Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0327.141-0401 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Toelichting
Inhoudsopgave
1.1 Aanleiding en doel van het plan
1.3 Geldende bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Bestaande situatie
Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie
3.2 Landschappelijke inpassing
3.3 Zorginstelling Philadelphia
3.4 Beeldkwaliteit zorgcomplex boerderij Groot Schutterhoef
Hoofdstuk 5 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden
5.4 Archeologie en cultuurhistorie
5.9 Milieuhinder bedrijvigheid
Hoofdstuk 6 Juridische planopzet
Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
8.1 Voorlichting en informatie
8.3 Overleg conform artikel 3.1.1. Bro
Bijlagen bij de Toelichting
Bodemonderzoek en onderzoek asbest
Bodemonderzoek EVZ-2010
Flora en fauna onderzoek Maanweg
Natuurtoets EVZ Heiligenbergerbeek
Ecologische quickscan
Akoestisch onderzoek
Digitale Watertoets
Externe veiligheid
Advies veiligheidsregio Utrecht
Nota Inspraak en Overleg
Nota Zienswijzen
Vaststellingsbesluit
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doel van het plan
Aan de Arnhemseweg 23 te Leusden ligt de voormalige boerderij Groot Schutterhoef met de bijbehorende agrarische gronden. De agrarische bedrijfsvoering van de boerderij Groot Schutterhoef is in 2002 beëindigd en sinds 2009 is een woon-zorglocatie van Stichting Philadelphia Zorg in de boerderij gevestigd. De landbouwgronden en de boerderij maken onderdeel uit van Landgoed Den Treek-Henschoten.
Het voorliggende bestemmingsplan Groot Schutterhoef heeft betrekking op het beëindigen van het agrarische gebruik van de gronden behorend bij de voormalige boerderij Groot Schutterhoef en op de herinrichting van deze agrarische gronden naar natuurgebied. Ter compensatie wordt de mogelijkheid geboden de woon-zorglocatie van Philadelphia Zorg in de voormalige boerderij Groot Schutterhoef uit te breiden.
Omdat de functieverandering naar natuur en uitbreiding van de zorginstelling niet past binnen het geldende bestemmingsplan dient een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. Het bestemmingsplan voldoet daarnaast aan de meest recente wet- en regelgeving, zoals de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Bovendien past het bestemmingsplan binnen de geldende amvb's, zoals het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht.
Doel van dit bestemmingsplan is het planologisch en juridisch vastleggen van de gewenste ontwikkelingen.
1.2 Ligging plangebied
Het plangebied ligt aan de westzijde van de kern Leusden, even ten noorden van Leusden-Zuid. Het betreft de gronden gelegen tussen de Heiligenbergerbeek, Arnhemseweg (N226), buurtschap Schutterhoef en de nieuwe ontsluitingsweg de verlengde Groene Zoom (Maanweg). De gronden behoren tot het landgoed Den Treek-Henschoten, waarvan de totale oppervlakte circa 2.200 ha beslaat.
Op de hierna volgende afbeeldingen is de globale ligging en de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
Afbeelding - Globale ligging plangebied (bron: Google Maps)
Afbeelding - Begrenzing plangebied (bolletjeslijn)
1.3 Geldende bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden twee bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan "Buitengebied 2009", zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2009.
Bestemmingsplan "Maanweg 2009", zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 24 september 2009.
Het grootste gedeelte van het plangebied behoort tot het bestemmingsplan Buitengebied 2009 en is bestemd als "Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden".
Het deel wat behoort tot het bestemmingsplan Maanweg 2009 is bestemd als "Agrarisch met waarden" of "Natuur".
1.4 Leeswijzer
Het plan is als volgt opgebouwd:
hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande situatie van het plangebied;
in hoofdstuk 3 wordt de toekomstige situatie van het plangebied uiteengezet;
hoofdstuk 4 beschrijft het ruimtelijk relevante beleid van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente;
hoofdstuk 5 gaat in op de planologische en milieutechnische randvoorwaarden;
hoofdstuk 6 bevat de juridische planopzet;
in hoofdstuk 7 wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan aangetoond;
in hoofdstuk 8 gaat in op maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Bestaande situatie
2.1 Ligging in de omgeving
Het plangebied bestemmingsplan Groot Schutterhoef bestaat uit de voormalige boerderij Groot Schutterhoef met de bijbehorende landbouwgronden, het meet- en regelstation van de Gasunie en de oevers van de Heiligenbergerbeek.
De agrarische functie van de boerderij Groot Schutterhoef is beëindigd en in 2009 gewijzigd in de huidige functie als zorgboerderij in eigendom van Stichting Philadelphia Zorg. Deze functieverandering van boerderij naar de huidige zorgfunctie was mede mogelijk doordat de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn gesaneerd, ten oosten achter de boerderij. Stichting Philadelphia Zorg is een landelijke organisatie die ondersteuning biedt aan cliënten met een verstandelijke beperking. De locatie biedt een woonlocatie en dagbesteding aan 19 cliënten.
De landbouwgronden zijn sinds de beëindiging in 2002 van de agrarische bedrijfsvoering op de boerderij Groot Schutterhoef nog steeds landbouwkundig in gebruik. De graslanden worden intensief beheerd en bemest als productiegrasland en maisakkers. Als gevolg hiervan en van het grotendeels ontbreken van landschappelijke elementen zijn de actuele natuurwaarden minimaal. Uitzondering vormen de oevers van de Heiligenbergerbeek. In 2012 zijn in het kader van de doelstelling van de Kaderrichtlijn Water en in het kader van de Heiligenbergerbeek als ecologische verbindingszone (EVZ) natuurvriendelijke oevers aangelegd. Daarnaast is er vooruitlopend op de voorgenomen natuurontwikkeling binnen het plangebied en als compensatie voor de aanleg van de 'Verlegde Maanweg' parallel aan de beek een moeraszone aangelegd met poelen.
Het plangebied is ruim 15,5 ha groot en maakt grotendeels onderdeel uit van het landgoed Den Treek-Henschoten dat voor een belangrijk deel is gelegen in de gemeente Leusden. De totale oppervlakte van het landgoed is circa 2.200 ha. Hiervan bestaat circa 300 ha uit landbouwgrond en 1.900 ha uit bos, park en natuurterrein en voorts uit overige terreinen (gebouwen, erven, tuinen, wegen en water). Het landgoed is nagenoeg geheel gerangschikt onder de Natuurschoonwet 1928 (NSW) en opengesteld voor publiek.
Tegenover de boerderij Groot Schutterhoef ligt aan de overzijde van de Arnhemseweg (N226) Huize Groot Schutterhoef en het overige deel van landgoed Groot Schutterhoef, eveneens onderdeel van Landgoed Den Treek-Henschoten.
Afbeelding - Luchtfoto plangebied en omgeving
2.2 Landschapskenmerken
Het plangebied Groot Schutterhoef ligt in de benedenloop van de Heiligenbergerbeek, op de overgang van de beek naar de Utrechtse heuvelrug. In het gebied komen hoogteverschillen voor van 2 meter. De Arnhemseweg die aan de westzijde van het plangebied ligt vormde voorheen de hoogwatervrije grens van het beekdal. Door ontwatering, ontginning, kanalisatie, peilbeheer en de ruilverkaveling Heiligenbergerbeek (1973) komt overstroming in het gebied niet meer voor. De afbeelding hierna geeft aan dat het projectgebied in 1855 onder water stond en de Arnhemseweg de hoogwatergrens was (Zandvoort= Bavoort). Maar ook zonder dijkdoorbraken stond het gebied 's winters soms onder water waardoor de gebruiksmogelijkheden voor de landbouw beperkt waren.
Afbeelding - Overstroomd gebied (groen) door de doorbraak van de Grebbedijk bij Wageningen in 1855 (Archief Eemland).
2.3 Historische ontwikkeling
Uit historische kaarten van het gebied blijkt dat het beekdal een gevarieerd grondgebruik had. Dit werd veroorzaakt door verschillen in hoogte, uiteenlopende bodemtypen, overstromingen en opkwellend grondwater. De kadastrale kaart 1832 (zie afbeelding) laat zien dat het grondgebruik in die tijd bestond uit grasland, natte heide (natte en woeste grond), loofbos en akker. Vermoedelijk was er sprake van enige veenvorming. De afbeelding van de topografische kaart uit 1845 geeft aan dat er ook veel houtsingels in het gebied voorkwamen en tal van sloten. Dat duidt op natte omstandigheden. Afgaande op de bodemgesteldheid zullen hier elzensingels hebben gestaan en op de meest overstroomde delen ook knotwilgen. Pas later is het gebied door ontginning opener geworden. Door intensievere landbouw zijn de houtsingels vrijwel verdwenen. Het bos en de natte heide of zeggemoerassen zijn ontgonnen en de graanakkers zijn afgelopen decennia omgevormd naar hoog productieve maisakkers. Op het zuidelijk bouwland staat nu het gasregelstation.
Afbeelding - Grondgebruik rond 1832 (kadastrale kaart)
Afbeelding - Grondgebruik topografische kaart 1845
Het plangebied maakte van oudsher onderdeel uit van het achterliggende slagenlandschap. De kavelrichting is hier nog de zichtbare herinnering aan middels de aanwezige sloten. Storend in dit landschap is de versnippering veroorzaakt door het gas meet- en regelstation en de doortrekking van de ontsluitingsroute Groene Zoom.
In het overgangsgebied Utrechtse Heuvelrug naar het beekdal wordt nu prioriteit gegeven aan natuurontwikkeling. Ook die ontwikkeling van ecologische zones langs de beek met begroeiing versnippert het landschapstype verder en wordt daardoor steeds minder herkenbaar.
Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie
3.1 Algemeen
In het Convenant Groene Agenda Leusden horende realisatieplan voor de Groene Agenda zijn de ambities voor het Centraal Buitengebied neergelegd en is gekozen voor een blijvende robuuste groene inrichting met agrarisch gebruik. Voor onderhavig plangebied, wat onderdeel uitmaakt van het Centraal Buitengebied, is uitvoering gegeven aan doelstellingen voor natuur, ecologische verbindingen, versterking van landschap en recreatief medegebruik.
Om de transformatie mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de regeling "rood voor groen" en wordt landbouwgrond omgevormd naar natuur. Die ontwikkeling maakt zo de uitbreiding van zorginstelling Philadelphia mogelijk.
3.2 Landschappelijke inpassing
Het plangebied ondergaat een transformatie van een agrarische functie naar een situatie die inspeelt op natuurontwikkeling en recreatief medegebruik. De voorgenomen nieuwe inrichting voorziet in de aanleg van bosschages, houtwallen en -singels waarbij de traditionele kavelstructuur uitgangspunt blijft. Langs de Heiligenbergerbeek is voorzien in een meer natuurlijke inrichting met een nat/droog zonering en zijn enkele poelen aangelegd.
Het gebied zal toegankelijk worden via een recreatief wandelpad die via de parallelweg langs de Arnhemseweg en de Ruitenbeeklaan aansluit bij de wandelpaden van Lockhorst. De oude agrarische uitstraling in het gebied blijft zichtbaar aanwezig en is zelfs essentieel in de beleving van het gebied. Openheid en de natuurlijke kaders wisselen elkaar af waardoor een gevarieerd landschapsbeeld ontstaat. De diversiteit van het gebied zal daardoor sterk toenemen waarmee een zeer aantrekkelijk belevingsgebied ontstaat voor mens en dier.
Afbeelding - Inrichtingsplan (zie ook bijlage 3 van de regels)
Inrichtingsplan
Bij het maken van het inrichtingsplan zijn een aantal uitgangspunten gehanteerd die richting geven aan het ontwerp.
Stapsteen in regionale ecologische corridors
Historisch grondgebruik als aanknopingspunt
Herstel van de water- en oevermilieus
Landschappelijke versterking
Beleving van het landschap
Stapsteen in regionale ecologische corridors
Natte corridor
De Heiligenbergerbeek heeft in dit deel van de Gelderse Vallei een belangrijke ecologische functie als corridor voor soorten van natte ecosystemen (water, oevers en moeras). Met dit doel is er de afgelopen jaren door het waterschap Vallei en Veluwe gewerkt aan verbetering van de waterkwaliteit en zijn in samenwerking met het landgoed Den Treek-Henschoten moeras en oeverzones aangelegd rond nieuwe natuurgebieden op het landgoed (Hopschuur en Baggergat). Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de Europese kaderrichtlijn water die een forse verbetering voorstaat van de waterkwaliteit en biodiversiteit van belangrijke waterlopen. Het plangebied is daar onderdeel van. In de afgelopen jaren is hier een aanvang mee gemaakt. In het plangebied zijn 3 grote poelen aangelegd, is het maaiveld verlaagd om natte en schrale bloemrijke vegetatie te ontwikkelen en zijn oevers van de beek natuurvriendelijke ingericht. Ter hoogte van de Groene Zoom (Maanweg) en Arnhemse weg zijn faunapassages langs de beek gemaakt om migratie van planten en dieren te bevorderen.
Droge corridor
Het plangebied maakt deel uit van een ecologisch corridor dat de soorten van de uitgestrekte heidevelden en bosstruwelen van Leusderheide via het landgoed Den Treek-Henschoten verbindt met het corridor van de Ponlijn. In de afgelopen 10 jaar zijn op het landgoed al een groot aantal maatregelen getroffen om deze corridor te realiseren en met succes. In het plangebied wordt dit corridor gerealiseerd door ontwikkeling van loofbos, struweel, heischrale vegetaties en bloemrijke graslanden.
Historisch grondgebruik als aanknopingspunt
De hoge maisakker zal worden omgevormd van een zwaarbemeste maisakker naar een extensieve akker waar met historische landbouwgewassen (granen) gestreefd wordt naar ontwikkeling van bloemrijke akkers met van nature voorkomende akkerkruiden. Deze natuurlijke akkerkruiden staan momenteel zeer sterk onder druk. Door extensief beheer worden vochtige en natte bloemrijke graslanden ontwikkeld.
Op de locatie rond het gasregelstation zal wederom een loofboscomplex worden aangelegd. Beoogd wordt hier opgaand bos te realiseren met een hoge natuurwaarde van inheemse bosplanten. Tevens zal dit bos betekenis krijgen als stapsteen voor de fauna (ree, das, boommarter) en op termijn voor broedvogels van betekenis zijn.
Herstel van de water- en oevermilieus
Door herprofilering worden de slootoevers natuurvriendelijker gemaakt. Omdat de intensieve bemesting van graslanden achterwege blijft, zal de waterkwaliteit van de slootmilieus toenemen. Door vertraging van de slootafvoer wordt voorkomen dat in perioden van droogte sloten droogvallen. Beoogd wordt de aanwezige grondwaterkwel in het gebied nog beter te benutten voor ecologisch herstel. Dit leidt tot herstel van de soortenrijkdom van de sloten en oevers.
In de afgelopen jaren zijn al enkele poelen langs de beek aangelegd en de ecologische resultaten daarvan zijn bemoedigend. Pleksgewijs zal in bestaande waterlopen door herprofilering wat meer ruimte ontstaan voor soortgelijke watermilieus. Deze plasbermen worden extensief beheerd en zijn belangrijke biotopen voor amfibieën, vissen en waterinsecten.
Landschappelijke versterking
Door aanleg van een bomenlaan wordt het gebied landschappelijk aantrekkelijker. Ecologisch krijgt deze laan betekenis als leef en broedgebied voor vleermuizen en broedvogels. Door de bijzondere licht- en klimaatcondities in lanen zal de ondergroei van deze laan ecologische waarde toevoegen als groeiplaats voor paddenstoelen en bosplanten van zoomvegetaties.
Met deze laan wordt de overgang van het hoger gelegen terreindeel naar het beekdal benadrukt. De topografische kaart uit 1845 laat zien (zie pag. 7), dat dit hoger gedeelte door houtwallen gescheiden werd van het lager gelegen bouwland.
