Plan: | Haarbrug Zuid |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0313.HaarbrugZuid1200-0201 |
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid rondom opslag, gebruik, productie en transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's dienen aanvaardbaar te blijven. Daarnaast zal worden aangegeven in hoeverre hier in het bestemmingsplan rekening mee moet worden gehouden, en zal worden gehouden.
A. BRZO
Op 19 juli 1999 is het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999) in werking getreden als uitvloeisel van de Seveso II richtlijn van de Europese Unie. Het Brzo 1999 stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken.
De Seveso II richtlijn is er ook op gericht burgers te informeren over de risicosituatie van bedrijven met gevaarlijke stoffen in grote hoeveelheden of van een erg gevaarlijke soort.
B. BEVI
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico, afgekort PR, is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas.
Groepsrisico
Het groepsrisico, afgekort met GR, drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het gebied rondom de inrichting.
C. Vuurwerkbesluit
Ingevolge het in 2002 in werking getreden Vuurwerkbesluit dient ook via het spoor van de ruimtelijke ordening expliciet aandacht te worden besteed aan de veiligheidsafstanden die gelden voor vuurwerkopslag. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet van toepassing op vuurwerkopslagplaatsen.
Nadere regulering kan via het milieuspoor (vergunning of melding) plaatsvinden. Vanzelfsprekend is handel in en opslag van consumentenvuurwerk uitsluitend toegestaan, wanneer dit past binnen de bestemming die aan de betreffende gronden is gegeven.
D. Overige normstelling
Er kunnen zich bedrijven vestigen met opslag van gevaarlijke stoffen, gasflessen en bestrijdingsmiddelen in hoeveelheden die niet leiden tot een bedrijf dat valt onder het Bevi. Dit soort opslag moet voldoen aan de richtlijn PGS 15. In de PGS 12 zijn in tabel 4-1 en 4-2 afstanden aangegeven waarmee rekening gehouden moet worden voor wat betreft de afstand van het ammoniakreservoir tot opslagen van brandbare vloeistoffen of gebouwen met brandgevaarlijke stoffen.
Gemeentelijke afweging omtrent toelaatbaarheid
De gemeente is van mening dat nieuwe Bevi-inrichtingen onder bepaalde voorwaarden middels een afwijking bij omgevingsvergunning kan worden toegestaan. In dat geval dient wel een motivering ten aanzien van het aspect externe veiligheid en een verantwoording van het groepsrisico opgenomen te worden. Opslag van kleine hoeveelheden vuurwerk wordt niet bezwaarlijk geacht door de gemeente. In dit bestemmingsplan wordt dit dan ook niet uitgesloten. Opslag van grotere hoeveelheden dan 10.000 kg wordt echter niet wenselijk geacht.
Nieuwe (bedrijfs)woningen worden in dit bestemmingsplan aan de oostzijde van de Amersfoortseweg uitgesloten. Daarom speelt deze overige normstelling (Barim en de richtlijn PGS 15) verder geen rol bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Voor zover noodzakelijk zal in het kader van de milieuvergunningverlening worden getoetst aan de geldende normen. Wel worden enkele bestaande woningen aan de westzijde van de Amersfoortseweg bestemd tot bedrijfswoningen. Ook wordt hier de mogelijkheid gecreëerd voor het oprichten van een nieuwe bedrijfswoning.
Bevi inrichtingen
Ten noorden van het plangebied is Polynorm-Voestalpine gevestigd. Dit bedrijf valt onder de werking van het Bevi vanwege de opslag van meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen in een magazijn.
Er heeft geen berekening van het plaatsgebonden en het groepsrisico plaatsgevonden omdat hier sprake is van een zgn. categoriale inrichting, waarvoor afstanden gegeven worden in de ministeriële regeling (Revi).
Plaatsgebonden risico in het bestemmingsplan
Rondom het magazijn ligt een contour van 290 meter voor het plaatsgebonden risico. Deze contour ligt geheel binnen het bestemmingsplan Haarbrug-Noord en is derhalve voor het onderhavige bestemmingsplan niet van belang.
Groepsrisico in het bestemmingsplan
Het maximale invloedsgebied bedraagt 380 meter vanaf het magazijn en valt gedeeltelijk binnen het bestemmingsplan Haarbrug-Zuid. Op de verbeelding is deze aangegeven als 'veiligheidszone - bevi'. Het groepsrisico binnen het invloedsgebied dient te worden beheerd. Ontwikkelingen in de omgeving mogen geen reden zijn tot verhoging van het GR zonder dat deze is verantwoord. In dit geval zal het een geringe toename betreffen, aangezien het een klein gebied betreft aan de uiterste rand van het invloedsgebied. De te vestigen bedrijven binnen het invloedsgebied zijn van dien aard dat een lage personendichtheid te verwachten is. De daarbij in het plangebied aanwezige personen zijn in een leeftijdscategorie waarbij de zelfredzaamheid optimaal is. Verder zijn er goede vluchtmogelijkheden van de bron af. Daarom wordt een toename van het groepsrisico in het invloedsgebied van de opslag bij Polynorm-Voestalpine geaccepteerd. Bij uitgifte/omgevingsvergunning voor de betreffende bedrijfskavel binnen het invloedsgebied zal in overleg getreden worden met de brandweer om een terreinindeling te maken waarbij de bereikbaarheid/veiligheid zo goed mogelijk is gewaarborgd.
