Plan: | Trip 3, Eiland van Schalkwijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0321.0800TRIP3-VSBP |
behorende bij het bestemmingsplan Trip 3, Eiland van Schalkwijk
Aan de Trip 3 in Schalkwijk, gemeente Houten, is een glastuinbouwbedrijf aanwezig. De eigenaar wil gaan stoppen met glastuinbouw, om vervolgens te beginnen met een fruitteeltbedrijf voor kersen. Daarbij is de wens om het fruit op kleine schaal aan huis te verkopen. Dit is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Eiland van Schalkwijk', door het ontbreken van de 'fruitteelt'. Voor het voornemen is dan ook een functiewijziging nodig. Aangezien het bestemmingsplan geen toereikende, relevante wijzigingsbevoegdheid heeft voor deze functiewijziging, is een nieuw bestemmingsplan nodig.
Het perceel Trip 3 is gelegen op het Eiland van Schalkwijk. Het centrum van Houten ligt op circa 2,5 kilometer ten noorden van het perceel. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Houten, sectie I, nummers 58, 1416, 1417 en 1418.
Ligging in omgeving
Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt alleen gevormd door het genoemde perceel, voor zover het gaat om het huidige agrarische bouwperceel.
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Eiland van Schalkwijk', vastgesteld door de gemeenteraad op 13 oktober 2015.
Voor het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch'. Hiermee zijn deze gronden bestemd voor het uitoefenen van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, fruitteelt en het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Met de functieaanduiding ‘glastuinbouw’ zijn de gronden ook bestemd voor het uitoefenen van een glastuinbouwbedrijf. Onder de aanduiding glastuinbouw wordt de teelt van gewassen geheel met behulp van kassen verstaan.
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Voor hoofdgebouwen geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 11 meter. Voor kassen geldt een maximale bouwhoogte van 8 meter.
Verder rust op het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Tot slot geldt nog de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 3'. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het karakteristiek landschap van de polders Blokhoven en Vuylcop en productiegerichte paardenhouderijen.
Uitsnede verbeelding
Het voornemen om een fruitteeltbedrijf te beginnen is niet mogelijk binnen de geldende bestemming. Fruitteelt is toegestaan binnen de agrarische bestemming. Echter, het uitoefenen van een fruitteeltbedrijf is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt'. Deze aanduiding geldt niet voor het plangebied, waardoor ook geen fruitteeltbedrijf mogelijk is. Omdat er ook geen relevante, toereikende wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om te voorzien in de beoogde functiewijziging, is een nieuw bestemmingsplan nodig.
Deze toelichting vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het plan. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt het relevante beleidskader geschetst. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 6 en 7 wordt afgesloten met de (economische) uitvoerbaarheid en de procedure.
Omgeving
Het plangebied is gelegen op het Eiland van Schalkwijk. Dit is een open en groen gebied ten zuiden van de kern Houten. Het landschap is voornamelijk te typeren als slagenlandschap. Dit is een vrij grootschalig landschap met een regelmatige, rechthoekige verkaveling en rechte wegen. Het landschap heeft een open karakter. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De bebouwde erven staan verspreid in het landschap. Ten zuiden van het plangebied is het bebouwingslint van Schalkwijk aanwezig. Ten noorden is de bebouwde kern van Houten aanwezig. Tegenover het plangebied loopt het Amsterdam-Rijnkanaal.
Luchtfoto omgeving met het plangebied in rood aangeduid
Plangebied
Het plangebied is gelegen langs de Trip. Dit is een lokale weg in het noorden een T-splitsing vormt met de Kanaaldijk Zuid en in het zuiden aansluit op de Lange Uitweg. Het plangebied heeft een inrit vanaf de Trip. Het glastuinbouwbedrijf is momenteel ingericht voor de teelt van diverse biologische groenten.
In de noordoostelijke hoek is de bedrijfswoning met een drietal bijgebouwen aanwezig. De bijgebouwen hebben een totale oppervlakte van circa 90 m2. Het overige deel van het plangebied bestaat vrijwel volledig uit bedrijfsbebouwing en kassen. De bedrijfsbebouwing is circa 1360 m2. De kassen nemen een totale oppervlakte van 21.027 m2 in beslag. Het totale, bebouwde oppervlak op het perceel komt daarmee neer op circa 22.500 m2. De glasopstanden hebben een poothoogte van 4,7-5 meter en een bouwhoogte van 5,6-6 meter. Verder zijn er ondersteunende voorzieningen aanwezig, waaronder een WartmeKrachtKoppeling-installatie, verwarmingsinstallatie en een watertechnische installatie. Beplanting is schaars aanwezig binnen het plangebied.