Langs een aantal sloten en perceelsgrenzen worden verdwenen bomen en singels zoals op de historische kaart van 1845 aanwezig, hersteld. Ten behoeve van de transparantie en de ecologische waarde zal het vooral gaan om knotwilgen (steenuil) en aansluitend op het boscomplex ook om struwelen met inheemse soorten (meidoorn, sleedoorn, kardinaalsmuts).
Als overgang naar de nieuwbouw van het zorgcomplex en de historische boerderij Groot Schutterhoef wordt een hoogstam fruitgaard aangelegd.
Recreatieve beleving
Het gebied wordt ontsloten door een wandelpad en door paden voor de exploitatie. Om ongewenste verstoring van de fauna te voorkomen zal het bosgedeelte (ree, das, boommarter, eekhoorn) niet worden ontsloten voor het publiek. De ontsluiting is gericht op het lopen van een rondje in aansluiting op het uitgebreide padenstelsel door het Centraal Buitengebied van Leusden. Voorkomen moet worden dat het gebied het domein wordt van loslopende honden, fietsers en als afvalplek wordt gebruikt.
Bij de inrichting van het plangebied is samenhang nagestreefd met Huize Groot Schutterhoef en het koetshuis door de bestaande zichtlijnen, tussen het huis en de boerderij, in stand te houden. Openheid op de voormalige agrarische gronden is bij deze zichtlijnen dan ook essentieel.
Nadere uitwerking van de nieuwe inrichting
De door het waterschap genomen maatregelen en financiering van de nieuwe inrichting langs de Heiligenbergerbeek betreffen de eigen gronden en zijn in deze oppervlakte buiten beschouwing gelaten.
Afbeelding - Gebiedsindeling en beheertype
Bestemming Agrarisch naar Natuur
Voor het onderhavig plangebied gelden twee bestemmingsplannen, "Buitengebied 2009" en "Maanweg 2009". Op de hierna weergegeven afbeelding is het gebied aangegeven van de vigerende agrarische bestemmingen, die in dit bestemmingsplan worden bestemd als "Natuur".
Afbeelding - Geldende bestemmingen
3.3 Zorginstelling Philadelphia
Binnen het plangebied is ook de zorginstelling Philadelphia gelegen en is gehuisvest in de voormalige boerderij Groot Schutterhoef en de gebouwen achter de boerderij.
Philadelphia is groot geworden door het kleinschalig organiseren van wonen en dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. In de afgelopen vijf jaar is er echter veel veranderd met betrekking tot financiering. Ook de komende jaren zal de stichting worden geconfronteerd met lagere budgetten, wat een grote druk legt op de exploitatie van de bestaande locaties. Om ook in de toekomst locaties levensvatbaar te houden, is de stichting gedwongen om een en ander efficiënter te organiseren. Concreet betekent dit onder meer schaalvergroting.
Naast Boerderij Groot Schutterhoef heeft Philadelphia in Amersfoort een locatie van vergelijkbare omvang, waar 18 oudere verstandelijk beperkten wonen met een intensieve zorgvraag. De huidige huisvesting voldoet niet meer aan de eisen die door deze doelgroep gesteld worden. Daarom is de keuze gemaakt om beide locaties samen te voegen op de huidige locatie in Leusden, voor een totaal van 40 cliënten. Samenvoeging biedt mogelijkheden voor een meer efficiënte inzet van medewerkers en faciliteiten.
Naast de boerderij en huidige bedrijfspanden heeft de instelling daarvoor nieuwe bedrijfsbebouwing nodig om aan deze schaalvergroting invulling te kunnen geven.
Voor de doelgroep is de relatie binnenruimte (wonen en dagbesteding) en buitenruimte (belevingstuin) van buitengewoon belang. Binnen de huidige locatie, Boerderij Groot Schutterhoef, is dit optimaal gerealiseerd en daarmee ook een voorbeeld voor huisvesting van deze doelgroep. Echter, uitbreiding met 21 cliënten op het bestaande perceel is onmogelijk. Om de plannen te kunnen realiseren wil Philadelphia een extra 0,5 ha grond in gebruik nemen.
In onderhavig plan is invulling gegeven aan de totale transformatie van het gebied en is mogelijkheid gegeven aan uitbreiding van de zorginstelling.
Basis uitgangspunten en randvoorwaarden
De boerderij dient als cultuurhistorisch hoofdelement en als ensemble zodanig herkenbaar te blijven, waarbij de nieuwbouw niet dominant zichtbaar zal zijn. Aan de landschappelijke inpassing is vorm gegeven door de nieuwbouw achter de boerderij zelf en zuidelijk van de bestaande bebouwing te situeren. De nieuwbouw wordt zo het meest aan het directe zichtveld onttrokken. Tevens wordt met de voorgestelde locatie voorkomen dat het huidige uitzicht van de bewoners aan de Schutterhoeflaan door deze nieuwbouw beperkt zal worden (zie ook Hoofdstuk 4.2.3 Ontwikkelprincipes). Aan de voorzijde (Arnhemseweg) wordt een boomgaard aangelegd en hagen markeren de centrale parkeervoorziening. Aan de zuidzijde zal door de aan te leggen houtsingel de nieuwbouw verder aan het zichtveld worden onttrokken. De houtsingel volgt de aanwezige watergang en kavelrichting van het gebied, hierdoor ontstaat een natuurlijk element die past in het landschap en tevens dienst doet als scherm voor de er achter gelegen bebouwing.
Een eerste concept studie hoe de plattegrond voor het zorgcomplex eruit kan gaan zien is uitgewerkt om de ruimtelijke consequenties in beeld te krijgen. De schets is uitgangspunt geweest voor het noodzakelijk uit te voeren onderzoek en het overleg met provincie en de gemeente.
De in de kleur oranje afgebeelde bebouwing is de huidige bestaande bebouwing (A t/m E1), de roze bebouwing stelt de mogelijke nieuwbouw voor (E2 t/m F4).
Afbeelding - Concept studie terreininrichting zorgcomplex Philadelphia
3.4 Beeldkwaliteit zorgcomplex boerderij Groot Schutterhoef
Vanuit historsch- en landschappelijk perspectief is het beeld van en op de monumentale boerderij Groot Schutterhoef bepalend voor de mogelijke nieuwbouw. Er is zowel voor de bestaande als de nieuwe situatie gestreefd naar het beeld van een ensemble van gebouwen met een agrarische oorsprong. Centraal bij die beeldkwaliteit staat de hiërarchie van de gebouwen, een zekere spontane plaatsing rondom een erf en een in de lokale agrarische traditie gestoelde vormentaal.
Afbeelding - Nieuwe situatie zorgcomplex Philadelphia
De bestaande situatie
Alle gebouwen liggen met hun lange zijde dwars op de Arnhemseweg met de voorgevel gericht naar de weg;
geen van de gebouwen ligt op dezelfde afstand van de weg als enig ander gebouw, waardoor een zekere spontaniteit ontstaat;
de gebouwen liggen alle aan een erf, dat naast de boerderij een aansluiting heeft op de Arnhemseweg. Op het erf staat de voormalige hooiberg (E) met een rieten kap en zwart zeil rondom;
gebouwen A en B hebben een (sier)tuin aan de voorzijde;
de gebouwen zijn hiërarchisch verdeeld. Des te belangrijker het gebouw, des te dichter staat het op de weg. Het heeft een steilere kap en er zijn dure materialen toegepast. Des te belangrijker het gebouw des te meer aandacht is besteed aan de detaillering;
de boerderij (A) is het hoofdgebouw. Dit gebouw staat het dichtst bij de Arnhemseweg. Het gebouw heeft een steile (ca. 40 graden) rieten kap en markante donkerrode bakstenen gevel met witgestuukte nis aan de straatzijde. Er is veel aandacht aan de detaillering besteed;
de voormalige berging (D1) en dagbesteding (B) aan weerszijden van de boerderij zijn secundair: zij hebben een minder steil dak (ca. 30 graden) met pannen, donkerrode bakstenen gevels op de begane grond en donkergrijze houten gevels onder de kap;
de bestaande woningen (C1 en C2) zijn tertiair: een houten oranjerode gevel en donkergrijze pannenkap van ca. 15 graden;
de tussenleden van de bestaande woningen staan onderaan de hiërarchie van hoofdgebouwen: een zinken dakbedekking in een zeer flauwe dakhelling (minder dan 15 graden) en een houten oranjerode gevel;
bestaande bijgebouwen zijn van hout met donkergrijze pannen.
Uitgangspunten voor de uitbreiding
Ook de nieuwe gebouwen liggen met hun lange zijde dwars op de Arnhemseweg met de voorgevel gericht naar de weg. Zij liggen aan een uitbreiding van het erf. Deze uitbreiding van het erf ligt op ruime afstand van de Arnhemseweg achter een boomgaard en haag;
aan de zuidzijde wordt voorzien in de aanleg van een houtsingel, waarbij de aanwezige knotwilgen gespaard blijven. De houtsingel onttrekt zo de nieuwbouw en parkeervoorziening aan het directe zichtveld;
de te realiseren boomgaard benadrukt een meer agrarische uitstraling en camoufleert tevens het directe uitzicht op de nieuwbouw en parkeervoorziening;
tussen de boomgaard en de uitbreiding van het erf krijgt al het parkeren een plaats. De ontsluiting van deze parkeerplaats loopt door de boomgaard en is voor het gemotoriseerd verkeer de enige in- en uitrit;
een scheerhaag omzoomt het parkeren en de boomgaard waarmee de groene inrichting van het voorterrein een extra dimensie krijgt. Tevens wordt zo het parkeren en de bebouwing verder aan het beeld onttrokken;
de huidige ingang van de zorginstelling naast de boerderij zal na de uitbreiding nog van ondergeschikte betekenis zijn en enkel voor voetgangers dienst doen;
de nieuwe woningen (C3 en C4) worden uitgewerkt als tertiaire gebouwen: met een houten oranjerode gevel en donkergrijze pannenkap van ca. 15 graden. Voor de nieuwe woningen is een zorgconcept ontwikkeld dat vraagt om een breder gebouw met plaatsing van woon- en slaapkamers rondom een patio. Vanwege de breedte wordt gekozen voor een dubbel zadeldak op elke woning, waarbij de voor- en achtergevel verspringen. Op deze wijze lijken er twee eenvoudige volumes met een zadeldak naast elkaar te staan;
de nieuwe tussenleden (G1 en G2) krijgen een plat dak en een houten oranjerode gevel;
de detaillering en het gebruik van materialen en kleuren wordt gebaseerd op dat van de bestaande woningen (C1 en C2), de entreepartijen uitgezonderd;
aan de bestaande woningen (C1 en C2) wordt elk een nieuw entreepartij toegevoegd in een passende, maar onderscheidende kleur. De entrees van de nieuwe woningen (C3 en C4) worden tevens voorzien van een passend kleuraccent. Het zorgconcept bepaalt dat het belangrijk is dat de woningen herkenbaar en te onderscheiden zijn;
de voormalige berging (D1) wordt verbouwd tot dagbesteding en in dezelfde vorm aan de voorzijde uitgebreid (D2) in overeenstemming met het bestaande deel. Het gebouw wordt hiermee prominenter en krijgt een siertuin aan de voorzijde. Aan de zuidzijde wordt gebouw en uitbreiding verbreed door middel van een houten aanbouw;
nieuwe bijgebouwen, waaronder de wagenloods/ berging (H), zijn van donkergrijs hout met donkergrijze pannen.
In vergelijking tot een agrarisch erf worden de woningen C3 en C4 gezien als uitbreiding van de stallen en de dagbesteding (D1 en D2) kunnen gezien worden met een knipoog naar tweede woning van de rustende boer op een erf met daarvoor nog een siertuin.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.
De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfra-structuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.
De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:
Efficiënt gebruik van de ondergrond
In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit;
Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
Het rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen;
Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
De natuur in de Ecologische hoofdstructuur (EHS) blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt, blijven overeind;
Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.
De voorgenoemde nationale belangen vinden een doorvertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 (Randvoorwaarden) is aangegeven hoe met de nationale belangen is omgegaan.
Ladder van Duurzame Verstedelijking
De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.
Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.
In trede 1 wordt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen bepaald. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. De vraag is gelijk aan de behoefte minus het aanbod (in plannen én in de bestaande voorraad met eenzelfde kwaliteit als de gevraagde kwaliteit). Wanneer de regionale ruimtevraag in beeld is, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Als de behoefte is aangetoond, dan is de tweede trede aan de orde: kan de vraag binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen?
Het onderhavig bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van een kwaliteitsverbetering naar natuur als ook voor het bestaande zorgcomplex. Van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.16, tweede lid, Bro is dan ook geen sprake, mede gelet op rechtspraak voor het toepassen van ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ dat 3 nieuwe woningen niet en 14 woningen wel als zodanig dienen te worden aangemerkt.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen en vormt de normstelling vanuit het rijk. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Per 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met regels ten aanzien van de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor) wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Eveneens is een regeling opgenomen met betrekking tot duurzame verstedelijking.
In onderhavig plangebied is het enige nationale belang de EHS. De Heiligenbergerbeek is aangewezen als ecologische verbindingszone. Hoewel de beek zelf buiten het plangebied valt, ligt de westelijke oever wel binnen het plangebied. Het Barro geeft voor de EHS enkel aan dat de provincie verantwoordelijk is voor het opnemen van de bescherming door middel van de provinciale ruimtelijke verordeningen (zie 4.2.2). Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met het Barro.
4.1.3 Nationaal Waterplan (2009)
Het Nationaal Waterplan is op 12 december 2009 vastgesteld en is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. In de Waterwet is vastgelegd dat het rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het huidige plan geldt voor de periode 2009-2015. Het is de opvolger van de Vierde Nota waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het plan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens aan te merken als structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem van Nederland, zowel oppervlaktewater, grondwater, als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het kabinet kiest voor een strategie die bestaat uit "meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken", adaptieve aanpak en samenwerking binnen en buiten het waterbeheer.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 5.3. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
4.2 Provinciaal beleid
4.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (2013)
Provinciale Staten van Utrecht hebben in februari 2013 de nieuwe Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (PRS) vastgesteld. Een van de pijlers voor ruimtelijke ontwikkeling die van belang is voor het plangebied is een landelijk gebied met kwaliteit. Het beleid, zoals weergegeven in de PRS, is vertaald in regelgeving en opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV, zie 4.2.2).
Cultuurhistorie
De provincie Utrecht kent een grote cultuurhistorische variatie. Dit is mede het gevolg van de diversiteit in de bodemgesteldheid, in combinatie met een lange bewoningsgeschiedenis. De verschillende landschapstypen zijn daarvan het resultaat. De CHS bestaat uit samenhangende, historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijk herkenbare, dan wel in de ondergrond aanwezige structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. De CHS is opgedeeld in de volgende prioritaire thema's:
CHS - historische buitenplaatszone;
CHS - militair erfgoed;
CHS - agrarisch cultuurlandschap;
CHS - archeologie.
Het thema archeologie is van toepassing op een deel van het plangebied. Het provinciaal belang hiervoor is "het behouden en versterken van de kwaliteit van de CHS".
Landelijk gebied
Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te kunnen behouden voert de provincie een terughoudend beleid als het gaat om de ontwikkeling van niet aan het landelijk gebied gekoppelde functies. Slechts onder voorwaarden, met name ten aanzien van de kwaliteit van het landelijk gebied en van de vitaliteit van al aanwezige functies zijn ontwikkelingen van niet landelijk gebied functies aanvaardbaar. Deze worden hier beschreven.
Kwaliteitsontwikkeling (rood-voor-groen)
In delen van het landelijk gebied is sprake van een kwalitatieve opgave waar omzetting van landbouwgrond naar groene, soms ook stedelijke gelieerde functies aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om:
kernrandzones (zie paragraaf 6.2), waarbij ruimte moet zijn voor stedelijke (gelieerde) functies en een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt nagestreefd;
recreatiezones, waar sprake is van een recreatieve opgave die ook door rood-voor-groenconstructies moet kunnen worden gerealiseerd;
gebieden binnen en direct grenzend aan de groene contour, waar nieuwe natuurgebieden met behulp van alternatieve financieringsmogelijkheden kunnen worden gerealiseerd.
