direct naar inhoud van 5.2 Beoordeling m.e.r.-plicht Haarbrug-Zuid
Plan: Haarbrug Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.HaarbrugZuid1200-0301

5.2 Beoordeling m.e.r.-plicht Haarbrug-Zuid

De voorbereidingen voor het bestemmingsplan Haarbrug-Zuid zijn getroffen onder het voorheen geldende besluit m.e.r.. Aangezien het plan onder de betreffende drempelwaarde viel hoefde daarom geen m.e.r.-beoordeling gedaan te worden. Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Met deze wijziging wordt in de eerste plaats uitvoering gegeven aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 15 oktober 2009. Volgens dit arrest handelt Nederland in strijd met Europese richtlijnen door een m.e.r.-beoordelingsplicht te koppelen aan de omvang van projecten. De wijziging van het besluit betekent dat nu ook voor 'kleinere plannen' zoals Haarbrug-Zuid, gemotiveerd moet worden of het voeren van een m.e.r. wel of niet nodig is.

Aanpassing Besluit m.e.r.

In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen. In het voorheen geldende Besluit m.e.r. golden deze drempelwaarden als een absolute waarde. Voor projecten boven de aangegeven drempelwaarden was er sprake van een mer-beoordelingsplicht, daaronder hoefde er geen m.e.r.-beoordeling opgesteld te worden. In het nieuwe Besluit mer mag deze grens niet meer zo strak worden getrokken. De drempelwaarde voor mer-beoordelingsplichtige plannen is indicatief gemaakt. Achterliggende gedachte is hierbij dat ook kleinere projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten.

Indien de activiteit beneden de drempel ligt, zal er waarschijnlijk geen sprake zijn van aanzienlijke milieugevolgen. Het bevoegd gezag dient zich er bij de voorbereiding van een plan van te vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen aanzienlijke milieugevolgen kan hebben.

In bepaalde gevallen geldt een overgangsrecht waarbij het voorheen geldende Besluit m.e.r. van toepassing blijft. (Bijvoorbeeld voor 'lopende' m.e.r.-procedures en m.e.r.-plichtige plannen in het kader waarvan reeds vóór 1 april 2011 een kennisgeving op grond van Wet milieubeheer gedaan is). In het geval van het bestemmingsplan Haarbrug-Zuid geldt dit overgangsrecht niet. In dit geval betreft het een procedure tot het vaststellen van een bestemmingsplan waarbij het overgangsrecht alleen van toepassing is als het ontwerpbestemmingsplan voor 1 april 2011 ter inzage is gelegd. Aangezien dat niet het geval is, dient de nieuwe regeling te worden toegepast.

Beoordelingsplicht in het geval van Haarbrug-Zuid

De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bedrijventerrein is m.e.r.- beoordelingsplichtig in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer (tabel D, categorie 11.3, in de bijlage van het Besluit m.e.r.). Het plangebied Haarbrug-Zuid beslaat een oppervlak van 27 hectare en valt daarmee ruim onder de plandrempel. Aangezien de plandrempel nu een indicatief karakter heeft gekregen dient nagegaan te worden of het plan geen aanzienlijke milieugevolgen zal hebben. Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bevoegd gezag een keuze om af te zien van een m.e.r.-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te motiveren in de overwegingen van het moeder-besluit, in dit geval de toelichting van het bestemmingsplan.

Hieronder wordt nagegaan of een officiële m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Eerst worden enkele uitgangspunten van het plan uiteengezet, vervolgens wordt ingegaan op de mogelijke relevante milieuaspecten.

Uitgangspunten bestemmingsplan

Belangrijkste uitgangspunt is de beoogde ligging aan de zuidzijde van Bunschoten.

