Bestemmingsdoeleinden
De op de plankaart als 'Bedrijven' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven die zijn aangeduid als milieucategorie 1 of 2, kantoren en bijbehorende voorzieningen zoals parkeeraccommodaties en bij de bestemming behorende nutsvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'groen en/of water' geldt dat deze gronden voor watergangen en -partijen, bermen en andere groenvoorzieningen zijn bedoeld, met een oppervlakte van tenminste 80% van de oppervlakte van de gronden met deze aanduiding.
Bedrijven
Op de gronden die als 'Bedrijven' zijn bestemd, mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, waaronder uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn begrepen.
Gebouwen binnen de bestemming 'Bedrijven' mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding als zodanig aangegeven bebouwingsgrenzen worden gebouwd. Voor het plangebied geldt dat bouwen tot maximaal 5, 4 of 3 bouwlagen is toegestaan. Het bebouwingspercentage van bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden mag niet meer dan 40% bedragen. De inhoud van een inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 300 m2 bedragen. Bouwwerken -geen gebouwen zijnde- mogen tot een maximale hoogte gerealiseerd worden. Pergola's en luifels tot 3 meter, plastische kunstwerken, palen en masten tot 6 meter en overige bouwwerken -geen gebouwen zijnde- tot 2 meter.
Verkeersdoeleinden
Gronden die bestemd zijn met 'Verkeersdoeleinden' zijn bestemd voor rijbanen, bushaltes, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bij een en ander behorende groenvoorzieningen en waterpartijen.
Op de gronden mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen zoals bushaltes en telefooncellen gebouwd worden en bouwwerken -geen gebouwen zijnde- zoals lichtmasten, verkeerstekens, kabelkasten en straatmeubilair. Van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 10 m2 bedragen en de hoogte niet meer dan 3 meter. De hoogte van lichtmasten en andere palen en masten mag niet meer dan 10 meter bedragen, en van overige bouwwerken -geen gebouwen zijnde- niet meer dan 4 meter.
Groen
De op de plankaart als 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen, in- en uitritten, voetpaden en speelplaatsen. Uitsluitend bouwwerken -geen gebouwen zijnde- ten dienste van de bestemming mogen gebouwd worden. Het gaat dan om verlichtingselementen, speeltoestellen en zitbanken. Voorzieningen van het openbaar nut, zoals meet- en regelkasten voor openbare nutsbedrijven en een centrale antenne-inrichting, zijn toegestaan.
De gemeente Leusden wil dit met dit plan Afas de ruimte geven om het Afas Experience Centre te realiseren. De gewenste situatie bestaat uit een multifunctioneel gebouwencomplex, waarin de functies werken, sport, horeca, theater en meer worden mogelijk gemaakt. In navolgend figuur een impressie van het Afas Experience Centre met een bovenaanzicht.
![]() |
Figuur 3, impressie Afas Experience Centre |
Het plan bestaat concreet uit:
Het Afas Experience Centre bestaat uit diverse gebouwen die allen geïntegreerd bereikbaar zijn. Gebouw a is het hoofdgebouw. Dit gebouw heeft circa 8.200 m2 kantooroppervlakte, een hoogte van maximaal 27 meter en dient als kantoor voor de medewerkers van Afas. Naast de begane grond heeft het gebouw 4 kantoorverdiepingen en op de rechtertoren (rechts in figuur 4) nog een kleine 5e verdieping als kantoorruimte. Het gebouw is overal via flexibele systeemwanden vrij in te richten. Het kantoorpand biedt ruimte aan circa 600 werkplekken waaronder 100 vergaderplaatsen. Werknemers en bezoekers kunnen parkeren in de ondergrondse parkeergarage en op het parkeerterrein vóór het hoofdgebouw. De ondergrondse parkeergarage is bereikbaar vanaf het trappenhuis. Dat trappenhuis is centraal te bereiken.
![]() |
Figuur 4, impressie gebouw a, hoofdgebouw |
Vanuit het hoofdgebouw op de 1e verdieping komt men in de rechter kantoortak. Dit gedeelte is bestemd voor sales- en demonstratieruimtes. Deze tak zweeft op iets schuin geplaatste kolommen boven de begane grond en heeft alleen een 1e verdieping.
Vanaf het tussengebouw b kunnen de sportfaciliteiten bereikt worden in gebouw c. Op de 1e verdieping is een fitnessruimte aanwezig. Op de begane grond in de sportzaal. Vanaf de begane grond is een trap gesitueerd die naar het buitenterras leidt.
![]() |
Figuur 5, impressie gebouw c, sportcomplex |
Vanuit de 1e verdieping van het hoofdgebouw komt men in de linker kantoortak. Dit deel biedt ruimte aan 6 opleidingslokalen, 3 vergaderruimtes en een koffiecorner.
![]() |
Figuur 6, impressie gebouw d, opleidingscentrum |
Aan de zuidzijde is aangrenzend de linkertak het gebouw e te bereiken. Dit gebouw is bestemd voor opleidingen en studio's. Op de begane grond heeft men vanuit het atrium direct toegang tot een koffiecorner en de studio's en het trappenhuis naar de parkeerkelder.
![]() |
Figuur 7, impressie gebouw e, studio's en opleidingen |
Vanuit het hoofdgebouw of via het restaurant komt men in het atrium en de binnentuin (gebouw f). Het dient tot verkeersruimte van de entree van het hoofdgebouw, de sportzaal & fitness ruimte, studio's, opleidingscentrum, restaurant en theater. Langs de binnentuin lopen aan weerszijde overdekte atriumruimtes, die een onderdeel uitmaken van het geheel. Het overdekte Atrium van binnentuin tot restaurant is een met glas overdekte open ruimte. Het atrium met binnentuin zullen tevens worden ingezet als ontmoetingsruimte, voor presentaties, tentoonstellingen etc.
![]() |
Figuur 8, impressie tussengebouw f, atrium |
Vanuit het atrium of de hal van het theater komt men bij het restaurant. Het restaurant bestaat uit een begane grond gebied en een vide met restaurant op een entresol.
Achter het restaurant bevind zich de open keuken. Aan beide zijkanten van de open keuken zijn toiletruimtes die vanaf de omloop van het restaurant toegankelijk zijn. Achter de keuken is een opslag voor droogwaren, een magazijn voor kantoorartikelen en een kantoorruimte voor de facilitaire dienst.
![]() |
Figuur 9, impressie gebouw g, restaurant vanaf theaterzijde |
Via trappen in het restaurant komt men op de entresols. Vanuit de keuken is er een lift naar de midden-entresol. In totaal heeft het restaurant circa 700 plaatsen.
Vanuit de omloop rondom het restaurant kan men naar het atrium. Deze toegang kan worden afgesloten zodat het restaurant met het theater ook los van het atrium kan functioneren.
Via de parkeergarage, het theaterplein en via het hoofdgebouw, atrium en restaurant heeft men toegang tot de entree van het theater. Deze entree geeft ook toegang aan de auditoria die op de 1e en 2e verdieping zijn. Totaal zijn er 5 auditoria, 4 voor 54 personen en 1 voor 100 personen. Bij elkaar geven ze ruimte aan 316 personen.
![]() |
Figuur 10, impressie gebouw h, dwarsdoorsnede van 2 auditoria. |
Via de hoofdingang heeft men toegang tot de entree c.q. ontvangsthal van het theater. Vanuit de parkeergarage kan men ook via een royale trap en de liften in de ontvangsthal van het theater komen.
De Afas-theaterzaal is onderdeel van het Afas Experience Centre en heeft ten aanzien van de opzet een tweeledige gebruikersfunctie. In de dagperiode wordt het theater gebruikt voor dag-evenementen in de vorm van opleidingen, bootcamps en seminars, gegeven vanuit de corebusinessactiviteiten van het Afas concern. Daarnaast wordt het theater gebruikt voor musicalvoorstellingen als afsluitingen Afas dag-trainingen en voor de niet zakelijke Afas-doelgroep (reguliere musicalvoorstellingen). Het betreffen zogenaamde open-eind-producties die doorgaans 1 a 2 jaar worden geprogrammeerd. De tijdsduur/looptijd van de voorstelling is mede afhankelijk van de succesfacor van de voorstelling. In de regel is dit meer dan 1/2 jaar.
![]() |
Figuur 11, impressie gebouw h & i, dwarsdoorsnede foyer en toegangswegen tot theater |
In het theatergebouw bevinden zich naast de auditoria ook diverse lounge ruimtes, café, kleedkamers, en technische ruimtes. De hoofdingang van het theater is via het theaterplein. Daarnaast is er toegang via de parkeergarage en het restaurant. Het theater bestaat vanuit de binnenkant gezien, uit een halve glazen bol. Daarbinnen een schil als foyer en verkeersruimte. Binnenin de glazen bol is een halve bol (goudkleurig) waarin zich het theater bevindt. Achter deze bol zit het podium met de theatertoren.
![]() |
Figuur 12, impressie gebouw h & i, dwarsdoorsnede theaterzaal en podium |
Strijdigheden met bestemmingsplan
De bouwhoogte van het hoofdgebouw aan de oostzijde is op onderdelen hoger dan het vigerende bestemmingsplan toelaat. Daarnaast zijn verschillende functies strijdig met de gebruiksregels. De horeca- en theaterfunctie is binnenplans niet toegestaan. De realisatie van een rotonde ter hoogte van de bestaande kruising 'Olmenlaan - Zwarteweg' kan niet mogelijk worden gemaakt binnen vigerende bestemmingen. Ten slotte wordt een parkeergarage onder het complex voorgesteld en ook daarvoor biedt het vigerende bestemmingsplan geen mogelijkheden. Samengevat is het plan strijdig op de volgende onderdelen:
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden belangrijke andere accenten geplaatst op het brede gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent voor de ruimtelijke ordening in brede zin een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Daarmee is de SVIR de "kapstok" voor uitwerkingen van beleid met ruimtelijke consequenties. De structuurvisies (voorheen pkb's) Project Mainport Rotterdam, Structuurschema Elektriciteitsvoorziening III en 3e Nota Waddenzee alsook het Nationaal Waterplan blijven bestaan. Deze structuurvisies zijn gedetailleerder dan de SVIR, of bestrijken een breder beleidsterrein dan alleen het ruimtelijke domein, en blijven als uitwerking van de SVIR bestaan. De SVIR heeft als horizon 2040, maar geeft vooral het kader voor de acties en beslissingen die op de korte termijn worden genomen.
De SVIR benoemt de (nieuwe) ruimtelijke opgaven voor Nederland richting 2040:
Op basis van deze opgaven benoemt het Rijk dertien nationale belangen, die bijdragen aan het versterken van de ruimtelijk-economische structuur, het verbeteren van de bereikbaarheid en het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving.
Het Rijk pakt de uitwerking van deze nationale belangen voortvarend op, onder andere bij de grootschalige windlocaties op land en zee en de aanpak van de ordening van de ondergrond. In gebieden waar een groot aantal nationale belangen elkaar raken, zal het Rijk de regie nemen, zoals bij de Schaalsprong Almere, de Zuidas, de toekomst van Schiphol en vele andere MIRT-projecten.
Het initiatief houdt niet direct verband met de nationale belangen die het rijk stelt. Regelgeving voor dergelijke postzegelplannen wordt op provinciaal en lokaal niveau bepaald.
De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in bestemmingsplannen.
De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Met het rijksbeleid legt het kabinet een grotere verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. De uitvoering van het beleid ligt primair bij de gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en controlerende taak is weggelegd.
Sinds 1 oktober 2012 kent het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de zogenaamde Ladder voor duurzame verstedelijking. De in artikel 3.1.6,lid 2 Bro opgenomen ladder moet er voor zorgen dat een zorgvuldige afweging wordt gemaakt over ruimtegebruik. De ladder is een procesvereiste voor ruimtelijke plannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. In de motivering voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten de treden van de ladder worden doorlopen vanuit de volgende voorwaarden:
BRO heeft een uitgebreide onderbouwing opgesteld waarmee een antwoord is gegeven op deze vragen. Het rapport 'Leusden, Ladderonderbouwing Afas Experience Centre' is toegevoegd als bijlage. Onderstaand de belangrijkste conclusies uit de rapportage.