Buiten deze gebieden is de inzet van rood-voor-groen niet mogelijk, behoudens kleinschalige verbetering vanuit bestaande bouwpercelen.
Landschap
Voor het landschap Gelderse Vallei wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:
rijk gevarieerde kleinschaligheid;
stelsel van beken, griften en kanalen;
Grebbelinie;
overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank).
Het voornamelijk agrarische landschap van de Gelderse Vallei is rijk gevarieerd door afwisseling van bebouwing, bosjes, lanen, agrarische percelen met houtwallen en -singels op de kavelgrenzen. De open ruimten verschillen van maat en schaal. Verborgen in de Vallei liggen lijnstructuren als beken, kanalen, griften, de Grebbelinie en de Ponlijn. Ook landgoederen, kastelen en forten liggen min of meer verscholen in het landschap. Dit landschap wordt getypeerd als halfopen cultuurlandschap. Soms zijn deze verborgen elementen ineens zichtbaar, maar meestal zijn ze niet herkenbaar. Dit maakt ze tot bijzondere lijnen en punten in het landschap. In het landschap van de Gelderse Vallei is het lastig om je te oriënteren. Alleen de Utrechtse Heuvelrug geeft enige oriëntatie aan het gebied.
Bij ontwikkelingen in het landschap van de Gelderse Vallei vindt de provincie het vooral van belang dat de kleinschaligheid, die dit landschap zo aantrekkelijk maakt behouden wordt. In het verleden zijn al veel kleinschalige landschapselementen verdwenen, waardoor ruimten groter zijn geworden. Ze hebben hun functie verloren en zijn verwijderd. Daarnaast vraagt de provincie aandacht voor het waarborgen, versterken en ontwikkelen van de contrasten in de te onderscheid en deelgebieden van de Gelderse Vallei.
Ecologische hoofdstructuur
De Ecologische hoofdstructuur is een robuust netwerk gevormd door bestaande natuurgebieden, nieuwe nog te realiseren natuurgebieden en verbindingszones tussen de natuurgebieden. Enkele beheersgebieden maken ook onderdeel uit van de EHS. Dit zijn landbouwgebieden waar agrarisch natuurbeheer wordt ingezet om een bijdrage te leveren aan de biodiversiteit, én aan het functioneren van de EHS.
De provincie beschermt de EHS via het ‘nee, tenzij’-regime. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen in de EHS met een negatief effect op de kwaliteit van de natuur of het functioneren van de EHS in principe niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken. Het rijk heeft de provincies via het besluit algemene regels ruimtelijke ordening de taak gegeven deze bescherming nader uit te werken. De provincie heeft deze bescherming vorm gegeven via een aantal stappen die hieronder zijn toegelicht.
Nieuwe (planologische) ontwikkelingen zijn in principe niet mogelijk binnen de EHS wanneer ze een significant negatief effect hebben op het functioneren van de EHS. De initiatiefnemer van een ontwikkeling moet bij het ’nee, tenzij’-regime de onderbouwing leveren. Om een zorgvuldige beoordeling te kunnen maken zal de initiatiefnemer in een zogenaamd 'nee, tenzij’-onderzoek de effecten van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling op de te beschermen, te ontwikkelen en te behouden factoren moeten specificeren. Het gaat daarbij om de ‘wezenlijke waarden en kenmerken’ van de bij het gebied behorende natuurdoelen en natuurkwaliteit:
de bestaande en potentiële waarden van het ecosysteem waaronder ook begrepen worden de vereiste omgevingsfactoren zoals donkerte, bodem, water en milieu;
de robuustheid en de aaneengeslotenheid van de EHS;
de aanwezigheid van bijzondere soorten;
de verbindingsfunctie van het gebied voor soorten en ecosystemen.
Groene contour
Binnen de 'groene contour' liggen gebieden die van belang worden geacht voor het functioneren van de EHS, maar die niet onder de EHS zelf vallen, omdat er tot 2021 geen financiering met Rijksmiddelen mogelijk is. In het Akkoord van Utrecht hebben de deelnemende partijen afgesproken dat binnen deze gebieden op 3.000 ha. grond op vrijwillige basis nieuwe natuur gerealiseerd kan worden. Na realisatie worden deze gebieden met nieuwe natuur opgenomen in de EHS.
Het huidig gebruik van deze gronden is overwegend agrarisch. De reguliere agrarische ontwikkeling is op deze gronden dan ook gewoon mogelijk. Daarnaast is ook de omzetting van agrarisch gebruik naar natuur in deze gebieden mogelijk. Om de realisatie van natuur te stimuleren kan het ontwikkelingsinstrument Rood voor Natuurgroen in zijn grootschalige vorm, zoals nieuwe landgoederen, in en om deze gebieden worden ingezet. Binnen de groene contour is het belangrijk dat de bouw van rood plaatsvindt op zodanige wijze, dat natuur en landschap zoveel mogelijk worden versterkt. Waar mogelijk wordt gezocht naar een koppeling met waterberging en extensieve vormen van recreatie. In de groene contour wordt een goede combinatie van natuur en recreatie mogelijk geacht, mits de recreatie geen negatieve invloed heeft op het functioneren van de nieuwe natuur.
Afbeelding - EHS / Groene contour 5 januari 2015 (aangepast Provinciale dienst)
Afbeelding - Luchtfoto huidige situatie
Over de EHS-grens c.q. bestaande natuur, weergegeven in de EHS & Groene contour-kaart van PRV 2014 art. 4.11 en 4.12, was enige verwarring en is dit aan de orde geweest in het overleg met de provinciale dienst. Volgens webkaart van de provincie wordt er bestaande natuur aangegeven die niet aanwezig is, en is nieuw aangelegde natuur niet op de webkaart aangegeven. Door de provincie is een aangepaste kaart gemaakt voor het deel van het onderhavig plangebied en is hierboven afgebeeld.
Een belangrijk deel van het plangebied valt binnen de Groene contour en in onderhavig plan wordt ruimte geboden voor de ontwikkeling naar natuur. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de visie voor dit gebied.
In hoofdstuk 5 (Randvoorwaarden) is aangegeven hoe met de provinciale belangen is omgegaan.
4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (2013)
Tegelijk met de PRS 2013-2028 heeft de provincie Utrecht ook gewerkt aan een nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). De PRV 2012 is in februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht.
In de verordening is opgenomen hoe wordt omgegaan met het provinciaal belang in bestemmingsplannen. De verordening bevat veel instructienormen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreek voor burgers. Bijvoorbeeld dat de waarden van natuur en landschap beschermd moeten worden.
Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug
Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de grondwaterkwaliteit met het oog op de drinkwaterwinningen en de kwelstromen naar natuurgebieden beschermen bij functiewijzigingen.
De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het grondwaterkwaliteit rekening is gehouden.
Cultuurhistorische hoofdstructuur
Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Archeologie: de cultuurhistorische waarde van het bekende en verwachte archeologisch erfgoed wordt behouden en versterkt;
de toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en het door de gemeente te voeren beleid ter zake en van de wijze waarop met eventuele veranderingen wordt omgegaan.
Landelijk gebied
In het gehele landelijk gebied moet een ongebreidelde uitwaaiering van stedelijke functies worden voorkomen. Binnen deze context zijn nieuwe vormen van verstening alleen onder specifieke voorwaarden toelaatbaar. Dit artikel heeft geen betrekking op gebouwen die in het verleden zijn opgericht en waartegen redelijkerwijs juridisch niet meer kan worden opgetreden. Met betrekking tot de Cultuurhistorische hoofdstructuur geldt de mogelijkheid tot verstedelijking (onder voorwaarden) alleen binnen de historische buitenplaatszones.
Ten aanzien van bestaande niet-agrarische bedrijven in het landelijk gebied is het volgende van toepassing zijnde aangegeven:
Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat percelen bestemd voor specifieke niet-agrarische bedrijven een andere niet-agrarische bedrijfsbestemming krijgen onder de voorwaarde dat de functiewijziging naar aard en omvang niet leidt tot een toename van de invloed op de omgeving.
Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat bestaande niet-agrarische bedrijven worden uitgebreid met maximaal 20% van de bestaande bebouwing. Van deze maximale uitbreiding kan afgeweken worden mits er sprake is van een economische noodzaak.
De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing die aantoont dat de uitbreiding ruimtelijk aanvaardbaar is. Indien de uitbreiding groter is dan 20% wordt tevens onderbouwd dat die uitbreiding noodzakelijk is voor de voortzetting van het niet-agrarische bedrijf.
Landschap
Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten landschap.
De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied voor komende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan.
Ecologische hoofdstructuur
Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de wezenlijke kenmerken en waarden beschermen, in stand houden en ontwikkelen.
Een ruimtelijk plan bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, tenzij:
er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële andere mogelijkheden zijn, of de ruimtelijke ontwikkelingen nieuwe bebouwing of terreinverharding binnen omheinde militaire terreinen mogelijk maken;
negatieve effecten voor de natuur worden zoveel mogelijk beperkt door mitigerende maatregelen en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur elders, met dien verstande dat:
compensatie plaatsvindt in natura in de omgeving van de ruimtelijke ingreep;
het ruimtelijk plan waarin de compensatie wordt geregeld, gelijktijdig wordt vastgesteld met het ruimtelijk plan waarin de aantastende ruimtelijke ingreep mogelijk wordt gemaakt, tenzij verzekerd is dat de compensatie wordt gerealiseerd;
de compensatie minimaal gelijkwaardig is aan het verlies aan waarden en kenmerken.
voor zover compensatie in natura niet mogelijk is in de omgeving en elders ook niet mogelijk is, moet de resterende schade financieel worden gecompenseerd.
De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan en bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende wezenlijke kenmerken en waarden.
Groene contour
Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen en regels die de realisatie van de Groene contour belemmeren.
Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die rood voor groen ontwikkelingen toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de rode en groene ontwikkelingen worden in samenhang ontwikkeld waarbij de hoeveelheid toe te voegen rode ontwikkeling in redelijke verhouding staat tot de hoeveelheid te ontwikkelen nieuwe natuur. De nieuwe natuur wordt gerealiseerd binnen de groene contour;
de tijdige realisering van de natuur en de duurzame instandhouding daarvan is verzekerd;
de rode en groene ontwikkelingen leiden per saldo tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
ad 1
Het initiatief voor de ontwikkeling van een nieuw landgoed is opgenomen in het convenant ‘Groene Agenda voor het Centraal Buitengebied en School- en Langesteeggebied’ uit 2008. De ambitie voor het Centraal Buitengebied bestaat uit 10 projecten, één van de projecten is de realisatie van een nieuw landgoed ‘Groot Schutterhoef’. Deze ontwikkeling past in het destijds vigerende provinciale beleid.
In het bestemmingsplan 'buitengebied Leusden 2009' is voor o.a. voor dit gebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die voorziet in de realisatie van een nieuw landgoed. Met de aanleg van openbaar toegankelijk, aaneengesloten bos- en natuurgebied met een oppervlakte van ten minste 15 ha landgoed is nieuw te realiseren bebouwing mogelijk met een maximale inhoud van 4500 m³.
In de periode waarin de plannen werden uitgewerkt voor een ‘nieuw landgoed’ heeft initiatiefnemer, landgoed Den Treek-Henschoten, een verzoek ingediend voor het verplaatsen van de landhuizen, met een totaal bouwvolume van 4500 m³ naar Groot Schutterhoef aan de Arnhemseweg 23. Op deze locatie biedt stichting Philadelphia zorg aan mensen met een ernstig meervoudige handicap. Het bouwvolume behorend bij de realisatie van een nieuw landgoed wordt daarbij ingezet voor de uitbreiding van de zorgvoorziening.
ad 2
De aanleg van de moerasstrook met de poelen parallel aan de Heiligenbergerbeek is reeds uitgevoerd. Voor de uitvoering van de inrichting is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarbij een koppeling wordt gelegd met de als bijlage bij de regels behorende “Inrichtingsplan”. Ook wordt daarbij aangeven wanneer aan de nieuwe inrichting uitvoering dient te zijn gegeven en hoe het onderhoud voor de komende tien jaar is gegarandeerd.
Landgoed Den Treek-Henschoten omvat circa 2.200 ha, waarvan 1900 ha bestaat uit bos, park en natuurterreinen. Het beheer van deze natuurgronden zal overeenkomstig het beheer van de overige natuurterreinen op het landgoed door en namens het landgoed worden uitgevoerd, zie ook pagina 9 en 23 van de toelichting. Daarnaast is het plangebied gerangschikt onder de natuurschoonwet 1928. Ook op basis van deze wet bestaat de verplichting tot de inrichting en instandhouding van het natuurschoon.
ad 3
zie hiervoor hoofdstuk 3 Toekomstige situatie
ad 4
De gronden kunnen in redelijkheid niet of althans niet op een doelmatige wijze worden gebruikt voor areaalvergroting of structuurversterking van nabijgelegen niet intensieve-veehouderijen.
In het convenant Groene Agenda is een afweging gemaakt van de verschillende belangen, o.a. landbouw en natuur, voor het gehele Centraal Buitengebied. Areaalvergroting en structuurversterking van de in het gebied aanwezige agrarische bedrijven heeft in deze belangenweging reeds plaatsgevonden doordat agrarische gronden vrij en beschikbaar zijn gekomen met de verplaatsing van de geitenhouderij uit het Centraal Buitengebied. In dezelfde afweging is voor de agrarische gronden bij de voormalige boerderij Groot Schutterhoef de keuze gemaakt voor natuurontwikkeling en recreatie. De betreffende agrarische gronden zijn in eigendom van landgoed Den Treek-Henschoten en in gebruik bij een van de agrariërs op het landgoed. Landgoed Den Treek-Henschoten bestaat uit circa 2200 ha. Op het landgoed is de landbouw geconcentreerd op het Heetveld en aan de Treekerweg. Afgelopen jaren heeft op het landgoed, mede als gevolg van de verschillende reguleringen vanuit de overheden, herverkaveling van de landbouwgronden plaatsgevonden. Het aantal landbouwbedrijven is teruggebracht en de vrijkomende gronden zijn via herverkaveling aan de huidige vijf bedrijven toegedeeld om een optimale landbouwstructuur en de noodzakelijke schaalvergroting te realiseren. Een deel van de agrarische grond is daarbij omgezet naar natuur ten behoeve van de evz het Groene Valleilint.
Gezien de ligging van de percelen op Groot Schutterhoef ten opzichte van de agrarische bedrijven binnen het Heetveld en daarbij ook gezien de natuurpotenties van het plangebied Groot Schutterhoef is in dit bredere verband door het landgoed Den Treek-Henschoten ter plaatse van Groot Schutterhoef gekozen voor andere beleidsdoelen; de realisatie van verbindingszones, versterking van het landschap, natuur en recreatie en het voort bestaan en het in stand houden van het zorgwooncomplex van Stichting Philadelphia Zorg in de voormalige boerderij Groot Schutterhoef. Structuurverbetering voor de landbouw binnen landgoed Den Treek-Henschoten heeft plaatsgevonden aan het Heetveld en de Treekerweg.
In hoofdstuk 5 (Randvoorwaarden) is aangegeven hoe is omgegaan met het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug (5.3), de Cultuurhistorische hoofdstructuur (5.4) en de Ecologische hoofdstructuur (5.5). In hoofdstuk 3 (Toekomstige situatie) is reeds aangegeven hoe is omgegaan met de landschappelijke inpassing (zie 3.2).