De beoogde ligging is vastgelegd in het provinciale en gemeentelijke beleid (integrale Structuurvisie 2005-2015 van de provincie Utrecht, respectievelijk Toekomstvisie Bunschoten 2015, thans gemeentelijke structuurvisie). Voor deze ligging is gekozen om:

  • verkeer door de gemeente te verminderen;
  • te komen tot een concentratie van bedrijvigheid aan de zuidzijde van de gemeente, dicht bij de A1;
  • de milieuhinder te concentreren aan de zuidzijde van de gemeente;
  • Spakenburg-centrum en omgeving te ontlasten van bedrijfs- en milieuoverlast;
  • voldoende afstand te houden tot bestaand woongebied.

Het terrein Haarbrug-Zuid is onderdeel van een traject waarbij een transformatie van het bestaande bedrijventerrein Zuidwenk aan de orde is. De bedrijvigheid op Zuidwenk wordt daarbij getransformeerd naar wonen gecombineerd met lichte bedrijvigheid. De bedrijven zullen zich verplaatsen naar de locatie Haarbrug-Zuid waardoor voor het dorp als geheel een betere leef- en milieusituatie ontstaat.

Voor het bedrijventerrein is zogenaamde inwaartse milieuzonering toegepast, zie paragraaf 4.3. 'milieuzonering' van het bestemming plan. Op het terrein is maximaal milieucategorie 4.2 mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan worden geen m.e.r.-plichtige activiteiten beoogd. In de planregels worden activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994, met een omvang boven de drempelwaarde, uitgesloten.

Een belangrijk deel van de bedrijven zal zich bevinden in de vis- en koeksector, die een belangrijk onderdeel uitmaakt van de lokale economie.Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen bedrijven uit hogere categorieën dan 4.2 worden mogelijk gemaakt. Daarvoor geldt echter wel de voorwaarde dat de milieubelasting vergelijkbaar is met de milieucategorieën die bij rechte zijn toegestaan.

Uitgangspunt is een zorgvuldige inpassing in het omringende landschap. Voorafgaand aan de totstandkoming van stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan is daartoe een aparte studie gedaan naar de inpassingsmogelijkheden van het terrein (Schetsboek Haarbrug-Zuid, Landschappartners, november 2006). Zie hiervoor paragraaf 3.5 'voorstudies' van het bestemmingsplan. Deze studie is leidend geweest in de verdere uitwerking van de plannen.

Inventarisatie relevante milieuaspecten

In de aanloop naar het bestemmingsplan is, in het licht van het voorheen geldende besluit m.e.r. geen m.e.r.-beoordeling aan de orde geweest. Uiteraard zijn wel alle milieuaspecten in beeld gebracht en beoordeeld. Van en groot aantal aspecten kan gesteld worden dat belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten, mede gezien de hierboven beschreven aard en omvang van het terrein. De volgende aspecten zijn relevant om na te gaan of een officiële m.e.r.-beoordeling gedaan moet worden.

  • Flora- en fauna

In het kader van het bestemmingplan is nagegaan welke mogelijke effecten er zijn op beschermde gebieden. Het gaat daarbij om Natura 2000 gebied Arkemheen.

Natura 2000 gebied Arkemheen

Uit het onderzoek blijkt dat er geen directe effecten zijn van de ontwikkeling van de planlocatie op het Natura 2000-gebied Arkemheen en de natuurwaarden binnen de begrenzing ervan omdat de planlocatie er ver buiten ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.HaarbrugZuid1200-0301_0071.png"

Plangebied (rood omcirkeld) in relatie met Natura 2000 gebied Arkemheen (geel gearceerd)

Ook zijn er geen externe effecten te verwachten op ten aanzien van het Natura 2000-gebied Arkemheen, die mogelijk optreden bij het aanleggen van het bedrijventerrein Haarbrug-Zuid. Zie hiervoor paragraaf 5.4 'Flora- en fauna' van het bestemmingsplan.