Externe veiligheid langs de weg
Normstelling en beleid
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder te noemen: de nota RNVGS)1.
In de genoemde circulaire wordt de risicobenadering uitgewerkt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen valt niet binnen het toepassingsbereik.
Gevaarlijke stoffen routes
Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats langs én naar de bedrijventerreinen via de N199, die is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. In dit kader is de afgelopen jaren een onderzoek uitgevoerd door de provincie Utrecht. Dit heeft geresulteerd in een rapport "Routering Vervoer Gevaarlijke stoffen". De N199 loopt dwars door het plangebied. De N 199 bij Bunschoten is de toevoerweg voor transporten voor gevaarlijke stoffen die naar de bedrijventerreinen Haarbrug-Noord en de Kronkels leidt. Ontsluiting via de A28 zou betekenen dat er meer door de bebouwde kom gereden zou worden. Bovendien past dit niet binnen de route gevaarlijke stoffen van de gemeente Nijkerk. Op de N199 zijn geen 'Black spots' voor de verkeersveiligheid.
De bereikbaarheid bij calamiteiten is goed. Het plaatsgebonden risico en groepsrisico als gevolg van deze ontheffingen is niet nader onderzocht, maar gezien de frequentie van vervoer mag ervan uitgegaan worden dat er geen knelpunten zijn en er geen aanvullende planologische maatregelen behoeven te worden getroffen in het bestemmingsplan.
Kabels en leidingen
Veel distributie en transport in Nederland vindt plaats via kabels, leidingen en elektromagnetische straling. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met invloedsfeer van deze boven- en ondergrondse infrastructuur.
Zo mag bijvoorbeeld boven bepaalde kabels en leidingen niet gebouwd worden omdat ze voor onderhoud toegankelijk moeten blijven. Leidingen voor het transport van brandstof kennen daarnaast veiligheidszones waarbinnen ook niet gebouwd mag worden.
Normstelling en beleid
Het beleid voor kabels en leidingen is voornamelijk beschreven in het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4). Transport van brandstof via buisleidingen valt onder het onderwerp externe veiligheid. Aan hoogspanningslijnen en zendmasten wordt aandacht besteed in het kader van beleidsvernieuwing milieu en gezondheid. Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd zijn de volgende circulaires van belang:
Er zijn in Nederland drinkwaterleidingen die dusdanig van belang zijn voor de drinkwatervoorziening dat deze een zogenaamde belemmeringszone kennen waarvoor een toestemmingsplicht geldt. In principe mag er in deze belemmeringszone niet gebouwd worden. Veelal is dit geregeld middels een zakelijk rechtstrook. De grote van de belemmeringszone is afhankelijk van de waterleiding.
Leidingen in het plangebied
Om te bepalen of er leidingen in het plangebied aanwezig zijn is gebruik gemaakt van de kaart 'belemmeringen infrastructuur' van het Streekplan Utrecht. Hieruit is naar voren gekomen dat er ca. 300 meter ten westen van de Amersfoortseweg zich een aardgasleiding van de Gasunie bevindt.
De toetsingsafstand van deze transportleiding met een diameter van 6" bedraagt maximaal 20 meter en heeft dus geen invloed op dit plan
Er zijn in het plangebied en in de directe omgeving ervan geen hoogspanningslijnen aanwezig. Deze worden daarom verder niet behandeld in deze paragraaf.
Straalpad
Nabij het plangebied staat op de kaart 'belemmeringen infrastructuur' van het Streekplan Utrecht de aanwezigheid van een straalpad van KPN-Telecom aangegeven. Straalpaden moeten conform het streekplan van provincie Utrecht vanaf een gegeven hoogte gevrijwaard blijven van obstakels (maximum bouwhoogte is 53 m boven NAP).
De hoofdverbinding van dit straalpad loopt haaks op de Amersfoortseweg op ca. 620 meter ten zuiden van de aansluiting van de Bisschopsweg op de Amersfoortseweg. De breedte van de zone bedraagt 100 meter aan beide zijden van de hoofdverbinding (dus totaal 200 meter breed). De aanwezigheid van het straalpad levert geen beperkingen op voor het onderhavige plan.