Ten aanzien van het landelijk gebied wordt opgemerkt dat de bebouwing wordt gerealiseerd buiten het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug. De uitbreidingslocatie wordt gerealiseerd binnen de Groene Contour (maar buiten de EHS) middels de Rood voor groen-regeling. Hiertoe wordt het overgrote deel van het plangebied ingericht ten behoeve van natuurdoeleinden. In paragraaf 3.4 is de beeldkwaliteitparagraaf opgenomen, waarmee wordt voldaan aan de gestelde voorwaarde van een beeldkwaliteitparagraaf.
4.2.3 Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen: Gebiedskatern Gelderse Vallei (2011)
In 2011 heeft de provincie de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen uitgegeven. Deze bestaat uit zes katernen met in elk katern een deelgebied nader uitgewerkt. Het doel van de kwaliteitsgids is het concreet maken van de kernkwaliteiten van de Utrechtse landschappen, zodat iedereen begrijpt over welke elementen het gaat. Het tweede doel is het bieden van inspiratie en houvast voor het omgaan met ontwikkelingen, zodat de kernkwaliteiten voor de toekomst zijn zeker gesteld en zelfs beter beleefbaar worden.
Onderhavig plangebied valt binnen de gebiedskatern Gelderse Vallei.
Stroken
In de omgeving van Leusden, Woudenberg en Veenendaal lag vroeger veen. Daar zijn op sommige plekken nog restanten van aanwezig. De meeste gebieden zijn planmatig ontgonnen volgens het principe van de strokenverkaveling. De dorpen zijn ontstaan vanuit boerderijlinten. Om het gebied te ontwateren en turf af te voeren zijn hier rechte, zogenoemde griften aangelegd. Net als in het deelgebied Mozaïek is hier een halfopen kleinschalig landschap met vele landschapselementen ontstaan, maar dit gebied is natter (te zien aan meer weilanden) en er is verkaveld in stroken.
Het landschap van het deelgebied stroken in de Gelderse Vallei vraagt om:
verdichting van het landschappelijk raamwerk door:
het intensiever accentueren van agrarische perceelsgrenzen met landschapselementen, zoals houtsingels (vnl. els) of knotwilgen;
oude wegen te voorzien van bomen;
het behouden of versterken van meer afwisseling tussen weilanden (vnl. grondgebonden landbouw), akkers en bospercelen in het landgebruik;
het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe landgoederen, bestaande uit een hoofdgebouw en bijgebouwen;
uitzondering hierop vormen de inundatievelden langs het Valleikanaal, waar het raamwerk grootschaliger is. Dankzij de open ruimten ten opzichte van het omliggende landschap komt de Grebbelinie hier goed tot zijn recht.
het in stand houden van langgerekte percelen;
compacte dorpen of open linten langs wegen;
afstemming van bedrijfsvergroting op maat en schaal van het landschap.
Stedelijk uitloopgebied van Amersfoort en Leusden in oksel A28 en A1
In dit gebied doen zich de laatste jaren veel ontwikkelingen voor. Het natuur- en recreatiegebied Bloeidaal is gerealiseerd. Waterbergings- en recreatiegebied de Schammer is in aanleg. Diverse wegenprojecten zijn in voorbereiding. Er zijn initiatieven voor landgoed-ontwikkeling en de afgelopen jaren zijn diverse malen woningbouwplannen de revue gepasseerd. Kortom, de dynamiek in dit gebied is groot.
Het landschap van de Gelderse Vallei vraagt om:
gebiedsontwikkeling met combinatie van uiteenlopende functies. Dit vereist een specifieke ontwerpopgave. Recreatieve ontwikkelingen, verbreding van snelwegen, ontwikkeling van bedrijventerreinen en nieuwe landgoederen moeten hun plek vinden zonder afbreuk te doen aan de gebiedskenmerken;
het versterken van het landschappelijke raamwerk.
Thema's
Landgebruik
Afwisseling van akker, weide en bosperceel met af en toe een kwekerij;
Begrazing van weiden door koe en schaap.
Bebouwing
Bebouwing voornamelijk in linten;
Kastelen en landgoederen; voorname bebouwing.
Ontwikkelprincipes
Bij natuurontwikkeling blijft verkaveling zichtbaar;
Ecologische oevers langs beken variëren in breedte, poelen als plekken langs de beek;
Nieuwe landgoederen als statig landgoed.
Het oorspronkelijke plan voor ontwikkeling van een nieuw landgoed bestond uit de ontwikkeling van een statig landgoed gesitueerd in het midden van het plangebied. Als gevolg van de noodzakelijke uitbreiding van Philadelphia Zorg in de boerderij Groot Schutterhoef (zie 1.1. en 3.3) is deze voorgenomen ontwikkeling gewijzigd.
Overwegingen die vanuit de gemeente en provincie aan het huidige landgebruik ten grondslag liggen zijn:
de bebouwingscontour van de boerderij Groot Schutterhoef is vanuit cultuurhistorische overwegingen op het perceel in oostelijke richting en achter de boerderij. Voorheen stonden hier ook de agrarische bedrijfsgebouwen.
Rekening houdend met de bewoners aan de Schutterhoeflaan die uitkijken op het plangebied en met de uitgangspunten van Philadelphia Zorg vanwege de specifieke voorwaarden voor juiste en passende huisvesting van de doelgroep die op deze zorg-locatie komt wonen, is overeenstemming bereikt om de uitbreiding aan de zuidzijde van huidige locatie te situeren. Daarbij is extra aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing van de uitbreiding en compositie als geheel waarbij de nadruk blijft liggen op de historische boerderij;
door de verplaatsing van de locatie van bebouwingscontour weg uit het beekdal naar de huidige locatie aan de rand van het plangebied, als uitbreiding van de boerderij Groot Schutterhoef, wordt er minder inbreuk gemaakt op het open beekdal en de herkenbaarheid van de overgang van de Utrechtse heuvelrug naar het beekdal.
De voorgenomen ontwikkeling tast de kernkwaliteiten van het omliggende landschap niet aan, daar waar mogelijk is invulling gegeven aan het versterken van het landschapsbeeld:
De uitbreiding van de bebouwing vindt plaats in de directie nabijheid van de bestaande bebouwing en volgt de richting parallel aan de Arnhemseweg;
Bij de natuurontwikkeling wordt de bestaande verkavelingsstructuur overeind gehouden en versterkt;
Oprichting van een nieuw landgoed behoort volgens het eerste voorstel tot de mogelijkheden. Bij het nu uitgewerkte ontwerp is er voor gekozen het bouwvolume in te zetten voor uitbreiding van de bestaande zorginstelling. Dit voornemen is voorafgaand uitgebreid met de gemeente en provincie besproken.
4.2.4 Natuurbeheerplan 2015
In een natuurbeheerplan begrenzen Gedeputeerde Staten gebieden waar subsidiëring van beheer van natuur, agrarische natuur en landschapselementen plaats kan vinden. Het natuurbeheerplan geeft ook aan waar kwaliteitsimpulsen voor natuur en landschap mogelijk zijn. Daarnaast beschrijft het natuurbeheerplan per (deel)gebied welke natuur- en landschapsdoelen van toepassing zijn en stelt het natuurbeheerplan zo nodig aanvullende eisen ten aanzien van het uitvoeren van bepaalde beheermaatregelen.
Het natuurbeheerplan vormt een belangrijk instrument voor de realisering van het rijks- en provinciale natuur- en landschapsbeleid waaronder de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Voor het onderhavige landgoedplan is een landschappelijk inpassing gemaakt aan de hand van een inrichtingsschets (zie paragraaf 3.2). De te realiseren nieuwe natuur sluit aan bij de natuurdoeltypen, zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan 2015 en zal als EHS gebied worden toegevoegd aan het natuurbeheerplan van de provincie Utrecht.
4.2.5 Waterplan 2010-2015 (2009)
Het waterplan beschrijft wat de provincie Utrecht in deze periode wil bereiken op het gebied van waterbeheer. In het waterplan worden de hoofdlijnen vastgelegd van het in de provincie te voeren beleid ten aanzien van de waterhuishouding. Met het waterplan wordt voldaan aan de verplichting van Waternet om voor een periode van zes jaar een regionaal waterplan op te stellen. In het waterplan wordt gekozen voor duurzaamheid en kwaliteit. In de Gebiedsgerichte aanpak staat de ontwikkeling van duurzame, robuuste watersystemen centraal, waarbij op de lange termijn wordt gericht. Voor het borgen van bestaande kwaliteiten en het aanpakken van urgente problemen, is het beleid uitgewerkt in de delen veiligheid, kwaliteit en kwantiteit, en gebruik en beleving. In het kader van de veiligheid wordt ook ingegaan op overstromingsrisico's. In het uitvoeringsprogramma staan de instrumenten en middelen beschreven die worden ingezet voor de realisering van het beleid.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 5.3. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
4.3 Regionaal beleid
4.3.1 Waterbeheerplan Waterschap Vallei en Eem 2010 - 2015 (2009)
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Vallei & Veluwe (voorheen Vallei & Eem). In het Waterbeheersplan 2010-2015 (vastgesteld op 17 september 2009) heeft Waterschap Vallei & Veluwe zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van het waterschap voor de komende zes jaar.
In het waterbeheersplan vertaalt het waterschap zijn taken in concrete doelen voor de periode van 6 jaar, de maatregelen om die doelen te realiseren en de prestatie-/indicatoren waaraan de resultaten kunnen worden afgemeten. Het waterbeheersplan is gevoed door beleid dat in de achterliggende periode is ontwikkeld.
Het waterschap geeft zijn taken vorm middels drie programma's:
Veilige dijken; beschermen van de bewoonde gebieden tegen overstromingen;
Voldoende en schoon water; waar het nodig is, is water van goede kwaliteit beschikbaar. Er wordt geen overlast van het water ondervonden;
Zuivering afvalwater; het waterschap zuivert gebruikt en verontreinigd water en hemelwater dat in rioleringen wordt verzameld. Dit gebeurt voordat het water op het oppervlaktewater wordt geloosd.
De uitbreiding bij de zorginstelling Philadelphia heeft een dusdanig kleinschalig karakter dat in de ruimtelijke situatie maar een beperkte wijziging zal optreden die gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie. Daarnaast wordt het overige deel van het plangebied ingezet voor natuurontwikkeling en is de ontwikkelingsdoelstelling vernatting van het gebied door afwatering te beperken.
De doelstellingen van het waterschap komen dan ook niet in het gedrang door dit bestemmingsplan.
In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de waterhuishoudkundige thema's.
4.3.2 Landschapsontwikkelingsplan Gelderse Vallei (2005)
Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt een toetsingskader voor het landschapsbeleid binnen de gemeenten van de Gelderse Vallei. Zij vormt daarbij een verlengstuk van het Reconstructieplan, uitgewerkt naar de diverse landschapskwaliteiten. Het plangebied maakt onderdeel uit van de Gelderse Vallei en is gelegen op de rand van het bos- en heidelandschap.
Ingezet wordt op versterking van het landschappelijk raamwerk. Dit kan ondermeer door aanleg van bosgebieden en ontwikkelen van het bekensysteem. Binnen het raamwerk wordt ruimte geboden aan een keur van functies tot een dynamisch multifunctioneel landschap. Een grote kans wordt verder uitgewerkt: het verbeteren van het recreatieve netwerk voor de verbetering van het recreatief medegebruik. Naast ruimte voor (nieuwe) landgoederen, wordt bijzondere aandacht besteed aan behoud van het agrarische karakter en de versterking van de streek-eigen landschapselementen en ook kleinschalige natuurontwikkeling.
Het voorgenomen plan is uiterst zorgvuldig vormgegeven. Ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing is een inrichtingsschets voor het plangebied gemaakt, waarin onder andere de nieuw- en reeds gerealiseerde natuur met recreatief pad op zijn aangegeven. Geconcludeerd kan worden dat het voorgenomen plan aansluit bij de uitgangspunten uit het LOP.
4.4 Gemeentelijk beleid
4.4.1 Visie 2010: Bouwen aan een krachtig Leusden
De gemeente Leusden heeft een ontwikkelingsvisie opgesteld, waarin de hoofdlijnen zijn aangegeven voor de ontwikkelingsrichtingen op het gebied van wonen, werken en welzijn. Een vitaal Leusden wordt daarbij vooropgesteld waarbij het sociale en culturele welzijn, de ruimtelijke ontwikkeling, economie, verkeer en vervoer en het landelijk gebied belangrijke aspecten zijn.
De visie kan op hoofdlijnen als volgt worden samengevat:
Op sociaal en cultureel vlak streeft men naar een krachtige en zelfstandige samenleving. Het behoud en de verbetering van maatschappelijke kwaliteiten is van groot belang. Dit wil zeggen dat actief ingespeeld moet worden op de veranderende samenstelling van de bevolking;
Leusden wil zich inzetten voor behoud en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Onder ruimtelijke kwaliteit wordt verstaan: Een gevarieerd woonmilieu met stedelijke voorzieningen in een landelijke omgeving;
Benadrukking van de ligging in de overgang tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei; Actieve oriëntatie op het buitengebied.
Doelstellingen zijn het terugdringen van het woningtekort en het zorgvuldig afbouwen van de randen van Leusden.
Daarnaast wil Leusden de kwaliteit van het buitengebied versterken. De ontwikkeling van de natuur- en milieukwaliteit in aantrekkelijke landschappen staat voorop, onder meer door het realiseren van ecologische verbindingszones. Voorts wenst de gemeente verbreding van de activiteiten in het buitengebied.
Naast (duurzame en biologische) landbouw worden landschapsonderhoud en recreatief medegebruik nieuwe inkomstenbronnen in het landelijk gebied. Tenslotte verdienen het openbaar vervoer en het winkelcentrum aandacht.
Het voorgenomen initiatief zorgt voor een kwaliteitsimpuls aan het landelijk gebied van Leusden. Door realisering van een aanzienlijke hoeveelheid nieuwe natuur in het landelijk gebied wordt de aantrekkelijkheid van het landelijk gebied vergroot. De uitbreiding van Philadelphia sluit tevens aan op de visie van de gemeente ten aanzien van het behoud en de verbetering van maatschappelijke kwaliteiten.
4.4.2 Milieubeleidsplan 2009 - 2013
Het milieubeleidsplan 2009-2013 is een toetsingskader bij ruimtelijke plannen. De raad van de gemeente Leusden heeft op 14 november 2013 besloten om de werking van het milieubeleidsplan 2009-2013 te verlengen tot en met 2015.
In het milieubeleidsplan zijn milieukwaliteitsprofielen opgenomen. Het plangebied ligt in het buitengebied van Leusden. Voor dit bestemmingsplan zijn dan ook de beleidsdoelen voor het gebiedstype "Buitengebied" van toepassing. Onder andere de volgende beleidsdoelen zijn voor het voorgenomen initiatief van belang:
verminderen energieverbruik in buitengebied;
beperken lichthinder;
voorkomen van nieuwe en saneren van bestaande bodemverontreiniging;
bewaken van rust en stilte;
beschermen zeldzame flora en fauna en behoud en versterking van natuurwaarden.
Bij het voorgenomen initiatief wordt waar mogelijk aangesloten bij de bovenstaande beleidsdoelen. Door middel van het uitvoeren van meerdere milieuonderzoeken wordt een zo duidelijk mogelijk beeld geschept van de huidige milieu situatie in het plangebied. Het voorgenomen initiatief heeft logischerwijs tot doel de huidige situatie te verbeteren.
4.4.3 Convenant Groene Agenda Leusden
Het initiatief voor de ontwikkeling van een nieuw landgoed is opgenomen in het convenant 'Groene Agenda voor het Centraal Buitengebied en School- en Langesteeggebied' uit 2008. Onder de noemer 'Groene Agenda' hebben de landgoederen De Boom, Lockhorst, Nimmerdor en Den Treek-Henschoten met Het Utrechts Landschap en de gemeente Leusden, het waterschap Vallei en Eem (Vallei en Veluwe) en provincie Utrecht een integraal kader opgesteld om gezamenlijk de groen kwaliteiten van o.a. het Centraal Buitengebied in Leusden te versterken en in stand te houden. In het Centraal Buitengebied is gekozen voor een blijvende robuuste groene inrichting met agrarisch gebruik. Door de gezamenlijke partijen wordt integraal uitvoering gegeven aan doelstellingen voor natuur, ecologische verbindingen, versterking van het landschap, duurzame grondgebonden landbouw en recreatie.