Luchtfoto met het plangebied
Situatietekening bestaande situatie
Vogelvluchtperspectief bestaande situatie
De nieuwe eigenaar van het perceel is voornemens de kassen te slopen en op deze locatie kersen te gaan telen. De bedrijfswoning met bijgebouwen en de bedrijfsgebouwen blijven staan. De bestaande koelcellen in de bedrijfsbebouwing blijven hun functie houden alsmede de beregeningsinstallatie met ontijzeringsinstallatie en waterfilter. De WKK-installatie (WarmteKrachtKoppeling) met gasgestookte motor en verwarmingsinstallatie worden verwijderd, wat zorgt voor een reductie van stikstofuitstoot.
De kersenteelt zal plaatsvinden ter plaatse van de te slopen kassen. Ruim 21.000 m2 aan kassen worden hiervoor gesloopt. In totaal zullen er circa 3.000 kersenbomen geplant worden. In totaal komen er 953 palen, per paal 8x8 cm. De hoogte van de palen t.b.v. de folieconstructie bedraagt 4 meter waardoor de hoogte van de nieuwe situatie (in gesloten toestand) beduidend minder hoog is dan de kassen in de bestaande situatie. De bomen zijn laagstam en dubbel geënt. Hierdoor hebben de bomen een zeer beperkte groei (en daardoor meer kersen). De stam krijgt een omvang van circa 7x7 cm, en de wortels komen niet meer dan 50 cm onder de grond.
In de periode mei-juli zal een transparante, beschermende folie en een zwarte insectenwering aangebracht moeten worden over de kersenbomen.
Gedurende deze periode worden de kersen beschermd tegen insecten en vogels zodat de oogst geen last heeft van vraat. Tevens vormt de folie bescherming tegen zeer felle zon. Naast dat de tijdelijke, beschermende folie ten gunste komt van de opbrengst zorgt dit er ook voor dat er minder bespoten behoeft te worden. Voor de bestuiving worden korven met metselbijen en hommels geplaatst. Deze insecten zijn zeer nuttig voor de teelt en vergroten de biodiversiteit. Voor de irritatie wordt niet de grond ingegaan, maar 0,3 meter boven de bomen.
Met de functiewijziging naar een kersenteeltbedrijf, is de nieuwe eigenaar ook voornemens kleinschalig aan huis kersen te verkopen. De nieuwe eigenaar verwacht dat deze verkoop aan huis ongeveer 7 weken per jaar plaatsvindt, in de periode juni en juli. De verwachting is dat per dag ongeveer 48 klanten zullen komen (6 klanten per uur, 8 uur per dag). In totaal zal minder dan 5% van de totale volume aan kersenproductie aan huis verkocht worden. In paragraaf 4.4 wordt verder ingegaan op het aspect verkeer en parkeren.
De bloesem en bijen zijn van meerwaarde voor de biodiversiteit. Daarnaast is de bloesem ook een waardevolle toevoeging voor de omgeving, waaronder voor toeristen. De beperkte huisverkoop draagt hieraan bij waardoor er ook op dit stukje Eiland van Schalkwijk in totaliteit een winst op het gebied van ‘beleving’ zal ontstaan.
In het kader van duurzaamheid worden zonnepanelen geplaatst op de bestaande bedrijfsgebouwen.
Nieuwe situatie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:
Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:
De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.
Toetsing
Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.
Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. In het Barro zijn de volgende 14 nationale belangen opgenomen:
Toetsing
Het plangebied is gelegen in een gebied van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, namelijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In de provinciale verordening worden echter de regels gesteld om deze kernkwaliteiten te waarborgen. Daarom wordt bij het provinciale beleid verder ingegaan op de kernkwaliteiten van dit erfgoed.
Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt sinds 1 juli 2017 als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
De 'nieuwe ladder' vergt niet meer dat de 'actuele regionale behoefte' wordt beschreven, volstaan kan worden met de 'behoefte'. Relevant is of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. Artikel 1.1.1, lid 1 Bro geeft de volgende definitie aan stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie (zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zaaknummer 201608869/1 d.d. 28 juni 2017) dat er 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien er meer dan 11 woningen worden gerealiseerd. Voor 'wonen' is het daarom de lijn, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Toetsing
Dit plan voorziet in een functiewijziging van een glastuinbouwbedrijf naar een kersenteeltbedrijf. Hiermee is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De Omgevingsvisie is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De Omgevingsvisie is uitgewerkt aan de hand van 7 thema's en 3 regio's. De thema's zijn als volgt:
De drie regio's zijn U16, Amersfoort en Foodvalley.
De Omgevingsvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Interim Omgevingsverordening, die tegelijk met de Omgevingsvisie is vastgesteld. Op grond van de Wro heeft de Omgevingsvisie alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De Interim Omgevingsverordening zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.
De Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De omgevingsverordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de omgevingsverordening staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de omgevingsverordening zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.
De omgevingsverordening geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de omgevingsverordening ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.
Watersysteem
Op de kaart 'watersysteem' is het plangebied gelegen binnen een overstroombaar gebied. Artikel 2.10 bepaalt hierover het volgende:
Toetsing
Het plangebied is binnendijks gelegen en dit plan voorziet niet in woonwijken of bedrijventerreinen. Hierdoor hoeft geen rekening gehouden te worden met overstromingsrisico's.
Cultuurhistorie en landschap
Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap' is het plangebied gelegen in het UNESCO Werelderfgoed Hollandse Waterlinies. Artikel 10.6f bepaalt hierover het volgende:
De belangrijkste te onderscheiden componenten van de uitzonderlijke universele waarde van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies zijn, voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie:
Toetsing
Het plangebied ligt in een inundatiegebied. Kenmerkend voor onder andere het Eiland van Schalkwijk zijn de inundatiewerken. Het gebied fungeerde namelijk in hoge mate als ‘kraan’ voor de inundatie van het gebied aan de oostkant van Utrecht, met in totaal 5 sluizen aan de Lek en lange kanalen richting Utrecht.
Het gebied is een voormalig inundatiegebied maar is bebouwd met kassen. Door sanering van de kassen verdwijnt de bebouwing. Fruitteelt is gebiedseigen en vormde historisch gezien geen belemmering voor inundatie, terwijl bebouwing dat wel is. Vanuit die optiek is fruitteelt (cultuur)historisch gezien een goede keuze. Dit plan doet geen afbreuk aan de waarden van de Hollandse Waterlinies.
Cultuurhistorie en landschap
Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap kaart 2' is het plangebied gelegen binnen het Landschap Rivierengebied. Artikel 7.9 bepaalt hierover het volgende:
De kernkwaliteiten voor het Landschap Rivierengebied zijn als volgt:
Toetsing
Dit plan voorziet in een functiewijziging van een glastuinbouwbedrijf naar een kersenteeltbedrijf. De kassen zullen verwijderd worden, en maken plaats voor kersenbomen. Hierdoor wordt de openheid van het slagenlandschap versterkt. Dit plan doet geen afbreuk aan de kernkwaliteiten.
Conclusie
Onderhavige ontwikkeling is in overeenstemming met de Interim Omgevingsverordening.
De gemeenten Wijk bij Duurstede, Bunnik en Houten stelden gezamenlijk een omgevingsvisie voor het buitengebied op: de Omgevingsvisie Kromme Rijngebied. Op 18 april 2017 heeft de gemeente Wijk bij Duurstede de Omgevingsvisie vastgesteld.
Specifiek over landbouw is het volgende beschreven:
We zijn trots op de landbouw in ons gebied. Zo bepalen zij via hun bedrijfsvoering in grote mate de aantrekkelijkheid van het toeristisch-recreatief product en de bijbehorende aantrekkelijkheid van dit gebied. Volgens ons is een sterkere integratie van de waarden van landbouw en samenleving de richting waarin de sector zich moet ontwikkelen. Wij kiezen de kracht van de individuele agrarische ondernemers als beginpunt. Veel agrarische ondernemers zien de vragen die de samenleving heeft over bijvoorbeeld dierveiligheid, milieu en ruimte als uitdaging om te innoveren. Die houding willen we stimuleren, vernieuwing en innovatie zijn niet voor niets twee van onze speerpunten.