  • Landschap

In het kader van het bestemmingplan is nagegaan welke mogelijke effecten er zijn op beschermde landschappen. Het gaat daarbij om het nationaal Landschap Arkemheen-Eemland ten zuiden van Bunschoten. In het 'Schetsboek Haarbrug-Zuid, Landschappartners, november 2006', dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan, wordt duidelijk uiteengezet op welke wijze wordt omgegaan met de relatie van het bedrijventerrein en het omringende waardevolle landschap. Het aangrenzende landschap wordt gekenmerkt door de openheid en de historische verkavelingspatronen. Nieuwe ontwikkelingen dienen daarom zorgvuldig te worden ingepast, zodat ook in de zogenaamde 'wespentaille' het open karakter van het gebied blijft gehandhaafd. Het nieuwe bedrijventerrein wordt als een gelede bouwmassa ingepast tussen bestaande massa-elementen in het landschap. Structuur en inrichting sluiten nauw aan bij de patronen van het onderliggende landschap. Ook de groenstructuren sluiten zowel qua richting als qua typologie nauw aan bij het omringende landschap. In het schetsboek zijn concrete aanbevelingen voor de inpassing van het nieuwe bedrijventerrein Haarbrug-Zuid met groenzones en met open water. De voorgestelde groenstructuren krijgen in het schetsboek een belangrijke meerwaarde voor natuur en recreatie. Dit is doorvertaald in het bestemmingsplan, en stedenbouwkundig plan. Zie hiervoor paragraaf 4.4 'stedenbouwkundige opzet' van het bestemmingsplan.

Daarbij ontstaat daarmee een totaalpakket aan maatregelen die de landschappelijke openheid in het gebied tussen Bunschoten en Amersfoort/Vathorst waarborgt én landschappelijke inpassing van de bedrijventerreinen (bestaand en nieuw) een impuls geeft.

In het rapport is de zuidrand van Bunschoten geanalyseerd, inclusief het gedeelte aan de westelijke zijde van de Amersfoortseweg. Een mogelijke toekomstige ontwikkeling van de Kronkels-Zuid is dus in dit stadium reeds meegewogen in de beoordeling van de gevolgen voor het landschap.

  • Duurzaamheid

In het kader van het bestemmingplan is uitgebreid nagegaan welke mogelijke maatregelen er zijn op het gebied van duurzaamheid. Zie hiervoor paragraaf 5.11 'Duurzaamheid' van het bestemmingsplan. Mogelijkheden liggen op het gebied van een duurzame energievoorziening. Een en ander kan parallel aan het bestemmingsplan worden uitgewerkt. Verder zijn de volgende onderwerpen onder de loep genomen: water en waterveiligheid, werkklimaat, energie/CO2-reductie, economie en infrastructuur, natuur en landschap.

Geconstateerd is dat het plan op een groot aantal aspecten up to date is ten aanzien van de aandacht voor duurzaamheid. Met name de aspecten water en natuur zijn sterk verankerd in het bestemmingsplan. Veel van de maatregelen die aanvullend nog genomen kunnen worden liggen buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en zullen op andere manieren, zoals bijvoorbeeld parkmanagement geregeld worden.

Conclusie

  • De omvang van het bestemmingsplan Haarbrug-Zuid valt ruim onder de betreffende drempelwaarde zoals gesteld in tabel D in de bijlage van het Besluit m.e.r.;
  • Het bestemmingsplan beoogt geen m.e.r.-plichtige activiteiten mogelijk te maken;
  • De mogelijke effecten voor milieu zijn in het bestemmingsplan al uitgebreid onderzocht;
  • Uit het bestemmingsplan is af te leiden dat het plan geen aanzienlijke milieugevolgen zal hebben;
  • In het bestemmingplan is ruime aandacht besteed aan de relatie met het omringende landschap en wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap;
  • Uit het bestemmingsplan blijkt dat het aspect duurzaamheid goed verankerd is in de stedenbouwkundige opzet van het plan;
  • Inspraak en overleg over het voorontwerpbestemmingsplan hebben geen leemten in het milieuonderzoek aan het licht gebracht.

Geconcludeerd wordt dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Daarom kan worden afgezien van een officiële m.e.r.- beoordeling zoals bedoeld in het besluit m.e.r..