Plan: | ASV III |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0321.0890ASV3-OWBP |
Initiatiefnemer exploiteert een fruitteeltbedrijf dat gespecialiseerd is in de teelt van steenvruchten en zacht fruit. Het bedrijf beschikt over meerdere bedrijfslocaties en teeltpercelen in de gemeente Houten. Door deze bedrijfsstructuur kunnen activiteiten niet gebundeld worden op één locatie en zijn er teveel transportbewegingen tussen de locaties. Om de bedrijfsstructuur te versterken worden de activiteiten geconcentreerd op het Eiland van Schalkwijk.
Experimenteerruimte/ Agrarische structuurversterking
Vanaf de jaren 90 is in Houten flink gebouwd. Een nieuwe VINEX locatie is ontwikkeld, Houten Zuid. De projectontwikkelaars speculeerden, dat nadat de VINEX was afgerond dat dan verder gebouwd kon worden aan Schalkstad op het Eiland van Schalkwijk. Vele gronden op het eiland zijn toen verkocht aan de projectontwikkelaars en de boeren pachten hun gronden van de ontwikkelaars. Hoewel de grond zo agrarisch bleef, hadden boeren minder kans om hun bedrijfspercelen door gerichte grondaankopen te optimaliseren. De investeringsbereidheid werd minder. De economische duurzaamheid van de bedrijven dreigde achteruit te gaan, terwijl die nu juist nodig is om het agrarisch karakter, en de daarbij horende weidse doorkijken en open landschap te behouden.
De gemeente ging aan de slag met beleid voor het Eiland. Versterking van de agrarische structuur was daarbij het uitgangspunt, maar ook het stimuleren van leefbaarheid en vitaliteit van de kernen, en behoud en het voortbouwen op de waarden van het gebied. Een nieuwe structuurvisie werd gemaakt, in overleg met de bewoners van het Eiland. Centraal in de gebiedsontwikkeling staan het versterken en toevoegen van kwaliteiten in/aan het gebied. Deze kwaliteiten moeten op lange termijn gehandhaafd kunnen worden en te beheren zijn. Het draait om een goede samenhang tussen de kenmerken van het landschap, de functies die het landschap vervult en de manier waarop de mens van die functies gebruik maakt. Deze samenhang is het uitgangspunt bij de ontwikkeling van het Eiland van Schalkwijk.
De recente geschiedenis van het Eiland van Schalkwijk laat een grote uitstroom zien van agrarische ondernemers die de grond aan projectontwikkelaars verkochten ten behoeve van vermeende woningbouwmogelijkheden. Daarnaast zijn er ook ondernemers die de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, zonder opvolger. De gemeente (en andere overheden) kunnen die geschiedenis niet terugdraaien. Overheden kunnen wel jonge agrarische ondernemers faciliteren om hun bedrijf te verplaatsen, in te plaatsen, te verbreden of om te vormen, naar een nieuw type agrarisch ondernemerschap.
In dit kader heeft de initiatiefnemer 19 hectare agrarische grond gekocht van een woningcorporatie die deze grond speculatief in bezit had. Agrarische bedrijfsactiviteiten in Eck en Wiel zijn door de initiatiefnemer opgeheven, zodat er sprake is van een concentratie van de bedrijfsactiviteiten op het Eiland van Schalkwijk. Daarbij zijn gronden op het Eiland weer duurzaam in beheer gekomen van een agrariër, tevens is het voormalig bijbehorend agrarisch bouwvlak weer gekoppeld aan de gronden (de (bedrijfs-)woning was losgekoppeld van het agrarisch bedrijf).
Het doel van de gehele ontwikkeling is om Van Garderen Zachtfruit een voorbeeldfunctie te ontwikkelen voor de productie van zachtfruit als vorm van “duurzame fruitteelt”. Hiervoor wordt een innovatieruimte en ontvangst- en educatieruimte op het perceel gebouwd. In samenwerking met regionale, nationale en internationale partners zullen hier duurzame gewasbeschermingsmiddelen worden getest en veredeling van zachtfruitrassen plaatsvinden. Deze samenwerking en bedrijfsvoering op deze locatie wordt daarmee uniek in Nederland en vormt daarmee een goede invulling van het begrip “duurzame fruitteelt”.
Op 20 december 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders het besluit genomen dat zij instemmen met de herontwikkeling van een beëindigd agrarisch bedrijf aan de Provincialeweg 32 te Schalkwijk, inclusief compensatiewoningen onder de voorwaarde dat er een bijdrage wordt geleverd aan de doelen van het Eiland van Schalkwijk: agrarische structuurversterking, duurzaamheid, recreatie en cultuurhistorie. In navolging van dit collegebesluit is op 27 maart 2017 tussen de gemeente Houten en initiatiefnemer een overeenkomst gesloten met de belangrijkste randvoorwaarden nader uitgewerkt.
Vervolgens is op 11 mei 2017 het agrarisch bedrijf op het perceel Provincialeweg 32 te Schalkwijk aangekocht door initiatiefnemer. Initiatiefnemer gaat op deze locatie middels het principe van 'Forward Farming' in samenwerking met partners en andere fruittelers een duurzame, innovatieve fruitkwekerij realiseren. Om de verwerving en ontwikkeling van het centrum voor innovatie, onderzoek en voorlichting financieel mogelijk te maken, is het mogelijk om binnen de experimenteerruimte met compensatiewoningen het plan financieel haalbaar te maken. Initiatiefnemer zal dit doen op de bestaande teeltlocatie aan de Waalseweg, door drie compensatiewoningen te realiseren.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan het collegebesluit betreffende de herontwikkeling van de Provincialeweg 32 te Schalkwijk en de afgesloten overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente Houten voor het realiseren van de compensatiewoningen aan de Waalseweg in Tull en 't Waal.
Het plangebied voor dit bestemmingsplan heeft betrekking op twee locaties:
In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied aan de Provincialweg (meest oostelijk) ten opzichte van het plangebied aan de Waalseweg weergegeven.
Afbeelding 1.1 ligging plangebied aan de Provincialweg (oostelijk) ten opzichte van het plangebied aan de Waalseweg (westelijk) aangegeven met rode stippen
Beide locaties liggen op het Eiland van Schalkwijk. Het Eiland van Schalkwijk is een open en groen gebied ten zuiden van de kern Houten. Het wordt aangeduid als eiland omdat het vrijwel geheel wordt omsloten door water, het Amsterdam-Rijnkanaal, de Lek en het Lekkanaal.
Het plangebied aan de Provincialeweg 32 ligt circa 1.000 meter ten zuidoosten van de kern Schalkwijk. De locatie ligt in een lintbebouwing met afwisselend (agrarische) bedrijven en woningen.
Afbeelding 1.2: Globale ligging plangebied in het lint van Provincialeweg (Bron: Pdok viewer)
Het plangebied aan de locatie Waalseweg is gelegen op 850 meter ten westen van de kern Schalkwijk en circa 1.900 meter ten zuiden van de kern Houten. De locatie ligt aan een weg waar agrarische bedrijven en woonbestemmingen aan weerszijden van de weg zijn gevestigd.
Afbeelding 1.3: Globale ligging plangebied aan de Waalseweg (Bron: Pdok viewer)
Het plangebied aan de Waalseweg ligt binnen de grenzen van het UNESCO wereld erfgoed gebied. In paragraaf 4.9 wordt hier nader op ingegaan.
De locatie Provincialeweg maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Eiland van Schalkwijk' vastgesteld op 30 augustus 2017. Voor de gronden die betrekking hebben op het plangebied is de bestemming 'Agrarisch' van toepassing. Naast deze bestemming gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Landschap 1' en 'Waarde - Landschap 2'. Ook is er een bouwvlak toegekend aan deze locatie (zie Bijlage 1).
Afbeelding 1.4: fragment bestemmingsplan ter plaatse van Provincialeweg (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het realiseren van de loods met wasplaats en de permanent teeltondersteunende voorziening met innovatieruimte buiten het huidige bouwvlak (zie Bijlage 2) is in strijd met de bouwregels van de agrarische bestemming. De bestaande schuur die behoort bij de agrarische bedrijfslocatie heeft een woonbestemming. Dit wordt in dit dit bestemmingsplan aangepast. De bestaande schuur wordt opgenomen binnen de agrarische bestemming, en binnen het agrarisch bouwvlak.
Naast deze huidige planologische situatie is er op 7 december 2017 een vergunning verleend voor het aanleggen van een gaard met regenkappen. De percelen waar deze vergunning op van toepassing is, zijn weergegeven op afbeelding 4.
Afbeelding 1.5: percelen waar de gaard met regenkappen is vergund.
Het plangebied aan de Waalseweg maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Eiland van Schalkwijk' vastgesteld op 30 augustus 2017. Voor de gronden die betrekking hebben op het plangebied is de bestemming 'Agrarisch' van toepassing. Naast deze bestemming gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Landschap 2'.
Het realiseren van de drie woningen is in strijd met de regels van de agrarische bestemming.
Afbeelding 1.6: Locatie Lange Uitweg 33-35 en zoekgebied compensatiewoning Waalseweg (rood omlijnd)
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een weergave van de huidige en de toekomstige situatie gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het relevante beleid van het rijk, de provincie en de gemeente beschreven. In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. De juridische planopzet wordt in het vijfde hoofdstuk uiteengezet. Hoofdstuk 6 gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven.
Op deze locatie staat een bedrijfswoning, een kapschuur en een ligboxenstal. Tot 2017 was de locatie in gebruik voor het houden van melkrundvee. Het bestaande woonhuis is aangewezen als gemeentelijk monument.
Afbeelding 2.1: Luchtfoto huidige situatie (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De gemeente Houten heeft op 17 december 2017 een omgevingsvergunning (OV17314) verleend voor het aanleggen van een bessengaard van 19 ha., inclusief het plaatsen van teelt ondersteunende voorzieningen (regenkappen), het aanleggen van een kavelpad en verharding binnen het bouwvlak. Het gebied waar dit betrekking op heeft is weergegeven op afbeelding 1.4. De aanleg van de gaard is grotendeels afgerond. De aanwezige ligboxenstal wordt op dit moment gebruikt als werkruimte en opslag van materialen.
De bedrijfslocatie aan de Lange Uitweg is een vestigingslocatie met teeltpercelen en een agrarisch bouwvlak. Op 13 juli 2016 is een omgevingsvergunning verleend voor het teeltperceel Waalseweg, dit perceel is kadastraal bekend als gemeente Houten, sectie I nummers 269 en 2062. Aanvullend hierop is op 25 april 2019 een omgevingsvergunning verleend vanwege de uitbreiding van de gaard op het aangekochte perceel Lange Uitweg 33-35. Het teeltperceel dat parallel loopt aan de Lange Uitweg is nog niet ingericht als gaard.
Afbeelding 2.2: Huidige situatie vanaf de Waalseweg op het gebied voor de uitbreiding van de gaard. Op de achtergrond de vestigingslocatie aan de Lange Uitweg 33-35 en de bestaande gaard (Bron: Zachtfruit)
Op afbeelding 1.2 is te zien welk deel van het teeltperceel ingericht wordt voor de woningen. Het gebied tussen de woningen en de bedrijfslocatie Lange Uitweg wordt ingericht als gaard.
Door het aankopen van de locatie Provincialeweg 32 en het afstoten van de locatie in Eck en Wiel worden alle bedrijfsactiviteiten van initiatiefnemer geconcentreerd op het Eiland van Schalkwijk. Dit resulteert in een versterking van de bedrijfsstructuur en een reductie van vervoersbewegingen en transportafstanden. De verbeterde logistiek maakt een snellere uitwisseling van mensen en materieel mogelijk.
De initiatiefnemer wil de locatie aan de Provincialeweg 32 als centrum voor innovatie, onderzoek en educatie voor een duurzame zachtfruitteelt ontwikkelen volgens de principes van Forward Farming. Forward Farming staat voor samenwerking om duurzaamheid in de praktijk te demonstreren. Hiertoe is initiatiefnemer een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met de partners Bayer Cropscience, The Greenery en Centrale Adviesdienst Fruitteelt (CAF). Ook zullen collega fruittelers uit de directe omgeving bij het educatie aspect worden betrokken. In Bijlage 3 wordt een toelichting op het principe van Forward Faming gegeven.
Met het concept van Forward Farming ontstaat de mogelijkheid om te komen tot een (inter)nationaal toonaangevend fruitteeltbedrijf. Initiatiefnemer wil de productielocatie optimaal inrichten voor de teelt, het onderzoek en de voorlichting over duurzame bedrijfsvoering.
Op het erf worden de volgende bedrijfsgebouwen gerealiseerd (of zijn aanwezig): bedrijfswoning (aanwezig), schuur (aanwezig), loods, ontvangstruimte en permanent teeltondersteunende voorziening. In afbeelding 2.3 is de bedrijfsopzet weergegeven.
Afbeelding 2.3 bedrijfsopzet Provincialeweg 32
Bedrijfswoning (1)
De bestaande monumentale bedrijfswoning is inpandig gerenoveerd. Hierdoor blijft het monumentale karakter van de woning behouden. De woning is verduurzaamd en heeft energielabel D.