Conclusie
Er is sprake van een duidelijke concrete behoefte, waarbij het initiatief van Afas om tot een vernieuwend en toekomstgericht werkconcept te komen, past in de regionale wens om invulling te geven aan Het Nieuwe Werken. Hierbij komen werken, ontmoeten en ontspannen samen in één gebouwconcept en -complex. Het ontbreken van deze geïntegreerde conceptmatige aanpak in het verleden, heeft ertoe geleid dat oude gebouwen niet meer worden ingevuld en dat zuivere kantorenmeters nog maar beperkt worden afgenomen en ontwikkeld. Het Afas initiatief betreft een voorbeeld van het toekomstige werken en draagt daarmee bij aan het optimaliseren en versterken van het economische vestigingsklimaat van Leusden en de grotere regio.
Het planinitiatief wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Door de sloop van de voormalige Bankgirocentrale is sprake van herbestemming van een incourant bestaand kantoorpand dat structureel leegstond. Bovendien is het integrale concept van het Afas Experience Centre met een veelheid aan functies dusdanig bijzonder dat huisvesting op één van de bestaande aangeboden locaties niet mogelijk is.
Bij het provinciale beleid is met name de Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht van belang. Deze structuurvisie is ontstaan door een beleidsneutrale omzetting van het streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht. Deze omzetting vond plaats op 1 juli 2008.
Van 3 april tot en met 14 mei 2012 heeft de Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 ter inzage gelegen. Op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten van de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) 2013-2028 vastgesteld.
In deze Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) wordt het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht voor de periode tot 2028 beschreven. Deze periode sluit aan bij die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk. De provinciale structuurvisie is momenteel in procedure en nog niet vastgesteld.
De provincie streeft naar een provincie waarin ruimte is voor goed wonen, werken en natuur. Wonen en werken vooral binnen stedelijk gebied. De provincie heeft vijf strategische doelen gesteld die mede richtinggevend voor het ruimtelijke beleid zijn:
De provincie heeft een uitstekende uitgangspositie voor een aantrekkelijke toekomst. De volgende drie onderdelen van de uitgangspositie zijn vooral bepalend voor het succes van de provincie.
De combinatie van deze drie onderdelen van de uitgangspositie maakt dat de provincie een bijzonder aantrekkelijke vestigingsplaats is. Er zijn (potentiële) bedreigingen voor dit succes. Bijvoorbeeld bedrijven- en kantoorterreinen met een ligging ,of van een kwaliteit, waar geen vraag meer naar is en het ontbreken van aanbod aan aantrekkelijke vestigingsmilieus.
Beleid bedrijventerreinen
Voor wat betreft bedrijventerreinen wordt in de Structuurvisie gekozen voor een nieuwe koers. In het algemeen is de provincie terughoudend met het opnemen van nieuw bedrijventerrein. Het accent ligt op revitalisering, intensivering en/of herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Nieuwe locaties, zowel in het stedelijk gebied als uitbreiding, kunnen alleen worden ontwikkeld als de noodzaak is aangetoond en er een concrete relatie is met de uitvoering van herstructurering of transformatie van bestaand bedrijventerrein. De bestemming kantoren staat de provincie niet meer toe op bedrijventerreinen.
Kantoren
Utrecht wil op de kantorenmarkt vraag en aanbod zoveel mogelijk in evenwicht brengen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Op dit moment staat er veel kantoorruimte leeg, een groot deel van de leegstand is structureel. Bovendien is er een grote - nog niet gerealiseerde - plancapaciteit. De provincie geeft in principe geen ruimte voor nieuwe, nog niet gerealiseerde, kantorenlocaties.
Verkeer en vervoer
De provincie wil de infrastructuur en de ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar afstemmen. Bij de planning van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de mogelijkheden van de bestaande wegen en OV-verbindingen. Bij eventuele aanpassingen van infrastructuur moet naast het verbeteren van de bereikbaarheid rekening gehouden worden met het benutten van kansen voor versterking van de kwaliteiten van de leefomgeving.
In het mobiliteitsbeleid hanteert Utrecht de Ladder van Verdaas. De ladder heeft de volgende zeven treden:
Regio Amersfoort
De gemeente Leusden behoort in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie tot de regio Amersfoort. De regio Amersfoort maakt deel uit van de noordvleugel van de regio Utrecht, heeft een hoge verstedelijkingdruk en zal ook de komende jaren nog sterk groeien. De regio is het schakelpunt tussen de noordvleugel van de Randstad en noord en oost Nederland. De regio Amersfoort ligt centraal, is een knooppunt van wegen en spoorwegen en beschikt daarmee over goede infrastructurele verbindingen.
De regio heeft veel woon- en werk-uitwisselingsrelaties met de nabijgelegen Gelderse gemeenten Barneveld en Nijkerk. Ook de relatie met Almere is van belang.
Het bedrijventerreinenprogramma voor de Regio Amersfoort is afgerond 19,2 hectare netto. Binnen de regio Amersfoort is nog een grote restcapaciteit aan bedrijventerreinen vastgelegd in bestemmingsplannen
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen bepaald. De provincie beschrijft het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Deze periode sluit aan bij die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk. De provincie geeft aan welke doelstellingen zij van provinciaal belang achten, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe de provincie uitvoering geeft aan dit beleid.
![]() |
Figuur 13, structurenkaart provincie Utrecht |
Werken
Volgens de ontwerp-PRS is de strategie op het gebied van Werken gericht op het versterken van die bedrijfssectoren die veel gebruik maken van kennis en creativiteit (life sciences, creatieve industrie en duurzaamheidseconomie) en het zoveel mogelijk accommoderen van de dynamiek van de al in de provincie gevestigde bedrijven. Bij de ontwikkeling van werklocaties zijn voor de komende jaren herstructurering, transformatie en intensivering de belangrijkste opgaven. De provincie wil dat de bestaande ruimte voor bedrijfs- en kantoorvestiging optimaal wordt benut en zo nodig wordt aangepast aan de huidige wensen van gebruikers en dat er selectief nieuwe locaties worden ontwikkeld. De duurzame verstedelijkingsladder (voorheen SER-ladder) is leidend en duurzaamheid een vanzelfsprekendheid.
In de ontwerp-PRS wordt voor wat betreft de bedrijventerreinen gekozen voor een nieuwe koers. In het algemeen is de provincie zeer terughoudend met het opnemen van een nieuw bedrijventerrein. Het accent ligt op revitalisering, intensivering en/of herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.
Kantoren
Nieuwe kantoren wil de provincie niet meer toestaan op bedrijventerreinen. De ontwikkeling van nieuwe zelfstandige kantoren acht de provincie onwenselijk. Uit onderzoek is gebleken dat een belangrijk deel van de leegstand op bedrijventerreinen bestaat uit kantoorpanden.
De provincie wil op de kantorenmarkt vraag en aanbod zoveel mogelijk in evenwicht brengen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Op dit moment staat er veel kantoorruimte leeg, een groot deel van de leegstand is structureel. Bovendien is er nog een grote - nog niet gerealiseerde - plancapaciteit. De provincie zet zich actief in om de nog niet benutte plancapaciteit terug te dringen. Wanneer kantoren leegstaan of nog niet zijn gebouwd dient een ruimtelijk plan bij actualisering niet meer te voorzien in de functie kantoren, tenzij er concreet zicht is op het gebruik als kantoor in de planperiode (de gemeente Amersfoort deelt de zorg op het punt van het evenwicht op de kantorenmarkt, maar heeft in de zienswijze op de ontwerp-PRS verzocht het laatste onderdeel te schrappen vanwege onder meer de grote financiële consequenties.
Ter borging en doorwerking van het provinciaal belang heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld (op 21 september 2009, in werking getreden op 24 december 2009). Tegelijk met de ter inzage legging van het ontwerp van de PRS (zie paragraaf 3.2.1) heeft ook het ontwerp van de nieuwe Provinciale Ruimtelijke verordening (PRV) ter inzage gelegen. Op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten van de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld.
![]() |
Figuur 14, structurenkaart provincie Utrecht |
Het plangebied is op de structurenkaart 'Wonen en werken' aangeduid als 'Bedrijventerrein stedelijk gebied'. Er zijn ook kantoren toegestaan.
Artikel 3.3 Bedrijventerrein stedelijk gebied
Nieuwe, nog te ontwikkelen locaties voor bedrijventerreinen zijn alleen mogelijk als ze in overeenstemming zijn met een kwalitatief goed regioconvenant. In dat regioconvenant is in ieder geval de toepassing van de 'duurzame verstedelijkingsladder' (voorheen de SER-ladder) verder uitgewerkt zodat er een relatie is tussen de herstructureringsopgave, planning en fasering en het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein. Het regioconvenant vormt het vertrekpunt voor de op te stellen herstructureringsplan(nen). Voorkomen moet worden dat bedrijventerreinen worden gerealiseerd zonder dat er een plan is voor de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Daarom is nieuwvestiging of uitbreiding alleen mogelijk als er een afgestemd herstructureringsplan is en de tijdige realisering van de herstructurering ook economisch en financieel uitvoerbaar is. De zogenaamde voorwaardelijke verplichting moet in het ruimtelijk plan worden opgenomen. Dit geldt ook voor de omgevingsvergunning waarbij van een ruimtelijk plan wordt afgeweken. Burgemeester en Wethouders kunnen pas een zogenaamd "Wabo-afwijkingsbesluit" nemen nadat zij van de gemeenteraad een "verklaring van geen bedenkingen" hebben gekregen. Deze verordening richt zich tot de gemeenteraad. De gemeenteraad dient bij de af te geven verklaring van geen bedenkingen de bepaling van dit lid in acht te nemen.
In de provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 (PRS) is per regio en per gemeente een programma voor bedrijventerreinen opgenomen. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar inbreiding (binnen de rode contour) en uitbreiding (buiten de rode contour). Het programma voor bedrijventerreinen uit de PRS is als "bijlage Bedrijventerreinen" opgenomen bij deze verordening.
Tweede lid, sub b: Bij de bepaling van de redelijke verhouding kan gedacht worden aan oppervlaktes en/of aan investeringen.
Vierde lid: Ten overvloede wordt opgemerkt dat nieuwvestiging van "zelfstandige" kantoren op bedrijventerreinen niet is toegestaan (zie ook artikel Kantoren). Een bedrijfsgebonden kantoor dat ondergeschikt is aan het bedrijf is wel mogelijk. Een bruto vloeroppervlakte tot maximaal 2.000 m2 ten behoeve van het bedrijfsgebonden kantoor is in het algemeen toereikend. Indien een grotere oppervlakte voor het bedrijfsgebonden kantoor economische noodzakelijk is, dan moet dit worden onderbouwd en regionaal worden afgestemd. Deze afstemming kan onderdeel uitmaken van de regioconvenanten.
Op 3 februari 2014 hebben Provinciale Staten ingestemd met de door Gedeputeerde Staten voorgestelde gefaseerde aanpak van de kantorenleegstand in de provincie Utrecht en daartoe de Provinciale Aanpak Kantorenleegstand (PAK) vastgesteld. Deze aanpak bestaat uit de volgende stappen:
Stap 1:
de aankondiging dat de provincie zich voorneemt in samenwerking met de gemeenten de bestaande programmering en bestemmingen op kantorenlocaties te gaan wijzigen;
Stap 2:
het maken van afspraken per regio met gemeenten over plancapaciteit en ombuiging van bestemmingen;
Stap 3:
het opstellen van een thematische structuurvisie;
Stap 4:
de uitvoering van deze structuurvisie met de inzet van inpassingsplan (zoals bedoeld in artikel 3.26 van de Wro).
Thematische Structuurvisie Kantoren 2016 - 2027, 12 februari 2016
Naar aanleiding van het adviesrapport Utrechtse Provinciale kantorenmarkt in balans: naar een kantorenstrategie (2012) heeft de Provincie de Thematisch Structuurvisie Kantoren 2016 – 2027 (TSK) opgesteld. Deze TSK is aanvullend op de (integrale) Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 met bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening.
In de TSK geeft de Provincie aan dat ze met inpassingsplannen de planologische overcapaciteit voor kantoren wil reduceren. Deze aanpak vloeit voort uit de Provinciale Aanpak Kantorenleegstand (PAK). Hieruit vloeit voort dat twee sporen worden gevolgd. Het betreft een regulerend spoor en een faciliterend spoor.