Toetsing
Met het initiatief wordt bijgedragen aan een vitaal en aantrekkelijk platteland. De bestaande activiteiten wijzigen van een glastuinbouwbedrijf naar kersenteelt. Daarbij wordt voorzien in een kleinschalige verkoop van kersen aan huis. Dit stimuleert de aantrekkelijkheid van het toeristisch-recreatief product en de bijbehorende aantrekkelijkheid van het gebied.
Dit plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Kromme Rijngebied.
De Structuurvisie Eiland van Schalkwijk is vastgesteld door de gemeenteraad op 22 december 2011. Het gemeentebestuur van Houten legt met de structuurvisie een toekomstbeeld neer voor het Eiland van Schalkwijk. Met deze visie geeft de gemeente planologische duidelijkheid. Een visie die gericht is op de duurzame ontwikkeling van het eiland met en door alle betrokken partijen. Het is een uitdaging, want in de gemeentelijke visie zijn het de ondernemers en bewoners zelf die, rekening houdend met de kwaliteiten in het gebied, aan zet zijn om het Eiland van Schalkwijk een duurzame toekomst te geven.
Specifiek over landbouw beschrijft de structuurvisie het volgende:
De Landbouw is en blijft de belangrijkste economische drager en beheerder van het agrarisch cultuurlandschap op het Eiland van Schalkwijk. De landbouw is de enige economische functie die het landschap gebiedsdekkend kan dragen.
"De landbouw maakt voortdurend ontwikkelingen door en toont een grote veerkracht bij maatschappelijke veranderingen. In een aantal agrarische bedrijfstakken neemt de economische vitaliteit echter af. Dit zet aan tot vernieuwing van de landbouwsector. De landbouwsector op het Eiland van Schalkwijk heeft behoefte aan economische structuurversterking en ruimte voor ontwikkeling.
Een duurzaamheidseconomie heeft de toekomst en de landbouw kan hierin een cruciale rol vervullen. Bijvoorbeeld door innovatie (als energieproductie en ontwikkeling van nieuwe teelten), verbreding of intensivering van de bedrijfsvoering. De verbreding van de bedrijfsvoering wordt ruimer mogelijk gemaakt. Agrarische bedrijven kunnen als nevenfunctie inzetten op bijvoorbeeld kleinschalige recreatie, de verkoop van streekproducten, educatie of agrarisch natuurbeheer.
Daarnaast kan de landbouw een rol vervullen in de versterking van de ruimtelijke kwaliteiten. Natuur en landschap én landbouw zijn van grote betekenis voor de toekomst van het landelijk gebied in de regio. Ze zijn ook bepalend in hoeverre het landelijk gebied een duurzaam tegenwicht kan bieden voor verstedelijking. Door combinaties te zoeken met functies als water, natuur en recreatie kan het landelijk gebied duurzaam worden ontwikkeld en het agrarisch cultuurlandschap worden behouden voor de toekomst.
De structuurvisie biedt ruimte voor uitbreiding en maakt ruimte voor verschillende vormen van agrarische bedrijfsvoering. Met gerichte inzet moeten de juiste randvoorwaarden ontstaan voor een vitale en duurzame landbouwsector. Een zonering versterkt de ruimtelijke structuur en de vitaliteit van de agrarische sector."
Toetsing
Dit plan voorziet in een functiewijziging van de huidige agrarische bedrijfsvoering. De nieuwe eigenaar wil stoppen met glastuinbouw, om te beginnen met het telen van kersen. Deze doorontwikkeling van de bestaande bedrijfslocatie leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering en een hoogwaardige gebiedseigen fruitteelt op een grondgebonden wijze. Dit is in overeenstemming met de structuurvisie.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. Bodemonderzoek is bij een functiewijziging slechts noodzakelijk wanneer er in de nieuwe situatie sprake is van een gevoeliger bodemgebruik.
Planspecifiek
Onderhavig plan voorziet in de functiewijziging van een glastuinbouwbedrijf naar een kersenteeltbedrijf. In de nieuwe situatie is geen sprake van een gevoeliger bodemgebruik. Een bodemonderzoek is daarom niet nodig voor dit bestemmingsplan.