Initiatiefnemer heeft daarnaast plannen de bedrijfswoning te verbouwen. Deze plannen vallen binnen de grenzen van het nieuwe bouwvlak.
Schuur (2)
Deze schuur is voorzien van een asbest houdend golfplaten dak. Initiatiefnemer gaat het golfplaten dak van de schuur vervangen en de schuur gebruiken voor opslagdoeleinden. Op het nieuwe dak worden 22 zonnepanelen geplaatst.
Loods (3)
De nieuw te realiseren loods heeft inclusief overdekte wasplaats een afmeting van 15 bij 45 meter. De loods is zowel aan de achter als voorzijde voorzien van toegangsdeuren. Op het dak van de loods worden (4*45=) 180 zonnepanelen geïnstalleerd. De deuren aan de achterzijde worden gebruikt voor het landbouwverkeer dat in de boomgaard komt.
Onderdeel van de loods is een overdekte wasplaats voor machines en werktuigen. Onder de vloer van de wasplaats zit een opslagvoorziening voor het spoel- en reinigingswater. Hierdoor kan spoel en reinigingswater worden opgevangen en wordt emissie naar het oppervlaktewater voorkomen. Het spoel- en reinigingswater wordt verplaatst naar de phytobac waar het biologisch wordt afgebroken.
In de loods komt een kantine met pantry voor medewerkers die werkzaam zijn op het bedrijf. Ook wordt in de loods een koelcel gerealiseerd om de geoogste dagproductie te bewaren alvorens deze naar de Schalkwijkseweg wordt getransporteerd. De overige ruimte wordt ingericht voor het opslaan van bedrijfsmiddelen, fust en het stallen van machines en werktuigen.
Ontvangstruimte (4)
Ter ondersteuning van de educatieve functie van het bedrijf is er een ontvangstruimte (12,75 x 19,0 meter) nodig. De ontvangstruimte is een vooruitgeschoven post die vanuit de permanent teeltondersteunende voorziening naar voren komt. In deze ruimte worden naast de feitelijke ontvangstruimte een kantoor/werkplekken, keuken en sanitaire ruimte gerealiseerd. In de ontvangstruimte worden groepen ontvangen en demonstraties en presentaties verzorgt.
De ontvangstruimte wordt gedeeltelijk (1/3 deel) ingebouwd in de permanent teeltondersteunende voorziening. Op deze manier loopt de ontvangstruimte direct over in de onderzoeksruimte. Onderzoek, demonstatie, educatie, innovatie worden hierdoor direct met elkaar verweven.
Permanent teeltondersteunende voorziening (5)
Om op praktijkschaal onderzoek te doen in de zachtfruitteelt is een gecontroleerde onderzoeksruimte noodzakelijk (zie Bijlage 4). Hiervoor wordt een permanent teeltondersteunende voorziening gerealiseerd met een totaal oppervlakte van circa 1 ha. (57,6 bij 182 meter). De beoogde permanent teeltondersteunende voorziening heeft een nokhoogte van 5,55 meter en een goothoogte van circa 2,7 meter. De kopse kanten van de permanent teeltondersteunende voorziening kunnen worden opgerold zodat de permanent teeltondersteunende voorziening toegankelijk is voor werktuigen. Dit is weergegeven op de tekening in Bijlage 5.
De permanent teeltondersteunende voorziening biedt optimale mogelijkheden voor:
Overig
Het bedrijf van initiatiefnemer maakt gebruik van arbeidsmigranten. De arbeidsmigranten zullen ook in de nieuwe situatie op het bedrijf aan de Provincialeweg diverse werkzaamheden uitvoeren. Er zal op deze locatie geen huisvesting wordt gerealiseerd voor de arbeidsmigranten.
Initiatiefnemer heeft in samenwerking met het ontwerpbureau Mooisticht een nieuwe moderne bedrijfsopzet ontworpen die qua indeling, inrichting, functionaliteit en uitstraling aansluit bij de nieuwe functie en doelstellingen van de toekomstige bedrijfsvoering. In dit ontwerp is veel aandacht besteedt aan de ruimtelijke kwaliteit en de landschappelijke inpassing van het geheel. Er worden diverse groenelementen toegevoegd op het erf zoals struweelhagen, hoogstamfruitbomen, een wadi met bomenrij ect. Het complete inrichtingsplan is bijgevoegd als Bijlage 6. De plaats van de vaste parkeerplaatsen in het plan van Mooisticht zijn in overleg met de gemeente later nog iets aangepast. De definitieve inrichtingstekening van het erf is opgenomen als Bijlage 7.
Afbeelding 2.4: impressie nieuwe erfopzet (Bron: Mooisticht)
Uitgangspunt is dat er sprake is van een regulier landbouwbedrijf met aanvullende activiteiten zoals de proeftuin en de demoruimte. Ook op het gebied van bedrijfsinrichting wil dit bedrijf een voorbeeldfunctie vervullen. De verschillende functies van het bedrijf worden door de inrichting en uitstraling van het erf met elkaar verbonden.
Middels onderstaande punten draagt het bedrijf en de bedrijfsvoering bij aan een verduurzaming van de fruitteelt.
Innovatief onderzoek
Middels het concept Forward Farming wordt een samenwerking opgestart om duurzaamheid in de praktijk te stimuleren en te demonstreren. Forward Farming is gebaseerd op innovatief onderzoek en educatie gericht op een duurzame ontwikkeling van de (zacht)fruit sector. Landelijk liggen er grote vraagstukken op het gebied van verduurzaming, verminderingen van het middelen gebruik en het reduceren van residuen.
Het beoogde innovatieve praktijkonderzoek richt zich o.a op de thema's:
De basis is praktijkonderzoek en het uitdragen van toepassingsmogelijkheden.
Sectorale kennisoverdracht
Initiatiefnemer wil bijdragen aan een duurzame fruitteelt. De educatie mogelijkheden zullen bijdragen aan een versnelde kennisoverdracht binnen de sector en daarmee leiden tot een verduurzaming van de fruitteelt.
Duurzame bedrijfsvoering
De initiatiefnemer wil versneld inzetten op het verduurzamen van het bedrijf en de teelt. Onderstaand worden de maatregelen die in dit kader worden toegepast nader toegelicht.
Voorkomen ongewenste erf emissie
Initiatiefnemer streeft naar een situatie waarbij geen lozing van ongewenste vervuilende stoffen van het erf naar het oppervlaktewater plaatsvindt. Om dit mogelijk te maken wordt met de volgende zaken rekening gehouden.
Biodiversiteit
Initiatiefnemer wil inzetten op versterken van de biodiversiteit bij de inrichting van het bedrijf en gebruik maken van biologische gewasbeschermingsmaatregelen. Op grond van de huidige inzichten worden onderstaande maatregelen genomen om de ontwikkeling van de nuttige insecten populatie te stimuleren:
Naast het verduurzamen van de teelt is er ook aandacht voor het verduurzamen van de locatie op het gebied van energie verbruik. Gestreefd wordt naar een zoveel mogelijke energie-neutrale bedrijfsvoering.
Als strategie is ervoor gekozen om:
Eenergieopwekking
In de zomerperiode wordt energie voornamelijk gebruikt voor fertigatie en koelen. In de winter bestaat het energieverbruik voor verwarming en verlichting (kantine en bezoekerscentrum). In het voorliggende plan worden op het dak van de loods 180 zonnepanelen met een geschatte opbrengst van 45.900 kWh geplaatst. Vanwege het verschil in energieverbruik tussen de zomer en winterperiode is voor de bedrijfsinrichting gekozen voor een all-electric oplossing. Immers de opgewekte stroom kan in de zomer worden aangewend voor fertigatie en koelen en in de winter voor verwarming en verlichting.
Op de loods kan met reguliere zonnepanelen kan op jaarbasis een reëel elektrisch vermogen van (180 *300 Wattpiek * 0,85=) 45.900 kWh worden opgewekt. Op de schuur bij de woning worden 22 zonnepanelen geïnstalleerd. Hiermee kan op jaarbasis een reëel elektrisch vermogen van (22 * 300 Wattpiek *0,85=) 5.610 kWh worden opgewekt.
Energiebesparing
Het energieverbruik concentreert zich met name op de bedrijfsgebouwen waar sprake is van verwarming, koeling en/of verlichting. Hierbij worden de onderstaande maatregelen getroffen:
Energieverbruik
Op grond van het voorliggende plan is een inschatting gemaakt van het electra verbruik van de locatie. De locatie wordt all-electric ingericht. De ontvangstruimte wordt alleen verwarmd als er mensen aanwezig zijn. Om een inschatting te maken van het totale energieverbruik wordt een worst case benadering toegepast waarbij het energieverbruik van de woning qua verwarming wordt gelijkgesteld aan een kleine woning.
In de onderstaande tabel is het energieverbruik (stroom en gas) per gebouw in kWh/jaar weergegeven.
Tabel 2.1: Energieverbruik
Het totale energieverbruik bedraagt (27.629 + 18.154=) 45.783 kWh.
Deelconclusie energie
Het energieverbruik van de locatie wordt gecompenseerd door het opwekken van energie middels zonnepanelen. De totale energieproductie van de te plaatsen panelen bedraagt 51.510 kWh. Het electra verbruik van de locatie bedraagt 45.783 kWh. Het overschot aan stroom kan worden terug geleverd aan het net. Hierdoor kan worden gesteld dat het bedrijf zo energieneutraal mogelijk is opgezet.
Binnen de kaders van eigendom en toekomstige bedrijfsontwikkelingsmogelijkheden is een keuze gemaakt om de compensatiewoningen op eigen grond te realiseren. De analyse van de locatiekeuze is uitgewerkt in Bijlage 8.
Uit deze analyse volgt dat het agrarisch teeltperceel aan de Waalseweg, behorende bij de vestigingslocatie Lange Uitweg 33-35, ruimtelijk de meest optimale locatie is om de compensatiewoningen te realiseren. Dit perceel wordt ontsloten via de Waalseweg en sluit goed aan bij bestaande functies en het bebouwingslint aan de Waalseweg. Toevoegen van woningen aan de Waalseweg is het meest perspectiefrijk en zorgt er voor dat openheid en waardevolle doorzichten worden behouden.
De woningen worden op het teeltperceel gepositioneerd parallel aan de Waalseweg. In afbeelding 2.5 is de verkaveling van de compensatiewoninggen weergegeven.
Afbeelding 2.5: landschappelijke inpassing woningen aan de Waalseweg
De woningen worden gebouwd als NOM woningen (nul op de meter) en voorzien van zonnepanelen. Bij het ontwerp zal worden gestreefd naar een zo energiearm mogelijk ontwerp. Per woning zal een bijgebouw in de vorm van een garage worden gerealiseerd. De landschappelijk inpassing van de woningen aan de Waalseweg is uitgewerkt in Bijlage 9.
Om de ontwikkeling op de locatie Waalseweg passend te krijgen in het landschap is een landschaps- en beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit landschaps- en beeldkwaliteitsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad van Houten. De in het beeldkwaliteit vastgelegde ambities, regels en richtlijnen krijgen hierdoor de status van een beleidskader.
Voor alle bebouwing geldt dat binnen traditionele bouwvormen of met hedendaagse bouwtechnieken een eigentijdse uitstraling met karakteristieken van landelijke bebouwing beoogd is. Deze typen bebouwing passen binnen het, van oorsprong agrarische erf en sluiten aan bij het agrarische en landelijke karakter.
Ten aanzien van de beeldkwaliteit zijn in het plan referentiebeelden opgenomen ten aanzien van de vormgeving en uitstraling van de nieuwe bebouwing en de inrichting van het landschap. De referentiebeelden dienen ter inspiratie voor de inrichting van het erf en de architectuur van de bebouwing.
Omdat de gemeente Houten geen welstandsbeleid meer kent maakt het beeldkwaliteitsplan ook onderdeel uit van de regels van dit bestemmingsplan (zie artikel 4.3 onder f) en van de anterieure overeenkomst die in het kader van deze ontwikkeling gesloten wordt met de initiatiefnemer(s). Op deze wijze is geborgd dat het plan ook daadwerkelijk overeenkomstig dit beeldkwaliteitsplan wordt gerealiseerd.
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op het bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het rijks, provinciaal, (regionaal) en gemeentelijk beleid, welke een relatie hebben met het plangebied.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
In de Omgevingsvisie is de Nieuwe Hollandse Waterlinie sinds 2021 op de kaart aangegeven als een gebied voor de Werelferfgoedlijst.
De planlocatie aan de Waalseweg ligt binnen dit Werelderfgoed gebied. Dit heeft ertoe geleid dat in de planopzet en verdere uitwerking rekening is gehouden met de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed. Bestaande landschappelijke structuren zijn in de ontwerpfase als uitgangspunt genomen en met het ontwerp waar mogelijk versterkt. In de verschillende overleggen met de overige betrokken overlegpartners, zoals de provincie Utrecht en de Rijksdienst Cultureel Erfgoed zijn deze criteria het toetsingskader geweest en is in lijn met deze criteria ook verzocht om aanpassingen en bijstellingen in het plan.
