Plan: | Haarbrug Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0313.HaarbrugZuid1200-0301 |
Flora- en faunawet
In Nederland is de bescherming van dieren en planten sinds 1 april 2002 in de Flora- en faunawet geregeld. Het aspect soortenbescherming van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn is in deze wet opgenomen. Deze soortenbescherming houdt in dat handelingen zoals het doden, opzettelijk verontrusten, verstoren of vernietigen van vaste rust- en verblijfplaatsen, holen, nesten, eieren van dieren en het uitgraven, plukken en vernietigen van groeiplaatsen van planten verboden zijn.
Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten. In deze wet wordt uitgegaan van het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten zijn in principe verboden. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 vierde lid, onderdeel C (ontheffing voor ruimtelijke ingreep) moeten worden aangevraagd.
Meer duidelijkheid en eenvoudige toepassing van natuurwetgeving heeft geleid tot een wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Deze AMvb is op 23 februari 2005 in werking getreden. Deze wijziging houdt in dat voor bepaalde werkzaamheden niet altijd meer een ontheffing noodzakelijk is.
Door een uitspraak van de Raad van state is het niet meer mogelijk ontheffing te krijgen voor soorten die voorkomen uit de 'bijlage IV' van de Habitatrichtlijn op basis van 'belang j' (de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling). Uit de inventarisatie komt naar voren dat er geen soorten voorkomen uit de 'bijlage IV' van de Habitatrichtlijn.
Effecten op beschermde soorten
Door het bureau Waardenburg is een oriënterend onderzoek (quick scan) uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. Op basis hiervan worden de volgende conclusies getrokken:
Ontheffing Flora- en faunawet
Sinds 23 februari 2005 is een Algemene Maatregel van Bestuur in werking getreden waardoor voor de genoemde soorten in het plangebied die verstoring ondervinden een algemene vrijstelling van ontheffingsaanvraag van toepassing. Dit betekent dat een ontheffingsaanvraag achterwege kan blijven.
Zorgplicht
De vrijstelling biedt overigens géén 'ontheffing van de algemene zorgplicht'. Ook voor soorten die onder de vrijstelling vallen dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen.
Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor alle (en dus niet alleen beschermde) in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Met mitigerende maatregelen kan eventuele natuurschade worden voorkomen, waarmee de zorgplicht zo optimaal mogelijk wordt ingelost.
Aanbevelingen
Hieronder worden enkele mitigerende maatregelen aanbevolen, waarmee tevens invulling wordt gegeven aan de eis van zorgvuldig handelen en aan de zorgplicht.
De rapporten zijn gebaseerd op veldbezoek uit 2007. De resultaten zijn weergegeven in de 'Notitie bevindingen veldbezoek Haarbrug-Zuid, Bureau Waardenburg, 1 oktober 2007'
Aanvullend onderzoek grote modderkruiper
Conclusie
In het plangebied komt geen grote modderkruiper of platte schijfhoren voor. Het aanvragen van een ontheffing wordt niet nodig geacht. De conclusie van het aanvullend onderzoek blijkt hiermee niet af te wijken van de conclusie van het rapport 'Effecten op beschermde soorten'.
Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. De Natuurbeschermingswet 1998 kent verschillende soorten beschermde gebieden. De belangrijkste zijn de Natura 2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten.
Niet alleen activiteiten ìn een Natura 2000-gebied hebben invloed op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt 'externe werking' genoemd. In het kader van het bestemmingplan Haarbrug-Zuid is nagegaan welke effecten optreden op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied Arkemheen.
Voortoets bedrijventerrein
In het kader van het bestemmingsplan heeft een toetsing plaats gevonden in het kader van de Flora- en fauna wet. Hierbij is de aanbeveling gedaan om voor kleine zwanen een aanvullende toetsing uit te voeren in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Op basis hiervan is door het bureau Waardenburg een oriënterend onderzoek (quick scan) uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Directe effecten van de ontwikkeling van de planlocatie op het Natura 2000-gebied Arkemheen en de natuurwaarden binnen de begrenzing ervan zijn er niet omdat de planlocatie er ver buiten ligt. Vanwege de zogenaamde 'externe werking' dient te worden nagegaan of plannen of projecten er toe bijdragen dat leefgebied binnen het Natura 2000 gebied verslechtert of populaties, die in het Natura 2000 gebied voorkomen, onder druk komen te staan. De invloed van deze 'externe werking' kan in het onderhavige geval relevant zijn omdat kleine zwanen die in het plangebied Haarbrug-Zuid foerageren, een relatie onderhouden met het Arkemheen.
In de quick scan worden de effecten beschreven en beoordeeld ten aanzien van het Natura 2000-gebied Arkemheen, die mogelijk optreden bij het aanleggen van het bedrijventerrein Haarbrug-Zuid.
Effecten habitattypen en soorten
Oplegnotitie
In 2011 is een oplegnotitie geschreven bij de eerder uitgevoerde voortoets waarin enkele kwesties ten aanzien van ecologie worden toegelicht op basis van de actuele informatie en uitgangspunten. De oplegnotitie is opgenomen in de bijlage van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Vergunning
Naar verwachting treden geen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Arkemheen. Op basis hiervan wordt een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 niet nodig geacht. De provincie Gelderland heeft dit schriftelijk bevestigd.
De algemene conclusie is dat natuurbeleid en -wetgeving en geconstateerde natuurwaarden geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van het plangebied.