De TSK heeft in hoofdzaak betrekking op planreductie. De aankondiging en beschrijving in de TSK van het regulerend spoor waarmee planreductie beoogd wordt, is gericht op twee doelen:
Met de planreductie wordt een positieve en stimulerende bijdrage geleverd aan de vergroting van de kwalitatieve gebruiksmogelijkheden van leegstaande kantoorgebouwen (al dan niet na renovatie) en daarmee aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving.
Naast de planreductie zet de Provincie ook in op het herstructureren en herbestemmen van bestaande kantoorpanden. Met het oog op herbestemming en transformatie van leegstaande kantoren zal de Provincie op (delen) van kantorenlocaties waar sprake is van langdurige leegstand, gemeenten en belanghebbenden faciliteren om gewenste herbestemming mogelijk te maken.
Voor Leusden is in de TSK het volgende opgenomen:
De provincie zal door middel van een inpassingsplan de nog niet gerealiseerde plancapaciteit reduceren tot de behoefte aan toe te voegen kantoorruimte tot en met 2027 op de locaties waar deze plancapaciteit is gelegen.
Conclusie
Met het provinciale beleid wordt gestuurd op het voorkomen van leegstand van kantoorpanden. Met regelgeving in de Provinciale Ruimtelijke Verordening verbiedt de provincie Utrecht nieuwvestiging van kantoren. De structuurvisie Kantoren stuurt op vermindering van maximaal toegestane vierkante meters voor kantoorfunctie. Met het realiseren van het Aas Experience Centre worden effectief vierkante meters kantoren uit de markt gehaald. Het bestemmingsplan maakt het in de huidige situatie mogelijk om op de locatie maximaal 44.000 m2 BVO aan bedrijfsdoeleinden, waaronder kantoren, te realiseren. In het verleden was 14.000 m2 als zodanig in gebruik. Met onderhavig bestemmingsplan worden de planologische mogelijkheden gereduceerd met 15.940 m2. Daarmee voldoet onderhavig bestemmingsplan aan het provinciale beleid.
De gemeente Leusden streeft naar kantoortransformatie op plaatsen waar zich verouderde kantoorpanden bevinden, met name op het deel van Princenhof. De gemeente streeft in dit gebied naar nieuwe dynamiek en levendigheid en wil andere functies faciliteren als wonen, zorg, leisure en bedrijvigheid. Door in dit gebied kantoren te transformeren verwacht de gemeente dat de vraag naar kantoorruimte op andere plekken, bijvoorbeeld de Horst, toeneemt.
De 'Visie werklocaties Leusden 2030' gaat specifiek in op de werklocatie 'Princenhof'. Princenhof is een kantorenlocatie aan de noordzijde van Leusden. Deze locatie is direct gelegen aan de overzijde van De Horst ten zuiden van de Randweg en deels begrensd door woonwijken. Op Princenhof zijn 40 bedrijven gevestigd, die met name actief zijn in de branche advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening. Kenmerkend van Princenhof is het aantal maatschappelijke organisaties dat er gevestigd is, zoals: Woningstichting Leusden, ACP politievakbond en Scouting Nederland. Daarnaast is ARAG hier gevestigd. In totaal werken er ruim 1.100 mensen op Princenhof (peiljaar 2013).
Volgens de Visie Werklocaties telt Leusden zeven werklocaties en twee werklocaties in ontwikkeling (De Plantage en De Buitenplaats). Alle locaties zijn weergeven in figuur 15 In de visie is voor alle locaties een ontwikkelingsrichting opgenomen. We benoemen de onderdelen die het meest relevant zijn in het licht van de beoogde ontwikkeling van Afas.
![]() |
Figuur 15, werklocaties Leusden |
De Visie Werklocaties gaat uit van een planreductie van het aantal m² kantoren op de verschillende terreinen in Leusden. De visie heeft in 2014 al een voorschot genomen op de doelstellingen van de provincie om op kantorenlocaties te herstructureren en herbe-stemmen van bestaande kantoorpanden zoals opgenomen in de Thematisch Structuurvi-sie Kantoren 2016 - 2027. Die Visie Werklocaties geeft hier invulling aan.
Voor Princenhof is bepaald dat het geschikt is om zich te ontwikkelen tot een gemengd woon-werkgebied waar de economische functie zal blijven domineren. Dit hangt samen met de locatiekwaliteit, grenzend aan een woonwijk. In dit verband is het wenselijk dat het terrein zich, door realisatie van een sterke wand, beter presenteert als werklocatie richting de Randweg en Groene Zoom (de hoofdontsluitingsroutes).
In de Visie Werklocaties zijn locaties benoemd waar de plancapaciteit aan wordt onttrokken. Ook de ontwikkelingslocatie van Afas (oude Bank Giro Centrale) is specifiek genoemd als locatie voor het ontrekken van plancapaciteit. Destijds is uitgegaan van 10.000 m² bvo plancapaciteit (van 35.000 m² bvo naar 25.000 m² bvo).
Het planinitiatief van Afas is uitgewerkt in lijn van de Thematische Structuurvisie Kantoren en in aanvulling hierop wordt in het nieuwe bestemmingsplan voor het planinitiatief nog slechts 8.200 m² bvo aan kantoorruimte mogelijk gemaakt op de nieuwe Afas-locatie. Met het realiseren van het planinitiatief van Afas wordt daarmee dus nog eens 12.400 m² bvo plancapaciteit geschrapt.
Conclusie
Vanuit de provincie wordt beleid gevoerd leegstand terug te dringen. De gemeente Leusden heeft in de 'Visie werklocaties Leusden 2030' daaraan een eerste invulling gegeven, door op specifieke plekken op bedrijventerreinen andere functies toe te staan. Met onderhavig bestemmingsplan worden de planologische mogelijkheden voor ontwikkeling van pure kantoorruimte verder teruggedrongen. Het aantal vierkante meters kantoorruimte is in lijn met recent vastgestelde 'Thematische Structuurvisie Kantoren'. De aanvullende functies die met onderhavig plan mogelijk gemaakt worden passen zowel in het wensbeeld zoals in de 'Visie werklocaties Leusden 2030' als in de 'Thematische Structuurvisie Kantoren' zijn opgenomen.
Het plan past binnen het provinciale en gemeentelijke beleidskader. Het plan omvat een reductie van plancapaciteit voor kantoren, de vervanging van het verouderde kantoor van de Bankgirocentrale en de toekomstige verkeersafwikkeling en parkeervoorzieningen. Het bedrijventerrein wordt gerevitaliseerd met de komst van het Afas Experience Centre.
Utrecht als kennisregio
Afas draagt bij aan de ontwikkeling van de provincie Utrecht als kennisregio, met name als het gaat om het uitbouwen van de kennispijler “innovatieve ICT” in de regio Amersfoort. Afas is reeds op het bedrijventerrein van Leusden gevestigd. Hiermee worden weer andere economische activiteiten aangetrokken en ontstaan crossovers met andere disciplines. Afas is actief op zoek naar kennisuitwisseling met opleidingsinstituten. Daarnaast speelt Afas een coachende rol in de Utrechtse Ondernemers Academie.
Onderbouwing visie op leegstand
Gelet op het overschot van aanbod aan kantoorruimte zet de provincie in op het weer in evenwicht brengen van vraag en aanbod (kwantitatief en kwalitatief). Nieuwbouw van kantoren wordt in principe niet meer toegestaan. De provincie stimuleert gebruik en herontwikkeling van bestaande kantoorgebouwen.
De afgelopen jaren is de problematiek rondom de leegstand van kantoren pregnant naar voren gekomen. Zowel de provincie Utrecht als de gemeente Leusden willen op actieve wijze een bijdrage leveren aan het oplossen van deze problematiek. Het ontwerp van de thematische structuurvisie van de provincie Utrecht (2014) en de “Visie werklocaties Leusden 2030” (2014) streeft naar het terugbrengen van plancapaciteit voor kantoren. Navolgende kaart laat zien op welke manier Leusden hierin wil voorzien:
![]() |
Figuur 17, impressie bijdrage reductie plancapaciteit werklocaties |
Het voorliggende plan bevat 12.600 m2 bvo bedrijfsruimte, waarvan 8.200 m2 bvo kantoorruimte. Met bovenstaande inzet brengt Leusden het aanbod aan kantoren sterk terug (schrappen van 70% van de planvoorraad) zodat vraag en aanbod meer met elkaar in overeenstemming zijn en er weer een gezondere, regionale kantorenmarkt kan ontstaan.
Het concrete voornemen om op dit terrein te investeren blijkt uit de verwerving van dit kantoor door Afas in 2011 en het feit dat daarna tot (gedeeltelijke) sloop is overgegaan. Met dit initiatief wordt een aantrekkelijke oplossing geboden voor de sloop van een groot kantoorpand (14.000 m2), dat niet meer aansluit op de eisen van deze tijd. Onderhavig bestemmingsplan brengt specifiek de planologische capaciteit op de locatie terug.
Revitalisering bedrijventerrein
De verwachting is dat het Afas Experience Centre een “boost” geeft voor de omgeving (aangrenzend deel van Princenhof, alsmede de Horst en de Plantage). Het plan biedt kansen voor de invulling van leegstaande kantoren in de omgeving, doordat partijen aangetrokken worden door Afas. Vastgoedeigenaren zullen eerder geneigd zijn in hun aangrenzende panden te investeren. Transformaties van verouderde kantoren komen eerder op gang. Bovendien zorgt de komst van een theaterfunctie voor dynamiek en levendigheid in de omgeving. Het bedrijf vormt een impuls voor het omliggende bedrijventerrein met een goede uitstraling en een divers aanbod aan faciliteiten.
Vanuit de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) Utrecht wordt de verplichting in artikel 2.10 gesteld dat bij ieder ruimtelijk plan de cultuurhistorische waarden in beeld moeten worden gebracht. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en het door de gemeente te voeren beleid ter zake en van de wijze waarop met eventuele veranderingen wordt omgegaan.
Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de Gelderse Vallei. Wateroverlast heeft in het Utrechtse deel van de Gelderse Vallei geleid tot een griftenstructuur in noord-zuidrichting. Deze structuur is in de 18de eeuw geaccentueerd door de Grebbelinie met een liniewal, dwarskaden en aardwerken. Het Valleikanaal heeft de noord-zuidrichting door het gebied versterkt, evenals de opgeheven spoorlijn Amersfoort-Kesteren. In de lage kwelzone ten oosten van de Heuvelrug liggen regelmatige veenontginningen die overgaan in een meer besloten kampenlandschap.
De onregelmatige verkaveling en de oude (Hessen)wegen volgen hier de overwegend oost-westrichting van het bekenstelsel vanuit de Veluwe. De rafelige grens met Gelderland getuigt van de eeuwenlange strijd tussen Het Sticht en Gelre. Op strategische plekken vindt men daar de resten van de bisschoppelijke kastelen Stoutenberg en Ter Horst. In het overgangsgebied naar de Heuvelrug moeten in de ondiepe ondergrond veel archeologische en cultuurhistorische waarden verborgen liggen. In het zuiden vormt de Cuneraweg de scherpe historische grens tussen de Heuvelrug en de veenontginningen.
Naar het noorden toe is de overgang tussen Heuvelrug en Vallei getand, zoals bij Leusden. In de randzone van de Heuvelrug liggen, deels op de veenontginningen, enkele grote aaneengesloten landgoederen. Bij het Leersumsche Veld raakt het craquelépatroon van het kampenlandschap de Heuvelrug. Even ten noorden van Veenendaal ligt de Slaperdijk uit 1652. Met de Emmikhuizerberg is deze de waterscheiding geweest tussen het overstromingsgebied van de Nederrijn en van de Eem. Hier vindt men de grootste concentratie van aarden verdedigingswerken van de Grebbelinie. Voorts liggen rond Veenendaal diverse verkavelingen en transportkanalen (wijken) van de turfwinning. Het meer oostelijk gelegen kasteel Renswoude heeft lange zichtlijnen op de Emmikhuizerberg. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de gebieden rond Veenendaal, Leusden en Amersfoort sterk verstedelijkt en doorsneden. Stedelijke druk neemt in de toekomst toe en betekent een transformatie van de Gelderse Vallei.
De gemeente Leusden heeft een structuurbeeld voor de stedenbouwkundige inrichting voor ogen (zie figuur 18). Het plangebied is aangeduid als 'bedrijventerrein'.