In de Omgevingsvisie wordt verwezen naar de beleidsnota 'Erfgoed telt!'. Deze nota onderschrijft het belang van erfgoed voor de samenleving. Het Rijk beschermt erfgoed en stimuleert dat erfgoed bij actuele ruimtelijke opgave wordt benut en als inspiratie dient voor de beoogde ontwikkeling. Behoud, versterken en benutten van de bestaande kwaliteiten van (gebouwd) erfgoed en landschap wordt verbonden aan de groei en ontwikkeling van steden, dorpen en wijken. In lijn met deze inzet heeft het Project Agrarisch Structuurversterking vorm gekregen. Door in het gebied agrarisch gebruik een toekomst te geven kan het van oudsher aanwezige gebruik op een duurzame manier worden voortgezet. Met de voortzetting van dit gebruik blijft het agrarische gebruik de drager van het landschap en kan de bestaande verschijningsvorm behouden blijven
Op 1 oktober 2012 is aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarin rijksregels ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland zijn verzameld, een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat onder andere om de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen.
Het Barro bevat geen relevante regels die invloed uitoefenen op het onderhavige plan.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Om een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
De Ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gevolgd wanneer planologisch nieuwe “stedelijke ontwikkelingen” mogelijk worden gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied. Nieuwe planologische bouwmogelijkheden van enige omvang kwalificeren als zodanig en zijn 'Ladderplichtig'. Het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag is een belangrijk criterium voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien er wel sprake is van een (geringe) toename van bouwmogelijkheden, dan is doorgaans sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Ook als er formeel geen sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkeling moet toch het nut, de noodzaak en uitvoerbaarheid van de ontwikkeling op die plek worden aangetoond. Door middel van het alternatievenonderzoek moet worden aangetoond dat de gekozen locatie buiten bestaand stedelijk gebied een betere optie is dan een locatie binnen bestaand stedelijk gebied. Er wordt daarmee verwacht dat er een goede kennis is van de bestaande voorraad. In beide gevallen van ontwikkeling, zowel binnen als buiten bestaand gebied, moet er voldaan worden aan een goede ruimtelijke ordening.
Provincialeweg 32
Bij het verruimen van de mogelijkheden aan de Provincialeweg 32, waarbij de agrarische bestemming gehandhaafd blijft, is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro.
Waalseweg
Het plangebied aan de Waalseweg maakt de realisatie van drie woningen mogelijk. In de uitspraak ECLI:NL:RVS:2015:2921 oordeelt de Raad van State dat het toevoegen van 11 extra woningen binnen een (dorps) kern geen stedelijke ontwikkeling is. In dit geval worden drie woningen toegevoegd aansluitend aan een bestaande lintbebouwing. Op basis van deze uitspraak kan geconcludeerd worden dat het ontwikkelen van de woningen aan de Waalseweg geen stedelijke ontwikkeling is als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro.
Op basis hiervan is een verdere toetsing aan de ladder niet noodzakelijk.
Het initiatief voldoet aan het Rijksbeleid.
Voor het provinciaal ruimtelijk beleid zijn de Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening (IOV) van belang.
De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is op 10 maart 2021 vastgesteld. De ruimte in de provincie is beperkt terwijl de vraag naar ruimte groot is. Dat stelt de provincie Utrecht voor een grote uitdaging: 'hoe gaan we om met de groei van inwoners en bedrijven zonder dat dit ten koste gaat van een prettige en gezonde leefomgeving? We móeten keuzes maken'. Daarom is het uitgangspunt om waar mogelijk te kiezen voor slim combineren en concentreren. Met zeven beleidsthema’s geeft de provincie richting aan de ontwikkeling en de bescherming van een gezonde en veilige leefomgeving. In 2050 is de provincie Utrecht een inclusieve en circulaire provincie:
Slim combineren
Met slim combineren bedoelt de provincie Utrecht dat de beschikbare ruimte op meerdere manieren gebruikt kan worden. De provincie combineert bijvoorbeeld het versterken van de rivierdijken met de ontwikkeling van nieuwe fiets- en wandelroutes en nieuwe recreatie- en natuurgebieden. Door te zorgen dat het autoverkeer op de dijken vermindert, ontstaat er meer ruimte voor wandelaars en fietsers.
Concentreren
Concentreren betekent bijvoorbeeld dat nieuwe woningen voornamelijk gebouwd worden dichtbij stations en in steden en dorpskernen. Veel van wat je nodig hebt, is dan in de buurt en goed bereikbaar. Als het nodig is om kernen leefbaar te houden, is daarnaast een kleine uitbreiding mogelijk. Daarbij is voldoende ruimte om te bewegen en voldoende groen en water belangrijk. En door te bouwen in bebouwd gebied (concentreren), wordt er juist gezorgd dat er op andere plekken in de provincie ruimte overblijft voor andere zaken dan wonen. Denk aan natuur, het verbouwen van voedsel en het opwekken van zonne- en windenergie.
Uitvoering geven aan de Omgevingsvisie
De vraagstukken waar de provincie voor staan kan zij niet alleen oplossen. Samenwerking met inwoners, ondernemers, belangenorganisatie, medeoverheden, partners en de samenleving is cruciaal. Alleen dan kunnen de ambities bereikt worden.
Het planvoornemen aan de Provincialeweg betreft een unieke ontwikkeling die gericht is op innovatie en onderzoek. Het bedrijf kan hiermee een nationaal en internationaal voorbeeld worden van verduurzaming binnen de fruitsector. Dit kan een impuls zijn voor het beeld van de gemeente als fruitteelt-gemeente. Tevens kan het een economische en recreatieve meerwaarde met zich meebrengen voor bedrijven in de omgeving.
In de huidige situatie is sprake van een veehouderij locatie waar de bedrijfsactiviteiten zijn gestaakt. Met dit initiatief wordt deze agrarische bedrijfslocatie nieuw leven in geblazen. Het planvoornemen voorziet in een opwaardering van de agrarische bedrijfslocatie met een uniek onderzoeks- en innovatie component. Dit komt de vitaliteit van het gebied ten goede. Samen met een zorgvuldige inpassing in het landschap wordt de kwaliteit ter plaatse geborgd.
De bijzondere status van het 'Eiland van Schalkwijk' als experimenteergebied sluit goed aan bij het initiatief. Dit wordt verder onderbouwd bij de behandeling van de interim omgevingsverordening.
Het plangebied aan de Waalseweg is niet gelegen in een gebied met een zogenaamde 'rode contour'. De locatie zal zorgvuldig worden ingepast in het landschap en aansluiten bij de bestaande (woon)functies.
Ook de woonfunctie wordt in de experimenteerstatus van het gebied 'Eiland van Schalkwijk' meegenomen. Er is woningbouw mogelijk buiten de rode contour tot een maximum van 250 woningen. Hier wordt in de volgende paragraaf verder op ingegaan.
De Omgevingsverordening
In de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht, vastgesteld op 10 maart 2021, staan de regels die horen bij het beleid dat in de Omgevingsvisie staat. Bijvoorbeeld regels voor natuurgebieden, waterwingebieden en woningbouw. Het opstellen van deze regels is een wettelijke taak of is het gevolg van politieke keuzes van de provincie Utrecht. In de Omgevingsverordening gaat het deels om regels die alleen voor gemeenten, waterschappen en uitvoeringsdiensten gelden en deels om regels die voor iedereen gelden. De provincie Utrecht heeft de ambitie om alleen regels te maken om risico’s uit te sluiten. Soms is het mogelijk van regels af te wijken.
De provincie Utrecht vindt het belangrijk om ruimte te geven aan nieuwe initiatieven en maatwerk per gebied. In de Omgevingsverordening zijn alle regels voor de leefomgeving samengebracht en de provincie Utrecht is van zo’n 20 verordeningen naar één Omgevingsverordening gegaan. Dit moet het voor iedereen eenvoudiger maken om te zien welke regels waar gelden.
Programma's
Om het beleid uit te voeren zijn er niet alleen regels nodig, maar ook op uitvoering gerichte programma’s. De provincie zal hier samen met overheden, partners en de samenleving invulling aan geven. Bijvoorbeeld in het programma ‘wonen en werken’. Gemeenten in een regio en provincie zitten daarbij samen aan tafel en leggen vast welke woningen waar op welk moment gebouwd gaan worden en welke bedrijventerreinen ontwikkeld gaan worden. Daarbij wordt ook rekening gehouden met andere zaken, zoals dat mensen naar hun werk kunnen gaan en dat er voldoende recreatie en groen is. Met de Omgevingsvisie wil de provincie Utrecht duidelijkheid geven hoe de Utrechtse leefomgeving ingericht kan worden. Welke rol de provincie pakt, hangt af van de situatie. De ene keer zal de provincie Utrecht een ontwikkeling stimuleren, de andere zorgt ze ervoor dat plannen worden aangepast om de kwaliteiten van de omgeving te beschermen
Het voorgenomen plangebied ligt in het landelijk gebied van Schalkwijk en ook in het experimenteer gebied. Artikel 1.7 Experimenteergebied van de omgevingsverordening geeft de mogelijkheid om op een innovatieve manier ‘uitnodigingsplanologie’ te bedrijven. Hiermee wordt bedoeld: planologie die redeneert vanuit de plek of de ruimtelijke opgave. Dergelijke experimenteerruimte kan helpen bij de transities voor landbouw. Het gaat de provincie er om dat belangen in een gebied bij elkaar worden gebracht en dat gezamenlijk nagedacht gaat worden over de kwaliteiten van een gebied en wat er voor nodig is om een gebied een goede toekomst te gunnen.
Zoals in de inleiding is beschreven is een in 2016 een collegebesluit genomen inzake de herontwikkeling van de locatie Provincialeweg 32 met als voorwaarde dat er een bijdrage wordt geleverd aan de doelen van het Eiland van Schalkwijk met betrekking tot agrarische structuurversterking, duurzaamheid, recreatie en cultuurhistorie. Vervolgens is een overeenkomst gesloten waarin de randvoorwaarden zijn uitgewerkt. Partijen zijn hierbij van oordeel dat het initiatief zorgt voor meerwaardecreatie voor het Eiland van Schalkwijk. In dit plan wordt specifiek aandacht besteedt aan de verdere uitwerking van de genoemde doelen voor het eiland van Schalkwijk. Het initiatief is daarmee passend binnen de maatwerkruimte die door de verordening wordt geboden met artikel 1.7.
Naast dat het plangebied ligt in de experimenteerruimte ligt het deel aan de Waalseweg ook binnen het gebied van de Nieuwe hollandse waterlinie en het UNESCO Werelderfgoed. Bij het opstellen van de uitgangspunten van dit deel van het plangebied en de verdere uitwerking is getracht rekening te houden met de ligging van het plan binnen de NHW.
Voor het plangebied aan de Provincialeweg is aansluiting gezocht bij de bestaande ontginningstructuur en bestaande landschappelijke lijnen. Bij het opstellen en uitwerken van het inpassingsplan voor de locatie Waalseweg is door de provincie Utrecht nadrukkelijk meegedacht om tot een acceptabel en passend ruimtelijk plan te komen.
Het planvoornemen voldoet aan artikel 1.7 Experimenteergebied van de omgevingsverordening. Dit biedt de mogelijkheid om op een innovatieve manier ‘uitnodigingsplanologie’ te bedrijven. Tevens is bij de uitwerking van het plan uitdrukkelijk rekening gehouden met de Nieuwe hollandse waterlinie door de bestaande landschappelijke structuren als uitgangspunt te nemen in de ontwerpfase en zijn deze structuren waar mogelijk versterkt. Het plan is derhalve in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Het gemeentebestuur van Houten heeft met de structuurvisie een toekomstbeeld neergelegd voor het Eiland van Schalkwijk. Met deze visie geeft de gemeente planologische duidelijkheid. Een visie die gericht is op de duurzame ontwikkeling van het eiland met en door alle betrokken partijen. Het is een uitdaging, want in de gemeentelijke visie zijn het de ondernemers en bewoners zelf die, rekening houdend met de kwaliteiten in het gebied, aan zet zijn om het Eiland van Schalkwijk een duurzame toekomst te geven.
In de structuurvisie zijn voor het gehele grondgebied van de gemeente 'deelgebieden' aangewezen. Elk deelgebied heeft een eigen beoordelingskader. Op onderstaande afbeelding zijn de vestigingslocaties Lange Uitweg en Provincialeweg te zien op de deelgebiedenkaart.
Afbeelding 3.1: fragment deelgebiedenkaart Structuurvisie 'Eiland van Schalkwijk'. (Bron: gemeente Houten)
In deze paragraaf worden per locatie de relevante deelgebieden beschreven en vindt een toets plaats aan het beoordelingskader behorende bij de deelgebieden.
Het plangebied aan de Provincialeweg 32 is gelegen in de deelgebieden 'Komgronden ten noorden van Schalkwijk' en 'Linten Tull en 't Waal en Schalkwijk'. Beide gebieden worden hier beschreven en getoetst middels een deeltoets.
1. Deelgebied: Linten Tull en 't Waal en Schalkwijk
Afbeelding 3.2: Locatie Provincialeweg 32 gelegen in het deelgebied 'Linten Tull en 't Waal en Schalkwijk.