Voor dit plan is adviesbureau SAM een asbestinventarisatie uitgevoerd. Deze rapportage is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten kort besproken.
Op 1 locatie is asbest aangetroffen. De bron betreft asbesthoudende restanten beglazingskit op één kasgoot ter plaatse van de opslagruimte grenzend aan teeltruimte 5. Op de overige kasgoten is geen kit aangetroffen. Deze bron is volgens het Asbestverwijderingsbesluit wettelijk vrijgesteld van de inventarisatieplicht. Als gevolg daarvan kan de sanering van deze bron buiten het Procescertificaat Asbestverwijdering geschieden. De afvalstoffen dienen selectief en milieukundig te worden verwijderd en te worden gestort als asbesthoudend materiaal bij een erkende stortlocatie.
Conclusie
De bodemkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Planspecifiek
Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging naar een fruitteeltbedrijf. De milieucategorie wijzigt echter niet ten opzichte van de bestaande situatie, een glastuinbouwbedrijf. Voor het fruitteeltbedrijf geldt milieucategorie 2, met een bijbehorende richtafstand van 30 meter. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functies zijn de woningen aan de Trip 1 en 5. De bestemmingsvlakken van deze woningen grenzen direct aan het plangebied, waardoor niet aan de richtafstand voldaan kan worden. Echter, ten opzichte van de bestaande situatie vindt er geen wijziging plaats van de afstand van het bouwvlak tot aan deze woningen.
Rekening houdend met een afstand van 50 meter voor de spuitzone, wat als algemeen gehanteerde vuistregel wordt gehanteerd, zijn de eerste bomenrijen gesitueerd op een afstand van tenminste 50 meter vanaf de woningen aan de Trip 1 en 5.
In het kader van driftreductie houdt het bedrijf de verplichte 3 meter van de sloot aan (vanaf de zijkanten) en 5 meter (achter). Vanwege de vereiste 99% driftreductie gebruikt het bedrijf een spuit die in de 99% driftreductie categorie valt (DRT 99%).
Overige milieugevoelige functies zijn op ruimere afstand gelegen.
Conclusie
Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor onderhavig plan.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedsfeer van de Trip en andere omliggende wegen, waar een maximumsnelheid van 60 km/u geldt (geluidzone 250 meter). Daarnaast is op ruim 4 kilometer ten westen de A27 aanwezig. Het plangebied ligt ruim buiten deze geluidzone.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in een nieuwe, geluidgevoelige functie. Het betreft enkel de functiewijziging van glastuinbouw naar fruitteelt. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. Uit kaarten van Atlas Leefomgeving blijkt dat de bedrijfswoning gelegen is binnen de 46-50 dB contour. Hierdoor is het aannemelijk dat ter plaatse sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat.
Uitsnede geluidskaart wegverkeer Atlas Leefomgeving
Conclusie
Geluidhinder staat de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.
Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van glastuinbouw naar fruitteelt. De verkeersaantrekkende werking hiervan is dusdanig beperkt dat bij voorbaat worden aangenomen dat de effecten op de luchtkwaliteit daarvan lager zijn dan de projecten die per definitie niet in betekende mate bijdragen aan het verslechteren van de lucht kwaliteit, zoals een woningbouwlocatie met 1500 woningen en één ontsluitingsweg. Daarom kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat dit plan niet in betekende mate bijdraagt aan het verslechteren van de luchtkwaliteit en dat luchtkwaliteitsonderzoek daarom niet nodig is.
