Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Smalspoor 4
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0321.0281LOERIKVI-VSWP

Regels

   
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het wijzigingsplan Smalspoor 4 met identificatienummer NL.IMRO.0321.0281LOERIKVI-VSWP van de gemeente Houten;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels (en bijlagen) als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0321.0281LOERIKVI-VSWP met bijgehorende regels (en bijlagen);
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.5 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
 
1.6 beroep en bedrijf aan huis:
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan het voeren van een:
  • horecabedrijf,
  • prostitutiebedrijf, en
  • detailhandelvestiging, m.u.v. een webwinkel, waarbij opslag, levering en betaling elders plaatsvindt.
1.7 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.10 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand bouwwerk met een dak.
 
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.13 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en gedeeltelijke ondergrondse bouwdelen, maar met uitsluiting van geheel ondergrondse bouwdelen en zolders;
 
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
 
1.17 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.18 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.19 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
 
1.20 erfbebouwing:
bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.22 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.23 kinderopvang:
Het opvangen van kinderen op locatie, al dan niet tegen betaling, waarbij de volgende indeling wordt aangehouden:
  • kleinschalig: maximaal 6 kinderen;
  • middelgroot: 7 tot 30 kinderen;
  • grootschalig: meer dan 30 kinderen.
1.24 onzelfstandige woonruimte:
woonruimte met een eigen toegang die door een huishouden kan worden bewoond, waarbij het huishouden afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
 
1.25 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.26 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
1.27 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.28 prositutiebedrijf:
prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk
te stellen bedrijfstypen;
 
1.29 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;
 
1.30 webwinkel:
een detailhandelvestiging waar goederen via het internet of via de telefoon worden besteld en betaald;
 
1.31 woning:
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één zelfstandig huishouden, niet zijnde een woonschip, of -ark;
 
1.32 zelfstandig wonen:
het bewonen van een zelfstandige woonruimte;
  
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Meetmethode
  1. lengte, breedte en diepte van bouwwerken:
    tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
  2. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk , met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  5. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de (fictieve) buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een gebouw of van een overig bouwwerk;
  6. onderlinge afstanden:
    afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 Uitzonderingen
2.2.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
  
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin - Voortuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - Voortuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voortuinen, erven en verhardingen;
  2. erkers, voordeurluifels of kliko-ombouw behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming.
3.2 Bouwregels
Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
  1. erkers, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    2. de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming bedraagt;
    3. de diepte van de erker maximaal 1,2 meter bedraagt;
    4. de erker buiten de hoek van 45 graden van de gevel van de naastgelegen woning blijft (de vrije uitzichthoek wordt uitgezet vanuit het snijpunt van voorgevel en erfgrens);
  2. voordeurluifels, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    2. de oppervlakte maximaal 2 m2 bedraagt;
  3. kliko-ombouwen, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte en de bouwhoogte maximaal 2 m2 respectievelijk 1.40 meter bedraagt;
    2. per woning maximaal 1 kliko-ombouw gerealiseerd mag worden.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:
  1. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  2. een goede verkeerskundige inpassing;
  3. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  4. een goede hydrologische inpassing;
  5. een goede sociale veiligheid; 
  6. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.
Artikel 4 Wonen - Vrijstaand
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. zelfstandig wonen;
  2. beroepen en bedrijven aan huis;
  3. tuinen, erven en verhardingen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. hoofdgebouwen moeten in vrijstaande vorm worden gebouwd;
  3. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1';
  4. hoofgebouwen moeten worden gebouwd met een kap met een dakhelling van minimaal 30º en maximaal 65º;
  5. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn of maximaal 1 meter daarachter worden gesitueerd;
  6. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  7. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwperceel buiten het bouwvlak, met een maximum van 50 m²;
  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt binnen het bouwvlak maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en buiten het bouwvlak maximaal 3,2 meter;
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt binnen het bouwvlak maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' en buiten het bouwvlak maximaal 6 meter.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter achter de voorgevellijn en maximaal 1 meter voor de voorgevellijn bedraagt.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in artikel 4 lid 1, gelden de volgende regels:
  1. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m2, met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  2. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  3. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    1. behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m2 aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
  4. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  5. ieder beroep of bedrijf aan huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  6. ieder beroep of bedrijf aan huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid;
  7. er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
De woningen als bedoeld in artikel 4 lid 2.1  mogen uitsluitend worden gebruikt voor zelfstandig wonen als bedoeld in artikel 4 lid 1, voor zover bij aanvang van het gebruik wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. bij de woning dienen er minimaal 2 parkeerplaatsen met een afmeting van tenminste 2,5 x 5 meter per parkeerplaats te worden gerealiseerd en in stand gehouden, met dien verstande dat deze uiterlijk binnen een half jaar na gereedmelding van de woning gerealiseerd dienen te zijn.
4.3.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de in artikel 4 lid 3.1 sub a bedoelde parkeerplaats(en) voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de verharding, dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeerplaats.
4.3.3 Beroep- en bedrijf-aan-huis
Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis gelden de volgende regels:
  1. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m², met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  2. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  3. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    1. behandelinggerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m² aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen.
  4. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  5. ieder beroep- of bedrijf-aan-huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  6. ieder beroep- of bedrijf-aan-huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid;
  7. er zijn maximaal twee beroepen- en/of bedrijven-aan-huis toegestaan per woning.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  4. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlakt, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
6.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
  
7.1 Strijdig gebruik
  1. Het is verboden de in hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te (doen of te laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving, of met een gebruik waarvoor ingevolge de bepalingen van dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
  2. Onder verboden gebruik als bedoeld onder sub a wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van:
    1. een seksinrichting, (raam- en/of straat)prostitutie en/of escortbedrijf;
    2. een coffeeshop;
    3. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels zodat zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte kan worden omgezet, mits:
  1. de omzetting geen onevenredige toename van de verkeersintensiteit tot gevolg heeft;
  2. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Houten, danwel een later door de gemeente vastgestelde parkeernorm, van toepassing zijn;
  3. minimaal 5 m² berging aanwezig is per onzelfstandige woonruimte.
8.2 Maten en bouwgrenzen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot,
met dien verstande dat de omgevingsvergunning niet wordt verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
    1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
    2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
    3. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
    4. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de van deze regels deel uitmakende Lijst van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  2. Bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Smalspoor 4.