Binnen dit deelgebied ligt de nadruk op leefbaarheid in de vorm van een mix van functies, wonen, agrarische bedrijfsvoering met minimale milieuhinder, kleinschalige bedrijvigheid en ondersteunende voorzieningen. De ambitie ligt op het vlak van het verminderen van milieuoverlast van agrarische bedrijvigheid en verkeersstromen te beperken. Hier zijn gerichte oplossingen voor nodig. De cultuurhistorische linten worden tevens gezien als aantrekkelijke bestemmingen voor bezoekers van het Eiland van Schalkwijk.
Dit deelgebied kent een specifiek beoordelingskader dat gericht is op wonen en werken. De kenmerkende landschappelijke kwaliteit met zijn ruimtelijke dragers en ruimtelijke vertrekpunten zijn verwerkt in het inrichtingsplan dat is bijgevoegd als Bijlage 6.
Ruimtelijke dragers landschappelijke kwaliteit
De linten zijn ontstaan op de voormalige stroomruggen in het gebied en bestaan uit bebouwing op de koppen van de copeverkaveling aan weerszijden van de ontginningslijnen van de Schalkwijkse Wetering en de Waalse Wetering. De bebouwing volgt de lengterichting van de kavel en staat licht gedraaid ten opzichte van de ontginningswegen. Als totaal is het lint lang en gestrekt in een relatief smal profiel.
In de kern van het lint is er een dichtere bebouwing, maar is altijd langs de bebouwing het achterliggende erf, de beplanting en het agrarisch landschap te zien. Dat is een specifieke kwaliteit, en daarmee een ruimtelijke drager van de kern. Meer van de kern van het lint af ontstaat er een meer open bebouwingstructuur, waar het agrarisch landschap af en toe tot aan de weg doorloopt. Hierdoor ontstaat in deze delen van het lint een mooie afwisseling tussen particulier bebouwde kavels en het uitzicht over het agrarische landschap. Door dit contrast is de omgeving tegelijkertijd beschut en weids.
Een andere karakteristieke drager wordt gevormd door de erfbeplanting tussen de bebouwing. De lengterichting van het lint wordt niet ondersteund met groen, maar het groene karakter ontstaat voornamelijk door de inrichting van de private tuinen. Er zijn veel smalle lange particuliere kavels.
Daar waar bomenrijen, houtwallen en singels aanwezig zijn, volgen die voornamelijk de lengterichting van de copeverkaveling en dus niet de richting van het lint. De gras taluds langs de wetering is (naast het privégroen) het enige openbare groen wat bijdraagt aan de groene uitstraling van het lint.
1. Uitgangspunt in de visie is geen verdere verdichting van het lint toe staan buiten de bestaande erven. Dat moet voorkomen dat het lint “dichtslibt” en er toe bijdragen dat het zicht op het achterliggende agrarische landschap gewaarborgd wordt. Echter voor de Molenbuurt, de Kaaidijk en het lint Tull en ‘t Waal moet nader worden uitgewerkt waar en in welke mate programma buiten de bestaande erven kan worden toegevoegd buiten de bestaande erven, rekening houdend met de hierboven genoemde uitgangspunten.
2. Het is essentieel om het profiel en de kleine schaal van het lint zoveel mogelijk in tact te laten. Toe te voegen ruimtelijke initiatieven moeten in de maat en schaal passen bij de bestaande bebouwing langs het lint (zelfstandige/vrijstaande gebouwen met een erf of tuin, geen seriematige bebouwing). Daarbij ligt het accent op kleinschaligheid en variatie.
3. Bij nieuwe bebouwing moet de copeverkaveling worden gerespecteerd. Nieuwe bebouwing ligt in de lengterichting van de verkaveling, dwars en licht gedraaid ten opzichte van het lint, en versterkt het karakteristieke beeld dat in de loop der jaren is ontstaan.
4. Het smalle profiel van het lint en de geringe diepte van de bebouwde kavels langs het lint moet behouden en versterkt worden.
5. Het groen in het lint bestaat voornamelijk uit particuliere erfbeplanting en ook bij nieuw programma zal nieuwe erfbeplanting bijdragen aan het versterken van dit beeld.
6. Eventueel toe te voegen bebouwing in de aangrenzende polders houdt afstand van het lint, en ligt op een afstand van minimaal 175 meter uit de achterzijde van het bestaande erven (huiskavel) in de polder, zodat de beleving van het lint (vanaf bijvoorbeeld routes/dijken) behouden blijft en het lint zijn huidige kleine maat en schaal behoudt.
7. Doorzichten vanaf het lint over het agrarisch landschap blijven gehandhaafd. Eventueel toe te voegen bebouwing in de aangrenzende polders nemen dus de doorzichten niet weg.
8. Daar waar bomenrijen, houtwallen en singels worden geïntroduceerd volgen zij de copeverkaveling. Deze landschappelijke elementen kunnen wel doorlopen tot aan het lint , omdat ze enerzijds de bebouwing inkaderen en afschermen, en anderzijds de richting van de copeverkaveling zichtbaar maken tussen de bebouwing en dwars op het lint.
Deeltoets deelgebied linten Tull en 't Waal en Schalkwijk
Het voorste gedeelte van het plangebied is gelegen binnen de linten Tull en 't Waal en Schalkwijk.
Het bestaande erf wordt getransformeerd van veehouderij naar fruitteeltbedrijf. Hierbij is geen sprake van een nieuwe locatie maar het hergebruiken van het bestaande agrarische erf. Er is geen sprake van het oprichten van seriematige bedrijfsgebouwen. De afmetingen van de nieuwe bedrijfsgebouwen passen binnen de maat en schaal van het lint. Bij het ontwerp inrichtingsplan is het accent gelegd op kleinschaligheid en variatie.
Met de realisatie van het centrum voor innovatie, onderzoek en voorlichting wordt een functie gecreëerd die voor een verlaging van de milieudruk op de omgeving zorgt. Er worden geen dieren meer gehouden en ook het vrachtverkeer richting de locatie zal afnemen. Het initiatief is aantrekkelijk voor recreanten en/of andere bezoekers aan het Eiland van Schalkwijk door de realisatie van een bezoekerscentrum.
De copeverkaveling wordt gerespecteerd. Het bestaande patroon wordt niet aangetast. De ontvangstruimte wordt geïntegreerd in de permanent teeltondersteunende voorziening. De ontvangstruimte is voorzien van een plat dak. De ontvangstruimte maakt onderdeel uit van de permanent teeltondersteunende voorziening en is derhalve mede georiënteerd op de lengte richting van het perceel.
Door te bouwen op het bestaande perceel blijft het smalle profiel van het lint behouden. De bedrijfsgebouwen en erf vormen in nieuwe situatie een onlosmakelijk deel van het lint. Aanvullende erfbeplanting wordt in de lengte richting van het perceel geplaatst, hierdoor wordt deze karakteristieke ruimtelijke drager versterkt.
De permanent teeltondersteunende voorziening met innovatiecentrum is geprojecteerd in de achterliggende polder “komgronden ten noorden van Schalkwijk”. De beleving van het lint vanaf de doorgangsroutes blijft behouden en het lint behoud zijn huidige maat en schaal. De erftransitie heeft geen invloed op de doorzichten vanaf het lint en het zicht op de achterliggende polders verandert hiermee niet.
Bomen en houtwallen in het ontwerp kaderen het nieuwe erf en bebouwing maar volgen tevens de copeverkaveling. De kenmerkende copeverkaveling blijft hiermee in stand en wordt versterkt.
Het voorliggende initiatief in combinatie met het erfinrichtingsplan past binnen de ruimtelijke vertrekpunten van de Linten van Schalkwijk en Tull en 't Waal.
2. Deelgebied Komgronden ten noorden van Schalkwijk en Tull en 'Waal
Afbeelding 3.4: Gronden ten noorden van Schalkwijk en Tull en 't Waal. (Bron: structuurvisie Gronden ten Noorden van Schalkwijk en Tull en 't Waal)
In dit deelgebied is de landbouw de belangrijkste functie waarbij een gezonden en duurzame landbouw volop de ruimte krijgt. Er is hier zowel ruimte voor verbrede landbouw als voor schaalvergroting, mits de leefbaarheid van de linten niet in het geding komt. Verbreding kan op verschillende manieren worden tot uiting komen. Uitgangspunt is hoofd- en nevenfuncties te faciliteren en waar nodig te ondersteunen met bebouwing. Eventueel toe te voegen bebouwing dient een bijdrage te leveren aan een duurzame ontwikkeling van het Eiland van Schalkwijk.
Ruimtelijke dragers landschappelijke kwaliteit
Dit deelgebied kent een specifiek beoordelingskader dat gericht is op de landbouw als drager van het landschap. De kenmerkende landschappelijke kwaliteit met zijn ruimtelijke dragers en ruimtelijke vertrekpunten zijn verwerkt in het inrichtingsplan dat is bijgevoegd als Bijlage 6.
De hoger gelegen komgronden ten noorden van Schalkwijk kennen een copeverkaveling (110 meter breed, 1250 meter lang). Deze komgronden worden aan de noordzijde begrensd door het Amsterdam Rijnkanaal met boombeplanting en aan de zuidzijde door het bebouwde lint van Schalkwijk. Door de iets hogere ligging worden deze komgronden niet alleen gebruikt als weiland maar ook ten behoeve van de fruitteelt. Hierdoor ontstaat een meer beschut gebied ten opzichte van de open komgronden in polder Vuylcop en Blokhoven.
Afbeelding 3.5: Uitsnede inpassingplan, waarbij lengte doorzichten worden geaccentueerd.
1. Het gebied leent zich, vanwege haar meer beschutte karakter en de hogere ligging, voor het opnemen van compacte nieuwe ruimtelijke initiatieven. Initiatieven in dit deelgebied dragen bij aan het verdichten van de copeverkaveling in smalle en lange percelen/compartimenten. Het gebied leent zich, vanwege haar meer beschutte karakter en de hogere ligging, voor het opnemen van compacte nieuwe ruimtelijke initiatieven.
Door te verdichten en tegelijkertijd het meer beschutte karakter van deze gebieden te versterken wordt het contrast met andere open gebieden op het eiland vergroot. Het gaat hier zeker niet alleen om meer ‘rode’ initiatieven, maar ook om mogelijkheden voor verdichting met hoge opgaande beplanting (boomgaarden, houtwallen, windsingels, energieteelt ed.) is goed inpasbaar in dit deelgebied.
2. Voorwaarde voor het verdichten is het respecteren van de copeverkaveling. Het toe te voegen programma volgt de copeverkaveling: smalle en diepe kavelgewijze ontwikkelingen benadrukken de lengterichting van de verkaveling. Dit uitgangspunt moet ook worden gehanteerd bij het ontwerpen van paden, routes, houtwallen en bomenrijen.
3. Bij ieder nieuw ruimtelijke initiatief moeten in ieder geval landschappelijke elementen toegevoegd worden, zoals boomsingels, houtwallen, hagen, erfbeplanting zodat een goede landschappelijke aansluiting op de directe omgeving ontstaat.
4. Eventueel toe te voegen bebouwing ligt in de polder en blijft daarmee op een afstand van minimaal 175 meter uit de achterzijde van de huiskavel langs het lint van Schalkwijk . Deze bebouwing belemmert niet de karakteristieke doorzichten over het agrarische landschap vanuit het lint (zie 1. linten Tull en 't Waal en Schalwijk)
5. Landschappelijke elementen kunnen wel doorlopen tot in het lint zodat de richting van de copeverkaveling haaks op het lint als landschappelijke lijn zichtbaar wordt en blijft.
6. Nieuw toe te voegen ruimtelijke initiatieven die extra verkeersbewegingen veroorzaken worden ontsloten vanaf de kanaalzijde en mogen niet leiden tot meer verkeersdruk op het lint van Schalkwijk. Afhankelijk van de omvang van die extra verkeersbewegingen, is ook onderdeel van het initiatief om die ontsluitingsstructuur parallel aan het kanaal op die toekomstige omvang van verkeersbewegingen toe te snijden, zodat er geen probleem ontstaat met de verkeersafwikkeling.
7. Ten aanzien van nieuw toe te voegen ‘rode’ initiatieven geldt dat deze zich wat betreft maat en schaal en materiaalgebruik moet voegen bij de aanwezige bebouwing.
8. De westelijke punt van de komgronden vormt de Groene Poort van Schalkwijk, bebouwing is hier niet mogelijk. De openheid van de Groene Poort benadrukt de afstand tot het stedelijk gebied aan de overkant van het kanaal, het ‘eilandgevoel’, en biedt meteen bij aankomst een weidse blik over het eiland.
Deeltoets: Deelgebied komgronden ten noorden van Schalkwijk
In het voorliggende plan wordt bij het verdichten de copeverkaveling gerespecteerd door toepassing van beplanting bij de erfinrichting wort het beschutte karakter van het gebied versterkt. De bestaande copeverkaveling wordt gerespecteerd door binnen het bestaande patroon van smalle lange percelen te blijven. Ook alle paden en inplant benadrukken de lengte structuur.
Voor de verkeersafwikkeling is slechts één ontsluiting naar de Provincialeweg beschikbaar. Het bedrijf ontvangt frequent bezoekers, vanuit veiligheid en interne logistiek is het belangrijk om de verschillende functie gebieden goed te scheiden. Het zgn. schone- vuile weg principe. Binnen de beoogde erfinrichting worden deze principes toegepast. Bedrijfsverkeer (tractoren) komen niet op het schone voorerf maar blijven aan de achterzijde bij de loods. Bezoekers en extern verkeer kruisen niet met bedrijfseigen verkeer.