Met dit initiatief zal een bijdrage worden geleverd aan de doelstellingen:
natuur,
ecologische verbindingen,
versterking van het landschap en
recreatie.
Het gebied wordt toegankelijk voor wandelaars door de aanleg van een pad dat aansluit bij bestaande wandelpaden zodat een rondgang door het Centraal Buitengebied mogelijk wordt.
Afbeelding - Ligging Centraal Buitengebied
In het oorspronkelijk initiatief voor de ontwikkeling van het nieuwe landgoed Groot Schutterhoef bestond de bebouwing uit een landhuis met bijgebouwen centraal gelegen in het plangebied. Stichting Philadelphia Zorg heeft echter nadien aangegeven genoodzaakt te zijn hun huidige woonzorglocatie in Boerderij Groot Schutterhoef uit te breiden. Het oorspronkelijke plan voor de ontwikkeling van een nieuw landgoed zoals ook opgenomen in de Groene Agenda is, na uitvoering overleg met provincie en gemeente, bijgesteld ten aanzien van de te realiseren bebouwing en de locatiekeuze. Met het nu voorgestelde bestemmingsplan wordt ingespeeld op de vraag uit de markt en wordt de bebouwingsmogelijkheid voor het nieuwe landgoed ingezet voor uitbreiding van de bestaande locatie van Philadelphia Zorg in de Boerderij Groot Schutterhoef. De partijen van de Groene Agenda zijn hierover geïnformeerd.
In afwijking van hetgeen binnen het afsprakenkader is beschreven in het convenant, wordt er geen nieuw landgoed ontwikkeld, maar wordt het bouwvolume elders ingezet binnen het plangebied. Aan de overige doelen uit het afsprakenkader zal overeenkomstig uitvoering gegeven worden.
4.4.4 Bestemmingsplan Buitengebied 2009
Onderhavig bestemmingsplan is een partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2009. Hierin is o.a. voor dit gebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die onder bepaalde voorwaarden voorziet in de realisatie van een nieuw landgoed . De voorwaarden voor zover van toepassing zijn hierna weergegeven.
Voorzien dient te worden in de aanleg van een openbaar toegankelijk, aaneengesloten bos- of natuurgebied met een oppervlakte van ten minste 10ha.
Aangetoond dient te worden dat de beschikbare gronden in redelijkheid niet of althans niet op een doelmatige wijze kunnen worden gebruikt voor areaalvergroting of structuurversterking van nabijgelegen niet-intensieve veehouderijen.
Nieuw te realiseren bebouwing dient te bestaan uit één of meer woongebouwen met een gezamenlijke maximale inhoud van:
1.500 m³ bij een oppervlakte aan landgoed van ten minste 5 ha;
3.000 m³ bij een oppervlakte aan landgoed van ten minste 10 ha;
4.500 m³ bij een oppervlakte aan landgoed van ten minste 15 ha;;
van de woongebouwen mag de hoogte niet meer dan 12 m bedragen; van de bijgebouwen mag de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² bedragen, de goothoogte maximaal 3 m en de hoogte maximaal 6 m.
Aan de hand van een inrichtingsplan dient redelijkerwijs te worden aangetoond dat het nieuwe landgoed een duidelijke meerwaarde heeft op het gebied van ecologie, landschap en behoud van cultuurhistorische waarden, ten opzichte van de situatie vóór wijziging. Het inrichtingsplan dient in ieder geval te bestaan uit:
een beschrijving van de inrichting van het nieuwe landgoed,
de bijdrage, die het nieuwe landgoed levert aan de realisering of uitbouw van de ecologische hoofdstructuur,
de beeldkwaliteitsaspecten, en
de wijze waarop het landgoed duurzaam beheerd zal worden;
De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet worden belemmerd.
Wijziging mag geen significante nadelige gevolgen hebben voor aanwezige natuurwaarden binnen de op de ontwikkelingskaart aangegeven ‘groene contour’.
De landschappelijke waarden als aangegeven in het Landschapsontwikkelingsplan (september 2005) mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
ad a.
De voorgenomen ontwikkeling naar natuur voldoet hier aan.
ad b.
Bij de beschrijving van het Provinciaal beleid is hier reeds aandacht aan besteed, zie hoofdstuk 4 onder 4.2.2 Groene contour ad 4.
ad c.
De oppervlakte aan landgoed bedraagt 13,7 ha. Dit is minder dan in de voorwaarden is opgenomen. Door medewerking van landgoed Den Treek kon de Maanweg worden doorgetrokken. Hierdoor is de omvang van het al bestaande landgoedinitiatief afgenomen. Daarnaast is in het kader van dit project (verlengde Maanweg) een paddenpoel en een deel natuurvriendelijk oever aangelegd langs de Heiligenbergerbeek. Die ontwikkeling is gefinancierd door de gemeente Leusden en de gronden tellen niet mee bij de oppervlakteberekening voor het landgoed. Het bestemmingsplan Buitengebied 2009 kent een vrijstellingsbevoegdheid van 10% ten aanzien van maten en percentages. Het college is van mening dat de aanleg van de verlegde Maanweg/Groene Zoom voldoende legitiem is om de 10% regeling hier toe te passen. De resterende oppervlakte aan landgoed blijft binnen deze 10% marge.
ad d.
Bij de invulling is gestreefd naar optimale landschappelijk kwaliteit en inpassing, waarbij rekening is gehouden met landschap, de belangen van omwonenden en de recreatieve doelgroep. In dit nieuwe plan wordt er geen bebouwing meer gerealiseerd in het midden van het plangebied. Door dit initiatief komt de oorspronkelijke landgoedbebouwing, die was voorzien in het Heiligenbergerbeekdal, te vervallen en daarmee kan deze ruimte nu worden ingezet voor natuurontwikkeling. Hierdoor ontstaat een groter aaneengesloten natuurgebied. Het bouwvolume komt verder af te liggen van de ecologische verbindingszone (EVZ) Heiligenbergerbeek wat ook het open beekdallandschap ten goede komt. De overige gronden worden ingericht als natuurgebied. Het inrichtingsplan voor de natuur- en landschapsversterking is door een ter zake deskundige opgesteld, er wordt een doordacht plan ten uitvoer gebracht. Zo worden o.a. nieuwe houtsingels aangelegd, sloten verbreed en voorzien van nat/droge oevers voor meer diversiteit, bos aangeplant en natuurlijke kruiden- en faunarijke akkers ontwikkeld. Het plan is in nauw overleg tussen het landgoed, gebiedscoöperatie O-gen (voorheen stichting vernieuwing Gelderse Vallei) en de provincie tot stand gekomen. De beheertypen zijn afgestemd op het natuurbeheerplan van de provincie en betreffen vochtige heide, nat schraalland, vochtig hooiland, droge schraalgraslanden, kruiden- en faunarijk grasland, kruiden- en faunarijke akker, rivier- en beekbegeleidend bos, dennen-, eiken- en beukenbos.
Beekherstel van de Heiligenbergerbeek is ook een van de projecten uit de Groene Agenda. Voor dit project is een inrichtingsbeeld opgesteld en uitgevoerd. Een van de kansen voor oeverinrichtingen lag bij het nieuwe landgoed Groot Schutterhoef met een moeraszone langs de beek. Voor de ontwikkeling van de natuur was het wenselijk de moeraszone tegelijk aan te leggen met de uitvoeringswerken aan de beek zelf. In dit project zijn het waterschap en landgoed Den Treek-Henschoten daarom samen opgetrokken.
In de toelichting bij 3.2 Landschappelijke inpassing is een kaartje opgenomen en is aangegeven met welke oppervlaktes de inrichting wordt ingevuld door Landgoed Den Treek-Henschoten.
De door het waterschap genomen maatregelen en financiering van de nieuwe inrichting betreffen de eigen grond en is in de oppervlakteberekening buiten beschouwing gelaten.
ad e.
Zie toelichting onder 5.9. Milieuhinder bedrijvigheid.
ad f.
De gronden rondom de Heiligenbergerbeek zijn op de ontwikkelingskaart aangegeven als ‘groene contour’. De verplaatsing van de landgoedwoningen naar de locatie van Philadelphia heeft een positief effect op de natuurwaarden in dit gebied. Door dit initiatief komt de oorspronkelijke bebouwing, die was voorzien in het Heiligenbergerbeekdal, te vervallen. Hierdoor komt het bouwvolume verder af te liggen van de ecologische verbindingszone (EVZ) van de Heiligenbergerbeek, tevens komt dit het open beekdallandschap ten goede.
ad g.
Zie toelichting onder 4.3.2 Landschapsontwikkelingsplan Gelderse Vallei (2005).
Conclusie:
De oppervlakte aan landgoed bedraagt minder dan 15 ha (13,7). Medewerking verlenen aan de realisatie van het gewenste bouwvolume liggen gegronde redenen ten grondslag. In de overwegingen is meegenomen dat het maatschappelijke belang tevens wordt gediend. Doordat de bebouwing wordt ingezet voor de noodzakelijke uitbreiding, om een duurzame exploitatie haalbaar te maken, van de bestaande woon-zorgvoorziening Philadelphia Zorg, op de locatie Groot Schutterhoef. Verder wordt het bouwvolume bij de bestaande bebouwing teruggebracht, door te bepalen dat de maximale goothoogte nu vastgelegd wordt op 3 meter. De afwijking ten aanzien van maten en percentages, zoals is vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2009, blijft binnen de 10% afwijkingsmogelijkheid.
4.4.5 Bestemmingsplan Maanweg 2009
Dit bestemmingsplan heeft de nieuwe verkeersontsluiting planologisch en juridisch mogelijk gemaakt. De inmiddels gerealiseerde ontsluitingsweg verbind de Groene zoom met de Arnhemseweg (N226). Hiermee is invulling gegeven aan de wens het bestaande knelpunt op te lossen. De toen gebrekkige verkeersontsluiting via de Maanweg en de daarmee samenhangende overlast voor bewoners van Leusden-zuid.
Naast de bestemming "Verkeer" zijn in dit bestemmingsplan ook de naast gelegen terreinen meegenomen om daarmee tevens de landschappelijke en ecologische inpassing te borgen.
In het onderhavig bestemmingsplan wordt een deel van het bestemmingsplan Maanweg 2009 meegenomen, het betreft de gronden tot aan de enkel bestemmingen "Verkeer" en "Water".
Afbeelding - fragment verbeelding bsp. Maanweg 2009
De bestemming "Agrarisch met waarden" heeft in het onderhavige bestemmingsplan de bestemming "Natuur" gekregen, de overige bestemmingen en aanduidingen wijzigen niet.
Hoofdstuk 5 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden
5.1 Bodem en water
Door de ligging aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug is er sprake van een gevarieerde bodemopbouw en waterhuishouding. De waterhuishouding wordt vooral bepaald door het gestuwde peil van de Heiligenbergerbeek. In de beek wordt een zomer- en winterpeil gehanteerd. In de winter is het peil van de beek circa 20 cm lager dan in de zomer. In hoofdlijnen watert het terrein van westelijk naar oostelijk richting af via een stelsel van smalle en bredere sloten.
Via deze sloten wordt vooral kwelwater afgevoerd en voor een deel ook oppervlaktewater dat afkomstig is van achterliggend gebied. In perioden van veel neerslag kan op de recent afgegraven natuurgronden lokaal overstroming vanuit de beek plaatsvinden.
Er zijn twee hooggelegen terreindelen. Ze bestaan uit drogere veldpodzolen (rond het gasregelstation) en enkeerdgronden (de hoge akker nabij boerderij Ruitenberg). De veldpodzolen (grondwatertrap V), zijn van nature armere gronden. In het plangebied waren het gronden die ooit als heidegrond dienst deden en later vermoedelijk pas later zijn bebost met hakhout van zomereik. De enkeerdgrond die nu als maisakker dienst doet heeft vermoedelijk deel uitgemaakt van de dekzandrug waarop nu Ruitenbeek en Lockhorst liggen. Deze dekzandrug is waarschijnlijk doorgraven om de afwatering van de Heiligenbergerbeek te verbeteren. Voor landbouwkundig gebruik is deze maisakker ooit opgehoogd met plaggen en mest.
De lagere gronden bestaan uit vochtige tot natte beekeerdgronden (GT II/III). De laagste delen daarvan zijn in het verleden regelmatig overstroomd geweest met beekwater, waardoor beekleem is afgezet. In perioden van hoog water werden de lage gronden nog natter omdat vanuit hoger gelegen gronden opkwellend grondwater niet meer kon worden afgevoerd. Lokaal ontstond hierdoor een moerassige vegetatie van natte heide en zeggemoeras. Op de kadastrale kaart is daar nog iets van te zien. Langs de Arnhemseweg, tegenover huis Schutterhoef staat als grondgebruik nog moeras en woeste grond aangegeven. Dat duidt erop dat juist op dit punt kwelwater vanuit de omgeving stagneerde. De hoogtekaart suggereert dat de Heiligenbergerbeek mogelijk via een laagte tot aan de Arnhemseweg heeft gelopen en ten westen van de hoge maisakker heeft gestroomd.
Afbeelding - Hoogtekaart plangebied donkerblauw = +1 m NAP; geel = +3m NAP oranje kleuren zijn hoge objecten zoals bos en bebouwing.
5.2 Bodem
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een groentetuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.
Onderzoek
In december 2013 is een verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest uitgevoerd voor de uitbreiding van het zorgcomplex Philadelphia, zie rapportage Bijlage 1 bodemonderzoek en onderzoek asbest.
Uit de analyseresultaten blijkt dat in de bovengrond geen van de geanalyseerde parameters is aangetoond in een gehalte boven de achtergrondwaarde. In de ondergrond is kwik aangetroffen in een gehalte boven de achtergrondwaarde. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten barium, zink en naftaleen aangetoond. Geen van de overige geanalyseerde parameters is aangetroffen in een gehalte boven de achtergrond-/streefwaarde.
Geconcludeerd wordt dat de hypothese ‘onverdacht’ van het verkennend bodemonderzoek stand houdt. De aangetoonde lichte verontreinigingen zijn niet verontrustend en geven geen aanleiding tot nader bodemonderzoek.
Bij de inspectie van de uitkomende grond van de inspectiegaten is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Ter plaatse van inspectiegat G4 is wel een laag aangetroffen welke volledig uit recylinggranulaat bestaat. Ter plaatse van de overige inspectiegaten is geen puin/grove fractie aangetroffen. Er is geen asbest aangetroffen.
Geconcludeerd wordt dat de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie op basis van de onderzoeksresultaten onverdacht blijkt voor asbest, waarmee de hypothese ‘kleinschalig onverdacht’ stand houdt.
De milieuhygiënische bodemkwaliteit is afdoende bekend. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor verlening van een omgevingsvergunning bouwen. Voor de grond geldt dat deze mag worden hergebruikt op het perceel. Buiten het perceel gelden samenstellingeisen met betrekking tot verschillende mogelijkheden voor hergebruik conform het Besluit bodemkwaliteit.
Eerder uitgevoerd onderzoek
Voor natuurontwikkelingplannen langs de Heiligenbergerbeek en die voor de aanleg van de verlengde Maanweg (nu Groen Zoom) is bodemonderzoek uitgevoerd en daarbij zijn geen belemmeringen in naar voren gekomen. De inrichting en werkzaamheden voor beide plannen zijn afgerond.
In het kader van de natuurontwikkeling van de ecologische verbindingszone Heiligenbergerbeek - Den Treek is bodemonderzoek uitgevoerd ook voor het deel met betrekking tot onderhavig plangebied. Te weten het gebied A(gedeeltelijk) en gebied B zie Bijlage 2 bodemonderzoek EVZ-2010.