Conclusie
Een luchtkwaliteitsonderzoek is niet noodzakelijk.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Planspecifiek
Uitsnede risicokaart
Op de risicokaart (www.risicokaart.nl) is te zien dat het plangebied niet gelegen is binnen de invloedsfeer van Bevi-bedrijven. Wel is er ten oosten een spoorlijn aanwezig waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In het kader van het bestemmingsplan Eiland van Schalkwijk is reeds beschreven dat geen sprake is van een PR 10-6-contour en/of plasbrandaandachtsgebied voor deze spoorlijn. Ook over het Amsterdam-Rijnkanaal vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Hierover is in het bestemmingsplan Eiland van Schalkwijk aangegeven dat op grond van het Btev rekening gehouden moet worden met een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter aan weeszijden van deze route. Het bestemmingsplan biedt geen bouwmogelijkheden binnen dit plasbrandaandachtsgebied. Voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt dat het Basisnet Water stelt dat geen GR berekening hoeft te worden uitgevoerd c.q. verantwoording hoeft te worden afgelegd als de personendichtheid niet meer is dan 1.500 pers/ha dubbelzijdig en 2.250 pers/ha enkelzijdig. Dit bestemmingsplan voorziet niet in een relevante wijziging van de personendichtheid in het plangebied. Een groepsrisicoberekening is niet nodig.
Conclusie
Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Het wijzigen van een glastuinbouwbedrijf naar een fruitteeltbedrijf is niet opgenomen in een van de categorieën in de bijlage van het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een (vormvrije) m.e.r.--beoordeling over te gaan.
Conclusie
Een MER, m.e.r.-beoordeling of vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet nodig voor dit plan.
De Erfgoedwet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Houten is het plangebied gelegen in een gebied met een gematigde archeologische verwachting. Het beleid hiervoor is dat een archeologisch onderzoek nodig is bij bouwwerken groter dan 5000 m2 en dieper dan 1 m onder het maaiveld.
Planspecifiek
Dit plan voorziet niet in nieuwe bouwwerken. In totaal zullen er circa 3.000 kersenbomen geplant worden. In totaal komen er 953 palen, per paal 8x8 cm. De stam krijgt een omvang van circa 7x7 cm, en de wortels komen niet meer dan 50 cm onder de grond. Hiermee worden de genoemde ondergrenzen niet overschreden.
Uitsnede archeologische beleidskaart Houten
Conclusie
Een archeologisch onderzoek is niet nodig.
De Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in het bestemmingsplan.
Per 26 juli 2021 is de Nieuwe Hollandse Waterlinie op de UNESCO Werelderfgoedlijst gekomen als uitbreiding van de Stelling van Amsterdam. De Stelling van Amsterdam heeft al vanaf 1996 de UNESCO-status. Beide linies zijn erfgoed van wereldniveau en heten nu samen de Hollandse Waterlinies.
Planspecifiek
Het plangebied ligt in deelgebied 'Vreeswijk - Eiland van Schalkwijk'. In de Gebiedsanalyse kernkwaliteiten Hollandse Waterlinies zijn voor dit deelgebied de volgende kernkwaliteiten beschreven:
Strategisch Landschap:
Watermanagement:
Militaire werken:
Zoals in paragraaf 3.2.2 benoemd is, ligt het plangebied in een inundatiegebied. Kenmerkend voor onder andere het Eiland van Schalkwijk zijn de inundatiewerken. Het gebied fungeerde namelijk in hoge mate als ‘kraan’ voor de inundatie van het gebied aan de oostkant van Utrecht, met in totaal 5 sluizen aan de Lek en lange kanalen richting Utrecht.
Het plangebied is een voormalig inundatiegebied maar is bebouwd met kassen. Door sanering van de kassen verdwijnt de bebouwing, wat al zorgt voor een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Fruitteelt is gebiedseigen en vormde historisch gezien geen belemmering voor inundatie, terwijl bebouwing dat wel is. De hoogte van de palen t.b.v. de folieconstructie bedraagt 4 meter waardoor de hoogte van de nieuwe situatie (in gesloten toestand) beduidend minder hoog is dan de kassen in de bestaande situatie. Vanuit die optiek is fruitteelt (cultuur)historisch gezien een goede keuze. De bomen worden ongeveer 3 meter hoog. Dit is lager dan de bestaande kassen, die ruim 6 meter hoog zijn.
Conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt geen afbreuk gedaan aan de waarden van de Hollandse Waterlinie.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het houtopstanden in Nederland
Soortenbescherming
Het plangebied betreft nu een gecultiveerd agrarisch bedrijfsperceel, gelegen in het buitengebied van Houten. Dit plan voorziet in een fruitteeltbedrijf. De bestaande kassen worden hiervoor gesloopt. Hierbij zijn geen (sporen van bewoning door) beschermde soorten te verwachten noch aangetoond. De ontwikkeling zal geen negatief effect veroorzaken op beschermde soorten. Voor het slopen van de kassen is reeds een sloopmelding gedaan.