Parkeerplaatsen voor bezoekers komen aan de voorzijde van het erf. En worden specifiek aangelegd voor bezoekers. Extern vrachtverkeer kan keren op het voorerf zonder te kruisen met intern bedrijfsverkeer. De ontvangstruimte maakt onderdeel uit van de permanent teeltondersteunende voorziening. Bezoekers worden vanuit de ontvangstruimte naar de onderzoekruimte geleid. Delen, opsplitsen of een andere van de functie gebieden is ongewenst. Vanwege het interne klimaat en bewegingen van nuttige insecten is het belangrijk dat de permanent teeltondersteunende voorziening voldoende oppervlak en hoogte heeft, compartimenteren van de onderzoeksruimte is derhalve geen optie. Zie ook paragraaf 3.3.5.1 onderbouwing noodzaak permanent teeltondersteunende voorziening.
Voor het gehele perceel (19 ha.) is een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een gaard incl. regenkappen. De permanent teeltondersteunende voorziening sluit qua materiaal en vorm en schaal aan bij het achterliggende perceel dat is voorzien van regenkappen.
Juist dit gedeelte van het eiland wordt gekenmerkt door het besloten karakter hierdoor kan een dergelijke bebouwing op deze plek worden ingepast. Het doorzicht aan de noordwest van het perceel in de voorliggende inpassing behouden.
Voorliggende initiatief in combinatie met het inpassingsplan past binnen de ruimtelijke vertrekpunten van De komgronden ten noorden van Schalkwijk.
Het plangebied aan de Waalseweg bevindt zich in het deelgebieden 'Komgronden ten noorden van Tull en 't Waal' en 'Nieuwe Hollandse Waterlinie'. Beide worden hier beschreven en getoetst.
1. Deelgebied: Komgronden ten noorden van Tull en 't Waal
De komgronden ten noordoosten van Tull en 't Waal kenmerken zich door een contrasterend landschap: de openheid van het Linielandschap (inundatieveld en schootsveld Werk aan de Waalse Wetering) en de beslotenheid van de fruitboomgaarden en bosschages. De landbouw is en blijft hoofdbeheerder van het landschap. Er wordt ruimte geboden aan recreatie ondernemers, mits initiatieven passen bij een duurzaam eiland. Het kan gaan om agrariërs die mogelijkheden zien voor verbreding of nieuwe ondernemers. Door het landschap (gedeeltelijk) te verdichten kan het landschap een diversiteit aan recreatieve functies opnemen en kan de belevingswaarde worden versterkt. De maat en schaal van het gebied vragen om een zorgvuldige inpassing. Uitgangspunt is hoofd- en nevenfuncties te faciliteren en waar nodig te ondersteunen met bebouwing. Eventueel toe te voegen bebouwing dient een bijdrage te leveren aan een duurzame ontwikkeling van het Eiland van Schalkwijk.
De hoger gelegen komgronden ten noorden van Tull en 't Waal kennen een copeverkaveling (110 meter breed en 1250 meter lang). Met name de karakteristieke diepe doorzichten over de gehele diepte van de polder tot aan het AmsterdamRijnkanaal zijn een belangrijke ruimtelijke kwaliteit. Het deelgebied wordt in het zuiden begrensd door het bebouwingslint van Tull en 't Waal en in het noorden door de Schalkwijksewetering met bijbehorende karakteristieke wilgenbeplanting en het oostelijke deel van het bebouwingslint van Schalkwijk. Binnen het gebied liggen het Werk aan de Waalsewetering en het inundatiekanaal, karakteristieke elementen uit de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Deeloets Komgronden ten noorden van Tull en 't Waal
Het realiseren van de compensatiewoningen houdt sterk verband met de versterking van de agrarische structuur van het Eiland. Vanwege het beschutte karakter en de hogere ligging leent de omgeving zich voor het opnemen van compacte nieuwe ruimtelijke initiatieven. Het voorliggende plan draagt bij aan het behoud van de structuur van de copeverkaveling. Door het verdichten en het verstreken van het beschutte karakter wordt contrast met de open gebieden vergroot.
Door het voorliggende wordt de bestaande copeverkaveling gerespecteerd en worden bestaande diepe doorzichten niet belemmerd. Middels het inpassingsplan wordt landschappelijke elementen meegenomen bij het ontwerp waardoor er sprake is van een goede landschappelijke aansluiting op de directe omgeving.
Het toevoegen van de ruimtelijke verdichting ligt in de polder waarmee karakteristieke doorzichten behouden blijven. Hiermee is er geen sprake van een onevenredige aantasting van het doorzicht van de linten. Het gebied direct ten zuiden van de Schalkwijkse wetering, grenzend aan de A -27, maakt onderdeel uit van open en weidse zicht op de polder. Het project gebied ligt niet aangrenzend aan de A -27. Ook heeft het voorliggende initiatief geen invloed op doorzichten vanaf de Schalkwijkse wetering. Ook door het voorliggende initiatief aan de Waalseweg blijven karakteristieke diepe doorzichten behouden. Het initiatief wordt ontsloten vanaf de bestaande infrastructuur.
Het initiatief past qua maatvoering, schaal, vormgeving en matriaalgebruik bij de aanwezige bebouwing. Dit is uitgewerkt in het inpassingplan (zie Bijlage 9) en het beeldkwaliteitsplan.
2. Deelgebied: de Nieuwe Hollandse waterlinie
Het hele systeem van de Waterlinie is beeldbepalend voor het eiland. Fort Honswijk vormt met het inundatiekanaal, de Gedekte Gemeenschapsweg, de inundatievelden, schootsvelden en diverse andere forten en kazematten een bijzonder ensemble dat optimaal verweven is met het bestaande landschap van het Eiland van Schalkwijk. De waterlinie maakt optimaal gebruik van de geografische omstandigheden van het land. Daar waar hoog Nederland overgaat in laaggelegen polders kon het land onder water worden gezet. Door het openzetten van sluizen of het doorsteken van dijken wordt een 40 cm diepe laag water gecreëerd (geïnundeerd). Voor de vijand te diep om doorheen te waden, te ondiep om te varen. De inundatievelden zijn de diepst gelegen delen van het eiland en vallen nagenoeg samen met polder Blokhoven en Vuylcop
De kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie betreffen:
Dat betekent dat de inundatievelden en schootsvelden te ervaren zijn via een open agrarisch landschap en op sommige plaatsen een wateropgave kan worden ondergebracht. Het is wenselijk enerzijds de openheid te bewaren en anderzijds recht te doen aan het oorspronkelijk gebruik. Om deze reden wordt voorgestaan om de schootsvelden te vrijwaren van bebouwing en verdichting (m.u.v. bestaande verdichting).
Deeltoets de nieuwe Hollandse Waterlinie
Het planvoornemen aan de waalseweg is gelegen in het gebied 'vrije schootsveld nieuwe Hollandse Waterlinie' en het gebied 'Inundatie vlak Nieuwe Hollandse Waterlinie'. In de huidige situatie is de zichtrelatie tussen het verdedigingswerk 'Werk aan de Korte Uitweg' en het plangebied aan de Waalseweg al verstoord. Er is geen sprake van verdere aantasting van de zichtrelatie.
Afbeelding 3.6: locatie waalseweg binnen inundatievlak en vrije schootsved NHW.
De ontwikkeling aan de Provincialeweg is wordt zodanig vorm gegeven dat het aansluit bij de ruimtelijke vertrekpunten van de Linten van Schalkwijk en Tull en 't Waal en de komgronden ten noorden van Schalkwijk.
De ontwikkeling aan de Waalseweg draagt bij aan het behoud van de structuur van de copeverkaveling. Door het verdichten en het verstreken van het beschutte karakter wordt contrast met de open gebieden vergroot ter plaatse van de komgronden ten noorden van Tull en 't Waal. Er vindt geen verdere aantasting van de zichtrelatie plaats de de 'vrije schootsveld nieuwe Hollandse Waterlinie'.
Het initiatief is passend binnen de kaders van de structuurvisie 'Eiland van Schalkwijk'.
Zoals in paragraaf 1.3 aangegeven is het initiatief aan de Provincialeweg in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Eiland van Schalkwijk' (zie Bijlage 2) Voor het initiatief is de realisatie van een permanent teeltondersteunende voorziening noodzakelijk. In Bijlage 4 wordt de noodzaak onderbouwd en wordt in Bijlage 6 ingegaan op de ruimtelijke kwaliteit.
Evenals bij de locatie Provincialeweg 32 is voor de Waalseweg in paragraaf 1.3 beschreven dat het realiseren van drie woningen op de voorgenomen locatie in strijd met het geldend planologisch regime. Dit voornemen is economisch verbonden met het initiatief aan de Provinciale weg. De locatiekeuze(zie Bijlage 8) en de ruimtelijke- en beleidsmatige verantwoording is in voorgaande paragrafen behandeld. Deze beoordeling maakt inzichtelijk dat het voornemen op deze locatie passend is qua beleid binnen het 'Eiland van Schalkwijk'.
Het planvoornemen is passen binnen de beleidsdoelstellingen voor de ontwikkeling van 'Eiland van Schalkwijk'.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Het gaat daarbij (vooral) om de mogelijke effecten van de activiteit dit het plan heeft op de omgeving. Bij deze effectbeschrijving is uitgegaan van de maximale invulling van de ruimte die het plan biedt.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren
anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype tot rustig buitengebied:
Tabel 4.1: richtafstanden per categorie en gebied.
Daarnaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Provincialeweg 32
Externe werking
De bedrijfsactiviteiten t.b.v. het teeltbedrijf hebben een milieucontour. De functie laat zich als volgt vertalen in de omschrijvingen die volgen uit bijlage 1 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009):
Tabel 4.2: afstanden VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009)
Uit bovenstaande tabel valt op te maken dat op grond van de bedrijfsactiviteiten een minimale richtafstand van 30 meter geldt. Voor gemengde functiegebieden mogen de afstandsnormen met één trap worden verlaagd. Dit betekent dat de maximaal in acht te nemen afstand 10 meter bedraagt.
De kortste afstand tussen een woning van derden (Provincialeweg 30) en het uit te breiden deel van het bouwvlak bedraagt circa 8 meter (gemeten tussen het bouwvlak en het woongedeelte). Geconcludeerd wordt dat aan de richtafstand van 10 meter ten opzichte van omliggende woningen niet wordt voldaan.
In de huidige situatie is de afstand van het agrarisch bouwvlak tot deze woning ook circa 8 meter. Met de uitbreiding van het bouwvlak wordt de afstand niet verkleind.
Het bedrijfsgebouw binnen het bouwvlak dat op circa 8 meter van de woning aan de Provincialeweg 30 ligt is een bestaand gebouw. In de toelichting op afbeelding 2.3 van deze toelichting staat dat deze schuur wordt gebruikt voor opslagdoeleinden. Gesteld kan worden dat opslagactiviteiten een lage geluidbelasting hebben.
De nieuwbouw zal op circa 60 meter van de dichtstbijzijnde woning van derden worden gerealiseerd. Ruim buiten de richtafstand van 10 meter.
Interne werking
In de omgeving van de aangevraagde ontwikkeling bevinden zich een aantal bedrijven waaronder teeltbedrijven, veehouderijen en detailhandelsbedrijven.
Tabel 4.3: afstanden tot omliggende bedrijven
De agrarische bedrijven vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De wettelijke afstanden uit het Activiteitenbesluit hebben voorrang op de richtafstanden uit de VNG publicatie. De afstand voor het aspect geur is niet van toepassing omdat in de nieuwe situatie binnen de inrichting geen dieren meer worden gehouden.
Vanwege de omvorming van de veehouderijbedrijf naar fruitteelt is er sprake van een afname van de fijnstof emissie. Immers geldt voor teeltbedrijven, anders dan voor veehouderijen, geen norm. Voor teeltbedrijven wordt uitgegaan van de vaste afstandsnorm van 10 m. Aan die wettelijke afstand en de resterende richtafstanden voor stof, geluid en gevaar wordt ten opzichte van het uit te breiden gedeelte van het bedrijf voldaan.
Waalseweg
Externe werking
Het wijzigen van de agrarische bestemming naar een woonbestemming op het perceel Waalseweg heeft geen negatieve externe werking op de omgeving.
Interne werking
In de directe werking van het plangebied zijn enkele woonbestemmingen en teeltbedrijven en teeltpercelen gelegen. De aanwezige bedrijven vallen onder de werkingssfeer van het activiteitenbesluit.
Tabel 4.4: afstanden tot bedrijfslocaties in de omgeving
Ten opzichte van veehouderijen geldt een minimaal in acht te nemen afstand van 50 meter, aan deze wettelijke voorwaarde wordt voldaan. Ten opzichte van de teeltbedrijven in de omgeving zal een afstand van minimaal 10 meter (gemengd gebied) voor de aspecten geur, geluid en stof gehanteerd moeten worden. Ten opzichte van naburige woningen gelden geen afstandsnormen.
Voor de aspecten geur, geluid en stof wordt ten opzichte van de nieuw woningen vodaan aan de gestelde afstand voor de omliggende bedrijven.