Afbeelding uit verkennend bodemonderzoek 2010
Deellocatie A
Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. In de
ondergrond zijn kwik en minerale olie aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate
sprake is van verontreiniging. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht. De bovengrond wordt indicatief beoordeeld als zijnde 'Altijd Toepasbaar'. De ondergrond wordt indicatief beoordeeld als zijnde 'Altijd Toepasbaar' voor mengmonster MM-303 en 'Klasse Industrie' voor mengmonster MM-315-2.
Eindconclusie
Ter plaatse van deellocatie A bevat het geanalyseerde grondmonster 315-2 (afkomstig van boring 315) gehalten boven de achtergrondwaarde. Het monster wordt indicatief beoordeeld als zijnde 'Klasse Industrie'. Hierdoor vormt de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit mogelijk een belemmering voor de voorgenomen ontgronding.
Deellocatie B
Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. De bovengrond wordt indicatief beoordeeld als zijnde' Altijd Toepasbaar'. Het depot grond met asbestverdacht materiaal bevat asbest (fijne fractie). De grenswaarde van 100 mg/kg wordt niet overschreden.
Eindconclusie
De vastgestelde milieuhygiënisch bodemkwaliteit vormt ter plaatse van de deellocatie B vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontgronding ten behoeve van natuurontwikkeling ("Ecologische verbindingszone Heiligenbergerbeek - Den Treek"). Er dient wel rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de asbesthoudende hoop grond.
In het kader van de verlengde Maanweg (nu Groene Zoom) heeft er in 2007 ook een bodemonderzoek plaatsgevonden. Hierin wordt geconcludeerd dat de bodem op de onderzoekslocatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging is. Gezien de aard en mate van de aangetroffen verontreiniging, is nader onderzoek niet noodzakelijk. Er bestaan uit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen ten aanzien van de geplande uitbreidingen.
Conclusie
Uit onderzoeksresultaten zijn geen bodemverontreinigingen aangetroffen die nader onderzoek noodzakelijk maakt. Ook zijn bij de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van de zone langs de Heiligenbergerbeek en bij de aanleg van de verlengde Groene Zoom (Maanweg) zijn die niet aangetroffen. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
5.3 Water
Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is op 29 juli 2014 beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn, voor het ontwerp gereed maken van het bestemmingsplan is de toets op 7 februari 2015 opnieuw uitgevoerd en is als bijlage 7 toegevoegd aan het plan.
Beoordeling
In de nabijheid van het plangebied ligt een belangrijk oppervlaktewater voor regionale waterberging, de Heiligenbergerbeek. Dit betekent dat mogelijk daarmee primaire waterbelangen worden geraakt. In het specifieke geval van het plan "Bestemmingsplan Groot Schutterhoef" gaat het om de beschermingszone langs de beek.
Afbeelding - Leggerwatergangen
Opgaven KRW en NBW
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel: schoon water dat ruimte biedt aan een gevarieerde planten- en dierenwereld met een natuurlijke inrichting. Dit doel is vastgelegd in het Nationaal bestuursakkoord water (NBW).
De initiatiefnemer heeft voor de uitbreiding van Philadelphia de hierboven genoemde primaire belangen voorgelegd aan het Waterschap Vallei en Veluwe. Het waterschap heeft een aantal aandachtspunten benoemd die er voor moeten zorgen dat er geen toename van water tijdens afvoerpieken op de Heiligenbergerbeek zal plaats hebben.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen.
De voorgenomen ontwikkeling van het gebied voorziet in een functie verandering van agrarisch- naar natuurgebied. De bestaande watergangen blijven daarbij gehandhaafd en tevens wordt voorzien in de aanleg van nieuwe watergangen en poelen. Gestreefd wordt om binnen het plangebied het waterbergend vermogen toe te laten nemen.
Waterretentie is één van de doelstellingen voor dit gebied, waarbij de oppervlakte voor waterbergend vermogen wordt vergroot. Daarnaast worden maatregelen voorzien die een versnelde afvoer tegengaan in de vorm van natuurlijke barrières en/of stuwen.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen.
Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG.
Voorafgaand aan het bouwrijp maken worden peilbuizen geplaatst en zal monitoring plaats vinden van de heersende grondwaterstand. In overleg met het waterschap zal daarvoor nog een opnameschema worden afgesproken.
De voorgenomen nieuwbouw sluit aan bij de reeds bestaande bebouwing en aangesloten wordt bij de huidige grond- en oppervlaktepeilen. De nieuwbouw heeft geen negatieve effecten op de grondwaterstand in de omgeving, van het onttrekken / draineren van grondwater zal geen sprake zijn.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.
Bij de voorgenomen nieuwbouw worden geen uitlogende materialen toegepast.
Compenserende maatregelen
De uitbreiding van Philadelphia met nieuwbouw heeft een toename aan verhard oppervlak tot gevolg. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van 1314 m² en voor bestrating circa 2766 m² daarmee komt het op een totaal aan verhard oppervlak van 4000 m².
De richtlijn van het Waterschap is dat 10% van de toename aan verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd middels een aanvullende waterberging ofwel 400 m².
De extra waterberging wordt gevonden in de verbreding van de twee bestaande watergangen aan de oostzijde van het bebouwde perceel. Bij beide sloten worden ingericht met een breder profiel van circa 3 meter, ingericht met een moerasstrook en natuurvriendelijke oevers. Beide watergangen met een lengte van 180 c.q. 195 meter na verbreding met circa 2 meter geeft dit een extra oppervlakte aan waterberging van 750 m². Daarmee wordt ruim aan de norm van 10% compensatie voldaan.
De afvoer van het hemelwater wordt via een gescheiden systeem aangelegd en het schoonwatersysteem loost op de hierboven beschreven sloten. De afvoer van het vuilwater vindt plaats via de (bestaande pompput) en aansluiting op het gemeentelijk drukriool, bij de Arnhemseweg. Ook de afvoer vanuit de nieuwbouw zal hierop worden aangesloten.
Gebiedsspecifieke aandachtspunten
Beleidsopgave "Nationaal Bestuursakkoord Water" en "Europese Kaderrichtlijn Water"
Aanliggend aan het plangebied is KRW-water (waterenlichamen) aanwezig. Voor deze watergang geldt dat de waterkwaliteit (ecologische en chemisch) op orde moet zijn. Het waterschap neemt de hiervoor noodzakelijke maatregelen.
Waar mogelijk zoekt het waterschap hierbij samenwerking met andere initiatieven.
Conclusie
De ontwikkelingsdoelstelling is vernatting van het gebied door afwatering te beperken zie ook hoofdstuk 3.2. Voor het aspect water is er geen reden om binnen het plangebied aanvullende maatregelen of onderzoek uit te laten voeren.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
5.4 Archeologie en cultuurhistorie
5.4.1 Archeologie
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden bij de planvorming te betrekken.
De gemeente Leusden beschikt over een archeologische beleidskaart. Hierop zijn de archeologische verwachtingswaarden aangegeven. Bij iedere verwachtingswaarde gelden ondergrenzen ten aanzien van de oppervlakte en de diepte van de te realiseren bebouwing.
Onderhavig plangebied kent een overwegend lage archeologische verwachtingswaarde. Slechts voor enkele delen geldt een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Daar waar op deze gebieden een bebouwingsvlak is aangegeven op de verbeelding, boerderij Groot Schutterhoef en het gas meet- en regelstation, is sprake van een bestaande situatie waar voor als nog geen bouwactiviteiten worden uitgevoerd.
De nieuwbouw en uitbreiding van de zorginstelling bevindt zich in het gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. De ondergrens hiervoor is 10.000 m² en 30 cm beneden maaiveld. Aangezien de voorgestelde nieuwbouw circa 1.141 m² bedraagt, wordt de ondergrens niet overschreden. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Op 4 september 2013 heeft tevens overleg plaatsgevonden met de regionale archeoloog. Ook deze heeft bevestigd dat de uitvoering van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Afbeelding - Archeologische beleidskaart 2011 (bron: Gemeente Leusden)
5.4.2 Cultuurhistorie
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening.
Afbeelding - historische kaart uit 1850
Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
De Arnhemseweg is een oorspronkelijke ontsluitingsroute tussen Woudenberg en Amersfoort. Later zijn daar ondermeer de spoorlijn Amersfoort-Rhenen (PON-lijn), de snelweg A 28 en de Maanweg naar Leusden-zuid aan toegevoegd.
Huize Groot Schutterhoef met voormalig koetshuis gelegen aan de overzijde van de N226 t.o.v. het plangebied en ten oosten aan de overzijde van de Heiligenbergerbeek gelegen huis Klein Schutterhoef vormen met het onderhavig plangebied de voormalige buitenplaats Schutterhoef.
De boerderij Groot Schutterhoef is aangewezen als categorie 1 object in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Dit betekent dat het gebouw kenmerken bevat, die mogelijk kunnen leiden tot de aanwijzing als monument. Er is daarom geen extra bescherming voor de boerderij vastgelegd in de regels.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Landschap
Het plangebied ligt in een overgangszone van een slagenlandschap met kenmerkende strokenverkavelingsstructuur naar een kampenlandschap met kenmerkende blokverkaveling. De Heiligenbergerbeek ten oosten van het plangebied vormt min of meer de grens tussen beide landschapstypes.
Het plangebied maakte in het verleden deel uit van een natter gebied dat is ontgonnen. De kenmerkende strokenverkaveling rondom het plangebied, ligt haaks op ontginningsassen als Hamersveld. Ondanks dat deze verkavelingsstructuur veel heeft geleden onder latere herverkavelingen is, mede dankzij de diverse sloten en kleine landschapselementen, de verkavelingstructuur nog te herkennen.
Afbeelding - Landschappelijke structuur
De beken in de Gelderse Vallei hadden van oorsprong een kronkelig verloop, maar zijn in de loop der jaren gekanaliseerd. Het beekdal van de Heiligenbergerbeek is door woon- en agrarische bebouwing en het gasstation in de loop der jaren verdicht. Vroegere karakteristieken van het beekdal zijn hierdoor minder goed herkenbaar.
Randen
Het plangebied wordt ruimtelijk ingesloten door de hoger gelegen en vrijwel gesloten bosgebieden van de Utrechtse Heuvelrug en Lockhorst in het noorden en westen. Naar het oosten en zuiden hebben de grootschalige stedelijke uitbreidingen van Leusden en Leusden-zuid het gebied verder ingesloten.
De bebouwing langs de Schutterhoeflaan ontneemt in noordelijke richting het zicht. Het groene lint van de PON-lijn sluit het gebied verder in voor wat betreft het noordoosten.
Openheid en zichtlijnen
Binnen de randen van bebouwing, bos en spoorlijn is het een redelijk open gebied. De historische zichtlijn vanaf Huize Groot Schutterhoef op de boerderij Groot Schutterhoef bepaald mede nog de samenhang tussen beide. Bij de herinrichting van het gebied dient hier rekening mee gehouden te worden en dienen de gronden ter plaatse als open gebied behouden te blijven.
Afbeelding - laan- en perceelsgrensbeplanting
Conclusie
Met de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied is rekening gehouden met de huidige- en historische landschapskenmerken en gestreefd is om een aantrekkelijk en samenhangend landschap te laten ontstaan.
5.5 Flora en fauna
De historische natuurwaarden van het gebied zijn slecht bekend, maar laten zich op hoofdlijnen reconstrueren vanuit de bodemkundige en hydrologische situatie en referenties elders langs de beek.
Het plangebied is ecologische een gevarieerd gebied geweest met vochtige tot natte bloemrijke hooilanden met dottergrasland, graslanden met veldrus en koekoeksbloem en langs de Arnhemse weg mogelijk orchideerijk grasland (kwel). De voormalige graanakkers hadden een bloemrijk karakter (klaproos, korenbloem, hennepnetel, akker-ereprijs) zoals dat ruim 35 jaar geleden ook nog zichtbaar was op enkele akker in de nabijheid (Dorrestijn). Het hoger gelegen loofboscomplex ter plekke van het huidige gasstation, was vermoedelijk net wat rijker eikenbos met salamonszegel, dalkruid en andere bosplanten. Hiervoor zijn nog wat schamele aanwijzingen te vinden in de directe omgeving. Pleksgewijs kwam hier ook droge tot natte heide voor en pleksgewijs vermoedelijk ook zeggemoeras met bosbies. In de sloten ten slotte kwamen ongetwijfeld soortenrijke watervegetaties voor met waterviolier, fonteinkruiden en dotter. Dit leverde ook een karakteristieke fauna op van halfopen beekdallandschappen.
Door ontwatering, ontginning en intensivering is de botanische rijkdom geleidelijk verloren gegaan. Het verdwijnen van de houtsingels heeft geleid tot een opener landschap waardoor zich weidevogels hebben gevestigd (grutto, kievit, watersnip). Deze zijn recent verdwenen door de landelijke afname van weidevogels en lokaal ook door predatie.
Momenteel heeft het plangebied een geringe ecologische betekenis, uitgezonderd de recent aangelegde natuuroevers en poelen. De kunstmatige gezaaide bloemranden dragen ook niet bij aan het vergroten van de biodiversiteit, integendeel. Het inrichtingsplan Groot Schutterhoef beoogt de natuurlijke biodiversiteit van het plangebied te vergroten door beheer- en inrichtingsmaatregelen. Wel is de Heiligenbergerbeek zelf van ecologische betekenis (ijsvogel, libellen, watervogels, oevervegetatie) en is het plangebied van belang als corridor voor reeën vanuit landgoed Den Treek-Henschoten naar Lockhorst.
In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
5.5.1 Gebiedsbescherming
De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:
Natura 2000;
Beschermde natuurmonumenten;
Ecologische hoofdstructuur.
Natura 2000
Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet).
Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van Natura 2000-gebieden. Voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan hoeft in het kader van de Natuurbeschermingswet geen nader onderzoek te worden uitgevoerd.
Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurgebieden hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijk of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. De aanwijzing vindt op Rijksniveau plaats. Voor beschermde natuurmonumenten geldt dat het verboden is om handelingen te verrichten die schadelijk zijn voor de wezenlijke kenmerken van het natuurmonument, tenzij er een vergunning kan worden verleend (Natuurbeschermingswet). In het plangebied komen geen beschermde natuurmonumenten voor.
Ecologische Hoofdstructuur
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland. Op basis van de provinciale omgevingsverordening mogen ingrepen in de EHS niet leiden tot een significante aantasting, tenzij er sprake is van een 'groot openbaar belang' en er geen alternatieven mogelijk zijn of wanneer de negatieve effecten voor de natuur zoveel mogelijk worden beperkt door mitigerende en compenserende maatregelen.
Binnen het plangebied maken de gebieden langs de Heiligenbergerbeek en terreinen rond het Gas meet- en regelstation langs de Arnhemseweg deel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Na omvorming en inrichting als natuur zal het gebied met de bestemming "natuur" deel gaan uit maken van de EHS.
5.5.2 Soortenbescherming
De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).
Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
5.5.3 Onderzoek
In 2007 is een ecologisch onderzoek in verband met de aanleg van de verlegde Maanweg (Groene Zoom) uitgevoerd Bijlage 3 Flora en fauna onderzoek Maanweg
Kort samengevat wordt geconcludeerd dat in het tracé van de beek waar werkzaamheden plaatsvinden geen beschermde vissoorten aangetroffen zijn. Door de werkzaamheden aan de beek uit te voeren volgens de gedragscode wordt schade aan deze overig beschermde soorten voorkomen.
Een ontheffing voor vogels is niet nodig wanneer geen vaste verblijfplaatsen (holen) of kolonies worden vernietigd. Koloniebroeders zijn niet aangetroffen, hiervoor is geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig.
In 2011 is ecologisch onderzoek uitgevoerd in verband met de aanleg van natuurvriendelijke oevers en de poelen Bijlage 4 Natuurtoets EVZ Heiligenbergerbeek. De conclusie uit dit rapport is dat de werkzaamheden op dusdanige wijze kunnen worden uitgevoerd en er geen ontheffing van artikel 75C van de Flora- en faunawet nodig is.