De ontwikkeling zal verder een positief effect hebben op de biodiversiteit. Zo komen er meer bomen en worden bijen en hommels ingezet voor bestuiving.
Gebiedsbescherming
Dit plan gaat over een functiewijziging van glastuinbouw naar fruitteelt. Hiervoor zullen alle kassen gesloopt worden. Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het plangebied ligt op circa 8,5 km van Natura 2000-gebied 'Lingegebied & Diefdijk). Natura 2000-gebied 'Rijntakken' ligt op meer dan 11 km vanaf het plangebied. Een Aerius-berekening, voor eventuele stikstofdepositie, is voor dit plan dan ook niet noodzakelijk. Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland en de Groene contour uit de Interim Omgevingsverordening.
Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.
Met onderhavig bestemmingsplan vindt een functiewijziging van het plangebied plaats. Praktisch verandert alleen de wijze van telen binnen de bedrijfsvoering. Het perceel blijft ontsloten via de Trip. Met deze ontwikkeling zal geen (significante) toename plaatsvinden van de verkeersgeneratie.
Met de functiewijziging naar een kersenteeltbedrijf, is de nieuwe eigenaar ook voornemens kleinschalig aan huis kersen te verkopen. Daardoor vindt wel een toename van de verkeersgeneratie plaats. De nieuwe eigenaar verwacht dat deze verkoop aan huis ongeveer 7 weken per jaar plaatsvindt, in de periode juni en juli. De verwachting is dat per dag ongeveer 48 klanten zullen komen (6 klanten per uur, 8 uur per dag). Dit resulteert in een verkeersgeneratie van 96 verkeersbewegingen per etmaal, gedurende 7 weken. Deze toename kan opgevangen worden in de bestaande capaciteit van de Trip en overige omliggende wegen.
Voor het berekenen van de parkeerbehoefte worden de parkeernormen aangehouden uit de Nota parkeernormen van de gemeente Houten. Voor de bedrijfswoning geldt een parkeernorm van 2,2, afgerond 2 parkeerplaatsen. Het fruitteeltbedrijf is aan te merken als arbeidsextensief en bezoekersextensief bedrijf. De parkeernorm bedraagt 1,1 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. In de nieuwe situatie blijft 1360 m2 aan bedrijfsbebouwing staan. De parkeernorm komt daarmee neer op afgerond 15 parkeerplaatsen. Op eigen terrein is voldoende ruimte om te voorzien in deze parkeerplaatsen. Zoals op de situatietekening in paragraaf 2.2 te zien is, wordt voorzien in 15 parkeerplaatsen op eigen terrein. Er wordt voldaan aan de parkeernormen.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Waterstructuurvisie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
In de Waterstructuurvisie is de toekomstvisie van het Hoogheemraadschap weergegeven. Belangrijkste doelstelling is dat het water meer ruimte moet krijgen om het hoofd te bieden aan klimaatveranderingen. Het middel dat hiervoor wordt ingezet is het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Dit houdt in dat regenwater niet meteen wordt afgevoerd via het riool, maar wordt vastgehouden. Bijvoorbeeld door het in de grond te laten zakken of te verzamelen in sloten. Het bergen vindt plaats door het opslaan van overtollig water in speciale meren of aangewezen polders. Op die manier is er ook schoon water in voorraad voor droge tijden. Pas in het uiterste geval wordt meer gevraagd van de gemalen (afvoeren).
Planspecifiek
Met dit plan neemt de bebouwing en daarmee het verhard oppervlak op het plangebied af. Hemelwater kan en zal blijven infiltreren in de bodem. Daarmee is er geen aanleiding om waterbergende maatregelen te treffen.
In het plangebied en de omgeving is geen grondwateroverlast bekend. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Rond het plangebied zijn sloten aanwezig, die voor de afwatering zorgen. Dit betreffen C-watergangen. Deze wijziging heeft geen gevolgen op het functioneren van deze watergangen.
Conclusie
Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplan Eiland van Schalkwijk als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen, geactualiseerd op gewijzigde wetgeving en op onderdelen aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied. De gegeven bestemming worden hierna kort besproken.
De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.