Het plangebied aan de Waalseweg grenst direct aan de bestaande bessengaard en het teeltbedrijf aan de Waalseweg 4. Het perceel (maisland) aan de overzijde van de Lange Uitweg ligt op 50 meter van de voorzijde van de nieuwe woningen.
Vanwege mogelijke gezondheidsrisico's door het gebruik van pesticiden geldt voor de woonpercelen een in acht te nemen afstand van 50 meter ten opzichte van een 'de bessengaard'.
Bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat werd gebruik worden gemaakt van de “Systematiek van Wageningen”. Deze Systematiek is gebaseerd op onderzoek waarin is aangetoond dat gezondheidsrisico's als gevolg van drift afhankelijk is van de toegepaste spuittechniek en perceelafscherming. Op grond van de in het onderzoek genoemde afstanden tabel en een drift reducerende techniek (DTR 75) in combinatie met het toepassen van een windhaag om de woonpercelen volstaat een afstand van 25 meter tussen de woningen en de bessengaard. Deze afstand wordt gehaald.
De bestaande bessengaard is in eigendom van initiatiefnemer. Binnen een afstand van 50 meter uit de woonpercelen zal initiatiefnemer geen gewasbeschermingsmiddelen toepassen.
Ten opzichte van het belendende perceel Waalseweg 4, waar een bestaand agrarisch teeltbedrijf is gevestigd, bedraagt de afstand van de woningen tot het perceel circa 30 meter. Het dichtstbijzijnde bedrijfsonderdeel is een loods / verwerkingsruimte waar geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast.
De bestaande teelt op het perceel vinden plaats in de kweektunnels op grotere afstand, in ieder geval meer dan 50 meter. De loods / verwerkingsruimte zorgt bovendien voor een afschermende werking voor de woningen.
Eén van de onderdelen van Forward Farming is juist het verminderingen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Daarmee wordt de impact van de teeltactiviteit op het milieu en de omgeving kleiner. Juist door ruimte te bieden aan ondernemers om op dit gebied te pioneren zal op termijn resulteren in minder middelengebruik. Hierdoor zullen de spuitzones naar de toekomst toe kunnen worden verkleind.
Gelet op de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) is de verandering van veehouderij naar fruitteeltbedrijf en de bestemmingswijziging naar wonen aan de Waalseweg uitvoerbaar.
Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een duurzaam bodembeheer. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn, dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).
Provincialeweg 32
Voor het grondgebied waar de bedrijfsactiviteiten van de melkveehouderij plaats hebben gevonden is een bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 11). Uit dit onderzoek komt naar voren dat er voor dit deel van het plangebied de bodemkwaliteit geen risico's vormt.
Op de ligboxenstal liggen asbestverdachte platen. De ligboxenstal is voorzien van goten waadoor er geen aanleiding is dat de druppelzones onder de goten verontreinigd zijn met asbest. Aanvullend is uit de terrein-inspectie gebleken dat er geen asbest verdacht materiaal aanwezig is.
De permanent teeltondersteunende voorziening valt buiten het onderzochte gebied. Bij de permanent teeltondersteunende voorziening wordt een ontvangstruimte gerealiseerd. Hier worden de mensen ontvangen voordat ze de permanent teeltondersteunende voorziening in gaan. Deze ruimte is geen permanente verblijfsruimte omdat groepen hier niet meer dan twee uren on-onderbroken gebruik van zullen maken. Ook is er gelet op het huidige gebruik van de gronden geen indicatie dat de bodemkwaliteit ter plaatse een risico vormt voor de beoogde functie.
Waalseweg
Op deze locatie worden drie nieuwe woningen gerealiseerd. Met het oog op deze toekomstige verblijfsfunctie is een bodemonderzoek (zie Bijlage 12) uitgevoerd. Uit dit onderzoek volgt dat het terrein op basis van de milieuhygiënische kwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik als woonfunctie.
Voor de locatie Provincialeweg is het op grond van het uitgevoerde onderzoek en de van toepassing zijnde de regels niet noodzakelijk om een nader bodemonderzoek uit te voeren. Voor de nieuwe woningen aan de Waalseweg maakt een bodemonderzoek onderdeel uit van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Vooralsnog is het aannemelijk dat het plan uitvoerbaar is voor het aspect bodem.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen binnen een geluidzone waarbij geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) zijn betrokken is de Wgh van toepassing. De Wgh kent drie geluidbronnen waarvoor geluidzones gelden:
Wanneer een ontwikkeling in een zone valt zoals aangegeven in de Wgh, zal akoestisch moeten worden aangetoond dat aan de grenswaarden in deze wet wordt voldaan. Kan niet worden voldaan aan deze grenswaarden, dan bestaat onder voorwaarden de mogelijkheid hogere grenswaarden vast te stellen. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om deze hogere grenswaarden vast te stellen. Hierbij moet een procedure worden doorlopen die aan de eisen van de Wgh moet voldoen.
Provincialeweg 32
Voor de locatie Provinciale weg is een akoestisch onderzoek uitgevoerd dit is bijgevoegd als Bijlage 13.
In het onderzoek zijn het gemiddelde geluidsniveau en het piekgeluidsniveau berekend op de woningen die in de omgeving van het bedrijf liggen. Verder is aandacht besteed aan de geluidsbelasting door het verkeer van en naar het bedrijf.
Uitgangspunten
In het onderzoek is rekening gehouden met alle relevante geluidsbronnen die tijdens een drukke dag kunnen voorkomen. Het gaat onder andere om de koelinstallatie, het gebruik van de spoelplaats en de rijbewegingen van vrachtwagens, bestel- en personenauto's.
Gemiddelde geluidsbelasting
De inrichting valt onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit. De normstelling uit het Activiteitenbesluit geldt alleen voor de vast opgestelde toestellen en installaties. Voor de nieuwe situatie is echter een planologische procedure noodzakelijk. In dat verband dienen alle geluidsbronnen (vaste en mobiele) binnen het bedrijf beoordeeld te worden. Er dient gemotiveerd te worden dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Uit het onderzoek blijkt dat in het onderhavige geval voldaan wordt aan het toetsingskader en dat er daarom sprake is van een aanvaardbare situatie.
Piekgeluidsniveau
Piekgeluiden bij het bedrijf worden bepaald door het aan- en afrijdend vrachtverkeer. De optredende piekgeluiden voldoen aan het toetsingskader uit het Activiteitenbesluit. De normstelling waarbij in de planologische procedure bij voorkeur wordt getoetst wordt overschreden. Daarom moet gemotiveerd worden dat in deze concrete situatie bij het optredende piekgeluidsniveau toch sprake is van een aanvaardbare situatie. In hoofdstuk 5 van het akoestisch onderzoek is gemotiveerd dat de optredende geluidsbelasting in deze concrete situatie acceptabel is. Argumenten waarom dat in de onderhavige situatie is, zijn:
Gezien de aard en de frequentie van de activiteit en op grond van de bovenstaande argumenten wordt de onderzochte situatie niet als onaanvaardbaar beschouwd.
Geluidsbelasting door verkeer op de openbare weg (van en naar het bedrijf)
De geluidsbelasting als gevolg van het verkeer van- en naar het bedrijf kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.
Waalseweg
Voor de ontwikkeling van woningen aan de Waalseweg is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 14.
Het onderhavige plan ligt binnen de bebouwde kom en er is sprake van een nieuwe woningen. Ter hoogte van het plangebied bedraagt de maximumsnelheid 30 km/u, op zowel de Waalseweg als de Lange Uitweg. De woningen liggen deels binnen de geluidszone van (het gezoneerde deel van) de Lange Uitweg.
In tabel 4.5 is de hoogst berekende gecumuleerde geluidsbelasting weergegeven. Uit de resultaten blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting op alle drie de nieuwe woningen lager is dan de voorkeursgrenswaarde zoals die geldt per gezoneerde weg. De geluidsbelasting van elk van de wegen is dus lager dan de voorkeursgrenswaarde.
Tabel 4.5: Gecumuleerde geluidsbelasting Lden in dB.
Het aspect geluid vormt wel/geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Voor de beoordeling van geurhinder van veehouderijen gelden de volgende kaders:
Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen gaat het erom voor geurhinder van veehouderijen de volgende vragen te beantwoorden:
Welke afstand voldoende is, vloeit op grond van de jurisprudentie over de omgekeerde werking voort uit de regelgeving voor geurhinder. In het algemeen is het zo, dat wanneer geurgevoelige objecten op voldoende afstand van veehouderijen zijn gepland, het woon- en leefklimaat als goed wordt aangemerkt en niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.
Provincialeweg 32
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen betrekking op het oprichten of in gebruik nemen van geurgevoelige objecten. Derhalve is er voor deze locatie ook geen sprake van een belemmering voor het gebruik van gronden of gebouwen van derden. Het woon- en leefklimaat op de locatie is hierbij niet in het geding.
Waalseweg
Voor nieuwe woningen in het buitengebied moet worden aangetoond dat er op het gebied van geurbelasting sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Bij de toetsing wordt een onderscheid gemaakt tussen:
In een cirkel van 2 km rondom de locatie zijn een aantal intensieve veehouderijbedrijven gevestigd. Dit zijn veehouderijbedrijven waar dieren met geuremissiefactor worden gehouden. Deze bedrijven zijn op grote afstand ( > 670 m) gelegen van het plangebied aan de Waalseweg. Op basis van deze afstand, in combinatie met de algehele verspreiding van de bedrijven kan aangenomen worden dat deze bedrijven geen effect hebben op het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Tabel 4.6: intensieve veehouderijbedrijven binnen 2 kilometer tot het plangebied.
De veehouderijbedrijven waar dieren worden gehouden waar op grond van de Wet geurhinder en veehouderij een vaste afstand voor geldt, liggen op meer dan 50 meter van het plangebied.
De voorgenomen ontwikkeling werkt niet belemmerend voor deze bedrijven. Het woon- en leefklimaat op de locatie is hiermee voldoende gewaarborgd.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plannen.
Externe veiligheid beschrijft risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR is op de kaart van het gebied weer te geven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (die als wettelijk grenswaarde fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten komen.
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR is weer te gegeven in de fN-curve: een grafiek waar de kans (f) is afgezet tegen het aantal slachtoffers (N). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De 1% letaliteitgrens vormt doorgaans de grens van het invloedsgebied (tenzij anders bepaald). Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Hoe moet worden omgegaan met risico’s voor mensen in de omgeving van risicobronnen is in verschillende wet- en regelgeving opgenomen.
Provincialeweg 32
Risico's
Met behulp van de risicokaart externe veiligheid is gekeken naar de risico’s in de omgeving van de Provincialeweg. De risicokaart is hulpmiddel om risicobronnen in de omgeving te kunnen bepalen.
Afbeelding 4.1: uitsnede risicokaart met afstand tot spoorlijn (Bron: www.risicokaart.nl).
Inrichtingen
In de directe omgeving van de projectlocatie bevinden zich geen Bevi-bedrijven. Ook vanuit het Activiteitenbesluit, het Vuurwerkbesluit, het Besluit ruimte, Circulaire effectafstanden LPG en de Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik krijgt deze locatie niet te maken met veiligheidsafstanden.
Buisleidingen
In de directe omgeving van de projectlocatie bevinden zich geen relevante buisleidingen.
Besluit en Regeling externe veiligheid transportrisico’s
In de omgeving van de locatie aan de Provincialeweg ligt de spoorlijn Lunetten-Geldermalsen, waarover een aantal transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De afstand tot de spoorlijn is circa 786 meter. De locatie ligt binnen het invloedsgebied van deze spoorlijn.
De Veiligheidsregio geeft aan dat geen groepsrisicoverantwoording noodzakelijk is voor het planvoornemen aan de Provincialeweg. In verband met een gifwolkscenario op het spoor is het handelingsperspectief om te schuilen in het gebouw tot de lekkage is verholpen en/of de concentratie in de lucht laag genoeg is om het gebied te ontvluchten. Daarvoor is het noodzakelijk dat de gifwolk het gebouw niet binnendringt. Ramen, deuren en ventilatieopeningen dienen gesloten te worden. Ook is het eenvoudig en snel kunnen uitschakelen van het mechanische ventilatiesysteem daarvoor een vereiste. In verband hiermee is het advies om de nieuwbouw te voorzien van mechanisch afsluitbare ventilatie. Ook adviseert de Veiligheidsregio om in het bedrijfsnoodplan het handelingsperspectief bij een gifwolkscenario op te nemen.
De voorgenomen ontwikkeling aan de Provincialeweg vindt verder plaats op voldoende afstand van:
De risicocontouren van opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen vormen geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling. Ook het woon- en leefklimaat is hierbij niet in het geding.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in het vestigen of oprichten van een risicovolle inrichting aan de Provincialeweg. Dit vormt voor het aspect externe veiligheid geen risico voor de omgeving.
Waalseweg
Met behulp van de risicokaart externe veiligheid is gekeken naar de risico’s in de omgeving van de Waalseweg. De risicokaart is hulpmiddel om risicobronnen in de omgeving te kunnen bepalen.