In oktober 2013 is een flora- en faunacheck uitgevoerd voor met name de locatie van de uitbreiding van het zorgcomplex en herontwikkeling van het omliggend gebied, zie rapportage Bijlage 5 Ecologische quickscan.
Tijdens de veldinventarisatie zijn er op en langs het perceel geen beschermde dieren- en plantensoorten aangetroffen of het is onwaarschijnlijk dat ze op de planlocaties voorkomen omdat er geen geschikt habitat of functiegebied aanwezig is.
Het betreffende perceel wordt landbouwkundig intensief gebruikt en bemest en bestaat vooral uit grasland. Ook in de randen en kwelsloten is sprake van sterk bemeste milieus met veel ruigtekruiden zoals brandnetel. Er kan worden uitgesloten dat op de planlocatie sprake is van negatieve effecten op beschermde flora en fauna. Ze komen er niet voor en de milieucondities zijn ongeschikt.
Conclusie
Voor het aspect ecologie is er geen reden om aanvullend onderzoek uit te laten voeren.
5.6 Geluid
In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden de volgende geluidgevoelige objecten genoemd:
woningen;
onderwijsgebouwen;
ziekenhuizen en verpleeghuizen;
bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder b; een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van de wet geen deel uit van een onderwijsgebouw.
Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
Wegverkeerslawaai
Het onderzoek richt zich in dit geval op de Arnhemseweg (N226). Op deze weg is een
maximumsnelheid van 80 km/uur van toepassing. Daarmee beschikt deze weg over een wettelijke geluidszone van 250 meter. Het plangebied valt binnen deze geluidszone. Ook moet de geluidsbelasting van de A28 onderzocht worden. Het plangebied ligt binnen een straal van 600 meter, de geluidszone voor een weg van 5 of meer rijstroken in buitenstedelijk gebied. Op Schutterhoeflaan geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur, waardoor conform de wet geluidhinder deze weg niet over een geluidszone beschikt. Het is daarom niet noodzakelijk om deze weg op te nemen in het akoestisch onderzoek.
Onderzoek
In november 2013 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de uitbreiding van het zorgcomplex Philadelphia, zie rapportage Bijlage 6 Akoestisch onderzoek.
Geconcludeerd wordt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van zowel het verkeer op de Arnhemseweg (N226) als op de rijksweg A28 op een aantal gevels wordt overschreden en daardoor niet zondermeer tot realisatie kan worden overgegaan.
De hoogst berekende waarde betreft circa 59 dB op de westgevel van het dagbestedinggebouw ten gevolge van het verkeer op de Arnhemseweg (N226). Het gebouw wordt echter aangemerkt als overige gebouw en wordt niet aangemerkt als geluidgevoelig object. Op vrijwel alle overige nieuwe gebouwen is sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Ten gevolge van verkeer op rijksweg A28 is op de noordgevel van woning 2 (F2) sprake van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB.
De Wet geluidhinder schrijft voor dat maatregelen aan de bron, overdracht en ontvanger dienen te worden onderzocht.
Snelheidsverminderende maatregelen nemen op de provinciale- gebiedsontsluitingsweg is niet realistisch. Een scherm of geluidwal dient vrij hoog te worden uitgevoerd om voldoende effect te hebben. Daarnaast dient er een opening in aanwezig te zijn als toegang naar de zorginstelling, waardoor het scherm of een geluidwal minder effectief zal zijn. Tevens is landschappelijk gezien een scherm of wal ter plaatse een sterk verstorend element en tast het uitzicht op de omgeving sterk aan. Beide maatregelen worden niet gewenst geacht. Blijft over dat bij de nieuwbouw (ontvanger) maatregelen kunnen worden genomen door de gevels uit te voeren als dove gevels. Een tweede optie is om bij de gemeente een procedure te starten voor het verlenen van een hogere grenswaarde.
Toekomstige situatie
Op grond van het reconstructieplan wordt de huidige Arnhemseweg afgewaardeerd tot een soort ventweg. De nieuwe hoofdrijbaan komt in het bosgebied aan de overzijde van de Arnhemseweg te liggen. Het hiervoor beschreven akoestisch onderzoek gaat uit van de huidige verkeerssituatie. Als de voorgenomen plannen zullen zijn gerealiseerd betekent dit een aanzienlijke verbetering, zowel voor de veiligheid maar ook qua geluidsbelasting.
Railverkeerslawaai
Op circa 300 meter van de nieuwbouw ligt de goederenspoorlijn Amersfoort-Pon. De akoestische zonebreedte van deze spoorlijn is slechts 100 meter. De spoorbundel bij station Amersfoort heeft een zonebreedte 300 meter. Deze bundel ligt echter op 3 km en het geluid daarvan is verwaarloosbaar en hoeft niet nader te worden berekend.
Het is daarom niet noodzakelijk nader onderzoek te laten uitvoeren naar railverkeerslawaai.
Industrielawaai
Aangezien het plangebied niet is gelegen binnen de geluidzone van een geluidsgezoneerd bedrijventerrein, is dit aspect niet van toepassing.
Conclusie
Het aspect geluid geeft voor wat betreft het wegverkeerslawaai een beperkte overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan zal een hogere grenswaardenprocedure worden doorlopen voor het toekennen van een hogere geluidswaarde.
5.7 Externe veiligheid
5.7.1 Algemeen
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verboden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.
In de wet- en regelgeving aangaande externe veiligheid zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen (zoals woningen) in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen.
Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Voor zowel bedrijvigheid als voor transport van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in de Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen staat dit in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Zowel in het BEVI als in de Bevt en het Bevb zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, kan dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen opleveren aan (delen van) het betreffende gebied. In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
5.7.2 Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden en legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Voorbeelden van risicovolle bedrijven zijn LPG-tankstations, ammoniak-koelinstallaties, chemische fabrieken en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren.
De uitvoering van het besluit vindt plaats door middel van vergunningverlening (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) en ruimtelijke planvorming, voor zover de risico's voor de omgeving worden veroorzaakt door inrichtingen. Het BEVI kent veiligheidsnormen voor risicovolle bedrijven ten opzichte van:
Kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen en scholen);
Beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld winkels of bedrijfsgebouwen).
Deze veiligheidsnormen hebben de status van grenswaarde voor kwetsbare objecten en de status van richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.
Ook de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen worden betrokken bij de besluitvorming ten aanzien van risicovolle bedrijven op de gebieden milieu en ruimtelijke ordening. Dit gebeurt om het integrale karakter van het externe veiligheidsbeleid te bevorderen.
Binnen het plangebied bevindt zich een inrichting van de Nederlandse Gasunie die in het kader van externe veiligheid relevant is. Het gas meet- en regelstation wordt aangemerkt als een categorie 3.1 bedrijf en is aangeduid als activiteit die mogelijk onder de werking van het besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen of gaan vallen. Tevens geldt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico in het invloedsgebied rondom deze inrichting.
De uitbreiding van de zorginstelling in het plangebied is gelegen op een afstand van ruim 190 meter van het meet- en regelstation gelegen. Buiten het plangebied bevinden zich verder geen inrichtingen waarvan het invloedsgebied zich tot het plangebied uitstrekt.
5.7.3 Transportroutes
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. In deze circulaire staat het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken.
Per 1 april 2015 treedt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking. Tot die tijd is de genoemde circulaire van toepassing.
In artikel 3.1 van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen staat als vuistregel vermeld:
dat in sommige gevallen de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico achterwege kan blijven. Om dit te beoordelen zijn in HART zogenaamde vuistregels opgenomen. Op basis van de vuistregels kan een goede indicatie worden verkregen of bij een bepaalde vervoersstroom het plaatsgebonden risico kleiner dan 10-6 per jaar is. Ook kan met behulp van de vuistregels een goede indicatie worden verkregen of het groepsrisico onder 0,1 keer de oriëntatiewaarde blijft. In die gevallen kan de berekening van het plaatsgebonden risico respectievelijk groepsrisico achterwege blijven.”
De A28 is gelegen ten noorden van het bestemmingsplangebied. De bestemming Maatschappelijk is op een afstand van 380 meter van de A28 gelegen. Over de A28 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het invloedsgebied wordt bepaald door het vervoer van toxische stoffen (LT2) over de A28. Het invloedsgebied van de stof LT2 ligt op 882 meter van de snelweg.
Afbeelding - fragment themakaart externe veiligheid
De provinciale weg N226 sluit ten westen aan het plangebied. De weg is ter plaatse als transportroute gevaarlijke stoffen aangewezen. De routering gevaarlijke stoffen loopt van de A28 via de Arnhemseweg en via de nieuwe route Groen Zoom langs de kern Leusden-Zuid naar de bedrijventerreinen Paardenmaat en Ambachtsweg in Leusden.
De uitbreiding van de zorginstelling in het plangebied ligt binnen een afstand van 100 meter (circa 75 m.) van de vastgestelde Route Gevaarlijke Stoffen (RGS). Transport van gevaarlijke stoffen over de N226 en is dus relevant.
In de nabijheid van het plangebied is een spoorlijn (Ponlijn) gelegen waarover geen transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt dus geen belemmering voor het plangebied.
De direct ten oosten van het plangebied gelegen Heiligenbergerbeek is geen vaarweg waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
5.7.4 Buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
In artikel 14 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen is vermeld dat het bestemmingsplan de ligging van aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook moet vermelden. Deze bedraagt voor leiding A-510 5 meter en voor leiding W-520 bedraagt deze op grond van artikel 5, onder b van de Regeling externe veiligheid buisleidingen 4 meter.
Conform artikel 12 van het Bevb moet binnen het invloedsgebied van een buisleiding het groepsrisico worden verantwoord. Het invloedsgebied dient met behulp van het rekenprogramma CAROLA te worden bepaald om na te gaan of de gewenste uitbreiding hierbinnen ligt. In artikel 12, derde lid van het Bevb is vermeld wanneer een beperkte verantwoording afdoende is.
5.7.5 In relatie tot het plangebied
De RUD Utrecht (Regionale Uitvoeringsdienst) heeft in maart 2015 een rapport opgesteld naar de externe veiligheid, het rapport is als bijlage 8 toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Voor het plangebied zijn de activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied beschouwd, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, en naar transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen.
Inrichtingen
Binnen het plangebied ligt een gasmeet- en regelstation. Een gasmeet- en regelstation valt onder de werkingssfeer van het Bevi indien aardgasdruk wordt gereduceerd of aardgashoeveelheid wordt gemeten, voor zover de gastoevoerleiding een grotere diameter heeft dan 20 inch. Vanaf de nabijgelegen leiding A-510 (diameter 36 inch) loopt een aftakking van 16 inch naar het station. Hierna loopt het gas verder via leiding W520-06, welke een diameter heeft van 18 inch. Aangezien de toevoerleiding een diameter kleiner dan 20 inch heeft, valt het station niet onder de werkingssfeer van het Bevi. Het station is een type B inrichting als bedoeld in het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn afstanden opgenomen waar aan voldaan moet worden. Voor stations met een capaciteit boven 40.000 m³ per uur geldt een afstand van 25 meter welke tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in acht genomen moet worden. Aan deze afstand wordt voldaan.
Transport van gevaarlijke stoffen via de weg
De locatie Groot Schuttershoef ligt in het invloedsgebied van de rijksweg A28 en de N226. Over beide wegen vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Risico’s vanwege het transport van gevaarlijke stoffen zijn nader beschouwd in de bijlage 8. Op basis van de vuistregels kan een goede indicatie worden verkregen of bij een bepaalde vervoersstroom het plaatsgebonden risico kleiner dan 10-6 per jaar is. Ook kan met behulp van de vuistregels een goede indicatie worden verkregen of het groepsrisico onder 0,1 keer de oriëntatiewaarde blijft. In die gevallen kan de berekening van het plaatsgebonden risico respectievelijk groepsrisico achterwege blijven.”
Uit de beoordeling blijkt dat er vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geen belemmeringen zijn voor de geplande uitbreiding van Groot Schuttershoef.
Buisleidingen
Ten zuiden van Groot Schuttershoef lopen meerdere hoge druk aardgasleidingen. Voor deze leidingen zijn risicoberekeningen gemaakt (zie bijlage 8 Externe Veiligheid). Vanwege het groepsrisico is een beperkte verantwoording noodzakelijk. Voor deze verantwoording wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van genoemde bijlage.
Advies Veiligheidsregio Utrecht
Conform artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moet het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied.
Veiligheidsregio Utrecht is heeft in maart 2015 advies uitgebracht met betrekking tot veiligheid in- en rond het zorgcentrum (zie bijlage 9 - Advies veiligheidsregio Utrecht).
Met de beoogde uitbreiding van de zorginstelling komen er twee kwetsbare objecten (woningen) binnen het invloedsgebied van hogedruk aardgastransportleiding te liggen. De gasleiding A-5lO heeft een uitwendige diameter van 91,4 cm en een maximale werkdruk van 66 bar.
Het advies richt zich op het verkleinen van de kans op het ontstaan van een leidingbreuk, en de voorbereiding op een eventuele calamiteit. Geadviseerd wordt om:
toekomstige grondwerkzaamheden ( bijvoorbeeld graafwerkzaamheden in het kader van het herinrichtingsplan) ter plaatse van de hogedruk aardgastransportleidingen onder strikt toezicht van de leidingbeheerder (Gasunie N.V.) uit te laten voeren;
zorg te dragen dat er in het nieuwbouwplan/omgevingsvergunning voor de zorginstelling Philadelphia het mogelijk gemaakt wordt om in noordelijke richting te kunnen vluchten;
een noodplan door de stichting Philadelphia op te laten stellen, waarin verantwoordelijkheden en procedures voor een veilige ontvluchting worden vastgelegd en periodiek worden beoefend;
bij de verdere uitwerking van het natuurontwikkelings/inrichtingsplan nadrukkelijk rekening te houden met het meet- en regelstation en de ondergrondse buisleidingen. Hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting in nabijheid van het M&R-station en de buisleidingen zijn niet wenselijk. Bij voorkeur geen brandbare vegetatie planten in de nabijheid van het M&R- station.
Conclusie
Vanuit het aspect van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de geplande uitbreiding bij het zorgcentrum Groot Schuttershoef en de transformatie naar natuur.
5.8 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit van kracht. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekenende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.
Voor kleinere ruimtelijke- en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.
Het grote voordeel van deze NIBM rekentool is dat slechts een beperkt aantal invoergegevens nodig is. Alleen het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer worden ingevoerd. Voor de overige invoergegevens is in de tool uitgegaan van worst-case. Met beperkte invoergegevens kan dus worden vastgesteld of een plan NIBM is.
Uit toepassing van de NIBM-tool juni 2011 (www.infomil.nl) blijkt dat de voorgenomen uitbreiding van de zorginstelling (met bijbehorende verkeersaantrekkende werking) niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Conclusie
Er is geen nader onderzoek nodig.
5.9 Milieuhinder bedrijvigheid
In verband met de uitbreiding van de zorginstelling is het van belang om inzichtelijk te maken of het woon- en leefklimaat niet wordt gehinderd door bedrijvigheid in de omgeving. Anderzijds is het ook van belang dat de nieuwe verblijfsruimten niet leiden tot beperkingen op de bedrijfsvoering van de reeds aanwezige bedrijvigheid.
Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk). Naast het reeds beschreven meet- en regelstation bij inrichtingen (5.6.2) komen in de directe omgeving en binnen het plangebied verder geen bedrijven voor die op grond van hun (vergunde) activiteiten een belemmering zouden kunnen opleveren voor de uitbreiding van het zorgcomplex.
Naast het toetsen van bedrijfsactiviteiten aan de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 is in het kader van dit bestemmingsplan ook aandacht besteed aan de Wet geurhinder en veehouder (Wgv). Met betrekking tot dit onderwerp kan gemeld worden dat er geen knelpunten naar voren komen, omdat in de omgeving geen intensieve veehouderijen of andere geurrelevante bedrijven gevestigd zijn.