Het plangebied behoudt de agrarische bestemming. De functieaanduiding 'glastuinbouw' verdwijnt, en maakt plaats voor de aanduiding 'fruitteelt'. Hiermee wordt het mogelijk te voorzien in een fruitteeltbedrijf. Omdat de kassen gesloopt worden zal het bouwvlak een kleinere vorm krijgen. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Voor hoofdgebouwen geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 11 meter. Het gezamenlijk oppervlak aan hoofdgebouwen (inclusief bedrijfswoning c.q. plattelandswoning en bijbehorende bouwwerken) binnen het bouwvlak mag ten hoogste 1 ha bedragen. In afwijking hiervan gelden afwijkende maximale oppervlaktes aan gebouwen voor fruitteelt en koelruimtes ten behoeve van fruitteelt, afhankelijk van het grondoppervlak waarop fruit geteeld wordt.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' blijft gelden. Hiermee zijn deze gronden, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Om daadwerkelijk te kunnen beschermen, is in deze bestemming een specifiek op dit onderwerp toegesneden omgevingsvergunning opgenomen. Verder is er een onderzoeksplicht opgenomen voor een archeologisch onderzoek. Deze onderzoeksplicht geldt bij een ontwikkeling groter dan 5000 m2 en dieper dan 1 m onder het maaiveld.
De dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 3' blijft ook gelden. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het karakteristiek landschap van de polders Blokhoven en Vuylcop en productiegerichte paardenhouderijen.
Naast de regels ten aanzien van specifieke bestemmingen, zijn er ook algemene regels opgesteld. Deze regels gelden onafhankelijk van het type bestemming. De belangrijkste van de algemene regels zijn:
Algemene bouwregels
Hierin is een regeling opgenomen dat bestaande legale afwijkingen ten aanzien van voorgeschreven maatvoeringen zijn toegestaan. Deze worden daarmee niet onder het overgangsrecht geplaatst.
Algemene aanduidingsregels
Hierin is een regeling opgenomen dat plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - spuitvrije zone’ het gebruik maken van chemische gewasbeschermingsen, bestrijdingsmiddelen en/of andere verspuitbare middelen die leiden tot schadelijke effecten op het goed woon- en leefklimaat niet toegestaan is.
Algemene gebruiksregels
Binnen de gebruiksregels is een opsomming opgenomen waarin de zogenaamde 'verboden' gebruiken zijn opgesomd.
Algemene afwijkingsregels:
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Artikel 3.6 Wro stelt dat men bij een bestemmingsplan kan bepalen dat burgemeester en wethouders het bestemmingsplan kunnen wijzigen of moeten uitwerken. Dit mag alleen binnen de in het bestemmingsplan gestelde regels. De bevoegdheid (om te wijzigen) of de opdracht (om uit te werken) kan alleen aan burgemeester en wethouders worden toebedeeld. Dus niet aan de gemeenteraad zelf.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak als bedoeld in de gemeentelijke inspraakverordening kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. Inspraak en participatie wordt dan overgelaten aan de initiatiefnemers.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor eenieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De initiatiefnemer heeft de buurtbewoners geïnformeerd over het planvoornemen. Het betreft de bewoners van de Trip 1, 2 en 5. De bewoners hebben aangegeven geen bezwaren te hebben, omdat de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verbetert. Initiatiefnemer blijft de buurtbewoners tevens continu betrekken bij de voortgang van dit plan.
Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan Rijkswaterstaat, de provincie Utrecht, Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden en de Veiligheidsregio Utrecht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Rijkswaterstaat en de Veiligheidsregio Utrecht hebben geen bezwaren gegeven. De provincie heeft geadviseerd groene netten te gebruiken. Dit is echter teeltechnisch niet mogelijk. Groene en zwarte netten absorberen warmte waardoor het te warm zal worden waardoor de groei van de bomen en de kersen belemmerd wordt. Het hoogheemraadschap heeft geadviseerd de dam te verwijderen. In een later stadium zal gekeken worden naar dit advies.
De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen.
Met ingang van donderdag 24 augustus 2023 tot en met woensdag 4 oktober 2023 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Toch is het niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Met de initiatiefnemer wordt een planschadeovereenkomst gesloten. De kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan komen voor rekening van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.