Afbeelding 4.2: uitsnede risicokaart met projectlocatie Lange Uitweg (Bron www.risicokaart.nl)
Inrichtingen
In de directe omgeving van de projectlocatie aan de Waalseweg bevinden zich geen Bevi-bedrijven. Ook vanuit het Activiteitenbesluit, het Vuurwerkbesluit, het Besluit ruimte, Circulaire effectafstanden LPG en de Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik krijgt deze locatie niet te maken met veiligheidsafstanden.
Buisleidingen
In de directe omgeving van de projectlocatie bevinden zich geen relevante buisleidingen.
Besluit en Regeling externe veiligheid transportrisico’s
In de omgeving van de locatie aan de Waalseweg ligt een spoorlijn waarover een aantal transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De afstand tot de spoorlijn is dermate groot (1,76 km) waardoor deze transportroute niet relevant is voor de beoordeling.
De voorgenomen ontwikkeling aan de Waalseweg vindt plaats op voldoende afstand van:
De risicocontouren van opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen vormen geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling. Ook het woon- en leefklimaat is hierbij niet in het geding.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in het vestigen of oprichten van een risicovolle inrichting aan de Waalseweg. Dit vormt voor het aspect externe veiligheid geen risico voor de omgeving.
Het plangebied aan de Provinciaalseweg ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Lunetten-Geldermalsen. Om de gevolgen van een incident met giftige stoffen te beperken wordt de nieuwbouw uitgevoerd met mechanisch afsluitbare ventilatie. In de bedrijfsnoodplan zal initiatiefnemer de handelingsperspectieven bij een incident met giftige stoffen opnemen.
Voor het aspect externe veiligheid is het plan uitvoerbaar.
De milieukwaliteitseisen omtrent luchtkwaliteit zijn verankerd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wet Luchtkwaliteit). Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarde die voor een aantal verontreinigende stoffen in de wet is gesteld. Hierbij zijn twee sporen te onderscheiden: het creëren van bestemmingen die potentieel bijdragen aan de (verslechtering van de) luchtkwaliteit en het creëren van bestemmingen die gevoelig zijn voor (een slechte) luchtkwaliteit.
Als aannemelijk is dat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormt luchtkwaliteit geen belemmering om een bestemmingsplan vast te stellen. Deze voorwaarden zijn:
In de Wet luchtkwaliteit staan de grenswaarden voor verschillende luchtverontreinigende stoffen. In de praktijk blijft toetsing aan grenswaarden beperkt tot de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende besluiten en regelingen:
Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer. De Regeling NIBM is van toepassing omdat de ruimtelijke procedure voorziet in het uitbreiden van een bouwvlak en het wijzigen van de bestemming ten behoeven van wonen. Die ontwikkeling valt qua verkeersaantrekkende werking aanmerkelijk lager uit dan de in de Regeling NIBM genoemde woonwijk met 1500 woningen. Verdere bronnen van stikstofdioxide en fijn stof op het terrein zijn qua bijdrage aan de luchtkwaliteit verwaarloosbaar.
De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit noodzakelijk. Het plan kan voor het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar worden geacht.
In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets. Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft de beleidsregels vastgesteld in de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018, herzien in 2021. In de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018 staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en grondwater. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen of grondwater-lichamen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. Een gebod kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een onderhoudsverplichting.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak toeneemt en/of waarbij het waterbergend vermogen afneemt moeten maatregelen worden getroffen om de negatieve effecten (grotere aan- en afvoer van water) te voorkomen. Uitgangspunt is dat dit plaatsvindt in het plangebied en in het betreffende peil vak. Uitgangspunt is de maatgevende situatie.
Deze beleidsregel is van toepassing in het gehele beheersgebied van het waterschap en geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Doel van het beleid is om effecten van nieuwe stedelijke uitbreidingen te neutraliseren. De minimale oppervlakte waarvoor deze beleidsregel geldt, bedraagt binnen de bebouwde kom 500 m² nieuw verhard oppervlak waarvan het hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd en buiten de bebouwde kom 5.000 m² nieuw verhard oppervlak (zie Uitvoeringsregels bij de Keur HDSR 2018, algemene regel 15.2).
Indien er niet gekozen wordt voor een compensatie in oppervlaktewater is het mogelijk om een zelfstandige wateropvang te realiseren. De benodigde opvang bedraagt dan 4,5 m3/ 100 m2 uitbreiding van het verhard oppervlak.
Provincialeweg 32
Op de locatie Provincialeweg worden bestaande gebouwen, ruwvoeropslagen en erfverharding verwijderd. In het voorliggende plan wordt een nieuwe werktuigenberging en ontvangstruimte en bijbehorende erfverharding gerealiseerd. Het parkeerterrein wordt voorzien van halfverharding in de vorm van waterdoorlatende grasbetontegels.
De wadi (tijdelijk bergen regenwater) wordt centraal op het erf gesitueerd en middels een overloop verbonden met de nabijgelegen watergang. Tevens wordt op het erf een phytobac geplaatst. Micro-organismen breken gewasbeschermingsmiddelen vanuit de spoelwateropslag biologisch af en het resterende waarbij het resterend water verdampt.
Tevens wordt er een permanent teeltondersteunende voorziening gerealiseerd voor de teelt van zachtfruit. In de tabel is de toename van het verhard oppervlak en de bijbehorende waterbergingsruimte weergegeven.
De compenserende waterberging als gevolg van de toename van het verhard oppervlak wordt deels voorzien middels een Wadi en door het onderkelderen van de loods t.b.v. wateropvang.
In de onderstaande tabel is het verhard oppervlak weergeven (zie Bijlage 15):
Uitgangssituatie | Verhard oppervlak in m2 | Beoogde situatie | Verhard oppervlak in m2 |
Totaal verhard oppervlak | 2.546 | ||
Verhard oppervlak | 3.913 | ||
Oppervlak permanent teeltondersteunende voorziening | 10.451 | ||
Totaal | 2.546 | 14.364 | |
Toename verhard oppervlak | 11.818 |
Tabel 4.7: toename verhard oppervlak Provincialeweg 32.
Initiatiefnemer heeft er voor gekozen om compensatie van waterberging vanwege de uitbreiding van het verhard oppervlak middels een wadi en een ondergrondse wateropslag te regelen.
De totaal benodigde waterbergingsruimte bedraagt (11.794 m2: 100 m2) * 4,5 = 530 m3.
Het oppervlak van de Wadi bedraagt 300 m2. De gemiddelde diepte van de Wadi bedraagt 0,50 meter, de totale bergingscapaciteit van de wadi bedraagt 300 m2 * 0,5 m1 = 150 m3. Om buien van meer dan 45 mm te kunnen geleiden wordt er een overloop gerealiseerd richting het bestaande watersysteem. De ondergrond van de wadi bestaat uit zand met lichte zavel. Het waterdoorlatend vermogen van deze ondergrond vormt geen beperking voor het gebruik van de wadi. Het water zal binnen enkele dagen in de wadi kunnen bezinken (vertraagde afvoer naar grondwater).
De loods heeft een oppervlak van (15*40=) 600 m2. Door het gedeelte onder de loods te onderkelderen tot 1 meter diepte, voor opvang van spoelwater, ontstaat een waterberging van 600 m3. Deze waterberging zal vertraagt worden leeg gepompt met een dompelpomp en worden afgevoerd naar het oppervlakte water. De overige 5 meter onder de wasplaats vormt een aparte ruimte en is bedoeld om het spoelwater apart op te vangen. Dit wordt afgevoerd naar de phytobac waar dit biologisch wordt afgebroken. De totale waterberging van wadi en loods bedraagt (150 + 600=) 750 m3. Hiermee wordt ruim voldaan aan het benodigde water compensatie.
Waalseweg
De uitbreiding van het verhard oppervlak op deze locatie bedraagt minder dan 1.000 m2. Op grond van de keur is het niet voorgeschreven om vanwege de uitbreiding van het verhard oppervlak waterbergingsruimte te compenseren.
Ten aanzien van de woningbouw dient ook rekening gehouden te worden met het gemeentelijke water en rioleringsplan 2020-2023 als beleidskader. Planspecifiek heeft dat tot gevolg dat bij panden die nieuw worden geplaatst of verbouwd een ondergrondse infiltratie unit moet worden gerealiseerd met een inhoud van 15 mm ten opzicht van het nieuw verhard oppervlak. Deze 15 mm kan via een groen dak worden vastgehouden of via een krattensysteem of IT leiding en extra materiaal met holle ruimte (granulaat 4/32) in de bodem worden geïnfiltreerd. De overloop van dit systeem kan dan worden aangesloten op oppervlaktewater.
Het afvalwater wordt afgevoerd via het gemeentelijk rioolstelsel. Bij de bouw wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.
De definitieve digitale watertoets is uitgevoerd en toegevoegd als Bijlage 16. De compensatie vanwege de toename van het verhard oppervlak aan de Provincialeweg kan middels wateropslag en vertraagde afvoer goed worden geregeld.
Voor het aspect water kan dit plan uitvoerbaar worden geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de (mogelijk) aanwezige natuurwaarden. Daartoe wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming regelt onder andere de bescherming van de Natura 2000-gebieden die zijn aangewezen op grond van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. Daarnaast is het Natuurnetwerk Nederland (NNN) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. Op basis van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) zijn zeer kwetsbare gebieden aangewezen. Deze gebieden kunnen nadelige invloed ondervinden als de uitstoot van ammoniak op de gebieden toeneemt.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming regelt ook de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Bekeken moet worden of er beschermde soorten aanwezig zijn in of nabij het plangebied, in hoeverre het plan negatieve gevolgen kan hebben op die beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen moeten worden genomen.
Provincialeweg 32
Gebieden
In de voorliggende situatie is er sprake van een transitie van een voormalig veehouderijbedrijf naar een fruitteeltbedrijf. Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebieden is het Lingebied & Diefdijk-Zuid op 7 km.
In de omgeving van het plangebied liggen echter wel enkele Natura 2000-gebieden. Het betreft:
Afbeelding 4.3: Natura 2000-gebieden in de omgeving van de plangebieden.
Beoordeling stikstof (realisatiefase)
Op 2 november 2022 is door de Raad van State deeluitspraak gedaan inzake de bouwvrijstelling die volgde uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. In deze uitspraak oordeelde de Raad van State dat de bouw/aanlegfase van een project apart beoordeeld dient te worden. De beoordeling van de sloop- en aanlegfase is meegenomen in de voortoets. Uit deze berekening volgt dat er in de aanlegfase geen significant negatieve effecten plaatsvinden op de betreffende Natura 2000-gebieden.
Beoordeling stikstof (gebruiksfase)
Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied en het dieselverbruik binnen het plangebied voor de gebruikssituatie is in beeld gebracht. Voor deze situatie is een AERIUS berekening uitgevoerd in de voortoets. Uit deze berekening volgt dat het planvoornemen in de gebruiksfase geen significante effecten heeft op de stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden.
De voortoets voor de locatie aan de Provincialeweg 32 is bij deze toelichting opgenomen als Bijlage 17
Soorten
Voor beide locaties is een Quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 18.
Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vleermuis-, amfibieën-, grondgebonden zoogdier- en vogelsoorten. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er jaarlijks vogels, bezetten verschillende amfibieënsoorten er een (winter)rustplaats en bezetten verschillende grondgebonden zoogdiersoorten er een vaste verblijf- en/of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen rust- of verblijfplaats in het plangebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Werkzaamheden die leiden tot beschadigen/vernielen van vogelnesten, moeten daarom bij voorkeur uitgevoerd worden buiten de voortplantingsperiode. Indien werkzaamheden uitgevoerd worden tijdens de voortplantingsperiode, dient een broedvogelscan uitgevoerd te worden, voorafgaand aan de activiteiten.
Voor de beschermde grondgebonden zoogdiersoorten en de amfibieënsoorten, die een (winter)rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’ en het ‘beschadigen en vernielen van vaste verblijf en voortplantingsplaatsen’. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. Het aantasten van de functie van het plangebied als foerageergebied, leidt niet tot wettelijke consequenties.
Mits rekening gehouden wordt met bezette vogelnesten, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming.
Waalseweg
Gebieden
Met betrekking tot mogelijke stikstofdepositie in de bouw- en gebruiksfase is een voortoets uitgevoerd. Deze is bijgevoegd als Bijlage 19. Uit deze berekening volgt dat er geen stikstofdepositie plaatsvindt tijdens de bouw- en gebruiksfase.
Soorten
Voor de locatie Waalsweg is de conclusie uit de Quickscan natuurwaardenonderzoek (zie Bijlage 18) eveneens van toepassing. Deze conclusie is bij de soortentoets van de Provincialeweg 32 opgenomen.
Uit de bovenstaande beoordeling in het kader van de gebieds- en soortenbescherming (Wet natuurbescherming) blijkt dat het plan voor dit aspect uitvoerbaar is.
Het wettelijk kader voor de archeologische monumentenzorg is vastgelegd in de Erfgoedwet. Naar aanleiding hiervan houden gemeenten bij de vaststelling van een bestemmingsplan of het verlenen van een vergunning altijd rekening met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden (Wet ruimtelijke ordening).
In alle gevallen, ongeacht de grootte van de ingreep, blijft de archeologische meldingsplicht van toevalsvondsten van kracht (art. 5.10, lid 1 Erfgoedwet). Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. In dit geval de gemeente Houten.