![]() |
Figuur 18, uitsnede Structuurbeeld Leusden 2010-2015 |
Het softwarebedrijf Afas heeft in januari 2011 de grond met gebouwen van de Bankgirocentrale aan de Olmenlaan in Leusden aangekocht. Het voormalige gebouw van de Bankgiroventrale, naar ontwerp van architect Rutger D. (Rudi) Bleeker is eind jaren '70 gerealiseerd. Het gebouw bestond uit drie bouwdelen die rondom een centrale hal en een patio zijn gegroepeerd. Het gebouw heeft een trapsgewijze, terrasvormige opbouw zodat een vloeiend silhouet in de landschappelijke omgeving wordt verkregen. Typerend voor de beeldkarakteristiek is de sterk gelede gevel die is samengesteld uit prefab betonelementen en aluminium ramen. Het gebouw werd hoofdzakelijk gebruikt voor de verwerking van betaalcheques en het girale bankverkeer. In de hoogtijdagen werkten er meer dan 600 medewerkers. Vanaf 2005 kromp dit aantal en vertrok BGC/Interpay. Hierna heeft UPSS / Unisys nog een kleine ruimte gehuurd. Zij hebben als laatste gebruiker in november 2008 het gebouw verlaten. Vanaf die tijd heeft het pand leeg gestaan.
![]() |
Figuur 19, impressie voormalige Fcentrale |
Na onderzoek werd duidelijk dat het gebouw van de Bankgirocentrale niet meer voldeed aan de huidige eisen en dat hergebruik voor Afas geen optie was. In 2012 is het gebouw gesloopt.
Direct na de aankoop door Afas is in 2011 een masterplan voor de locatie opgesteld, aan de hand waarvan een ontwerp is gemaakt. De projectlocatie ligt aan de zuidzijde van de Randweg en vormt onderdeel van de werklocatie Princenhof. Dat is een kantorengebied met bedrijven die hoofdzakelijk zijn gericht op advisering, onderzoek en zakelijke dienstverlening.
![]() |
Figuur 20, bergrenzing plangebied en ontwikkeling stedelijke rand, bestemmingsplan Princenhof 1997 |
De locatie is de kop van de werklocatie Princenhof. In ruimtelijk opzicht ligt de locatie prominent aan de Randweg, als noordelijke tangent van de stedelijke hoofdstructuur van Leusden. Aan de noordzijde van de Randweg grenst de werklocatie De Horst. Dit is eveneens een kantorengebied, waar ondermeer Afas op dit moment is gevestigd. Het inmiddels gesloopte gebouw van de Bankgirocentrale presenteerde zich aan de Randweg in een landschappelijke omgeving met een, nog steeds aanwezige vijverpartij voor het gebouw. De oost- en westzijde van de locatie waren bedoeld als reservering voor eventuele uitbreiding van de Bankgirocentrale. Ze zijn echter onbebouwd gebleven en zijn gebruikt als agrarisch grond. Deze gebieden worden betrokken bij de ontwikkeling van Afas. Met name de westzijde van de locatie, de hoek Randweg / Groene Zoom, is een zichtlocatie en onderdeel van het ruimtelijk beeld van de entreevorming naar Leusden vanaf de A28. De oostzijde van de locatie grenst aan het historische lint van Leusden: de Zwarte weg.
![]() |
Figuur 21, wegenstructuur bestemmingsplan Princenhof 1997 |
Kenmerkend voor de ontsluitingsstructuur van de werklocatie Princenhof is de hiërarchische opbouw. De locaties die grenzen aan de stedelijke hoofdstructuur worden ontsloten vanaf de interne wegenstructuur. Voor de locatie Afas is dat de Larikslaan vanaf de Groene Zoom en de Olmenlaan vanaf de Zwarte weg.
De noord- en westzijde van de locatie zijn onderdeel van het stedelijk raamwerk, waarin de hoofdwegen, groen- en waterstructuur op een robuuste wijze zijn opgenomen. Kenmerkend voor dit raamwerk is de oriëntatie van gebouwen hierop in een landschappelijk beeld van groen en water met een duidelijke bomenstructuur. Eén van de pijlers van het toekomstig groenbeleid van de gemeente Leusden (Groenbeleidsplan 2005 - 2010) is het behoud en de versterking van deze groen-, water- en bomenstructuur in het stedelijk raamwerk.
![]() |
Figuur 22, groenstructuur bestemmingsplan Princenhof 1997 |
De locatie wordt omsloten door watergangen en een vijver. Deze watergangen vormen een verbindend element dat moet worden behouden en versterkt.
In het bestemmingsplan Princenhof van 1997 wordt in de toelichting beschreven hoe een wenselijke stedenbouwkundige inrichting eruit zou zien.
Aan de zuid-oostzijde van de werklocatie Princenhof vormt een parkstructuur de overgang naar het woongebied. Vanuit de doelstelling om groenstructuren onderling te verbinden is het van belang om deze parkstructuur te verbinden met de groen- en waterstructuur die de locatie omsluit. Dit kan worden gerealiseerd via het noord-zuid gelegen deel van de Olmenlaan. Dit uitgangspunt wordt meegenomen in de herstructureringsplannen van het centrale deel van Princenhof. Voor de locatie van Afas betekent dit een zuidelijke entree via de Larikslaan in groene setting.
Het voornemen is om het gebied tussen Olmenlaan en Larikslaan te herstructureren. Daarbij wordt beoogd de westzijde van het gebied tussen Olmenlaan N-Z en Zwarte Weg in te zetten als transformatiegebied voor wonen en/of kleinschalige bedrijven. De inzet voor het gebied tussen Olmenlaan N-Z en de Groene Zoom is herstructuring naar kleinschalig bedrijventerrein. Dit gebied was tot voor kort in gebruik als AZC.
De visie die ten grondslag ligt aan de nieuwbouw van Afas is het creëren van een "beleving" voor zowel de klant, de medewerker als de bezoeker. De nieuwbouw wordt mede om die reden "Afas Experience Centre" genoemd. Het gebouw dient toekomstbestendig te zijn en is gebaseerd op de veranderde manier van werken, leren en verblijven. De visie van Afas is dat alles met elkaar geïntegreerd dient te zijn; net zoals de software van Afas. De combinatie van IT-innovatie, entertainment, educatie en werkplezier staan centraal in het totale ontwerp.
Het gebouw als organische compositie
De visie van Afas is door architect Steef van der Veldt (Architectenbureau Just Architecten Amstelveen) vertaald in een complex van verschillende gebouwdelen die op een organische wijze met elkaar zijn verbonden. Daarmee heeft het totaal een sculpturaal karakter. Ieder gebouwdeel herbergt in hoofdzaak een bepaalde functie. Het hoofdgebouw van het complex is georiënteerd op de hoek Randweg / Zwarteweg en is bereikbaar via de Olmenlaan.
![]() |
Figuur 23, situering Afas Experience Centre |
Landschappelijke inbedding aan hoofdstructuur
Het totale complex is te typeren als een organische samenstelling van gebouwdelen in een parkachtige omgeving. Hierin zijn waterpartijen met fonteinen, terrassen, buitensportplekken en wandel- en verpozinggebieden opgenomen. De bestaande vijver van het voormalige gebouw van de Bankgirocentrale aan de Randweg wordt in westelijke richting doorgetrokken en de hoek omgezet langs de Groene Zoom. Hieraan grenst, in de zuidwestzijde van de locatie, een ruimtelijk opvallende groene heuvel in piramidale vorm. Deze heuvel van circa 11 meter hoogte vormt een achtergrond voor het markante gebouwdeel van het theater in de vorm van een halve bol in een waterpartij met fonteinen. Dit gebouwdeel vervult aan de kruising Randweg / Groene Zoom een herkenbare entreefunctie van Leusden vanaf de A28.
![]() |
Figuur 24, gebouwcomplex vanuit het noorden |
Entreevorming hoofdstructuur Leusden
In het bestemmingsplan Princenhof 1997, is het belang van de markering van de entreevorming van Leusden vanaf de A28 al onderstreept. In de schetsen van een mogelijke uitbreiding van de Bankgirocentrale is destijds deze entreevorming al gevisualiseerd (zie pg. 16 bestemmingsplan Princenhof). De uitbreidingsplannen van de Bankgirocentrale zijn nooit tot realisatie gekomen. Met de bouwplannen van Afas wordt de beoogde entreevorming met markante bebouwing in de vorm van een theater alsnog ingevuld.
Het theater is op de meest prominente plek op de locatie geplaatst, op het kruispunt Randweg-Groene Zoom. Wanneer men Leusden binnenrijdt is het theater een eyecatcher voor de gemeente Leusden en direct herkenbaar. Omdat er in het theater ook activiteiten plaatsvinden buiten de kantooruren is een andere overweging om het theater niet grenzend aan de bestaande woonwijk te plaatsen maar juist aan de andere zijde, waar de omringende bebouwing bestaat uit kantoren en een sportcomplex. Het kantoor is eigenlijk, in meerdere opzichten, de "luwe" zijde van het complex, en is daarom geplaatst aan de zijde die het dichtst aan de bestaande kantoren en woonwijk grenst. De torens zijn hoger om de parkachtige setting mogelijk te maken. Het spreiden van de massa over het hele gebouw zou 'wandvorming' opleveren.
Ontsluitingstructuur
Het Afas-gebouw wordt op twee plaatsen ontsloten. De hoofdentree is georiënteerd op Zwarte Weg; het voorplein met hoofdentree wordt via een brug over de singel ontsloten vanaf de Olmenlaan. Het voorplein heeft een parkeercapaciteit van 51 parkeerplaatsen; tevens is er een toegang tot de tweelaagse parkeergarage met een capaciteit van totaal 771 parkeerplaatsen. De andere entree van het gebouwencomplex is gesitueerd op de hoek van Olmenlaan O-W en Olmenlaan N-Z. Deze entree biedt toegang tot het theater, congrescentrum, restaurant. Dit zijn meer publieksgerichte functies buiten de kantoortijden. Deze entree zal worden bereikt via de afslag Groene Zoom - Larikslaan. Op de kaart wegenstructuur zijn deze verbindingen aangeduid.
Groen- en waterstructuur
Het gebouwencomplex van Afas is op een landschappelijke wijze ingepast op de kavel. Aan de zone de Randweg is een brede vijverpartij met fonteinen gepland.
Deze zone wordt doorgezet langs de Groene Zoom tot aan de groene heuvel in de vorm van een piramide. Er wordt ten opzichte van de huidige situatie op het totale terrein 12% meer water gecreëerd. Het element van de groene piramide vormt enerzijds een achtergrond voor de gebouwdelen gezien van de Randweg. Anderzijds vormt deze piramide een afscherming van het geplande bedrijfsterrein aan de Larikslaan. Tussen de piramide de bedrijfsgebouwen wordt de singel van de Olmenlaan met taluds gecontinueerd. Aan de westzijde ligt het hoofdgebouw op ruime afstand van de Zwarte Weg. Het voorterrein bestaat uit een groene invulling met bomen en een pleinruimte met bomen.
Ten aanzien van de stedenbouwkundige aspecten van de nieuwbouw van Afas kan worden geconcludeerd dat:
Op grond van bovenstaande conclusies wordt vastgesteld dat het nieuwbouwplan van Afas en de beoogde inrichting van de buitenruimte stedenbouwkundig goed is ingepast in de omgeving. Het plan beantwoordt aan de stedenbouwkundige doelstellingen van het bestemmingsplan Princenhof 1997.
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.
De toets in het kader van gebiedsbescherming vindt zijn oorsprong in de Natuurbeschermingswet 1998 en draagt zorg voor de bescherming van natuurwaarden. De wet kent drie typen gebieden:
Plannen dan wel projecten in deze gebieden, maar ook daar buiten in verband met de zogenaamde externe werking, kunnen vergunningplichtig zijn.
Naast de gebiedsbescherming die voortkomt uit de Natuurbeschermingswet 1998 kennen we de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen. Waarbij de meest recente versie nu het Natuurbeheerplan 2011 is. In dit natuurbeheerplan heeft de EHS een zogenaamde Groene Contour gekregen, de grenzen van de EHS zijn daarbij bijna volledig overgenomen uit het natuurbeheerplan.
Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van gebieden die binnen de groene contour vallen en die per saldo significant negatieve gevolgen hebben voor de te behouden waarden en kenmerken, zijn niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het “nee, tenzij” principe). Op basis van een afweging tussen het te beschermen belang en het met het plan of project gemoeide belang wordt al dan niet toestemming verleend door de provincie. Wordt een plan of project na afweging van belangen toch toegestaan, dan moet een besluit worden genomen over mitigerende (mitigeren is verzachten of verlichten) en compenserende maatregelen (het zogenaamde compensatiebeginsel). Als de mitigerende maatregelen onvoldoende zijn, moeten compenserende maatregelen worden getroffen: maatregelen waarmee nieuwe waarden worden gecreëerd die vergelijkbaar zijn (in kwantiteit of kwaliteit) met de verloren gegane waarden.
Gebiedsbescherming in relatie tot het plangebied
In de nabije omgeving liggen geen Natura-2000 gebieden waarvoor ontheffing hoeft te worden aangevraagd. De Natura-2000 gebieden Veluwe, Veluwerandmeren, Arkemheen en Eemmeer en Gooimeer liggen op een afstand die groter is dan 10 km.
Op een afstand van ongeveer 2,5 en 4 km liggen respectievelijk de beschermde natuurmonumenten Schoolsteegbosjes en Zandbrink.
Het nieuwe plan zal een toename van het aantal verkeersbewegingen in de nabije omgeving genereren. Met behulp van de Aerius Calculator is berekend of de toename van het aantal verkeersbewegingen een effect heeft op de stikstofdepositie op omliggende Natura-2000 gebieden. De berekening gaat uit van de component NH3 (ammoniak) en NOx (stikstofdioxide).
In de berekening is uitgegaan van 'licht verkeer', namelijk 1.146 extra voertuigen en 'middelzwaar vrachtverkeer', 12 voertuigen. Deze voertuigen bewegen zich in ieder geval over de Olmenlaan. De Olmenlaan geldt in dit geval als de bronlocatie (zie de figuur hieronder).
Uit de berekening blijkt dat het initiatief geen effect heeft op de natuurgebieden in de omgeving. Er zijn geen natuurgebieden met rekenresultaten die hoger dan de drempelwaarde (0,05 mol/ha/j) zijn.
![]() |
Figuur 25, visualisatie berekening stikstofdepositie: Aerius Calculator |
Conclusie
De extra verkeersbewegingen hebben geen nadelig effect op omliggende Natura-2000 gebieden.
De toets in het kader van soortenbescherming is met de wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet (1 juli 2002) wettelijk vastgelegd. Bij elk plan dat ingrijpt op standplaatsen van planten of verblijfplaatsen van dieren, dient getoetst te worden wat het effect is op beschermde soorten, die met name genoemd zijn in de Flora- en faunawet.
De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora en faunawet behorende besluiten.
Dat houdt in dat bij planvorming uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met de gevolgen die ruimtelijke ingrepen hebben voor de instandhouding van de beschermde soort.
Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe AmvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Deze AMvB, betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit zal sprake zijn van een drietal categorieën beschermingsniveaus:
Tegen deze wettelijke achtergrond worden de nieuwe ontwikkelingen beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving.
Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.
Het plangebied ligt geïsoleerd temidden van een bedrijventerrein. De gebouwen op de locatie zijn inmiddels al enkele jaren geleden gesloopt. Het grootste deel van het terrein is al enkele jaren ongebruikt.
Het terrein zal door Afas voor een aanzienlijk deel bebouwd gaan worden. Er zullen daarvoor aanpassingen aan de oeverlijn worden gepleegd en er zal een deel van de bestaande beplanting worden gekapt. Voor een dergelijke ingreep moet onderzocht worden of er invloed te verwachten is van de voorgenomen werkzaamheden op beschermde planten en dieren in het kader van de Flora- en faunawet.
Soortenbescherming in relatie tot het plangebied
Loo Plan heeft een quickscan flora- en fauna uitgevoerd in het plangebied (Loo Plan, quickscan flora & fauna nieuwbouw locatie Afas, Olmenlaan te Leusden, 4 juni 2015). De quickscan is toegevoegd als bijlage. In navolgende passages worden de belangrijkste bevindingen behandeld.
De voorgenomen werkzaamheden hebben geen invloed op gebiedsbescherming. De beschermde gebieden (Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland) liggen op ruime afstand. De ingreep heeft een beperkte uitstraling, waarbij de beschermde natuurwaarden geen nadelige effecten ondervinden.
In het gebied zijn geen beschermde soorten aangetroffen en worden ook niet verwacht, mogelijk met uitzondering van de vissen kleine modderkruiper en bittervoorn. In de huidige plannen wordt de watergang vrijwel ongemoeid gelaten en behoudt hij zeker zijn functie, mochten deze vissen aanwezig zijn; effecten zijn dus niet te verwachten. Als de plannen in een later stadium dermate veranderd worden, zodat er wel een significant effect op de watergang te verwachten is, moet een nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten verricht worden.
Het terrein biedt zeker plaats aan broedende vogels. Afhankelijk van het tijdstip waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd dient rekening gehouden te worden met broedende vogels (met name spreeuwen).
Conclusie
Het initiatief is in het kader van flora & fauna aanvaardbaar. Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen en deze worden ook niet verwacht.
Archeologie algemeen: wetgevend kader
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De op de gemeente toegespitste Archeologische Beleidskaart vervangt de inmiddels verouderde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumenten Kaart (AMK).
Waarden en verwachtingen
De Archeologische Beleidskaart geeft aan welke bekende archeologische waarden er binnen het plangebied reeds vastgesteld zijn of wat de verwachting is op het aantreffen van archeologische resten.
Binnen het plangebied liggen geen bekende archeologische vindplaatsen. Binnen het plangebied is wel een archeologisch verwachtingsgebied aanwezig. Dit is een gebied waar – op basis van onder meer historisch kaartmateriaal – archeologische waarden in hoge mate verwacht worden.
Lage archeologische verwachting
Ter hoogte van het gehele plangebied geldt een lage archeologische verwachting.
Beleidsregels
De zone met een archeologische verwachting brengt aanvullende regels met zich mee wat betreft de voorschriften in de omgevingsvergunning (zie regels) wanneer er bodemverstorende activiteit plaatsvindt dieper dan 30cm. onder maaiveld.
Beleidsregel plangebied
De lage archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur groen. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 10.000m2 waarbinnen bodemingrepen dieper dan 30cm onder maaiveld plaatsvinden. Eerst dient plantoetsing door het bevoegd gezag plaats te vinden.
![]() |
Figuur 26, uitsnede archeologische beleidskaart Gemeente Leusden (juli 2011) |
Archeologie binnen plangebied Afas-terrein
Het terrein ligt in een dekzandvlakte met niet ver naar het westen een dekzandrug. Op de hogere delen in deze vlakte zou bewoning uit de Prehistorie tot en met de Nieuwe Tijd aanwezig kunnen zijn, ook waren resten te verwachten van landschapsinrichting of agrarische activiteiten. Tijdens het vooronderzoek (Inventariserend Vooronderzoek door middel van Proefsleuven) is geconstateerd dat op deze locatie en met name in het westen van het terrein het oorspronkelijke landschap een golvend reliëf had, met hogere delen ten noorden en ten zuiden van een (gedeeltelijk) venige depressie. Op de hogere delen zijn paalsporen aangetroffen. Deze waren echter zodanig verstoord dat het niet mogelijk was een structuur te herkennen. Dat het gebied in een laagte lag is duidelijk geworden door de aanwezigheid van verschillende ontwateringssloten, die door het grillige karakter hoogstwaarschijnlijk uit de late prehistorie dateren. Daarbij is over het gehele gebied veenvorming en een leemlaagje aangetroffen die mogelijk samenhangen met overstromingen. Uit de middeleeuwen (of mogelijk later) dateren de grotere ontginningssloten die overeenkomen met de sloten weergegeven op kadastrale kaart uit 1832.
Aan de hand van het vooronderzoek is de archeologie in het onderzoeksgebied voldoende in kaart gebracht. In oktober 2015 is een Inventariserend onderzoek door middel van Proefsleuven uitgevoerd. In totaal zijn 15 werkputten aangelegd, verdeeld over drie deelgeboden. In de deelgebieden zijn verschillende sporen aangetroffen die iets zeggen over het gebruik van het terrein in het verleden en over het natter worden van het gebied aan het eind van de prehistorie.
Het uitgevoerde onderzoek door Proefsleuven wordt beoordeeld door het Centrum voor Archeologie van de Gemeente Amersfoort (CAR). Het CAR ondersteunt de Gemeente Leusden met het toetsen van vergunningsaanvragen voor bouw- en aanlegactiviteiten, archeologische rapporten etc. In afwachting op het selectiebesluit wordt vooralsnog het plangebied voor het aspect archeologie beschermd met een dubbelbestemming 'Waarde - archeologie lage verwachting'. Het uitvoeren van grondwerkzaamheden die eventuele archeologische waarden van de gronden verstoren is daarmee uitgesloten.
Er dient bekeken te worden of in de omgeving van het besluitgebied functies voorkomen die gehinderd kunnen worden door onderhavig project (in al haar activiteiten) of waarvan het project juist hinder ondervindt.
De (indicatieve) lijst “Bedrijven en Milieuzonering 2009”, uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Onderzoek
De op te richten functies zijn milieugevoelige objecten. In de kantoorruimten wordt langdurig verbleven door groepen mensen. Daarom dient bekeken te worden of zich functies in de omgeving bevinden die een negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat. Andersom is het ook van belang dat gekeken wordt of het plan een negatieve invloed op omliggende functies zou kunnen hebben.
Milieubelastende inrichtingen in de omgeving
Rondom het plangebied zijn geen gevoelige functies (woningen) gesitueerd. De bestemmingsplannen 'Horst 1993', ''t Ruige Veld 1995' en ' 't Spieghel 2010' maken in de directe omgeving van het plangebied bedrijfsbestemmingen en realisatie van kantoorpanden mogelijk. Binnen deze bestemmingsplannen zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2.
Effecten op de omgeving
Met het Afas Experience Centre wordt de kantoorfunctie gecombineerd met verschillende, daaraan ondergeschikte, functies als sport, horeca etc. Voor deze functies is milieucategorie 1 of 2 van toepassing. Aangezien het theater buiten kantoortijden wordt gebruikt voor commerciële doeleinden wordt deze apart beschouwd.
De op te richten kantoorruimten zijn binnen de VNG-uitgave aangeduid als een categorie 1 bedrijf. Daarvoor geldt alleen een minimale richtafstand van 10 meter tot omliggende gevoelige functies voor het aspect geluid.
Een theater/schouwburg wordt binnen de VNG-uitgave beschouwd als een functie van milieucategorie 2. Er geldt een richtafstand van minimaal 30 meter voor het aspect geluid.
Omliggende gevoelige functies (woonfuncties) zijn gelegen op een afstand van meer dan 30 meter. Er wordt aan de richtafstanden voldaan. De kwaliteit van het woon- en leefklimaat van omliggende gevoelige functies zal niet in het geding komen.
Conclusie
Nabij het besluitgebied vinden geen activiteiten plaats die milieuhinder kunnen veroorzaken voor de nieuw op te richten functies. In het kader van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' zijn er dan ook geen belemmeringen.
Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen een gewijzigde verkeers- en parkeersituatie tot gevolg hebben. De toegenomen verkeersgeneratie mag echter niet leiden tot significant negatieve gevolgen voor de omliggende wegen. Het omliggende wegennetwerk moet het extra verkeer zonder problemen kunnen verwerken. Bovendien mag de omgeving geen onevenredige overlast ervaren door een toegenomen verkeers- en parkeerdruk.
Het onderhavige plan heeft een gewijzigde verkeersgeneratie als gevolg. Er dient aangetoond te worden dat het omliggende wegennetwerk de verkeersdruk kan verwerken. Tevens dient aangegeven te worden hoe omgegaan wordt met parkeren.
Het plangebied blijft na realisatie van het Afas Experience Centre bereikbaar via de bestaande wegen Zwarteweg, Olmenlaan, Groene Zoom & Larikslaan. De parkeergarage zal overdag gebruikt worden voor werkfuncties en bezoekersfuncties. Tijdens (hoofdzakelijk) de avonduren kunnen bezoekers van het Theater eveneens gebruik maken van de parkeergarage.