Conclusie
Het aspect milieuhinder bedrijvigheid vormt dan geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied.
5.10 Verkeer en parkeren
Bereikbaarheid en parkeren
Het plangebied grenst aan de provinciale weg N226 (Arnhemseweg) en is de verbinding tussen Amersfoort met Leusden-zuid, Woudenberg / Scherpenzeel / Renswoude.
De zorginstelling Philadelphia krijgt met de realisatie van de nieuwbouw tevens een nieuwe in- en uitrit vanaf deze Arnhemseweg. De huidige ontsluiting zal dan alleen voor voetgangers in gebruik blijven. De nieuwe inrichting van het terrein voorziet in één parkeervoorziening op eigen terrein voor personeel en bezoekers van de zorginstelling.
Langzaamverkeer
Het langzaam verkeer over de N266 is gescheiden van het overige verkeer en loopt parallel hieraan met een brede groene tussenberm.
Met ontwikkeling van het totale gebied wordt voorzien in ontsluiting van het gebied middels een wandelroute. Deze sluit in het noorden via de Arnhemseweg - Ruitenbeeklaan aan bij de wandelpaden van Lockhorst. In het zuiden wordt aangesloten op de Groene Zoom en in het westen aan de langzaamverkeersroute van de N266.
Openbaar vervoer
In de directe nabijheid is de halteplaats Schutterhoeflaan voor de buslijnen 82 en 83.
De verbindingen zijn naar Amersfoort (centraal station) en in de andere richting naar:
- 82: Woudenberg / Maarbergen / Maarn en Doorn Centrum
- 83: Woudenberg / Scherpenzeel / Renswoude en Veenendaal Centrum.
Toekomstige ontwikkeling Arnhemseweg /Hertekop
Op grond van het reconstructieplan wordt de huidige Arnhemseweg afgewaardeerd tot een soort ventweg. De nieuwe hoofdrijbaan komt in het bosgebied aan de overzijde van de Arnhemseweg te liggen. Dit reconstructieplan is in februari 2014 aan de buurtbewoners en andere belangstellenden gepresenteerd. Tegen de verwachting in bleek dit op brede steun te kunnen rekenen. Een flink aantal van de bezoekers van de inloopbijeenkomst heeft aangedrongen op verlaging van de maximumsnelheid op het gedeelte tussen de Groene Zoom (voorheen verlengde Maanweg) en de Dodeweg. De provincie heeft al toegezegd akkoord te gaan met een maximumsnelheid van 60 km/uur. Daarmee komen de conclusies en te nemen maatregelen over wegverkeerslawaai in aanzienlijk gunstiger perspectief te staan.
Afbeelding - nieuwe inrichting Arnhemseweg
De plannen van de provincie houden ook in dat de (nieuwe) inrit naar Philadelphia niet rechtstreeks op de hoofdrijbaan aantakt. Verkeer dat de uitrit verlaat rijdt in de toekomst via de ventweg naar een goed beveiligd aansluitpunt dat aantakt op de hoofdrijbaan. Het huidige (brom)fietspad zal dan ook verdwijnen. De fietsers en brommers zullen dan gebruik moeten maken van de nieuwe ventweg (de huidige hoofdrijbaan).
Conclusie
Het reconstructieplan is een aanzienlijke verbetering voor de veiligheid als ook qua geluidsbelasting, voor met name de bewoners van buurtschap Schutterhoef.
Hoofdstuk 6 Juridische planopzet
6.1 Algemeen
In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het gebied gelegen tussen de Heiligenbergerbeek, Arnhemseweg (N226), buurtschap Schutterhoef en de nieuwe ontsluitingsweg Groene Zoom. Het bestemmingsplan biedt het ontwikkelingskader voor het betreffende gebied en vormt daarnaast het toetsingskader voor toekomstige bouwaanvragen. Het gebruik van de gronden in het plangebied wordt eveneens door de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan bepaald.
Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Onderdeel van de wetgeving is de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. In deze regeling wordt beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de kaart is vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe standaarden.
Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruiksdoelen. Het bestemmingsplan bestaat volgens artikel 3.1.3. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) feitelijk uit de volgende (juridisch bindende) onderdelen:
geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen, de verbeelding;
een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven, de regels.
Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen en zijn diverse bepalingen, onder andere betreffende hoogtematen en functietoedeling, in beeld gebracht. Ook zijn aanduidingen opgenomen, waar dat nodig is om binnen een bestemming een specifieke regeling mogelijk te kunnen maken. Het plan bestaat uit de bestemmingen die in paragraaf 6.2 worden behandeld.
Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP 2012. De opbouw van de regels is als volgt:
Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 "wijze van meten" wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden;
in Hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is geweest om de nieuwe planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 waar nodig nader toegelicht;
in Hoofdstuk 4 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.
6.2 Bestemmingen
6.2.1 Bedrijf - Meet- en regelstation
In het plangebied komt één bedrijfsbestemming voor, het betreft een meet- en regelstation van de N.V. Nederlandse Gasunie. Deze voorziening heeft de bestemming "Bedrijf - Meet- en regelstation" gekregen. De gebouwen ten behoeve van de voorziening zijn binnen het bouwvlak opgenomen. Het is dan ook alleen toegestaan om binnen het bouwvlak gebouwen op te richten. Hierbij moet voldaan worden aan de maximum bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zoals weergegeven op de verbeelding.
6.2.2 Groen
De bestemming 'Groen' bevat de gronden die vrij dienen te blijven van gebouwen. Binnen de groenbestemming zijn paden toegestaan evenals waterpartijen.
6.2.3 Maatschappelijk
In het plangebied komt één maatschappelijke voorziening voor, het betreft een zorginstelling voor verstandelijk beperkten met een intensieve zorgvraag. Deze maatschappelijke voorziening heeft de bestemming "Maatschappelijk" gekregen met de nadere aanduiding 'zorginstelling'.
De gebouwen ten behoeve van de maatschappelijke voorziening zijn binnen het bouwvlak opgenomen. Het is dan ook alleen toegestaan om binnen het bouwvlak gebouwen op te richten. Hierbij moet voldaan worden aan de maximum goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zoals weergegeven op de verbeelding. Ten behoeve van het aanleggen/bouwen van fietshokken en bergingen is hiervoor een afwijkingsbevoegdheid in de regels opgenomen. Deze afwijking maakt het mogelijk dat tot een maximum van 50 m² dergelijke voorzieningen buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden.
6.2.4 Natuur
In het kader van ontwikkelingsproject heeft het betreffende gebied de bestemming 'Natuur' gekregen. Mogelijk wordt gemaakt de ontwikkeling en instandhouding van ter plaatse voorkomende eigen landschaps- , natuur- en ecologische waarden. Tevens wordt voorzien in de ontwikkeling en instandhouding van waterpoelen en andere waterpartijen. Het gebruik als (graan)akker en natuurlijk grasland blijft in de vorm van agrarisch natuurbeheer binnen het gebied mogelijk. Binnen deze bestemming zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een hoogte van 2 meter toegestaan.
Voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden is een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders vereist. Deze werkzaamheden omvatten onder andere het aanleggen van wegen, parkeergelegenheden, het aanbrengen van ondergrondse leidingen en het graven of dempen van sloten. Werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, gebruik als akker (agrarisch medegebruik) en de voortzetting van de bodemexploitatie, alsmede werkzaamheden van ondergeschikte betekenis zijn als recht toegestaan.
Voor de werkzaamheden die uitvoering geven aan de in dit plan beschreven nieuwe inrichting behoeft de hiervoor beschreven omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden niet te worden aangevraagd.
6.2.5 Leiding - Gas
De gasleidingen die in oost en west richting door het plangebied lopen zijn bestemd als "Leiding - Gas". In de regels is aangegeven dat de aangewezen gronden zijn bestemd voor een aardgastransportleiding met een druk van 66,2 bar en een doorsnede van maximaal 36 inch en een leiding met een druk van 40 bar en een doorsnede van 18 inch. Aan weerszijden van de leidingen ligt een bebouwingsvrije strook (veiligheidsstrook tevens zakelijk rechtstrook) van 5 of 4 meter waarbinnen in het geheel niet mag worden gebouwd.
Voor de andere bestemmingen van deze gronden gelden bijzondere bepalingen met het oog op de bescherming van en de veiligheidssituatie rond deze leiding. Voor het uitvoeren van bepaalde (grond)werkzaamheden dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden, hiermee kan controle worden uitgeoefend op met name grondroeringen (bijv. graafactiviteiten in het kader van bouw en andere activiteiten), is zo'n bijzondere bepaling.
6.2.6 Waarde - Archeologie
In het bestemmingsplan zijn twee verschillende archeologische bestemmingen opgenomen. Iedere dubbelbestemming is gebaseerd op een in het plangebied voorkomende verwachtingswaarde conform de gemeentelijke Archeologische beleidskaart.
Met de archeologische dubbelbestemming worden de mogelijke archeologische waarden zoals die zich in de bodem kunnen bevinden beschermd. De bescherming is vormgegeven door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden in de bodem. Een aanvraag behorende bij een dergelijke omgevingsvergunning dient vergezeld te zijn van een archeologisch onderzoek. Voor de archeologische dubbelbestemming gelden specifieke onderzoeksvoorwaarden.
6.2.7 Waarde - Ecologie
De dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' langs de Heiligenbergerbeek met een breedte van 10 meter benadrukt de waarde van de daar aanwezige ecologische verbindingszone. Binnen deze bestemming is dan ook geen bebouwing toegestaan.
Voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden is een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders vereist. Deze werkzaamheden omvatten onder andere het aanleggen van paden, het aanbrengen van ondergrondse leidingen, het graven of dempen van sloten en bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een hoogte van 2 meter.
Werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud en de voortzetting van de bodemexploitatie, alsmede werkzaamheden van zeer ondergeschikte betekenis zijn wel als recht toegestaan.
6.2.8 Waarde - Landgoed
De bestemming 'Waarde - Landgoed' is naast de enkelbestemming(en) van deze gronden bedoeld voor instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden en hun samenhang. Hieronder wordt onder andere verstaan de groenstructuur en bijbehorende kenmerkende waterpartijen en bijzondere landschappelijke elementen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 4 meter zijn en de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
6.2.9 Algemene regels
Naast de regels ten aanzien van specifieke bestemmingen, zijn er ook algemene regels opgesteld. Deze regels gelden onafhankelijk van het type bestemming. De belangrijkste van de algemene regels zijn:
Algemene bouwregels
hierin is een regeling opgenomen dat bestaande legale afwijkingen ten aanzien van de in dit plan voorgeschreven maatvoeringen zijn toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat deze gebouwen vanwege de afwijkende maatvoering onder het overgangsrecht worden geplaatst.
Algemene gebruiksregels
binnen de gebruiksregels is een opsomming opgenomen waarin de zogenaamde 'verboden' gebruiken zijn opgesomd.
Algemene afwijkingsregels
het met 10% afwijken van in het -plan aangegeven maten en percentages;
het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot een maximaal oppervlak van 50 m² en een hoogte van 3 meter;
het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 meter;
het onder voorwaarden uitoefenen van een bed and breakfast.
Algemene wijzigingsregels
ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken onder voorwaarden met 10% te verkleinen of vergroten;
het wijzigen van het gebruik en inrichting van gebouwen binnen de bestemming 'Maatschappelijk', zodat deze ook inzetbaar zijn voor andere maatschappelijke functies dan degene waarvoor ze zijn bestemd;
het wijzigen van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
het wijzigen van de bestemmingsgrenzen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' of 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'.
Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw ruimtelijk plan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.
De initiatiefnemer is voornemens om binnen het plangebied natuurontwikkeling mogelijk te maken en mede invulling te geven aan de uitbreiding van het bestaande zorgcomplex waarmee wordt voorzien in een sluitende exploitatie.
Planschade
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. Aangezien dit bestemmingsplan geen stedelijke ontwikkelingen planologische mogelijk maakt en juist inspeelt op de ontwikkeling naar natuur is het in niet aannemelijk dat er aanleiding is voor vergoedbare planschade.
Overeenkomst
Aangezien het project mede is aan te merken als een bouwplan zoals bedoeld in de Grondexploitatiewet, dient de gemeenteraad de kosten te verhalen die gemoeid zijn met het in exploitatie brengen van het plangebied. In dit kader heeft de gemeente Leusden een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelende partij. Hierin is bepaald dat de initiatiefnemer de gronden volledig ontwikkeld, waarbij de gemeente slechts zorgdraagt voor de planologische maatregel.
De economische uitvoerbaarheid van het voorgenomen plan is derhalve anderszins verzekerd, een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
8.1 Voorlichting en informatie
Vanaf 2010 heeft meerdere malen overleg plaats gevonden tussen Den Treek-Henschoten de gemeente en provincie over de nieuwe landgoed ontwikkeling.
Tevens zijn er voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd door de gemeente, Landgoed Den Treek-Henschoten en Philadelphia zorg voor omwonenden over de landgoed ontwikkeling. Ook heeft overleg en afstemming plaats gevonden met de werkgroep Beekdal Leusden en met vertegenwoordigers van de bewoners buurtschap Schutterhoef. De ontwikkeling is met de aangrenzende landgoedeigenaren en het Utrechts Landschap uitgebreid besproken, als onderdeel van en bij de totstandkoming van de Groene Agenda.
8.2 Inspraak
In de periode vanaf 9 oktober 2014 tot en met 19 november 2014 bestond op het gemeentehuis te Leusden de gelegenheid om het voorontwerp bestemmingsplan Groot Schutterhoef in te zien. Dit is bekendgemaakt op de gemeentelijke website d.d. 8 oktober 2014 en in de Leusder Krant van 8 oktober 2014.
Het plan was in die periode te raadplagen op de website van Ruimtelijkeplannen.nl, tevens heeft de gemeente het voorontwerp-bestemmingsplan op haar website geplaatst waarbij de mogelijkheid geboden werd om de verbeelding (plankaart), regels en toelichting te raadplegen en te downloaden.
In dezelfde periode was er gelegenheid om schriftelijk op het voorontwerp bestemmingsplan te reageren. Er zijn zes schriftelijke reacties bij de gemeente ingediend.
8.3 Overleg conform artikel 3.1.1. Bro
In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de Provincie Utrecht, het Waterschap Vallei & Veluwe, partners Groene Agenda en de Gasunie.
De nieuwe landgoed ontwikkeling maakt deel uit van convenant Groene Agenda opgesteld in 2008 door de eigenaren in het beekdal. De gewijzigde inrichtingsschets voor het nieuwe landgoed met de uitbreiding van Boerderij Groot Schutterhoef is op 9 januari 2014 aan de partners in het convenant toegezonden. Er zijn drie schriftelijke reacties bij de gemeente ingediend.
Nota Inspraak en Overleg
De inspraakreacties en de gemeentelijke beantwoording zijn opgenomen in de 'Nota Inspraak en Overleg' die als Bijlage 10 bij de toelichting aan het plan is toegevoegd.
In hoofdstuk 4 zijn de ambtshalve aanpassingen beschreven die naar voren zijn gekomen bij de ambtshalve toetsing of zijn voortgekomen uit gewijzigd inzicht of voornemen.
8.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 27 februari 2015 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Deze ter inzage legging is bekend gemaakt in de Staatscourant en op www.leusden.nl.
Er zijn naar aanleiding van de ter inzage legging twee zienswijzen binnen de gestelde termijn ingediend en daarmee ontvankelijk.
Nota Zienswijzen
De reacties en de gemeentelijke beantwoording zijn opgenomen in de 'Nota Zienswijzen' die als Bijlage 11 bij de toelichting aan het plan is toegevoegd.
In hoofdstuk 4 zijn de ambtelijke aanpassingen beschreven die naar voren zijn gekomen bij de ambtshalve toetsing of zijn voortgekomen uit gewijzigd inzicht of voornemen.