Provincialeweg 32
Op een deel van het plangebied aan de Provincialeweg 32 is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' van toepassing. In de regels bij deze bestemming zijn beperkingen opgenomen om de archeologische waarden ter plaatse te beschermen. Bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 0,5 m en met een oppervlakte van meer dan 100 m2 zal met archeologisch onderzoek aangetoond moeten worden dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
Ook voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden zijn regels binnen deze bestemming opgenomen.
De uitbreiding van het bouwvlak is gelegen op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Voor deze gronden geldt dat er bij een ruimtelijke ingreep met een oppervlakte van meer dan 5.000 m2 en dieper dan 1,0 m - maaiveld middels een onderbouwing moet worden aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van archeologische waarden van de te verstoren gronden. Ook dit zal bij de aanvraag omgevingsvergunning moeten worden aangetoond.
Waalseweg
De gronden van plangebied aan de Waalseweg hebben deels een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en deels geen specifieke archeologische bestemming. De geplande bodemingreep voor de realisatie van de woningen zal geen verstoring van archeologische waarden met zich meebrengen.
Provincialeweg
Voor het plangebied aan de Provincialeweg gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Landschap 1' en 'Waarde - Landschap 2'.
De gronden met deze bestemmingen zijn bedoeld voor:
In het landschapsplan dat is opgesteld voor deze planlocatie is rekening gehouden met de aanwezige waarden.
Waalseweg
De Waalseweg ligt in het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit is als uniek Nederlands erfgoed steeds meer onderkend. Sindsdien zijn concrete programma's opgezet en uitgevoerd voor behoud, herstel en ontwikkeling van het Nationaal Landschap 'Nieuwe Hollandse Waterlinie' (verder NHW). De NWH doorkruist de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland en Noord-Brabant.
Om Werelderfgoed te worden moet iets uniek en van Uitzonderlijke Universele Waarde zijn; Outstanding Universal Value. Hiervoor heeft UNESCO criteria en de Hollandse Waterlinies voldoen aan 3 van deze criteria. 9 De Uitzonderlijke Universele Waarde van de Hollandse Waterlinies is:
In januari 2019 heeft het Rijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie ingediend bij het World Heritage Centre van UNESCO in Parijs. In 2019 is het dossier beoordeeld door enkele adviescommissies van UNESCO. De Werelderfgoed Commissie heeft in de zomer van 2021 het besluit genomen de Nieuwe Hollandse Waterlinie, als uitbreiding van de Stelling van Amsterdam, toe te voegen als Werelderfgoed.
De ligging van de planlocatie aan de Waalseweg binnen het Werelderfgoed gebied heeft ertoe geleid dat in de planopzet en verdere uitwerking rekening is gehouden met de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed. Bestaande landschappelijke structuren zijn in de ontwerpfase als uitgangspunt genomen en met het ontwerp waar mogelijk versterkt. In de verschillende overleggen met de overige betrokken overlegpartners, zoals de provincie Utrecht en de Rijksdienst Cultureel Erfgoed zijn deze criteria het toetsingskader geweest en is in lijn met deze criteria ook verzocht om aanpassingen en bijstellingen in het plan.
In het inpassingplan voor het plangebied Waalseweg isrekening gehouden met de aanwezige waarden.
Het planvoornemen kan in het kader van archeologie en cultuurhistorie uitgevoerd worden.
Provincialeweg 32
Het bestaande veehouderij erf aan de Provincialeweg 32 wordt getransformeerd en ingericht voor de exploitatie van een fruitteeltbedrijf met onderzoekscentrum en demonstratie ruimte.
Het erf wordt ontsloten via Provincialeweg. Vanwege de beperkte breedte van de perceelstoegang is het niet mogelijk om een verkeerstromen te scheiden. Zowel bedrijfsverkeer als bezoekers gebruiken dezelfde inrit. Op het erf worden de verkeersstromen wel zoveel mogelijk gescheiden in een schoon en vuilgedeelte door een wadi te plaatsen in het midden van het erf. Voor bezoekers worden er semiverharde parkeerplaatsen aangelegd.
Verkeersbewegingen
Voorheen was er sprake van een melkveebedrijf met bijbehorende transporten voor het aanvoeren van krachtvoer en ruwvoer en de afvoer van vee, melk en mest. In 2017 is een vergunning verleend voor de aanleg van circa 19 hectare boombaard. Het vers geplukt product wordt in de huidige situatie dagelijks vervoerd naar de locatie van initiatiefnemer in Eck en Wiel.
In de nieuwe situatie is er met name sprake van vervoersbewegingen ten behoeve van werknemers, bezoekers en reguliere bedrijfsbenodigheden. De fruitoogst wordt in de nieuwe situatie gekoeld bewaard en in één keer afgeboerd.
In de onderstaande tabellen zijn de voormalige en toekomstige vervoersbewegingen weergegeven. Hierbij is elke aan- of afvoerbeweging aangeduid als een afzonderlijke vervoersbeweging.
Tabel 10.1: verkeersbewegingen huidige situatie
Tabel 10.2: verkeersbewegingen toekomstige situatie
De Provincialeweg is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom en sluit aan op de A-27.
Ten opzichte van het gebruik van de locatie als veehouderijbedrijf en de afvoer van het verse fruit naar Eck en Wiel zal in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen met zwaar verkeer niet of nauwelijks toenemen. De wiellader komt bovendien niet op de openbare weg. Deze rijdt tijdens het oogstseizoen tussen de teeltvelden en de bewaarloods.
Het aantal verkeersbewegingen met licht verkeer zullen daarentegen wél toenemen vanwege met name de bezoekers aan het bedrijf.
Gelet op de verkeersafwikkeling via de Provincialeweg zal de capaciteit van het wegennet geen belemmering vormen voor de voorgestane ontwikkeling. De ontsluiting op de Provincialeweg is overzichtelijk. Er staan geen bomen die het zicht op de weg bokkeren. De op- en afrit is daarom veilig.
Omdat het aandeel zwaar verkeer ten opzichte van het gebruik van de locatie als veehouderijbedrijf nauwelijks toeneemt kan worden gesteld dat het planvoornemen geen problemen veroorzaakt voor de veiligheid van fietsers en ander kwetsbaar verkeer.
Parkeren
Het voorliggende plan voorziet in parkeergelegenheid op het eigen terrein voor bezoekers en medewerkers. Voor medewerkers en erfbetreders zijn 14 reguliere verharde parkeerplaatsen beschikbaar. Deze liggen aansluitend naast de nieuwe loods.
In combinatie met het eigen personeel kunnen er dan 35 tot 40 auto's komen. Voor bezoekers zijn 33 parkeerplaatsen beschikbaar. Deze parkeerplekken zijn opgenomen in de erfinrichting en worden semi verhard. Ook worden er op deze parkeerplaats enkele bomen geplaatst. Zie Bijlage 2 met uitwerking van het verhard oppervlak.
Deelconclusie
De transitie van het erf van veehouderij naar fruitteeltbedrijf met onderzoeks- en demo ruimte zorgt niet voor forse toename van het aantal verkeersbewegingen. Ontwikkeling van het plangebied zorgt niet voor knelpunten ten aanzien van parkeren.
Waalseweg
Verkeersbewegingen
De Waalseweg is een erf toegangsweg buiten de bebouwde kom. De toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de drie te realiseren woningen is minimaal. De woningen worden ontsloten op de Waalseweg. Het voornemen heeft derhalve ook een marginaal effect op het aantal verkeersbewegingen en de doorstroming.
De ontsluiting van de woningen op de Waalseweg is overzichtelijk. Ook hier staan geen bomen die het zicht op de weg bokkeren. Bovendien is het een rustige weg. De op- en afritten zijn daarom veilig.
Parkeren
In het voorliggende plan worden parkeerplaatsen gerealiseerd binnen de woonbestemming.
Deel conclusie
De realisatie van de woningen heeft geen negatief effect op de verkeerssituatie ter plaatse van de Waalseweg. Er is voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Conclusie
Voor het aspect verkeer en parkeren is het planvoornemen uitvoerbaar.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen", kortweg SVBP.
Met de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen2012) is in dit plan rekening gehouden, evenals met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
Op de verbeelding is de bestemming van het plangebied weergegeven. Deze bestemming is gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.
Bij de opzet van de verbeelding is de SVBP2012 als uitgangspunt gehanteerd. In de SVBP2012 zijn onder andere bestemmingscategorieën vastgelegd en zijn uniforme kleuren en aanduidingen beschreven. De aanduidingen dienen voor de leesbaarheid van de verbeelding (kadastrale indeling of bestaande bebouwing) of hebben betrekking op wat er wel of niet is toegestaan.
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Artikel 3 Agrarisch
Binnen de bestemming Agrarisch zijn de productietakken grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw overal zonder meer toegestaan. In dit bestemmingsplan valt de fruitteelt ook bij recht onder de agrarische bestemming.
Door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - onderzoek en innovatie-ermanent teeltondersteunende voorziening' is geregeld dat de gronden tevens bestemd zijn voor een centrum voor innovatie, onderzoek en educatie voor een duurzame zachtfruitteelt.
Artikel 4 Wonen - Vrijstaand
Burgerwoningen in het plangebied zijn bestemd als Wonen - Vrijstaand. De maximale inhoud van de woning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt 660 m³. Bij de woning mogen tevens vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij het oppervlak maximaal 50% van het oppervlakte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag bedragen, tot ten hoogste 50 m².
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
In deze artikelen is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld met een zogenoemde dubbelbestemming. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen (die op basis van de bestemmingen mogelijk zijn) op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen. Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden opgenomen. Voor het verlenen van een vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
De dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologie zijn opgesteld op basis van de beleidskaart archeologie van de gemeente Houten. Hierop zijn gebieden met een verschillende archeologische verwachtingswaarde en het beleid ten aanzien van deze gebieden weergegeven.
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie
Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van de objecten van Nieuwe Hollandse Waterlinie en de bijbehorende inundatievelden, is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning of planwijziging, de aanvraag tevens getoetst dient te worden aan de waarden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Een verzoek wordt alleen ingewilligd indien de ontwikkeling de waarden niet onevenredig aantast.
Artikel 8 Waarde - Landschap 1
Dit artikel is gericht op het behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het karakteristiek landschap van de linten van Tull en 't Waal en Schalkwijk, te weten:
Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning of planwijziging dient de aanvraag getoetst te worden aan de landschappelijke kwaliteiten en randvoorwaarden van de specifieke zone. Een aanvraag kan alleen ingewilligd worden indien de ontwikkeling de kwaliteiten niet onevenredig aantast en bijdraagt aan de versterking ervan.
Artikel 9 Waarde - Landschap 2
Dit artikel is gericht op het behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het karakteristiek landschap van de komgronden ten noorden van Schalkwijk en Tull en 't Waal, te weten:
Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning of planwijziging dient de aanvraag getoetst te worden aan de landschappelijke kwaliteiten en randvoorwaarden van de specifieke zone. Een aanvraag kan alleen ingewilligd worden indien de ontwikkeling de kwaliteiten niet onevenredig aantast en bijdraagt aan de versterking ervan.
Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene procedure regels, algemene wijzigingsregels en de antidubbeltelregel. Dit laatste standaardartikel is bindend voorgeschreven voor ieder bestemmingsplan. Daarnaast is in de algemene regels opgenomen dat ten aanzien van parkeren moet worden voorzien, zoals dat eerder in de bouwverordening was geregeld.
Overgangsrecht en slotregel
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt besproken hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.
Conform de 'Leidraad communicatie en participatie bij particuliere (bouw) initiatieven' is het plan aan de Waalseweg voorgelegd aan de omgeving. Dit betekent dat omwonenden in kennis zijn gesteld van het initiatief. Van deze bijeenkomst is een participatieverslag opgesteld. Dit verslag is bijgevoegd als Bijlage 20. Met de omwonenden van het plan aan de Provincialeweg 32 zijn individuele gesprekken gevoerd.
Het plan wordt naar een aantal instanties verzonden in het kader van het vooroverleg. De resultaten van dit overleg zullen worden opgenomen in een bijlage. Daarbij zal worden aangegeven of het overleg heeft geleid tot aanpassing van het plan.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt daarna gedurende zes weken ter inzage gelegd op grond van artikel 3.1 Wro. Gedurende deze termijn heeft iedereen mondeling of schriftelijk de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. Ontvangen zienswijzen zullen worden beoordeeld en beantwoord. De zienswijzen kunnen eventueel leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. De resultaten van de ter inzage legging worden opgenomen in een bijlage bij het plan.
Vervolgens wordt het bestemmingsplan, al dan niet gewijzigd naar aanleiding van zienswijzen, vastgesteld door de gemeenteraad en zes weken ter visie gelegd. Belanghebbenden kunnen dan beroep indienen bij de Raad van State.
Omtrent de wettelijke verplichting inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan, wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
Er moet worden aangetoond dat het plan economisch haalbaar en uitvoerbaar is. Het plan wordt gefinancierd door de initiatiefnemer, de gemeentelijke kosten aan het plan zijn gedekt middels de te heffen leges. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan zijn voor de initiatiefnemer. Er wordt vanuit gegaan dat de initiatiefnemer het plan kan financieren en dat het daarom economisch uitvoerbaar is.