Er is verkeerskundig onderzoek uitgevoerd naar de impact van het plan op het omliggende wegennet. Er zijn drie locaties onderzocht, namelijk de:
![]() |
Figuur 27, kruispunten rondom Afas |
Huidige verkeersstromingen
In de huidige situatie gebeuren op de kruising Zwarteweg - Ruige Velddreef- Olmenlaan met regelmaat ongevallen. In 2008 is de reconstructie Randweg - Groene Zoom uitgevoerd. Op de kruising Groene Zoom - Larikslaan is in de ochtend een relatief zware afslaande verkeersstroom naar de Afas-locatie te verwachten. In de middag zal dit vanuit de Afas-locatie gebeuren. De huidige vormgeving van de kruising kan kan dit maar in een beperkte vorm verwerken.
In navolgend figuur zijn de huidige verkeersintensiteiten weergegeven. Het figuur laat zien dat de kruising Randweg - Groene Zoom - in de huidige situatie voldoende capaciteit heeft.
![]() |
Figuur 28, huidige verkeersintensiteiten |
Toekomstige verkeersstromingen
Navolgend figuur geeft de verkeersprognose van 2025 weer. In de prognose zijn naast de ontwikkeling van het Afas Experience Centre ook de ontwikkeling van de Plantage en andere ontwikkelingen in de directe omgeving van de Afas-locatie meegenomen. Het figuur laat zien dat de verkeersintensiteiten per wegdeel toenemen.
![]() |
Figuur 29, toekomstige verkeersintensiteiten |
Er is een verkenning gedaan naar de verkeersroute van en naar de Afas-locatie. Het verkeer zal op twee manieren de locatie bereiken. De eerste route loopt vanuit de Randweg via de Zwarteweg. De tweede route loopt vanuit de Randvweg via Groene Zoom, Larikslaan en Olmenlaan. Voor beide routes is doorgerekend wat dit betekent voor de dimensionering van de kruispunten op de Randweg.
Ondanks het feit dat het aantal verkeersbewegingen op de Olmenlaan naar verwachting fors zal toenemen van 600 naar ruim 1.000 (en op het westelijk deel van de Larikslaan zelfs van 2.160 naar 4.600), zijn dit aantallen die zonder noemenswaardige hinder via deze twee ontsluitingswegen kunnen worden afgewikkeld.
Toekomstige inrichting kruispunten
Route 1 - concentratie via de Randweg - Zwarteweg
Om de te verwachten verkeersstromen via de route Randweg-Zwarteweg te kunnen verwerken is een aanpassing van de infrastructuur noodzakelijk. Op de kruising Randweg - Zwarteweg zijn extra en langere rijstroken nodig. Zelfs zonder bouwplan van Afas wordt op termijn een aanpassing/uitbreiding van het kruispunt Randweg-Zwarteweg voorzien. Door realisatie van het bouwplan van Afas wordt het kruispunt eerder aangepast.
Om het verkeer op de kruising Zwarteweg - Olmenlaan op een soepele manier te kunnen verwerken is een aanpassing noodzakelijk. Op dit moment vinden op de kruising enkele ongevallen plaats. Door de aanleg van een rotonde op deze plek kan er een verkeersveilige situatie onstaan die daarnaast zorgt voor een soepele verkeersafwikkeling. Met onderhavig bestemmingsplan wordt de aanleg van een rotonde mogelijk gemaakt. Aanpassingen aan de kruising Randweg-Zwarteweg vindt vooralsnog niet plaats. Na realisatie en in gebruikname van het Afas Experience Centre wordt de verkeerssituatie gemonitord. Indien er structurele verkeersproblemen zijn worden de noodzakelijke verkeersmaatregelen getroffen.
![]() |
Figuur 30, impressie rotonde |
Route 2 - concentratie via de Randweg - Groene Zoom
Tijdens de ochtendspits is een forse linksafstroom van de Groene Zoom naar de Larikslaan te verwachten. In de avondspits is vanaf vanaf de Larikslaan een rechtsafstroom naar de Groene Zoom te verwachten. Een aanpassing van de bestaande infrastructuur zal mogelijk noodzakelijk zijn. Indien na monitoring blijkt dat er er structurele vekeersproblemen ter plaatse van de kruising zijn worden nadere maatregelen getroffen. Een oplossing kan zijn verlenging van de afslagstroken.
Van en naar de Afas-locatie zijn op dit moment veilige fietsroutes aanwezig. Knelpunt is de kruising Zwarteweg-Olmenlaan. Om de kruising verkeersveiliger te maken wordt hier een rotonde gerealiseerd. Voetgangers en fietsers naderen de rotonde vanuit de Randweg via een gescheiden rijbaan. Vanuit de Groene Zoom wordt de fietsroute verkort door de aanleg van een nieuw vrijliggen fietspad aan de zuidzijde van het Afas-terrein, tussen Olmenlaan en Groene Zoom.
Voor cursisten, bezoekers van seminars en theaterproducties is goede bereikbaarheid per openbaar vervoer extra van belang. De bereikbaarheid per openbaar vervoer is een belangrijk aandachtspunt in de Mobiliteitstoets.
In januari 2016 is bekend geworden dat Syntus de nieuwe concessiehouder wordt voor het openbaar busvervoer in onze regio. Deze concessie gaat eind 2016 in en heeft een looptijd van 7 jaar. Syntus heeft er onder andere voor gekozen een buslijn in het leven te roepen die tussen NS-station Amersfoort CS en kantorenpark De Horst/Princenhof gaat rijden. Tijdens de spitsperiodes zal dit een kwartierdienst zijn. Door het aanbieden van een directe en snelle verbinding tussen dit OV-knooppunt en kantorenpark De Horst verwacht Syntus in een behoefte te voorzien. Door het bieden van een hoogfrequente en snelle buslijn kan het openbaar busvervoer de concurrentie met de auto beter aan. Over de precieze route over/langs het kantorenpark zelf moet nog overleg plaatsvinden met de grotere bedrijven. De route van deze lijn 217 is als volgt: Arnhemseweg-Kersenbaan-A28-Randweg-De Horst v.v.
De beoogde transformatie van het plangebied mag geen extra parkeerdruk op het openbare gebied opleveren. De toekomstige parkeerbehoefte is in kaart gebracht met behulp van de 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW publicatie 317).
Het CROW gaat uit van verschillende gebiedstypen. De locatie van het Afas Experience Centre is onderdeel van het gebiedstype 'rest bebouwde kom' van de gemeente Leusden. De adressendichtheid van Leusden is matig stedelijk.
Daarnaast is in het CROW voor verschillende categorieen van bebouwing een onderscheid gemaakt in parkeernormen. In het Afas Experience Centre zijn verschillende functies als bedrijf - kantoorruimte, theater - muziektheater en bezoekersfunctie - auditoria aanwezig. Het theater en de auditoria zijn tijdens kantoortijden in gebruik van Afas. Buiten kantoortijden (wekelijkse avonden en weekenddagen) is het theater in gebruik voor de commerciële functie. Het is denkbaar dat het bedrijf, theater en de auditoria tegelijkertijd volledig in gebruik zijn. In de berekening van de parkeerbehoefte is daarom uitgegaan van een worst case scenario. De maximaal te verwachten parkeerdruk is na berekening 782 parkeerplaatsen.
Functie bestaand | Parkeernorm (per 100 m² bvo) | Aantal benodigde parkeerplaatsen | |
Bedrijf (44.000 m² bvo) | 2,6 | 1163 | |
Functie gewenst | Parkeernorm (per 100 m² bvo) | Aantal benodigde parkeerplaatsen | |
Bedrijf (12.600 m² bvo) | 2,6 | 328 | |
Theater (830 zitplaatsen)* | 3,5 | 244 | |
Auditoria (2.200 m² bvo)** | 10% * bvo | 210 | |
Totaal | 782 |
Figuur 31, nieuwe parkeerbehoefte, uitgaande van het plan = maximale planologische mogelijkheden.
* Voor het theater is uitgegaan van het aantal zitplaatsen. In de CROW norm (musicaltheater) staat als uitgangspunt dat per 100 zitplaatsen van 840m 2 uitgegaan mag worden.
** Voor de functie auditoria zijn op basis van de CROW en gemeentelijk beleid geen parkeernormen voorhanden. Voor een berekening van het noodzakelijk aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van een bezoekersfunctie en is aangesloten bij de vergelijkende parkeernormen van de gemeente Apeldoorn ( 10% * bvo ).
De parkeerdruk wordt in het Afas Experience Centre opvangen met een parkeergarage die plaats biedt aan 771 motorvoertuigen. De parkeergarage bestaat uit 2 lagen waarvan de 1e laag halfverdiept wordt uitgevoerd. De parkeergarage is openbaar, zonder kosten, toegankelijk voor zowel personeel en bezoekers van Afas als bezoekers van het theater. Op eigen terrein, op het maaiveld worden daarnaast nog eens 51 bezoekersplaatsen gerealiseerd. Voor fietsers is er in de parkeergarage een stalling aanwezig.
![]() |
Figuur 32, inrichting fietsenstalling |
De parkeergarage heeft twee in- en uitgangen aan de Olmenlaan en er zijn twee routes waarover het verkeer van en naar het plangebied kan worden afgewikkeld. Enerzijds via de Olmenlaan en de Zwarteweg en anderzijds via de Olmenlaan, Larikslaan en Groene Zoom. Hierdoor worden de verkeersstromen verdeeld en worden verkeersopstoppingen op piekmomenten beperkt.
Conclusie
Het aantal te realiseren parkeerplaatsen ligt ruim boven de berekende parkeerbehoefte. Daarmee wil de initiatiefnemer voorkomen dat de parkeerdruk in de openbare ruimte van de directe omgeving wordt afgewenteld. Het initiatief is aanvaardbaar in relatie tot het aspect parkeren. Afas kan in ruime mate parkeren op eigen terrein faciliteren.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
De Wet geluidhinder (Wgh) werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
Verkeerslawaai
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel hieronder).
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |||
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 | ||
3 of meer | 350 | |||
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 | ||
3 of 4 | 400 | |||
5 of meer | 600 | |||
Figuur 33, geluidszones in het kader van de Wet geluidhinder |
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
Met de aanleg van het Afas Experience Centre worden geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. In de directe omgeving van het plangebied liggen geen geluidsgevoelige bestemmingen. De dichtsbijzijnde geluidsgevoelige bestemmingen liggen op een afstand van meer dan 50 meter.
Onderhavig bestemmingsplan maakt de aanleg van een rotonde op de kruising Zwarteweg-Olmenlaan mogelijk. Er wordt met andere woorden een ingreep gedaan in de wegenstructuur. Met een geluidsrapport worden de effecten van de ingreep op de gevelbelasting van nabij gelegen gevoelige objecten berekend.
Akoestisch onderzoek
Door K+ Adviesgroep is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de optredende geluidbelastingen vanwege wegverkeerslawaai. In het kader van de Wet geluidhinder worden geen eisen gesteld aan de optredende gevelbelastingen omdat de betreffende functies niet als geluidgevoelig zijn aangemerkt.
Omdat bij bepaald gebruiksfuncties mogelijk wel aandacht moet worden geschonken aan de geluidbelasting binnen, is toch een onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten optredende gevelbelastingen zodat gekeken kan worden naar eventueel te treffen aanvullende geluidwerende gevelmaatregelen.
Uit het rapport blijkt dat vanwege de Randweg, Groene Zoom en Zwarteweg plaatselijk geluidsbelastingen zullen voorkomen hoger dan 53 dB. De gevelbelasting per weg bedraagt ten hoogste 61 dB. De gecumuleerde gevelbelasting bedraagt ten hoogste 63 dB. Afhankelijk van de gebruiksfunctie wordt geadviseerd om aanvullende geluidwerende gevelmaatregelen te treffen die ervoor zorgen dat de geluidbelasting binnen zodanig wordt gereduceerd dat er sprake zal zijn van een fijn werk- en leefklimaat.
Aan de zijde van het Rondeel is een geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidscherm/wal aanwezig. Deze wal is voldoende om de akoestische effecten van het toenemende autoverkeer op te kunnen vangen zodat de gevelbelasting op de woningen aan het Rondeel de geldende normen niet zal overschrijden.
Wet geluidhinder en goede ruimtelijke ordening
Binnen en in de directe omgeving van het plandeel zijn wegen en de daarbij behorende geluidszones aanwezig. Binnen het plandeel worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder geprojecteerd, zodat de toepassing van de Wet geluidhinder niet relevant is.
Ook buiten de wettelijke geluidzones worden geen geluidgevoelige bestemmingen geprojecteerd, zodat ook in het kader van goede ruimtelijke ordening geen aandacht behoeft te worden besteed aan geluid van wegverkeerslawaai.
Conclusie
Het initiatief is in relatie tot het aspect akoestiek aanvaardbaar.
De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht vloeit voort uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) (StB. 2007, 434). Deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden en is de Nederlandse implementatie van de EU-richtlijn voor luchtkwaliteit. Per 1 augustus 2009 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen) (StB 158, 2009) in werking getreden.
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (StB 440, 2007) en in de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (SC 218, 2007) zijn regels opgenomen omtrent niet in betekenende mate bijdragen. Op grond van art. 5.16 lid 1 sub c uit de Wm kan een plan worden gerealiseerd wanneer het niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hiervoor wordt een grens gehanteerd van 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Dit betekent dat voor NO2 en PM10 projectbijdragen zijn toegestaan van maximaal 1,2 ìg/m³. Als van een plan aannemelijk is gemaakt dat het niet meer dan 1,2 ìg/m³ aan de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 bijdraagt, is het NIBM en vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht uit de Wm.
Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied
Door de realisatie van het Afas Experience Centre neemt het aantal verkeersbewegingen toe op omliggende wegen. Dit heeft effecten op luchtkwaliteit. Op verzoek van de gemeente Leusden heeft Haskoning DHV een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd (Haskoning DHV Nederland B.V., Onderzoek luchtkwaliteit, 9 juli 2015). Het onderzoek is als bijlage toegevoegd. Onderstaand wordt het onderzoek samengevat.
In 2020 is de prognose dat er circa 1.158 motorvoertuigen per etmaal van en naar het Afas Experience Centre zullen rijden. Hiervan zal circa 1% vrachtverkeer zijn voor het aan- en afvoeren van goederen, e.d.
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit, heeft het toenmalige Ministerie van VROM (nu Infrastructuur en Milieu) in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool (versie 01-05-2014) ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht. Dit betreffen de meest kritische stoffen in Nederland.
Het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer worden ingevoerd. Voor de overige invoergegevens is de tool uitgegaan van worst case.
Uit de resultaten (zie de figuur hieronder) blijkt dat de totale planbijdragen ten gevolge van Afas binnen de NIBM-grens blijven van 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2 en PM10 (1,2 ìg/m3). Dit geldt voor zowel de jaargemiddelde NO2 concentratie (planbijdrage: 1,1 ìg/m3), als voor de jaargemiddelde PM10 concentratie (planbijdrage 0,3 ìg/m3).
![]() |
Figuur 34, berekening voor de bijdrage van het extra verkeer Afas Experience Centre |
Conclusie
Hiermee is aannemelijk gemaakt dat het Afas Experience Centre aan de Olmenlaan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan voldoet aan art. 5.16 lid 1 sub c van de Wet milieubeheer, waarmee het is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht uit de Wet milieubeheer.
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) is bepaald dat burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek moeten verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd. De bescherming van de bodem en de handhaving of verbetering van de bodemkwaliteit is landelijk geregeld via de wet bodembescherming en het besluit bodemkwaliteit.
Wet Bodembescherming
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling daarin, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Bij overschrijdingen van de interventiewaarde kan sprake zijn van humane- ecologische- of verspreidingsrisico's. Op basis van deze risico's kan de spoedeisendheid (noodzaak om te saneren) worden bepaald.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit is het handhaven van de balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw. In het besluit zijn regels opgenomen over kwaliteitsborging en (her)gebruik van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit.
Bodem in relatie tot het plangebied
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning dient ten minste worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem ter plaatse voldoende is voor de realisatie van het Afas Experience Centre. Hiertoe heeft PJ Milieu BV in juni 2015 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (PJ Milieu BV, Verkennend Bodemonderzoek nieuwbouw Afas hoofdkantoor, 29 juni 2015). Het rapport is toegevoegd als bijlage. De belangrijkste conclusie en aanbevelingen worden in navolgende alinea behandeld.
Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. In het grondwater zijn enkele parameters aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht.
Gezien de resultaten van het vooronderzoek, de maaiveldinspectie, de zeer beperkte mate aan bijmengingen en de samenstelling van het puin (betondeeltjes, grind of baksteenpuin) wordt niet verwacht dat de bodem ter plaatse asbest bevat. Bij de overige boringen zijn geen bijzonderheden (waaronder olie-indicaties) of bijmengingen aangetroffen, die kunnen duiden op aanwezigheid van bodemverontreiniging. Op het maaiveld en in het omhoog gebrachte materiaal zijn ook geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de aanvraag van een omgevingsvergunning.
Conclusie
De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodemonderzoek te adviseren. Bij afvoer van grond of verhardingsmaterialen van de locatie kan een aanvullend onderzoek verlangd worden.
Sinds 14 februari 2001 is het verplicht een Watertoets bij ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen - en dus ook het bestemmingsplan - een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen. De waterparagraaf omvat het advies van de waterbeheerder en een gemotiveerd besluit ten aanzien van de wateraspecten. Eventuele afwijkingen van het advies van de waterbeheerder worden gemotiveerd. Daarbij moet door de initiatiefnemer worden aangegeven hoe met die afwijking wordt omgegaan. In de laatste instantie kan worden teruggegrepen op het nemen van verzachtende maatregelen of compensatie inclusief afspraken over financiering en uitvoering.
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, Nationaal Waterplan, het Waterplan provincie Utrecht en het Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem.
Europese kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Nationaal Waterplan
Het Nationale Waterplan (NWP) is de opvolger van de vierde nota waterhuishouding en geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het NWP is het rijksplan voor het waterbeleid. het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor de toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Waterplan provincie Utrecht
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
Generieke uitgangspunten omgang met hemelwater
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt per locatie bekeken op welke wijze hemelwater het best kan worden verwerkt. Uitgangspunt is hydrologisch neutraal bouwen, hetgeen wil zeggen dat de waterhuishoudkundige situatie na de bouw niet afwijkt van voor de bouw. Om hemelwateraspecten goed in ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen borgen stelt de gemeente de volgende handvatten centraal. Daarbij geldt als principe dat waterproblemen niet worden afgewenteld op de omgeving maar zoveel mogelijk in of bij de (nieuw)bouwlocatie worden verwerkt:
Voorkeurstrits hemelwater | ||
1 | (Her)gebruik van hemelwater; het hemelwater wordt opgevangen om binnen de ontwikkeling nuttig in te zetten waardoor het niet tot afvoer komt. | |
2 | Bergen en vertraagd afvoeren; na (hevige) regenval wordt water in het plangebied opgevangen en tijdelijk geborgen om vervolgens vertraagd te worden afgevoerd naar de openbare ruimte. Voorbeelden zijn: bergingsvijvers, wadi's, groene daken, infiltratieriolering, verlaagde parkeerterreinen etc. | |
3 | Rechtstreeks afvoeren naar oppervlaktewater; indien hemelwater niet kan worden geborgen wordt het afgevoerd naar gebieden met oppervlaktewater zoals vijvers, sloten en kanalen. | |
4 | Afvoeren naar het rioolstelsel; alleen als de eerste drie opties niet mogelijk zijn vindt afvoer plaats via de (vuilwater-)riolering. Voor nieuwbouw (herbouw) op percelen geldt (in lijn met de bouwverordening) dat het afvalwater en hemelwater gescheiden moet worden ingezameld en bij afvoer naar het gemeentelijk rioolstelsel, ter hoogte van de perceelgrens gescheiden moet worden aangeboden. |
Figuur 35, voorkeur afvoer hemelwater
Om verontreiniging van het hemelwater tegen te gaan, schrijft de gemeente bovendien voor om bij nieuwbouw niet-uitlogende materialen toe te passen.
![]() |
Figuur 36, bestaande situatie |
Het plangebied wordt aan alle zijden omsloten door water. Het oostelijk deel is hierbij aangemerkt als primair water en in onderhoud en beheer bij het waterschap. De overige watergangen zijn door het waterschap opgenomen als tertiair en in beheer bij de aangeland eigenaar. Een deel van de zuidelijke watergang wordt daarbij gedeeld met het perceel ten zuiden van de ontwikkeling. De watergangen zijn via een duikerverbinding onder de randweg aangesloten op een groter peilvak met een streefpeil van 1,10 + nap en wateren af in noordelijke richting. in praktijk zal er een normaal waterpeil van ongeveer 1,20 + nap te verwachten zijn wat bij het huidige maaiveld leidt tot een drooglegging van om en nabij de 1,40 meter.
In de bestaande vijver aan de noordoostelijke kant een stuw geplaatst. Deze stuw heeft als functie de afstroming van het water onder normale omstandigheden via het oosten te laten plaatsvinden waardoor de oostelijke en zuidelijke watergangen worden doorspoeld. Bij hevige neerslag kan de afvoer ook directer plaatsvinden doordat het water dan over de stuw afvoert richting de duiker. In navolgend figuur is de afstroming van het water onder normale omstandigheden schematisch weergegeven.
![]() |
Figuur 37, afstroming water oude situatie |
Tot 2012 stond op de plek van de ontwikkeling de bankgirocentrale. Uit Geoweb (het geo-informatiesysteem van de gemeente) is afgeleid wat het verhard-, het water en het totaaloppervlak van de oude ontwikkeling was. De oppervlakten zijn bepaald op 46.770 (totaal), 15.000 (verhard) en 10.000 m² (water).
![]() |
Figuur 38, oppervlakten oude situatie |
In de nieuwe situatie blijft het plangebied omsloten door water. Aan (met name) de noordwestelijke kant van het plangebied is sprake van een toename in wateroppervlak. De waterafvoer vanuit het plangebied vindt ook in de nieuwe situatie plaats in noordelijke richting via de bestaande duikerverbinding onder de randweg en sluit nog altijd aan op het grotere peilvak met een streefpeil van 1,10 + nap. in praktijk zal ter plaatse een normaal waterpeil van ongeveer 1,20 + nap te verwachten zijn. Onderstaand is de afstroming weergegeven waarbij er vanuit is gegaan dat er een stuw gehandhaafd blijft op de bestaande stuwlocatie.
![]() |
Figuur 39, afstroming nieuwe situatie |
In de nieuwe situatie valt op dat een deel van het op het oog onverharde oppervlak wel als verhard oppervlak moet worden gezien doordat onder het groen een parkeergarage wordt aangelegd. Als de parkeergarage wordt toegerekend aan het verharde gebied dan ziet de voetafdruk van de verharding er ongeveer uit als in navolgend figuur.
![]() |
Figuur 40, verharding nieuwe situatie |
In de nieuwe situatie wordt met name aan de noordwestelijke zijde het wateroppervlak vergroot ten opzichte van de oude situatie.
Planoppervlak | Oud (m²) | Nieuw (m²) | Verschil (m²) | ||
Totaal | 46.770 | 46.770 | |||
Verhard | 15.000 | 24.487 | + 9.487 | ||
Onverhard | 21.770 | 8.489 | - 13.281 | ||
Water | 10.000 | 11.577 | + 1.577 |
Figuur 41, oppervlakte verharding
Waterbergingsopgave
Conform de keur van waterschap Vallei en Veluwe moet verloren bergingscapaciteit in polder- en stedelijke gebieden geheel worden gecompenseerd. De keur stelt onder haar toetsingscriteria dat hier in ieder geval aan wordt voldaan als er:
De verhardingstoename is in bovenstaande tabel bepaald op ongeveer 9.500 m². Het betreft hier de totale verhardingstoename met inbegrip van de voetafdruk van de ondergrondse parkeergarage (zie ook figuur 41). De verhardingstoename van 9.500 m² in combinatie met de bergingseis van 60 liter /m² leidt tot een bergingsvraag van 570 m3 (9500*0,06). Dit vertaalt zich bij een drooglegging van 1,40 meter in een watervraag van ongeveer 407 m² (570/1,40). In combinatie met een resterende watervraag vanuit de zuidelijk van het plangebied gelegen ontwikkeling aan de Larikslaan ter grootte van 57 m² leidt dit tot een benodigde toename van het wateroppervlak van 464 m². Uit figuur 41 valt af te leiden dat de geprojecteerde toename in wateroppervlak voor het plan bijna 1.600 m² bedraagt. Er wordt dus ruimschoots aan de minimale bergingseis voldaan.
Aanvullende opmerkingen
De geplande ontwikkeling heeft een sterke watercomponent en voldoet ruimschoots aan de bergingseisen zoals deze in de keur van het waterschap gesteld zijn. Wel zijn er een aantal aandachtspunten bij de ontwikkeling:
Aandachtspunten voor het watersysteem
Aandachtspunten voor de bouw
Vooroverleg
In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg is het bestemmingsplan voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe. De resultaten van dit overleg zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van een ongeval in de directe omgeving waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden welke het wettelijk kader vormt voor ondergrondse buisleidingen.
Op 1 april 2015 is het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking getreden welke het wettelijk kader voor transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geeft.
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
Door de komst van het Afas Experience Centre neemt het groepsrisico toe en dient het groepsrisico te worden verantwoord. Het groepsrisico neemt toe doordat in het theater en andere ruimten door grote groepen mensen wordt verbleven. Op 19 mei 2015 is de RUD Utrecht gevraagd een beoordeling te geven ten aanzien van externe veiligheid ter plaatse van het Afas Experience Centre aan de Olmenlaan te Leusden (RUD Utrecht, Externe Veiligheid Nieuwbouw Afas Olmenlaan Leusden, 10 juli 2015). Het rapport is toegevoegd als bijlage. Onderstaand worden de belangrijkste resultaten besproken.
Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een buisleiding of inrichting. Wel loopt langs het plangebied een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De route voor gevaarlijke stoffen loopt globaal vanaf de snelweg, via de Randweg en Groene Zoom langs het plangebied. Wegen binnen de bebouwde kom van Leusden hebben geen 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het aantal personen toe en komt de bebouwing dichter bij de Groene Zoom te liggen. Het theater ligt in de nieuwe situatie op ongeveer 50 meter vanaf de weg. Het groepsrisico neem toe van 0,148 naar 0,218 maal de oriënterende waarde.
Onderzocht is of een andere indeling van het plangebied mogelijk is om de toename van het groepsrisico te beperken. Dit zou alleen mogelijk zijn door het theater te 'verwisselen' met de kantoren in het gebied. Dit leidt niet tot een beperking van het groepsrisico aangezien de kantoren dan op vergelijkbare afstand van de Groene Zoom komen te liggen. Ook zou het theater op een minder prominente hoek van het perceel komen te liggen. Omdat het groepsrisico toeneemt dient een verantwoording als bedoeld in artikel 7 en 8 van het Bevt gedaan te worden.
Beperkte verantwoording groepsrisico
Toxisch
Eén van de maatregelen om de bezoekers van het theater te beschermen tegen de toxiciteit van eventuele vrij te komen gassen is het luchtdicht uitvoeren van de gebouwen/woningen. Hierbij geldt o.a. dat de ventilatiesystemen moeten kunnen worden uitgezet. Artikel 3.31 van het Bouwbesluit regelt dat mechanische ventilatiesystemen uit moeten kunnen worden gezet. Hiermee is geregeld dat schuilen in panden voor toxische gassen mogelijk is.
Zelfredzaamheid
Aangenomen kan worden dat bezoekers aan het Afas Experience Centre afdoende zelfredzaam zijn. In tegenovergestelde richting van De Groene Zoom (Olmenlaan richting Zwarteweg) lopen meerdere vluchtwegen welke mogelijkheid tot evacuatie geven.
Bluswatervoorziening
Bij elke beoordeling worden de vastgestelde beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening meegenomen. De waterpartij tussen theater en Groene Zoom dient tevens als bluswatervoorziening.
Conclusie vereenvoudigde verantwoording GR
Omdat de geplande ontwikkeling voldoet aan de hierboven genoemde randvoorwaarden, kan worden volstaan met deze vereenvoudigde verantwoording van het groepsrisico.
Inleiding
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009 . Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.
Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Drempelwaarden Lijst D
In het projectgebied worden diverse functies mogelijk gemaakt, waaronder 12.600 m2 BVO bedrijfsruimte, waarvan 8.200 m2 BVO kantoorruimte, een theater, een restaurant (horeca). deels ter vervanging van de horecaruimte op de begane grond. In het geval van een stedelijk ontwikkelingsproject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 2.000 woningen of meer in een aaneengesloten gebied of als de activiteit een omvang heeft van 100 hectare (activiteit D 11.2, Bijlage bij het Besluit m.e.r.). De ontwikkeling ligt ver beneden de drempelwaarde zoals opgenomen in het Besluit m.e.r.. Een m.e.r.-beoordeling is derhalve niet direct noodzakelijk.
Gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Uit paragraaf 'Flora & fauna' van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in of nabij een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn.
Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt en ligt het niet binnen een Bèlvéderegebied of beschermd stads- en dorpsgezicht. Er is tevens geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied.
Milieugevolgen
Bovenstaand zijn de verschillende milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling inderdaad geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.
Conclusie
Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's zijn er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen' te verwachten en daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een ruimtelijke onderbouwing.
De verbeelding heeft de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven. De verbeelding vormt, samen met de regels, het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De toelichting heeft geen bindende werking en maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en voorschriften.
Bij het opstellen van de dit bestemmingsplan is, zowel wat betreft de bestemmingsgrenzen als de inhoud van de regels, maatwerk geleverd voor het onderhavige plangebied en initiatief. De opzet van de bestemmingen waarvoor inhoudelijk geen of minder maatwerk nodig is, te weten 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijf' en 'Water', sluit zoveel mogelijk aan op het bestemmingsplan 'Leusden Noord'. Het bestemmingsplan voldoet verder aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en is gedigitaliseerd conform het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012).
Op de verbeelding zijn de bestemmingen te onderscheiden. In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen: 'Bedrijf', 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijf' en 'Water'. De bestemmingen corresponderen met het beoogde gebruik. In het plan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting' opgenomen. Wel is een aantal specifieke functieaanduidingen opgenomen.
De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Onderstaand wordt kort ingegaan op de inhoud van de bestemmingen.
Bedrijf
Dit betreft de hoofdbestemming binnen het plangebied. De functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - softwarebedrijf' is binnen het gehele bestemmingsvlak opgenomen. Gekozen is voor één bestemmingsvlak waarbinnen alle bedrijfsactiviteiten en het daarmee samenhangende gebruik zijn geregeld. Middels enkele functieaanduidingen en maximumoppervlaktes, is het gebruik gedifferentieerd.
Gebruik
De gronden met de bestemming 'Bedrijf' zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden in de vorm van een softwarebedrijf. Gekozen is voor een zeer specifieke bestemming, die is afgestemd op de concrete plannen en bedrijfsactiviteiten van de initiatiefnemer. Omdat de bedrijfsactiviteiten voor een omvangrijk deel ook uit kantoorwerkzaamheden bestaan, zijn (niet-zelfstandige) kantoren ook expliciet toegestaan. Deze zijn tot een maximumoppervlakte in de regels beperkt.
Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant' zijn de gronden tevens bestemd voor een restaurant en ter plaatse van de functieaanduiding 'theater' tevens voor cultuur en ontspanning, uitsluitend in de vorm van een theater en vergader- en congresfaciliteiten ten behoeve van de het gebruik als bedrijf en kantoor. Een (zelfstandig) congrescentrum is niet toegestaan.
De totale maximale oppervlakte van de genoemde hoofdfuncties is vastgelegd (28.060 m²). Naast deze hoofdfuncties zijn onder meer de volgende bijbehorende c.q. ondergeschikte functies toegestaan: ondergeschikte horeca, ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, sportvoorzieningen, studio's, educatieve voorzieningen, in- en uitritten, groenvoorzieningen en verkeers- en parkeervoorzieningen.
Bouwen
Er is een bouwvlak op maat opgenomen, afgestemd op het concrete voorliggende bouwplan. Uitsluitend binnen het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De maximale bouwhoogte is gedifferentieerd en weergegeven op de verbeelding. Het theater met auditoria mag maximaal 23 hoog worden gebouwd, de foyer maximaal 13 meter. De tussengebouwen 11 meter en het kantoor 22 meter met twee hoogteaccenten van 27 respectievelijk 24 meter. Middels een afwijkingsbevoegdheid kan in beperkte mate (maximaal 1 meter) worden afgeweken van de grenzen van het bouwvlak. De mastconstructies boven de bladdelen worden in de planregels mogelijk gemaakt tot een hoogte van 5 meter boven de maximale bouwhoogte. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Groen
Gebruik
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen, speelvoorzieningen, paden en ondergeschikte verharding en bijbehorende voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'water' is tevens een watergang toegestaan.
Bouwen
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming toegestaan. De maximale bouwhoogte is in de regels opgenomen.
Verkeer
Gebruik
Deze bestemming is, ter onderscheiding van de bestemming 'Verkeer - Verblijf' primair bedoeld voor (openbare) wegen. Verder zijn in- en uitvoeg- en opstelstroken, fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterpartijen toegestaan.
Bouwen
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming toegestaan. De maximale bouwhoogte is in de regels opgenomen.
Verkeer - Verblijf
Gebruik
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen van maximaal twee rijstroken, fiets- en voetpaden, ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen en fietsenstallingen, groen- en parkeervoorzieningen en waterpartijen. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is specifiek een parkeerterrein toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'water' een watergang (onder de weg door).
Bouwen
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming toegestaan. De maximale bouwhoogte is in de regels opgenomen.
Water
Gebruik
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor watergangen, waterpartijen en oeverstroken, waterhuishouding en bijbehorende voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'terras' is tevens een terras, behorende bij de bestemming 'Bedrijf' toegestaan.
Bouwen
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming toegestaan. De maximale bouwhoogte is in de regels opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'terras' is een niet-overdekt terras toegestaan.
Algemene regels
In de algemene regels zijn regels opgenomen die in het gehele plangebied gelden. Dit betreft onder meer algemene bouwregels met betrekking tot ondergronds bouwen, bestaande maten en afmetingen en ondergeschikte bouwdelen. Ook is een bepaling opgenomen met algemeen strijdig gebruik. Tenslotte zijn ook algemene afwijkings- en wijzigingsregels voor beperkte afwijkingen en wijzigingen opgenomen.
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkeling is dat deze voor de gemeente budgetneutraal wordt ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.12 lid 4 Wro is de gemeenteraad van Leusden verplicht om de kosten te verhalen en een exploitatieplan vast te stellen gelijktijdig met het besluit (het bestemmingsplan) waarop het exploitatieplan betrekking heeft. Niet in alle gevallen is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen. Op grond van artikel 6.12 lid 2 kan de gemeenteraad van de gemeente Leusden besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als aan de cumulatieve bepalingen van artikel 6.12, lid 2 sub a, b en c is voldaan.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden is een anterieure overeenkomst gesloten zoals is bepaald in artikel 6.24 Wro. In deze anterieure overeenkomst zijn de afspraken -gemaakt over het verhalen van kosten- op afdoende wijze vastgelegd. Alle kosten die de gemeente Leusden kan en moet verhalen worden ook daadwerkelijk verhaald.
De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. De planologische ontwikkeling leidt tot een waardevermeerdering van de grond. De kosten die initiatiefnemer maakt zijn een investering ten einde de waardevermeerdering te kunnen realiseren. De verwachte opbrengsten, zowel financieel als anderszins, wegen voor de initiatiefnemer op tegen de verwachte kosten. Alle kosten en opbrengsten zijn naar de huidige inzichten zo correct mogelijk geraamd. De exploitatie van het te realiseren gebouw en de anterieure overeenkomst met de gemeente zijn onderdeel van deze afweging geweest. Het te realiseren gebouw is specifiek geschikt voor de initiatiefnemer, waarmee de behoefte aan het gebouw afdoende is aangetoond. De economische uitvoerbaarheid is op basis van hiervoor genoemde feiten in voldoende mate aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter inzage gelegd gedurende een periode van zes weken vanaf 5 januari 2016. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken op het plan. tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn tijdig 6 zienswijzen ingediend, waarvan enkele zienswijzen deels gegrond zijn verklaard. Deze hebben geleid tot enkele aanpassingen van de regels, verbeelding en toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. In de Nota van Zienswijzen zijn de 6 zienswijzen beknopt weergegeven en beantwoord. Tevens is aangegeven op welke onderdelen het bestemmingsplan is aangepast.
Naast aanpasisngen naar aanleiding van de zienswijzen, zijn enkele ambtshalve wijzigingen aan het ontwerpbestemmingsplan aangepast. Ook deze zijn weergegeven in de Nota van Zienswijzen, met uitzondering van spellingscorrecties en dergelijke.
Het plan is daarna gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Leusden.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.